21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 308 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 februari 2011

Onderstaand doe ik u de geannoteerde agenda toekomen ter voorbereiding van de VTE-Raad (Energie) die op 28 februari a.s. bijeen zal komen in Brussel. Tijdens de Energieraad zullen Raadsconclusies worden aangenomen over de Europese energiestrategie 2011–2020 en zal van gedachten worden gewisseld over energie-efficiëntie. Voorts zal de Raad worden geïnformeerd over de voortgang inzake de voorgestelde verordening over de integriteit en transparantie van energiemarkten en zal de Commissie haar recent verschenen mededeling over hernieuwbare energie presenteren.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen

GEANNOTEERDE AGENDA VTE-RAAD (ENERGIE) 28 FEBRUARI 2011

Europese energiestrategie 2011–2020

Raadsconclusies

Als vervolg op de conclusies van de Europese Raad van 4 februari zal de Raad conclusies aannemen over de Europese energiestrategie voor de periode 2011–2020. In november 2010 heeft de Commissie twee mededelingen over dit onderwerp gepubliceerd1, waarover tijdens de VTE-Raad van 3 december een eerste gedachtewisseling plaatsvond.

In de thans voorliggende versie van de conceptconclusies wordt het belang van een integrale Europese energiestrategie benadrukt om burgers, industrie en economie voorzieningszekere, duurzame en betaalbare energie te kunnen verzekeren. Hierbij wordt tevens op het belang van een volledig geïntegreerde energiemarkt en energie-infrastructuur gewezen. Er worden op zes verschillende terreinen diverse prioriteiten vastgesteld: de interne energiemarkt, energie-efficiëntie, infrastructuur, onderzoek en innovatie in koolstofarme energietechnologie, binnenlandse energieproductie, externe energierelaties.

Ten aanzien van de interne energiemarkt wordt benadrukt dat tijdige en volledige implementatie van het derde energiepakket essentieel is voor het succes van de Europese energiestrategie. Daarnaast wordt het belang van versterkte regionale samenwerking, inclusief marktkoppeling, en samenwerking van nationale regulatoren binnen het raamwerk van ACER onderstreept.

Inzake energie-efficiëntie wordt in de conceptconclusies opgeroepen tot tijdige publicatie van het Energie Efficiëntie Plan en ondersteuning van nationale en Europese activiteiten op dit terrein. Bij Europese maatregelen in het kader van het Energie Efficiëntie Plan wordt gewezen op het belang van de toegevoegde waarde, kostenefficiëntie en de verschillende uitgangsposities van lidstaten. Voorts wordt opgeroepen in het actieplan specifieke, potentiële sectoren te adresseren, in het bijzonder gebouwen, transport en industrie. Daarnaast dient het actieplan ambitieuze implementatie van nieuwe wetgeving onder de richtlijnen ecodesign en labelling voor te stellen en deze (indien technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven) en andere richtlijnen te herzien. Voorts wordt gewezen op het belang van een gemeenschappelijke methodologie voor het vaststellen van energiebesparing van genomen maatregelen en wordt de Commissie verzocht in 2013 onderzoek te doen naar de implementatie van de Europese doelstelling voor energie-efficiëntie. Hierbij wordt benadrukt dat op dit moment geen additionele doelstellingen noodzakelijk worden geacht.

Ten aanzien van energie-infrastructuur wordt gewezen op de primaire rol van de markt bij de totstandkoming van nieuwe infrastructuur. Voorts wordt benadrukt dat alle lidstaten aangesloten moeten worden op het Europese elektriciteits- en gasnetwerk. De in de mededeling van de Commissie benoemde smart grids en corridors voor olie, gas (o.a. Noord-Zuidverbinding in West-Europa) en elektriciteit (o.a. North Sea Offshore Grid) worden als prioriteit benoemd. De Commissie wordt verzocht om in samenwerking met de lidstaten en belanghebbenden voor deze prioriteiten een analyse op te stellen, waarbij de obstakels voor de tenuitvoerlegging worden geïdentificeerd en actieplannen worden voorgesteld. Voor het identificeren van projecten is een heldere selectieprocedure noodzakelijk op basis van transparante en objectieve criteria, zoals de EU2020-doelstellingen, marktintegratie en voorzieningszekerheid. Voor het realiseren van de doelstellingen wordt benadrukt dat regionale samenwerking moet worden versterkt.

Voorts wordt de Commissie verzocht om in de herfst van 2011 een initiatief te presenteren met betrekking tot de in de mededeling over de energiestrategie benoemde terreinen. Daarbij dient specifiek aandacht te worden besteed aan het bevorderen van maatschappelijke acceptatie van investeringen in infrastructuur, het versnellen van plannings- en consultatieprocedures en het opzetten van een raamwerk en stimuleringsmaatregelen om infrastructuurprojecten binnen de geïdentificeerde prioriteiten te realiseren, vooral met betrekking tot grensoverschrijdende allocatie van kosten. In specifieke gevallen, waar de markt investeringen niet kan realiseren, kunnen publieke middelen ingezet worden op basis van transparante en objectieve criteria. Hierbij wordt gewezen op de structuur- en cohesiefondsen en wordt de noodzaak van flexibele innovatieve financieringsinstrumenten genoemd.

Op het terrein van onderzoek en innovatie wordt in de conceptconclusies aangegeven dat de uitvoering van het SET-Plan, de zes industriële initiatieven en de samenwerking met Noorwegen en Zwitserland binnen EERA prioriteit dienen te krijgen. Het belang van onderzoek en innovatie moet ook in financiële termen zijn weerslag krijgen, bij de industrie en overheden. De ontwikkeling en het gebruik van koolstofarme technologie dient voorts prioriteit te krijgen.

Voorts wordt in de conceptconclusies benadrukt dat ofschoon de te realiseren energie-infrastructuur zal bijdragen aan het Europese energiediversificatiebeleid, voldoende belang gehecht moet worden aan de binnenlandse energieproductie, inclusief hernieuwbare energie, fossiele brandstoffen en nucleaire energie. Ten aanzien van hernieuwbare energie wordt erkend dat nationale ondersteuning nodig blijft, maar barrières opgeheven moeten worden. Door betere uitwisseling van «best practises» tussen lidstaten en het identificeren van de barrières kan hieraan worden bijgedragen. Om het voorzieningszekerheidsbeleid van de EU te versterken moet voorts het potentieel van duurzame winning van fossiele brandstoffen bezien worden.

In de conceptconclusies wordt voorts opgeroepen tot een gemeenschappelijker extern energiebeleid door integratie van de energiemarkt, afgestemde boodschappen richting derde landen, informatie-uitwisseling, strategische partnerschappen en samenwerking met derde landen en meer coördinatie binnen de EU. De Commissie zal hierover in 2011 een mededeling publiceren.

Tot slot wordt benadrukt dat de energiestrategie onderbouwd moet worden door een duidelijke visie voor een koolstofarme samenleving in 2050 en tussentijdse maatregelen.

Nederland kan instemmen met de voorliggende raadscondusies. Via de geannoteerde agenda’s voor de VTE-Raad van 3 december 2010, de Raad Algemene Zaken van 31 januari jl. en de Europese Raad van 4 februari, bent u geïnformeerd over de Nederlandse standpunten inzake de onderwerpen van de Europese energiestrategie 2011–2020. In deze brief wordt volstaan met het noemen van de hoofdpunten.

Nederland acht efficiënte instrumenten op het terrein klimaat en energie cruciaal voor het streven naar een CO2-arme economie in 2050. De «Routekaart voor een koolstofarme economie» moet hier het raamwerk voor leveren. Voor het op een kosteneffectieve manier bereiken van een CO2-arme economie acht Nederland voorts de totstandkoming van de interne Europese energiemarkt essentieel. Deze interne markt kan alleen tot stand komen door goede implementatie en handhaving van de Europese marktregels. Om de noodzakelijke energie-infrastructuur te realiseren zijn daarnaast stroomlijning van nationale vergunningprocedures – met behoud van nationale bevoegdheden – en betere kostenallocatie nodig. Met deze randvoorwaarden zal de benodigde infrastructuur door de markt zelf gefinancierd kunnen worden. Nederland blijft kritisch t.o.v. Europese financiering van energie-infrastructuur gezien de marktverstorende werking en zal dus ook met kritische blik het voorstel van de Commissie dit najaar beoordelen.

Voorts acht Nederland het van belang dat er op termijn sprake is van één Europese energiemarkt, waarin duurzame opwekking daar plaatsvindt waar dat het meest kostenefficiënt is (zonne-energie in Zuid-Europa, windenergie in windrijke gebieden aan de kust en op zee, etc.). Daarvoor is een handelssysteem en op termijn een geharmoniseerd beleid voor hernieuwbare energie nodig. Als eerste stap pleit Nederland ervoor dat de Commissie de mogelijkheden gaat onderzoeken om handel tussen lidstaten in hernieuwbare energie te faciliteren. Voorts vindt Nederland energie-efficiëntie belangrijk, maar is het van belang goed te kijken waar Europese maatregelen meerwaarde hebben naast de nationale maatregelen. Nederland is tegen juridisch bindende nationale doelstellingen voor energie-efficiëntie.

Nederland zet tot slot in op versterking van het EU-extern energiebeleid met behoud van een goede balans tussen nationale en bilaterale belangen enerzijds en gecoördineerde EU inzet anderzijds, mits dit de vrije handel tussen lidstaten en derde landen faciliteert. In geval van crisis is krachtig optreden van de EU essentieel.

Energie-efficiëntie

Gedachtewisseling

Naar verwachting zal de Raad van gedachten wisselen over de mogelijkheden om de Europese doelstelling inzake energie-efficiëntie te bereiken. Het EU-voorzitterschap zal op basis van deze discussie een rapport opstellen over de voortgang inzake de EU2020 energiebesparingsdoelstelling, dat zal voorliggen in de Europese Voorjaarsraad van 25 maart a.s. In juni 2010 heeft de Europese Raad in het kader van de Europa 2020-strategie de doelstellingen voor de reductie van broeikasgassen, energiebesparing en duurzame energie bevestigd en de lidstaten opgeroepen ervoor zorg te dragen dat deze doelen gehaald worden. De Europese Commissie verwacht dat zonder aanvullende maatregelen de Europese doelstelling van 20% energiebesparing in 2020 niet gehaald zal worden en wil derhalve additionele maatregelen nemen. Daarom zal de Commissie op korte termijn een nieuw Energie Efficiëntie Plan presenteren, met daarin voorstellen voor het realiseren van de 20% besparingsdoelstelling. Het Energie Efficiëntie Plan zal zich richten op de volledige energieketen van opwekking tot energieconsumptie. In het plan zullen nieuwe maatregelen worden voorgesteld en voorstellen worden gedaan om bestaande instrumenten te versterken.

Nederland is tegen juridisch bindende nationale doelstellingen voor energie-efficiëntie. Nieuwe Europese maatregelen op het terrein van energie-efficiëntie dienen daarnaast een duidelijke toegevoegde waarde hebben ten opzichte van het huidige nationale en EU-beleid. Nieuwe voorstellen zullen getoetst worden op subsidiariteit, proportionaliteit, (kosten)effectiviteit en efficiency. Voorts acht Nederland de ontwikkeling van een gezamenlijk monitoringssysteem van belang, zodat de energiebesparingsresultaten in de lidstaten op een heldere en onderling vergelijkbare manier inzichtelijk worden gemaakt. Om de resultaten op het gebied van energiebesparing tussen lidstaten te kunnen vergelijken is het belangrijk dat lidstaten dezelfde uitgangspunten gebruiken.

Een goed voorbeeld van maatregelen met een toegevoegde waarde is de herziene richtlijnen ecodesign en energie-etikettering, waarmee een kader gecreëerd is voor een ambitieus Europees beleid. Via de opstelling van uitvoeringsmaatregelen heeft de Europese Commissie een middel in handen om aan energieverbruikende producten evenals aan energiegerelateerde producten, zoals isolatiematerialen, kozijnen en douchekoppen, minimale energieprestatie-eisen en labelvoorschriften te stellen. Nederland hecht eraan dat in de komende jaren snel en volledig invulling wordt gegeven aan deze richtlijnen door het stellen van eisen aan nieuwe specifieke productgroepen.

Nederland acht het voorts van belang dat in het actieplan voor energie-efficiëntie een visie wordt uitgewerkt over de samenhang tussen de verschillende richtlijnen die invloed hebben op energiebesparing, zodat versnippering van Europese eisen over verschillende richtlijnen voorkomen wordt. Daarnaast is Nederland voorstander van het onderling uitwisselen van «best practices». Op die manier kunnen lidstaten van elkaar leren en de succesvolle maatregelen overnemen die voor de eigen situatie het meest passend zijn.

Integriteit en transparantie van energiemarkten

Voortgangsrapportage

De Raad zal worden geïnformeerd over de voortgang met betrekking tot het voorstel van de Commissie voor een verordening betreffende de integriteit en transparantie van de energiemarkt.2 De Kamer is over dit voorstel en het kabinetsstandpunt separaat geïnformeerd via een BNC-fiche.

De verordening bevat voorschriften die misbruik op groothandelsmarkten voor elektriciteit en gas verbieden. Hierbij gaat het om handel met voorkennis, marktmanipulatie, verspreiding van misleidende informatie en achterhouden van productiecapaciteit. Daarnaast voorziet de verordening in monitoring door het Europees agentschap voor de samenwerking van energie regulators (ACER). De handhaving en sanctionering is een verantwoordelijkheid van de nationale regelgevende instanties en de bevoegde financiële autoriteiten. In zaken met een grensoverschrijdend karakter dienen ACER en nationale instanties samen te werken, waarbij ACER een coördinerende rol wordt toebedeeld.

Nederland is voorstander van een Europese aanpak van het voorkomen van marktmanipulatie en handel in voorkennis. De energiemarkten worden steeds meer Europees georiënteerd en transacties op de groothandelsmarkten voor energie hebben steeds meer een grensoverschrijdend karakter. Verder raakt de fysieke energiemarkt steeds meer vervlochten met de financiële markt. Misbruik op deze markten dient voorkomen te worden, rekening houdend met de sectorspecifieke kenmerken van de energiemarkten. Ook steunt Nederland de gekozen aanpak, waarbij ACER wordt belast met het toezicht, terwijl handhaving en sanctionering de bevoegdheid van de nationale autoriteiten blijft. Nederland zal zich blijven inzetten voor het voorkomen van lacunes en overlap tussen deze verordening en ander (financieel) toezicht, alsmede het voorkomen van onnodige (administratieve) lasten.

Hernieuwbare energie

Presentatie Commissie

De Commissie zal de Raad informeren over haar op 31 januari verschenen mededeling over hernieuwbare energie.3 De mededeling betreft een beschrijving van de hernieuwbare energiesector en de voortgang van de 20% hernieuwbare energiedoelstelling voor 2020. De onderstaande informatie over het voorstel en het Nederlandse standpunt vervangt een BNC-fiche.

In de mededeling wordt geen nieuwe wet- en regelgeving aangekondigd. De Commissie laat zien dat de doelstelling voor hernieuwbare energie in 2020 gehaald kan worden als lidstaten de opgestelde nationale hernieuwbare energie actieplannen implementeren. De Commissie roept op meer gebruik te maken van de samenwerkingsmogelijkheden die de Richtlijn hernieuwbare energie (2009/28/EG) biedt.

Voorts pleit de Commissie voor op termijn meer integratie in de Europese markt voor hernieuwbare energie. Lidstaten zetten verschillende instrumenten in om investeringen in vooral nationale hernieuwbare energiebronnen te bevorderen. De Commissie adviseert lidstaten gebruik te maken van instrumenten die gericht zijn op het terugbrengen van de productiekosten. Het ontwikkelen van goedkopere hernieuwbare energiebronnen in andere delen van de interne markt draagt hieraan bij. De Commissie erkent dat nationale instrumenten meer naar elkaar toe moeten groeien. De Commissie zegt toe actief steun te verlenen aan samenwerking tussen lidstaten.

De richtlijn hernieuwbare energie biedt een viertal mogelijkheden voor samenwerking tussen lidstaten. Lidstaten met een overschot aan hernieuwbare energie kunnen deze door middel van statistische overdracht «verkopen» aan lidstaten met een tekort. Daarnaast kunnen lidstaten onderling of met derde landen gezamenlijk projecten ondernemen, waarbij de geproduceerde hernieuwbare energie die meetelt voor de doelstelling verdeeld wordt over de deelnemende lidstaten. Ten slotte kunnen lidstaten een gezamenlijk stimuleringssysteem opzetten. De Commissie is voornemens in 2014 deze samenwerkingsinstrumenten te evalueren.

Nederland heeft met interesse kennis genomen van deze mededeling. Het is positief dat de prognoses uitwijzen dat de Europese hernieuwbare energie doelstelling van 20% in 2020 gehaald kan worden. Nederland is voorstander van het op termijn streven naar één Europese markt voor hernieuwbare energie. Daarom onderschrijft Nederland de oproep van de Commissie om meer gebruik te maken van de mogelijkheden die de richtlijn biedt ten aanzien van samenwerking tussen lidstaten. In de komende periode zal Nederland dan ook onderzoeken of door het inzetten van deze instrumenten de eigen nationale hernieuwbare energiedoelstelling van 14% in 2020 goedkoper kan worden ingevuld.


XNoot
1

COM(2010)639, 10 november 2010 en COM(2010)677/4, 17 november 2010.

XNoot
2

COM(2010)72, 8 december 2010.

XNoot
3

COM(2011)31, 31 januari 2011.

Naar boven