21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 304 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 december 2010

Hierbij bied ik u het verslag aan van de VTE-Raad (Energie en Telecom) van 3 december jl. in Brussel, waarbij ik aanwezig was.

Tijdens het energiedeel van deze Raad werden Raadsconclusies aangenomen over consumentvriendelijker energiebeleid en de veiligheid van olie- en gasactiviteiten op zee. Daarnaast werd van gedachten gewisseld over de Europese energiestrategie 2020 en energie-infrastructuur en informeerden het voorzitterschap en de Commissie de Raad over ontwikkelingen aangaande internationale energierelaties, de stand van zaken met betrekking tot het Economisch herstelplan en een tweetal energiebijeenkomsten.

Tijdens het telecomdeel heeft de Raad van gedachten gewisseld over het radiospectrum beleidsprogramma, op basis van een voortgangsrapport. De Raad heeft voorts nota genomen van een voortgangsrapport over ENISA (het Europese Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging) en conclusies aangenomen over de Europese breedbandstrategie en over de Innovatie Unie in relatie tot de Digitale Agenda.

Een uitgebreid verslag van de Raad vindt u in de bijlage bij deze brief. De eerstvolgende VTE-Raad (Energie) vindt plaats op 28 februari 2011. Daarnaast zal op 4 februari 2011 een Europese Raad worden gewijd aan energie en innovatie.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen

VERSLAG VTE-RAAD (ENERGIE EN TELECOM), 3 DECEMBER 2010

VTE-Raad (Energie)

Consumentvriendelijker energiebeleid

De Europese Commissie gaf een korte toelichting waarbij werd aangegeven dat consumentvriendelijk energiebeleid één van de vijf prioriteiten van de Europese energiestrategie 2020 vormt. Er zullen maatregelen genomen moeten worden om een actieve opstelling van bewuste consumenten in de energiemarkt te stimuleren. Inzichtelijke prijsinformatie en eenvoudiger kunnen wisselen van energieleverancier zijn hierbij van groot belang. Na deze toelichting werden de Raadsconclusies aangenomen. Bij de gedachtewisseling over de Europese energiestrategie 2020 benadrukten diverse lidstaten evenwel dat bij consumentenbescherming nationale bevoegdheden in acht genomen moeten worden.

Veiligheid olie- en gasactiviteiten op zee

De Commissie gaf een korte toelichting op de in oktober verschenen mededeling over de veiligheid van olie- en gasactiviteiten op zee, waarbij zij aangaf de beste veiligheidsnormen van een aantal lidstaten voor de gehele Europese Unie wil laten gelden. Daarnaast wil de EU in internationaal verband een actieve rol spelen om ook op internationaal niveau hogere veiligheidsnormen te realiseren. Na deze toelichting werden de Raadsconclusies aangenomen.

EU Energiestrategie 2020 en energie-infrastructuur

De Raad hield een debat over de recentelijk verschenen mededelingen van de Commissie over de EU Energiestrategie 2020 en energie-infrastructuur met het oog op de Europese Raad van 4 februari over energie en innovatie. De Commissie gaf aan met haar bevoegdheden onder het verdrag van Lissabon te streven naar Europeanisering van het energiebeleid, waarbij de subsidiariteit nauw in acht zal worden genomen. Alleen daar waar de EU meerwaarde heeft is de Commissie voornemens maatregelen nemen.

Op het terrein van energie-efficiëntie benadrukte de Commissie dat de Europese besparingsdoelstelling van 20% in 2020 niet behaald wordt zonder additionele maatregelen. Voorts gaf de Commissie aan dat voor aanpassing van het Europese energienetwerk een vierstappenplan noodzakelijk is: een strategische planning waarbij de ontbrekende infrastructuur en EU-projecten worden geïdentificeerd, versnelde vergunningverleningsprocedures, financieringsmodaliteiten en een gemeenschappelijk extern energiebeleid. Voorts benadrukte de Commissie dat bij het moderniseren van het Europese energienetwerk solidariteit en integratie van hernieuwbare energie kernelementen moeten zijn.

De mededelingen van de Commissie werden door de lidstaten op hoofdlijnen positief ontvangen. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, wees daarbij op het subsidiariteitsbeginsel: voor een effectief Europees energiebeleid dient de juiste balans te worden gevonden tussen maatregelen op Europees en op nationaal niveau.

Diverse lidstaten benadrukten het belang van energiebesparing als de belangrijkste prioriteit binnen de energiestrategie. Verschillende lidstaten, waaronder Nederland, toonden zich geen voorstander van door de EU opgelegde bindende energiebesparingsdoelen. Een aantal landen waaronder Nederland, gaf voorts aan dat meer aandacht nodig is voor de vereisten van een Europese markt voor hernieuwbare energie. Een enkele lidstaat benadrukte de rol van biomassa voor het behalen van de EU-doelstellingen voor hernieuwbare energie en besparing en drong derhalve aan op bindende Europese afspraken voor het gebruik van biomassa. Diverse lidstaten toonden zich evenwel tegenstander van dergelijke afspraken.

Lidstaten benadrukten dat het primaat voor investeringen in de Europese energie-infrastructuur bij gereguleerde marktpartijen moet liggen. Daarnaast gaven veel lidstaten aan dat eerst het derde energiepakket geïmplementeerd dient te worden en de effecten daarvan moeten worden afgewacht voordat nieuwe maatregelen worden voorgesteld. Verschillende lidstaten, waaronder Nederland, wezen voorts op het belang van stroomlijning van vergunningsprocedures waarbij nationale bevoegdheden in acht genomen dienen te worden en aandacht moet zijn voor het maatschappelijk draagvlak voor energie-infrastructuurprojecten. Ook benadrukten enkele lidstaten, waaronder Nederland, dat moet worden voorzien in betere mogelijkheden voor kostenallocatie bij grensoverschrijdende infrastructuurinvesteringen.

Een aantal lidstaten, inclusief Nederland, toonde zich kritisch over Europese financiering van energie-infrastructuur. Diverse andere lidstaten gaven evenwel aan dat de markt niet alle investeringen zal kunnen realiseren en derhalve voorstander te zijn van innovatieve en flexibele Europese financiering voor niet-commerciële projecten. Enkele lidstaten wezen in dit kader op de mogelijkheden van het cohesiebeleid voor financiering. Een aantal lidstaten benadrukte voorts dat het aansluiten van de perifere gebieden op het Europese energienetwerk prioriteit dient te krijgen. Daarnaast spraken diverse lidstaten zich uit voor heldere, transparante criteria voor de selectie van Europese energie-infrastructuurprojecten.

Ten aanzien van de externe EU-betrekkingen benadrukten veel lidstaten het belang van een gemeenschappelijke inzet, waarbij een aantal lidstaten waaronder Nederland, benadrukte dat gemeenschappelijk optreden alleen geboden is daar waar dat meerwaarde heeft, zoals bij crisissituaties.

Externe energiebetrekkingen en diversen

De Commissie ging kort in op een aantal ontwikkelingen op het terrein van internationale energierelaties en in het bijzonder de ministeriele bijeenkomst in het kader van de EU-VS Energieraad op 19 november jl. in Lissabon, alsmede de EU-relaties met Oekraïne en Rusland. De Commissie wees hierbij op de lastige positie van Oekraïne, ingesloten tussen Rusland en de EU. Hierbij werd benadrukt dat de EU Oekraïne moet blijven betrekken en werd gewezen op de recente toetreding van Oekraïne tot de Energiegemeenschap.

Voorts werd kort ingegaan op de stand van zaken met betrekking tot het Europees energieprogramma voor herstel, een energieconferentie op 30 november 2010 in Sofia over regionale samenwerking in Zuidoost Europa «Energy without Frontiers – from national to regional approach» en het «Green Energy Development Initiative» over de transitie na een koolstofarme economie in de Zwarte Zee regio, dat werd aangenomen tijdens de Black Sea Economic Cooperation energieministeriële op 12 oktober in Nafplio.

Hongarije ging tot slot in op de prioriteiten en belangrijkste energiebijeenkomsten tijdens zijn EU-Voorzitterschap. Als prioriteiten werden de integratie van de energiemarkt, een coherenter energiebeleid, energie-infrastructuurverbindingen en energie-efficiëntie genoemd.

Tijdens de VTE-Raad van 28 februari zullen naar verwachting Raadsconclusies voorliggen over de Europese energiestrategie 2020 en energie-infrastructuur. Voorts is het voornemen tijdens de informele Energieraad op 2/3 mei en de VTE-Raad van 10 juni de Routekaart 2 050 te bespreken die de Commissie naar verwachting op korte termijn zal uitbrengen. Tijdens laatstgenoemde Raad zullen tevens Raadsconclusies over energie-efficiëntie voorliggen.

VTE-Raad (Telecom)

Radiospectrum beleidsprogramma

Het voorzitterschap benadrukte het belang van EU-brede afspraken over radiospectrum. Het gaat hier om het uitbouwen van nieuwe infrastructuren, onder andere voor draadloos breedband. De EU is wereldleider op het gebied van draadloze communicatie en moet deze voorsprong behouden en verder uitbouwen met nieuwe infrastructuren voor snel draadloos breedband internet. De behoefte aan spectrum voor draadloos breedband zal exponentieel toenemen, evenals spectrum voor andere toepassingen zoals op het gebied van transport (bijvoorbeeld Galileo), klimaat (bijvoorbeeld voor het kaart brengen van weersveranderingen) en energie (bijvoorbeeld voor slimme meters). De planning en harmonisatie van spectrum is van essentieel belang voor de uitbouw van deze toepassingen.

De Commissie, bij monde van vicevoorzitter Kroes, benadrukte eveneens het belang van radiospectrum voor de positie van de EU in de wereld, voor economische groei, innovatie en voor de kwaliteit van leven. De Commissie wees op het economisch belang van diensten die gebruik maken van radiospectrum, zo’n 2% tot 2.5% van het BBP. Het gaat hier ook om sectoren buiten de ICT- en telecomsector. De Commissie benadrukte dat het voorstel voor het radiospectrum beleidsprogramma het bereikte compromis over het nieuwe regelgevende kader voor elektronische communicatie volledig respecteert. De Commissie verzekerde lidstaten voorts niet in te willen breken op nationale competenties op dit terrein. Belangrijk onderdeel zijn de afspraken over het digitaal dividend. De doelstellingen voor het digitaal dividend zijn ambitieus maar noodzakelijk voor het halen van de Europa 2020 doelstellingen op het terrein van breedband.

Lidstaten spraken breed steun uit voor het idee van een radiospectrum beleidsprogramma. Lidstaten erkenden het belang van gecoördineerde afspraken op dit terrein voor economische groei, banen, het concurrentievermogen en het aanbod van draadloos breedband. Op een aantal punten waren verschillende lidstaten kritisch. Ten aanzien van de reikwijdte van het programma vroegen veel lidstaten om meer duidelijkheid over welke sectoren precies onder het voorstel vallen. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, liet weten kritisch te zijn over voorstellen die verder gaan dan de interne markt, zoals veiligheid en openbare orde. Veel lidstaten lieten zich net als Nederland ook kritisch uit over vergaande harmonisatie op het terrein van uitgifte en inhoud van vergunningen, zoals uitrolverplichtingen. Deze lidstaten wezen erop dat dit een nationale competentie is. Veel lidstaten gaven aan in beginsel positief te staan tegenover het voorstel om een systeem op te zetten dat het spectrumgebruik inventariseert, maar diverse lidstaten noemde daarbij wel enkele zorgpunten zoals de vertrouwelijkheid van informatie en kostenbeperking. Een klein aantal lidstaten, waaronder Nederland, toonde zich kritischer over het voorstel voor een monitoringsysteem. Zo wees Nederland erop dat een dergelijk systeem dat ook consequenties kan hebben voor het nationale beleid ten aanzien van spectrumgebruik voor publieke doelen. Veel lidstaten spraken voorts steun uit voor het vrij maken van het digitaal dividend voor draadloos breedband per 1 januari 2013. Een enkele lidstaat pleitte voor financiële compensatie vanuit de EU. Een aantal lidstaten aan de Oostelijke buitengrens gaven aan niet aan de deadline te kunnen voldoen vanwege coördinatieproblemen met derde landen, waar de 800 MHz band veelal wordt gebuikt voor veiligheidstoepassingen. Nederland gaf aan alles in het werk te stellen om het digitaal dividend zo spoedig mogelijk vrij te maken maar dat de gestelde deadline van 1 januari 2013 krap is vanwege reeds vergeven vergunningen aan marktpartijen.

De Commissie toonde zich verheugd dat alle lidstaten het belang zien van actie op dit terrein. Ten aanzien van het digitaal dividend gaf de Commissie aan dat een ambitieuze doelstelling nodig is om het proces te versnellen. De Commissie gaf voorts aan lidstaten te willen helpen waar mogelijk om de deadline te halen. De Commissie wees daarbij op de mogelijkheid van een derogatie tot 2015 voor die lidstaten die moeten onderhandelen met niet-EU-landen en waar veiligheidsredenen meespelen. Deze lidstaten kunnen echter de ambitieuze deadline ook gebruiken in de onderhandelingen met niet-EU-landen om het proces te versnellen. De Commissie benadrukte dat het bij assistentie van de kant van de Commissie nadrukkelijk niet gaat om financiële compensatie. Er is geen EU-fonds voor dit soort type kosten.

ENISA

Het voorzitterschap gaf een korte toelichting op het voortgangsrapport waarin een aantal belangrijke discussiepunten naar voren komen uit de discussie in raadskader tot nu toe. Deze liggen op het gebied van de invulling van de taken van ENISA (met name ten aanzien van de rol bij bestrijding van cybercriminaliteit), de toekomstige financiële middelen, de lengte van het mandaat en de rol van de management board. De Commissie riep lidstaten op om zo snel mogelijk tot een akkoord te komen over de voorstellen voor modernisering en versterking van ENISA. De Raad nam zonder verdere discussie nota van het voortgangsrapport.

De Europese breedbandstrategie

Het voorzitterschap gaf een korte toelichting op de conclusies over breedband. Hierin verwelkomt de Raad de mededeling van de Commissie en worden verschillende acties genoemd die de Commissie en de lidstaten moeten oppakken om de breedbanddoelstellingen te halen. De rol van de markt en een technologieneutrale aanpak bij het stimuleren van de uitrol van breedbandnetwerken staan hierbij centraal. De Commissie verwelkomde de conclusies, die goed aansluiten bij de voorstellen in de mededeling over de breedbandstrategie. De conclusies werden zonder verdere discussie aangenomen.

Innovatie Unie in relatie tot de Digitale Agenda

Het voorzitterschap gaf een korte toelichting op de conclusies over de Innovatie Unie in relatie tot de Digitale Agenda. Hierin benadrukt de Raad dat de Digitale Agenda en de Innovatie Unie geïntegreerde strategieën zijn, die in onderlinge samenhang cruciaal zijn voor het halen van de doelstellingen van de Europa 2020 strategie. De conclusies werden zonder verdere discussie aangenomen.

Diversen

Roaming

De Commissie kondigde een grootschalige publieke consultatie aan over roaming, in voorbereiding op de mogelijke aanpassing van de huidige EU-regels voor roaming die juni 2011 aflopen. De Commissie gaf aan dat de regulering van roaming op EU-niveau tot een aanzienlijke daling van de consumententarieven heeft geleid, maar dat er nog altijd sprake is van onvoldoende concurrentie op de Europese markt. De Commissie benadrukte dat het nu tijd is om een echte interne markt voor roaming te bewerkstelligen en dat zij daarbij streeft naar het vrijwel gelijktrekken van roaming- en nationale tarieven tegen 2015.

Internet Governance Forum (IGF)

Het voorzitterschap informeerde de Raad kort over de stand van zaken van besluitvorming in het kader van de VN over de voortzetting van het Internet Governance Forum voor de volgende vijf jaar (2011–2015). Gezien de voorbereidende besprekingen in New York van 26 oktober jl., ziet het er volgens de Commissie naar uit dat het formele besluit over de voortzetting (gepland december 2010) positief zal zijn.

Werkprogramma Hongaars voorzitterschap

Het aankomend Hongaars voorzitterschap noemde drie prioriteiten op telecomgebied voor het komend half jaar; 1) de digitale agenda; 2) veiligheid (waaronder ENISA) en 3) radiospectrum. Daarnaast zullen specifieke onderwerpen aan de orde komen als roaming, universele diensten en e-government diensten.

Naar boven