21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 287 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 augustus 2010

In het Algemeen Overleg over de Transportraad op 23 juni 2010 (21 501-33, nr. 283) heb ik toegezegd de Kamer binnen twee maanden te informeren over de resultaten van het overleg tussen Europese Commissie en nationale handhavers (NEB’s) over de handhaving van de verordening inzake passagiersrechten in de luchtvaart in verband met de gevolgen van de aswolk. Om aan deze toezegging gestand te doen, stuur ik u hierbij het door de Europese Commissie opgestelde «Non paper Proposed informal Guidelines on the application of some articles of (EC) Regulation 261/2004».1

«Het leidende principe voor de gemeenschappelijke interpretatie is dat in beginsel geen sancties worden opgelegd als luchtvaartmaatschappijen kunnen aantonen dat ze hun best hebben gedaan om te voldoen aan de verplichtingen in de Verordening, met inachtneming van de bijzondere omstandigheden gedurende de aswolkperiode, en dat wel sancties worden opgelegd als geoordeeld wordt dat luchtvaartmaatschappijen de omstandigheden van de aswolk misbruikten om onder hun verplichtingen uit te komen», aldus het non paper (zie bijlage).

Het document geeft verder ten behoeve van de toepassing van relevante artikelen uit de Verordening een aantal handvatten die de NEB’s kunnen gebruiken bij de interpretatie van klachten en de handelwijze van luchtvaartmaatschappijen. Op een aantal punten wordt daarbij aangegeven dat het veelal zal moeten gaan om een kwalitatieve benadering waarbij van geval tot geval beoordeeld zal moeten worden of maatschappijen voldoende hebben gedaan om de passagier verzorging en bijstand te verlenen en/of op de geplande bestemming te krijgen.

De richtsnoeren zijn, met inbreng vanuit de lidstaten, opgesteld ten behoeve van een geharmoniseerde handhavingsaanpak. Toepassing ervan is de verantwoordelijkheid van de individuele NEB’s. Ofschoon de geformuleerde richtsnoeren geen formele status hebben, betrekt de Inspectie Verkeer en Waterstaat die inmiddels bij haar toezicht en de afhandeling van klachten gerelateerd aan de aswolk-problematiek. Volledigheidshalve wordt erop gewezen, dat uiteindelijk alleen de (nationale en de Europese) rechter zal kunnen oordelen omtrent de redelijkheid dan wel (juridische) juistheid van deze aanpak.

De minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven