21 501-33
Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

nr. 252
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 12 januari 2010

De vaste commissie voor Economische Zaken1, de vaste commissie voor Europese Zaken2 en de algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie3 hebben op 1 december 2009 overleg gevoerd met minister Van der Hoeven van Economische Zaken over:

– de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 17 augustus 2009 met het verslag van de informele Energieraad en de informele Milieuraad, van respectievelijk 23 tot 24 juli en 24 tot 25 juli jl. te Åre, Zweden (21 501-33, nr. 240);

– de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 30 juni 2009 met het verslag van de VTE-raad (telecommunicatie en energie) van 12 juni 2009 te Luxemburg (21 501-33, nr. 234);

– de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 31 augustus 2009 over het fiche Voorstel wet- en regelgeving voor de energie-infrastructuur (22 112, nr. 910);

– de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 15 september 2009 over het fiche Verordening inzake gasvoorzieningszekerheid (22 112, nr. 924);

– de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 24 november 2009 met de geannoteerde agenda voor de VTE-raad (Energie) van 7 december 2009 (21 501-33, nr. 248);

– de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 16 november 2009 over het fiche Mededeling investeren in de ontwikkeling van koolstofarme technologieën (SET-Plan) (22 112, nr. 966);

– de brief van de minister voor Wonen, Wijken en Integratie d.d. 30 november 2009 over het principeakkoord herziening Richtlijn energieprestatie van gebouwen (EPBD) (30 196, nr. 88).

Van het overleg brengen de commissies bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Timmer

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Waalkens

De voorzitter van de algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie,

Van Gent

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Franke

Voorzitter: Timmer

Griffier: De Veth

Aanwezig zijn vier leden der Kamer, te weten: Samsom, Spies, Van Gent en Timmer,

en minister Van der Hoeven, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

De voorzitter: Ik verwelkom de minister en degenen die haar ambtelijk ondersteunen, alsmede de aanwezigen op de publieke tribune. Ik moet melden dat wij afmeldingen hebben ontvangen van de fracties van de VVD en de SP. Dit hangt samen met andere debatten. Je mag in dit land nog steeds niet klonen en mensen kunnen niet op twee plekken tegelijkertijd aanwezig zijn.

De heer Samsom (PvdA): Voorzitter. Het is jammer dat wij, net nu het Verdrag van Lissabon in werking treedt, een dergelijke voorbereiding hebben van een Europese raad. Het is net alsof Nederland, dat het altijd goed heeft gedaan, het nu opeens laat afweten. Ik denk dat de geringe opkomst eenmalig is. Bovendien vertegenwoordigen wij aan deze kant van de tafel bijna een meerderheid. Wij kunnen dan ook van start.

Ik wil twee onderwerpen aan de orde stellen, te beginnen bij het veelgewraakte en overigens over het algemeen met andere ministers veelbesproken EPBD-dossier. Eerlijk gezegd denk ik dat wij dit nu wel kunnen afronden, maar laten wij dit dan wel officieel met elkaar vaststellen. Wij hebben er lang genoeg over gepraat om het als een nachtkaars te laten uitgaan. Mijn fractie heeft tijdens het vorige debat al aangegeven dat zij bij de start van de onderhandelingen over de EPBD en de hele wording van deze richtlijn voor energiebesparing in de gebouwde omgeving grote vraagtekens had bij de proportionaliteit en de subsidiariteit. In gewone mensentaal: wij vroegen ons af of wij zo’n richtlijn wel nodig hadden in Nederland en of hij niet meer een last dan een lust was. Wij hebben het dossier zich zien ontwikkelen in de goede richting, maar niet genoeg. Hierbij telde voor ons zwaar – ik zei het al in het vorige debat – dat andere landen er wel sterk aan hechten. In het kader van Europese samenwerking moet je soms een veer willen laten. De regering heeft het daar niet bij gelaten, maar op het laatste moment nog een paar kleine, maar niet onbelangrijke verbeteringen weten door te voeren. Ik hoop dat vooral andere fracties dit zullen waarderen, want zij hadden nog grotere problemen tijdens het vorige AO. Wat ons betreft kunnen wij doorgaan. Het zou ook een beetje raar zijn als wij als enigen zouden tegenstemmen. Dat zou ook niets uitmaken. Wij kunnen tegen het kabinet zeggen: gooi maar een euro op en kijk maar of u voor of tegen wilt stemmen. Zo gemakkelijk willen wij het echter niet maken. Wij willen de regering vragen om gewoon in te stemmen, zoals zij ook voornemens was.

Het andere onderwerp neemt een heel andere wending. Dit betreft energielabels, die dingen die wij op apparaten hebben en die aangeven of iets zuinig is of niet. Wij hebben al jaren aangehikt tegen al die A-koelkasten in een witgoedzaak. Je zag alleen maar A. Dan had je nog A+ en A++. Het logische voorstel van de regering – dit was overigens ingezet door fracties in de Kamer, waaronder mijn fractie – was dan ook een nieuwe schaal. Alles wat nu bestaat is dan C of D. Om weer A te worden, moet men weer knokken. Dan kan de consument tenminste kiezen. Om onopgehelderde redenen – de enige reden is dat men er onderzoek naar heeft gedaan – blijkt dat men opeens blijft vasthouden aan de indeling A tot en met G, waarbij nog wat plusjes toegekend worden. Mijn fractie kan zich niet aan de indruk onttrekken dat dit het gevolg is van een industrielobby. Deze lobby heeft geleid tot deze merkwaardige terug-naar-afsituatie. Dat is het immers eigenlijk.

Mijn fractie heeft niet zo’n goed zicht op de vraag wat wij hieraan kunnen doen. Wij zouden eigenlijk willen vasthouden aan het oorspronkelijke idee. Dat doe je altijd als je denkt dat je een goed idee hebt. In ieder geval willen wij dat de regering in het energielabel de ruimte houdt om datgene te doen waar wij een paar jaar geleden met de minister van VROM afspraken over gemaakt hebben, namelijk het label aanvullen – desnoods alleen in Nederland, dat kan ook – met de werkelijke prijs per jaar: wat kost een koelkast u per jaar aan energieverbruik, wat een tv en wat een lamp? Als je dat op een gloeilamp laat zien – ik geef maar een voorbeeld – dan staat een aanschafprijs van € 0,40 opeens in schril contrast met € 8 aan energiekosten die je per jaar kwijt bent, terwijl de € 8 kostende lamp maar € 1 per jaar aan energie kost. Ik weet dat witgoedketens in Nederland hier al mee werken, vrijwillig. Wij zouden dit graag breder uitrollen. In ieder geval willen wij in het huidige energielabel en de afspraken hierover in Europa de ruimte krijgen om dit in Nederland te blijven doen. Het liefst zouden wij het in heel Europa doen, maar laten wij het in ieder geval afspreken voor Nederland. Op die manier kunnen wij enige voortgang boeken. Wij zouden het zeer betreuren als de hele discussie over energielabels na jaren van prachtige voornemens over Japanse systemen en doorschuivende labels opeens weer terug is bij waar zij ooit begonnen is.

Alle andere dossiers vertrouwen wij de regering helemaal toe. De geannoteerde agenda geeft voor ons geen aanleiding tot verdere opmerkingen.

Mevrouw Spies (CDA): Voorzitter. De CDA-fractie juicht een stevig Europees bronbeleid zeer toe. Bronbeleid moet een bijdrage leveren aan energiebesparing en het vergroten van de efficiency. Het gaat ons op dat gebied lang niet snel genoeg. Daar ligt bovendien de kracht van de Europese samenwerking. Juist vandaag, nu het Verdrag van Lissabon in werking treedt, is het belangrijk om te benadrukken waar die kracht ligt. Bij het bronbeleid moeten wij meters maken. Dat betekent naar ons oordeel twee dingen: strenge eisen aan milieuprestaties van producten en heldere informatie voor kopers en consumenten, opdat de energieprestatie van een product meegewogen kan worden bij de aankoop. In dat opzicht zijn wij enthousiast over de labeling voor banden. Dat enthousiasme wordt al wat minder als wij praten over etikettering. Ik had het heel vanzelfsprekend en logisch gevonden dat iets wat nu een A-label krijgt, over tien jaar in de G-categorie zit. Kortom, ik deel de verbazing van collega Samsom. Wij willen de industrie uitdagen om nog betere prestaties te leveren en dit bereiken via dit systeem. Dat moet dan optimaal tot zijn recht komen en invulling krijgen. Eerder hebben wij gezamenlijk opgetrokken op het punt van voorlichting aan de consument. Laat de consument weten wat het gebruik van een product per jaar kost, dus niet alleen de aanschafprijs, maar ook de kosten van energieverbruik.

Het enthousiasme wordt nog veel minder als wij praten over de Europese Richtlijn energieprestatie van gebouwen, niet vanwege het feit dat een en ander niet tot energiebesparing zou leiden, daarover gaat de discussie niet. Ten principale gaat voor ons de discussie over de vraag waarin de meerwaarde van Europese samenwerking zit. De Kamer heeft eerder, toen nog unaniem, aangegeven dat deze richtlijn en de herziening ervan op het gebied van subsidiariteit en proportionaliteit slecht scoort. Dat was de principiële reden dat wij de richtlijn en de herziening ervan niet wilden. Dat staat los van de ambities op het gebied van energiebesparing. In dat opzicht vind ik de brief van het kabinet «hartverscheurend» in termen van wat er gepresteerd is in het verbeteren van de richtlijn en het voorkomen van een heleboel bureaucratische ballast. Complimenten daarvoor. Ik vind wel dat de positie van de Kamer in de brief wordt onderschat. Hierin staat namelijk alleen dat de Kamer steeds kritisch is geweest. Wij hebben echter de gele kaart getrokken. Dat instrument hebben wij sinds kort, wij zetten het buitengewoon selectief in. De regering moet dus met een beter verhaal komen dan alleen maar de inhoud van de richtlijn. Inderdaad is hij stukken verbeterd, maar het principiële punt dat op dit terrein niet de kracht van de Europese samenwerking ligt, is voor ons overeind gebleven. Wij houden dan ook vast aan een tegenstem bij de stemming over deze richtlijn, vanwege het genoemde principiële punt.

Ik wil dit punt ook gebruiken om de wat meer algemene zorgen onder de aandacht van de minister en het kabinet te brengen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Mevrouw Spies zegt dat zij wil vasthouden aan een tegenstem op basis van het principiële punt dat zij noemt. Wil zij ook inhoudelijk tegenstemmen?

Mevrouw Spies (CDA): Wat administratieve lasten betreft, hebben wij nog steeds niet het optimale bereikt. Ik vind dat Europa die dingen moet doen waar het goed in is. Ten aanzien van zaken waar Europa niet zijn energie op moet richten en geen prioriteiten aan moet stellen, moet het zich ook niet bezighouden met een richtlijn. Laat Europa zijn energie stoppen in het ambitieuze bronbeleid, laat het ervoor zorgen dat energievretende televisietoestellen, plasmaschermen et cetera een stuk energie-efficiënter worden. Daar moet Europa prioriteit aan geven.

Mijn zorg is dat het, onder druk van wat voor lobby dan ook – meestal gaat het om een lobby van de industrie – niet lukt om stappen te zetten op het gebied van bronbeleid en dat de Europese Commissie misschien wat te snel vlucht in het opleggen van verplichtingen aan individuele lidstaten. Deze trend zie ik bij steeds meer richtlijnen. Ik vind dit een heel zorgelijke trend. Wij moeten geen genoegen nemen met een next best oplossing, wij moeten blijven werken aan het bronbeleid, ongeacht welke lobby vanuit welke industrie dan ook, juist om de concurrentiekracht van Europa op peil te houden en om innovatie af te blijven dwingen. Wij kunnen wel steeds vluchten in next best scenario’s als rapportageverplichtingen en monitoringsverplichtingen voor individuele lidstaten onder het mom van: dan hebben wij in ieder geval iets. Dat is echter de weg van de minste weerstand, wij zouden dat niet moeten doen. Je ziet dit bij geluid, bij auto’s, bij luchtkwaliteit en bij het buitengewoon traag vullen van de Richtlijn ecodesign, terwijl op dat terrein juist op volle kracht vooruit gegaan zou moeten worden.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ik zit ook niet te wachten op bureaucratische rompslomp, administratieve lasten et cetera. In de brief van 30 november staat: «Het kabinet ziet de herziening van de EPBD-richtlijn als een voorwaarde voor realisatie van het nationale beleid voor energiebesparing in de gebouwde omgeving». Nederland is op dit punt koploper, zoals in dezelfde alinea wordt aangegeven. Hierover wil ik de mening van de CDA-fractie vernemen. Je hoeft namelijk niet het een te doen en het ander te laten. Ik heb het dan over tv-toestellen.

Mevrouw Spies (CDA): Volgens mijn stelling hebben wij deze richtlijn niet nodig om onze koploperspositie vast te houden. De gebouwde omgeving is niet iets waar Nederland Europa bij nodig heeft om de energiebesparingdoelstellingen te realiseren. Ik ben het dan ook oneens met de stelling dat de richtlijn een noodzakelijke voorwaarde is voor het halen van de doelen op nationaal niveau.

De voorzitter: Mevrouw Spies, ik stel voor dat u verder gaat met uw betoog.

Mevrouw Spies (CDA): Ik ben benieuwd of de minister zich herkent in het wat algemene beeld van vluchtgedrag en het afschuiven op de afzonderlijke lidstaten in plaats van te kiezen voor bronbeleid. Nationaal beleid is op een aantal punten minder effectief dan wat wij in Europees verband zouden kunnen realiseren.

De herziening van de verordening inzake investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur past in dit beeld. Ik kan mij dan ook aansluiten bij de kritische houding van de regering op dat punt. Ik vraag de minister om een inschatting van het krachtenveld in Europees verband. Ziet zij mogelijkheden waardoor haar bezwaren weggenomen kunnen worden? Welk tijdpad stelt de Commissie zich voor?

De ontwikkeling van koolstofarme technologie heeft onze warme belangstelling. Ook in dit geval kunnen krachten gebundeld worden en financiële middelen samengebracht om slagen te maken. Immers, ook in dit geval gaan bij uitstek duurzaamheid, innovatie en het versterken van concurrentiekrachten in de Europese Unie hand in hand. Tempo dus.

Tot slot een vraag over het economisch herstelplan. Naar ik begrepen heb, wordt er gerapporteerd over de voortgang. Wanneer kan de subsidieovereenkomst met betrekking tot CCS op de Maasvlakte en de voorstellen van TenneT voor versterking van de internationale infrastructuur getekend worden? Zijn er wellicht nog andere kansrijke projecten die door Nederland onder dit plan gebracht kunnen worden? Ook deze kansen wil de CDA-fractie graag verzilveren.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Voorzitter. Wij hebben hierover eerder gesproken. Voor ons geldt het adagium beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. De fractie van GroenLinks kan instemmen met het principeakkoord. Ik bedoel dan het principeakkoord van de EPBD, maar ik neem aan dat de minister dat wel begrepen had.

Minister Van der Hoeven: Er staat nog meer op de agenda, mevrouw Van Gent.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ik wil mijn betoog hierop concentreren. Wij hebben maar een uur. Weliswaar zijn er weinig fracties aanwezig, maar het lijkt mij goed om hier uitgebreid bij stil te staan. Voor de zoveelste keer spreken wij over dit onderwerp. Het kabinet heeft diverse keren onderhandeld. Het heeft dat overigens ook redelijk goed gedaan, als ik de brief zo lees. Een aantal obstakels waar in de Kamer kritiek op was, is weggenomen. Door de onderhandelingen van het kabinet is sprake van minder administratieve lasten. Daarnaast hebben nationale lidstaten zeggenschap over de invulling van de energiebesparing, zo heb ik begrepen. Dat is ook goed nieuws. In feite is deze richtlijn voor Nederland een steun in de rug en voor veel andere lidstaten een duw of een extra zetje in de rug. Soms is een zet nodig om in actie te komen. Daar kan toch niemand op tegen zijn?, vraag ik de CDA-fractie.

Deze richtlijn komt niet op een onbelangrijk moment. Wij zitten vlak voor de klimaatonderhandelingen in Kopenhagen. Dan is het goed om op een dergelijk punt tot overeenstemming te komen. Het is goed dat de neuzen in Europa dezelfde kant op staan met betrekking tot de EPBD. Ik noem dit maar weer expliciet voor de minister, herhaling is immers de kracht van reclame. Dit is een stap die je moet zetten ten aanzien van duurzame energieproductie en het terugdringen van de CO2-uitstoot. De richtlijn is volgens onze interpretatie een raamwerk dat door de nationale lidstaten verder ingekleurd moet worden. Welke ruimte ziet de minister verder nog, met name in het kader van de koploperspositie? Je moet zo’n positie niet alleen vasthouden, maar ook uitbouwen. Wij vinden dat Nederland zich ambitieus moet opstellen. Koploper zijn is iets om trots op te zijn. Ga hier vooral mee door, zeg ik tegen het kabinet. Wij hebben het nu over energieprestatie-eisen bij nieuwbouw. Een volgende stap – met de minister voor WWI hebben wij hier al diverse keren over gediscussieerd – in Europa en in Nederland zouden de energieprestatie-eisen voor bestaande bouw moeten zijn. De heer Brinkman, de vertegenwoordiger van de bouwers in Nederland, heeft hier ook al op aangedrongen in een toespraak die hij heeft gehouden. Het is immers belangrijk om iets te doen aan het klimaat, maar ook aan werkgelegenheid, zeker gezien de crisis. Dat zijn twee geweldige vliegen die je in één klap kunt slaan. Je moet dan wel de energieprestatie-eisen voor bestaande bouw willen vastleggen.

Nederland hoeft als koploper een en ander niet af te wachten. Wij zouden alvast aan de slag kunnen gaan. De fractie van GroenLinks zou dat van harte toejuichen. Dan wordt het bericht nog mooier dan het nu al is. Wij hebben er niets op tegen als wij meer doen dan Europa. Of het nu gaat om klimaat, energieprestatienormen of bronbeleid, het kan ons niet ver genoeg gaan. Je hoeft niet het een te doen en het ander te laten. Ik proef dat wel een beetje bij mevrouw Spies, maar ik kan het mis hebben. Ik zou dat jammer vinden. Misschien kan de minister nog eens toelichten dat je, als je instemt met deze richtlijn, de dingen die mevrouw Spies zo belangrijk vindt, niet in het ronde archief hoeft te gooien.

Minister Van der Hoeven: Voorzitter. Laat ik beginnen met hét dossier van vandaag: de EPBD, ofwel de energieprestatie van gebouwen. Dit dossier is hier inderdaad vaker aan de orde geweest. Van begin af aan heeft de Kamer aangegeven dat zij erg kritisch stond tegenover de richtlijn. Hiervoor was een aantal argumenten, met name de administratieve lasten, de regeldruk en alles wat daarmee samenhing. Ik had deze kritiek ook. Van begin af aan hebben wij ervoor gekozen om een toename van bijvoorbeeld administratieve lasten te voorkomen. In totaal hebben wij op acht punten ingezet. In het uiteindelijke akkoord zijn alle voorstellen verwerkt. Inhoudelijk kan ik er dan ook weinig op tegen hebben, laat ik dat vooropstellen. Ik zal drie dingen noemen die veranderd zijn en die voor Nederland erg belangrijk waren. Er komen aanbevelingen voor een kosteneffectieve verbetering van de energieprestatie van gebouwen. Deze informatie hoeft niet vermeld te worden op het label zelf. De informatie over kosteneffectiviteit kan ook op een andere beschikbaar gemaakt worden, waarmee hoge kosten voorkomen worden. Wij hebben verder geregeld dat er geen apart systeem van verplichte inspecties van de verwarmingssystemen opgezet moet worden. Dat kan vrijwillig, gecombineerd met een verplichte rapportage. Dat is dus ook geregeld. Hiermee kunnen wij de bestaande werkwijze, dus de vrijwillige ketelinspectie, behouden. Ten aanzien van renovatie van bestaande bouw kunnen lidstaten energieprestatie-eisen stellen op het niveau van bouwcomponenten – denk aan daken of isolatieglas – in plaats van op het niveau van het gehele gebouw. Op die manier voorkom je dat niet te renoveren gebouwdelen moeten worden aangepakt. Ik vind dit een goede zaak. Dat betekent overigens niet – ik zeg dit tegen mevrouw Van Gent – dat je niet meer kunt doen, maar je doet dat dan wel vrijwillig. Als wij bij de implementatie van een richtlijn een wettelijke kop plaatsen, dan wordt deze afgeschoten, zowel in de Tweede als in de Eerste Kamer. Wij moeten dat dus niet doen en ook niet willen. Volgens mij gooi je dan het goede weg voor het betere.

Blijft er wat te wensen over? Ja, natuurlijk, met name hetgeen waar mevrouw Spies het over had. Je kunt op principiële gronden bezwaar hebben tegen de bemoeienis van de Commissie met de inzet van nationale financiële instrumenten. Zoals de tekst nu luidt, kan de Commissie aanbevelingen doen en zal zij de passendheid van de instrumenten in samenhang met het Europese instrumentarium analyseren. Mijn verzet was hierop gericht. De inhoudelijke kwestie was geregeld en deze zaken bleven over. Het is nu een kan-bepaling geworden. De adviezen en aanbevelingen van de Commissie kunnen geen verplichtingen voor lidstaten of hun fiscale autoriteiten met zich meebrengen. Daar gaat het om: in hoeverre heeft de Commissie een mogelijkheid voor zichzelf gecreëerd om verplichtingen op te leggen aan lidstaten? Dat kan dus niet. De vraag is wat wij nu gaan doen. Gaan wij voorstemmen met een stemverklaring of gaan wij tegenstemmen met een stemverklaring? In het laatste geval kan men zich afvragen wat de effectiviteit van een tegenstem is. Waar in eerste instantie lange tijd sprake was van een blokkerende minderheid, is deze er niet meer. Zoals wij in de brief hebben verwoord, kiezen wij ervoor om voor te stemmen, maar wel met een stemverklaring die met name ingaat op dit aspect. Wat mij betreft wordt een en ander niet alleen voor dit punt nog eens vastgelegd, maar in zijn algemeenheid. Deze instructie is meegegeven aan degenen die in Brussel namens ons de feitelijke onderhandelingen voeren.

Dat is de stand van zaken. Mevrouw Spies zegt: ik vind dat u moet tegenstemmen. Mijn antwoord is dat zij de Kamer moet vragen om zich hierover uit te spreken. Gelet op hetgeen binnengehaald is en op het feit dat wij geen blokkerende minderheid georganiseerd kunnen krijgen, is het voorstel: voorstemmen met een stemverklaring, waarin wij de aspecten die mevrouw Spies terecht noemt, nog een keer helder verwoorden.

Mevrouw Spies (CDA): De Kameruitspraak is vrij gemakkelijk te krijgen. Ik heb van tevoren even overleg gehad met de collega’s van de fracties van de SP en de VVD. Wij kunnen met ons allen tellen. Ik zal dit nog even met hen bespreken. Als de Kamer gebruikmaakt van een instrument als de gele kaart, moet zij daar niet zo gemakkelijk weer van afstappen. Het moet geen rode kaart worden, begrijp mij niet verkeerd. Als de Kamer op enig moment unaniem tot de conclusie is gekomen dat deze herziening niet past gelet op de proportionaliteit en subsidiariteit en de regering reageert hierop slechts met de mededeling dat de Kamer kritisch is geweest, dan denk ik: neem mij niet kwalijk, dit is wel een heel sterk signaal. De minister gaat over de onderhandelingsstrategie, maar uiteindelijk bepaalt de Kamer haar mandaat. Ik ben blij dat de minister een stemverklaring zal afleggen waarin zij zal ingaan op het principiële punt dat dit, wat de Tweede Kamer betreft, eigenlijk geen onderwerp is waarop de kracht van de Europese samenwerking zich zou moeten richten. Ik zal dit meenemen in mijn overwegingen. Wij weten allemaal dat een voor- of tegenstem met of zonder stemverklaring uiteindelijk niet meer uitmaakt voor het in werking treden van de herziening van deze richtlijn. Ik wil hier best wel een beetje pragmatisch in zijn. Ik vind het nogal wat dat het kabinet ogenschijnlijk heel makkelijk langs zo’n zware Kameruitspraak scheert. Ik vind dat niet kunnen.

Minister Van der Hoeven: Dat wil ik graag tegenspreken. De zwaarte van de Kameruitspraak heeft er immers toe geleid dat de richtlijn op nagenoeg alle punten is bijgesteld. Dat gaf ons voldoende wind in de rug om hiervoor met kracht van argument te pleiten. Misschien had een en ander inderdaad krachtiger verwoord kunnen worden in de brief. Bij dezen wil ik dat rechtzetten. De Kamer was niet alleen kritisch, de Kamer was zeer kritisch en zei: wij willen het niet. De Kamer heeft ook gezegd: houd tot op het laatste moment ruimte vrij om een blokkerende minderheid te organiseren. Hiervan is echter geen sprake meer. Die mogelijkheid heb ik dus niet meer. Kijken wij naar wat er is binnengehaald. Ik ben het met mevrouw Spies eens dat het principiële punt gemaakt moet worden. Ik zal dat ook doen in de stemverklaring, zonder meer. Tegenstemmen of voorstemmen maakt in feite niet veel meer uit. Immers, de andere opdracht – probeer tot op het laatste moment een blokkerende minderheid te organiseren – is niet gelukt, met name omdat tegemoet werd gekomen aan een aantal bezwaren, ook van andere lidstaten. Het Zweedse voorzitterschap heeft hier ongelooflijk veel energie in gestoken. Alleen dit punt blijft dus over. De Kamer mag rustig met de gele kaart zwaaien, maar ik kan de gele kaart in Europa niet meer effectueren dan ik gedaan heb.

Dan is er nog een vraag over bestaande gebouwen in het kader van de EPBD. Wij hebben veel mogelijkheden ten aanzien van de gebouwde omgeving. Op vrijwillige basis gaan wij eigenlijk al verder dan de richtlijn. Ik vind het prima dat wij met deze nieuwe richtlijn voor de componenten van bestaande gebouwen – ik noemde zo-even al isolatie-energieprestatienormen kunt vastleggen. Mevrouw Van Gent zegt: doe dit voor bestaande gebouwen als geheel. Dat gaat mij echter te ver. Dit betekent namelijk dat je veel verder gaat dan wat de richtlijn aan mogelijkheden biedt. Ik zal dit dan ook niet doen vanwege de kans van slagen in zowel deze als in de Eerste Kamer van dit soort koppen op Europese regelgeving. Dat neemt niet weg – ik weet dat mijn collega voor WWI hiermee bezig is – dat wij blijven onderzoeken op welke manier wij op vrijwillige basis via incentives ervoor kunnen zorgen dat ook in de bestaande bebouwde omgeving, zowel de gebruiker als de eigenaar een aantal stappen kunnen laten zetten.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Deze discussie hebben wij ook gevoerd bij de behandeling van de Crisis- en herstelwet. Het mes snijdt immers aan twee kanten. Door middel van incentives kun je energiebesparing stimuleren en tegelijkertijd mensen aan het werk helpen. Bouwend Nederland – uit mijn mond komt dit uit onverdachte hoek – heeft er sterk op aangedrongen om hier werk van te maken. Ik wil dit ook onder de aandacht van de minister brengen. Misschien kan zij hiervoor nog iets extra’s betekenen.

Minister Van der Hoeven: Wat wij kunnen doen, doen wij. Dan is het echter wel op vrijwillige basis en niet op basis van een wettelijke voorschrift.

Dan ga ik over naar het punt van de etikettering. Dat heeft mij eerlijk gezegd ook verbaasd. Op een gegeven moment moet je terug kunnen vallen van A naar G als je in feite ingehaald wordt door de ontwikkelingen. Wij hadden inderdaad een vernieuwing van het energie-etiket nodig. De onderhandelingen hebben echter een geheel andere uitkomst opgeleverd. Het Europees Parlement en de raad konden het niet eens worden met elkaar over de vraag voor welke vorm gekozen moest worden. Men heeft laten onderzoeken welke vormgeving de consumenten het beste begrijpen. Nu blijkt dat men niet voor een indeling van A tot en met G gaat, maar voor een A met plusjes. Ik heb mij hier ook over verwonderd, maar ik denk dat het lastig is om te zeggen: wij willen dat niet. Wij moeten de vinger aan de pols houden: blijft het energielabel wel onderscheidend genoeg? Ik zet daar mijn vraagtekens bij. Dan krijgen wij dus A+, A++ en A+++. Zoals het er nu naar uitziet, kunnen wij tot de evaluatie in 2014 wel vooruit. De herijking is voorlopig niet nodig. Dat betekent dat de administratieve lasten beperkt zijn. Dat neemt niet weg dat ik nog moet zien hoe een en ander in de praktijk gaat werken. Voor een heleboel mensen is A gewoon A, of er nu een plusje bij staat of niet.

De heer Samsom zei dat wij ruimte moeten houden om het label nationaal aan te scherpen met bijvoorbeeld de vermelding van de kosten van het energiegebruik per jaar. De herziening van de kaderrichtlijn is een verbetering. Ik denk dat de aangepaste labels ook beter zullen zijn. Nogmaals, ik moet nog zien of die plusjes werken. Wat een nationale kop betreft, het is de vraag of je een en ander op verplichtende basis moet doen. Een gevolg is dat je te maken hebt met administratieve lasten. Ik geef de heer Samsom hetzelfde antwoord als ik aan mevrouw Van Gent heb gegeven: zodra iets op vrijwillige basis kan, vind ik het prima – en waar wij dat in woorden kunnen stimuleren, zullen wij dat zeker doen – maar dat wil niet zeggen dat je een en ander verplichtend moet maken, want dan lukt het ons niet, ben ik bang. Over drie jaar hebben wij de evaluatie. Ik denk dat het goed is om het idee van het vermelden van de kosten van energieverbruik per jaar mee te nemen. Ik vind dit een heel aardig idee, want consumenten zullen dit meenemen in hun afwegingen. Ik zeg graag toe dat ik dit punt de komende jaren meeneem in de onderhandelingen.

De heer Samsom (PvdA): Wij kunnen later nog een keer politiek steggelen over de vraag of wij het wel willen of niet, maar de technische vraag is als volgt: laat de kaderrichtlijn zoals deze nu wordt vastgesteld na de onderhandelingen met die merkwaardige A+-uitkomst, ruimte aan een regering om voortschrijdend beleid op nationaal niveau in te voeren? Een land kan dan dus zeggen: wij willen de vermelding van de kosten van energieverbruik per jaar erbij hebben. Deze vraag is puur technisch. Dan weten wij in ieder geval of die ruimte er de komende jaren nog is. Ik zou er nog een hobby van kunnen maken om deze in te vullen. Dan zien wij vervolgens wel of een en ander politiek haalbaar blijkt.

Minister Van der Hoeven: Als je alleen te maken hebt met in Nederland geproduceerd materiaal, is het iets gemakkelijker, maar daar is geen sprake van. Door extra eisen te stellen kunnen wij in strijd komen met de EU-richtlijnen op het terrein van vrij verkeer van goederen. Dan lopen wij vast, zo simpel is het is. Vandaar mijn opmerking dat ik graag bereid ben om dit punt in de toekomst mee te nemen. Mijns inziens kun je echter niet hierdoor het vrije verkeer van goederen aan banden leggen. Je kunt niets verplichten aan buitenlandse firma’s.

De heer Samsom (PvdA): Ik ken de algemene regel, maar ik wijs erop dat men er in Engeland in slaagt om de fabrikanten van Duitse auto’s de hele auto te laten spiegelen voordat hij überhaupt Engeland binnen mag rijden. Het stuur moet immers toch echt aan de rechterkant. Wij vragen alleen maar een etiketje. Er zou ruimte moeten zijn, maar ik stel alleen maar een vraag. De minister kan er nu verrekte weinig aan veranderen. Politiek hoeven wij dan ook niet over de inzet te gaan steggelen. Ik wil het gewoon graag weten.

Minister Van der Hoeven: Ik zal dit punt expliciet meenemen in het verslag van de raad, inclusief onze kansen en mogelijkheden.

Mevrouw Spies vroeg zich af of bronbeleid niet meer op Europees niveau gevoerd moet worden. Ik vind ook dat bronbeleid op Europees niveau moet plaatsvinden, daarover geen misverstand. Van de andere kant zie je dat rapportageverplichtingen en dergelijke parallelle stromen zijn. Als je nog niet het gewenste bronbeleid hebt, ga je kijken naar alternatieven. Neem de Richtlijn ecodesign. Afgelopen zomer hebben wij de kaderrichtlijn uitgebreid van energieproducten naar energiegerelateerde producten, wat in feite een enorme stap is. In het voorliggende pakket wordt energielabeling op eenzelfde manier uitgebreid. In geval van ecodesign bestaan ten aanzien van negen producten eisen, zoals de huishoudelijke, de openbare en de kantoorverlichting, eenvoudige set-top-boxen, de stand-by-stand voor apparaten, batterij-opladers, koelkasten, vriezers en televisies. Binnenkort zijn er eisen voor wasmachines en in 2010 voor verwarmingsketels, warmteboilers en vaatwassers. Dat is niet niets. Ten aanzien van rapportages en bureaucratie vind ik wel dat wij geen dubbelingen moeten hebben, maar dat was ook de inzet bij de energieprestatierichtlijn. Wij zijn er nog niet, maar ik vind wel dat wij op de goede weg zijn. Er worden immers steeds weer nieuwe apparaten toegevoegd aan het rijtje dat aan de eisen moet gaan voldoen.

Mevrouw Spies (CDA): In de verordening over investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur zie je deze lijn feitelijk terug. Ik vraag mij af of men daar waar het met ambitieus bronbeleid niet lukt – kijk naar de auto’s of naar andere dingen die wij graag sneller en scherper hadden gewild – niet te gemakkelijk zijn toevlucht neemt tot het neerleggen van een verplichting bij de lidstaten met de bijbehorende rapportageverplichtingen en dergelijke. Als deze trend manifest wordt, gaan wij de verkeerde kant op. Deze waarschuwing wil ik in ieder geval kwijt.

Minister Van der Hoeven: Die is terecht. Met de grondgedachte en de doelstelling van de verordening voor de energie-infrastructuur zijn wij akkoord. Als je een effectief monitoringssysteem op Europees niveau hebt, kun je transparantie vergroten en belemmeringen voor investeringen vroegtijdig blootleggen, dus dat is prima. Ik vind dat de informatie die op deze manier verzameld wordt, een bijdrage kan leveren aan het formuleren van zowel het Europese als het nationale beleid op het gebied van energie-infrastructuur. Het is niet allemaal Europees, maar ook nationaal. Wij zijn wel kritisch: geen overlap van werkzaamheden, geen extra administratieve lasten. Er bestaat immers al wetgeving op energiegebied op basis waarvan wij moeten rapporteren aan de commissies. Dat soort zaken moet niet dubbelop. Ik vind dat wij heel voorzichtig moeten omgaan met commercieel gevoelige informatie. Niemand zit erop te wachten dat dit soort dingen over straat gaan. Dat kan immers als gevolg hebben dat er juist niet meer wordt geïnvesteerd en dat willen wij natuurlijk niet.

Voorts werd er gevraagd naar de Nederlandse inzet ten aanzien van deze verordening over investeringsprojecten. Is er steun van andere landen? Er is een eerste discussie geweest in de raadwerkgroep. Nederland was kritisch, net als Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Ierland, België, Luxemburg, Slovenië, Estland en Tsjechië, met name over de overlap met bestaande rapportageverplichtingen. Dit punt komt telkens weer terug. Verder zijn er twijfels over de administratieve lasten, over de toegevoegde waarde en over de vraag of de gevoelige informatie voldoende beschermd is. Voorlopig is er dus voldoende steun voor onze zorgen. Er kan dan ook voldoende massa georganiseerd worden om aan deze zorgpunten tegemoet te komen. Wij zitten echter pas in de beginfase.

Verder vroeg mevrouw Spies naar de energieprojecten in het herstelplan, met name de subsidieovereenkomst over CCS op de Maasvlakte en de voorstellen van TenneT. Ik verwacht dat deze overeenkomst in januari getekend kan worden. Kunnen er andere kansrijke projecten uit Nederland onder dit plan gebracht kunnen worden? Nee, in de verordening is precies vastgelegd welke projecten kunnen meedingen naar subsidie. Er kan geen nieuw project bijkomen. Wij wilden zo veel mogelijk Nederlandse projecten op de lijst, maar wat op de lijst staat, staat erop, er kan niets meer bij.

De voorzitter: Ik kijk even naar de Kamerleden.

Mevrouw Spies (CDA): Het lijkt mij goed om formeel te vermelden dat ik mij even zal verstaan met een aantal andere collega’s en afhankelijk van de uitkomst daarvan zal beoordelen of ik een VAO aanvraag. Ik realiseer mij dat zo’n VAO dan uiterlijk donderdag zal moeten plaatsvinden, inclusief stemming. Ik heb goed gehoord dat de minister heeft aangegeven, onder alle omstandigheden een stemverklaring te zullen afgeven waarmee zij de bezwaren van de Kamer een plaats zal geven. Ik zal dit betrekken in het contact met de andere collega’s.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ik begrijp die stemverklaring best. Ik wil twee dingen opmerken. Ten eerste is het voorstel aangepast en ten tweede was de Kamer lopende het proces niet meer unaniem. Het lijkt mij dat de minister dit ook wel weet.

Minister Van der Hoeven: Ik zal een stemverklaring afleggen die to the point is. Op een aantal punten is zeer zeker tegemoetgekomen aan onze bezwaren. Ik wil dit als positief formuleren. Dat neemt echter niet weg dat een belangrijk principieel punt is blijven liggen. Dat punt speelt niet alleen een rol bij deze richtlijn, het komt telkens weer terug en dat is de reden dat ik het gemarkeerd hebben in de raad. Ik wil het namelijk vastgelegd hebben. Het is iets wat ik in de gaten wil blijven houden, ook bij de andere richtlijnen.

Toezeggingen

De minister heeft toegezegd dat in het verslag over de VTE-raad expliciet aandacht besteed zal worden aan de energielabels.

Minister Van der Hoeven: Het gaat erom of het mogelijk is om de kosten van energieverbruik te vermelden op de labels en, zo nee, wat wij dan kunnen doen om hier in de toekomst een punt van te kunnen maken.

De voorzitter: Ik sluit deze vergadering.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Timmer (PvdA), voorzitter, Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), ondervoorzitter, Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Vos (PvdA), De Rouwe (CDA) en Elias (VVD).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Jan Jacob van Dijk (CDA), Sap (GroenLinks), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Boelhouwer (PvdA), Kalma (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Atsma (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Bosma (PVV), Meeuwis (VVD), Van Dam (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD), Heerts (PvdA), Algra (CDA) en Weekers (VVD).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Atsma (CDA), Van Bommel (SP), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Waalkens (PvdA), voorzitter, Ormel (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Jonker (CDA), Irrgang (SP), De Roon (PVV), Pechtold (D66), Ten Broeke (VVD), Gill’ard (PvdA), Jasper van Dijk (SP), Thieme (PvdD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie) en Peters (GroenLinks).

Plv. leden: Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), Vos (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Van Heugten (CDA), Lempens (SP), Schermers (CDA), Knops (CDA), Jacobi (PvdA), Samsom (PvdA), Kuiken (PvdA), Teeven (VVD), Spies (CDA), Roemer (SP), Wilders (PVV), Nicolaï (VVD), Van der Ham (D66), Van der Burg (VVD), Besselink (PvdA), Van Leeuwen (SP), Ouwehand (PvdD), Voordewind (ChristenUnie) en Vendrik (GroenLinks).

XNoot
3

Samenstelling:

Leden: Van Gent (GroenLinks), voorzitter, Van der Staaij (SGP), Arib (PvdA), Poppe (SP), Weekers (VVD), ondervoorzitter, Dijsselbloem (PvdA), Depla (PvdA), Van Bochove (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Vietsch (CDA), Sterk (CDA), De Krom (VVD), Algra (CDA), Verdonk (Verdonk), Jansen (SP), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Wolbert (PvdA), Van der Burg (VVD), Van Heugten (CDA), Bouchibti (PvdA), Jasper van Dijk (SP), Thieme (PvdD) en Fritsma (PVV).

Plv. leden: Dibi (GroenLinks), Timmer (PvdA), Kant (SP), Blok (VVD), Bouwmeester (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Haverkamp (CDA), Bilder (CDA), Pechtold (D66), Willemse-van der Ploeg (CDA), Blanksma-van der Heuvel (CDA), Meeuwis (VVD), Neppérus (VVD), De Wit (SP), Voordewind (ChristenUnie), Heijnen (PvdA), Zijlstra (VVD), Van Haersma Buma (CDA), Leerdam (PvdA), Ulenbelt (SP), Bosma (PVV) en Karabulut (SP).

Naar boven