21 501-33
Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

nr. 237
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 9 juli 2009

De vaste commissie voor Economische Zaken1 en de vaste commissie voor Europese Zaken2 hebben op 10 juni 2009 overleg gevoerd met minister Van der Hoeven van Economische Zaken en staatssecretaris Heemskerk van Economische Zaken over:

– de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 6 maart 2009 inzake het verslag VTE-Raad (Energie) d.d. 19 februari 2009 (21 501-33, nr. 213);

– de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 14 april 2009 inzake verslag VTE-Raad (Telecom) d.d. 31 maart jl. (21 501-33, nr. 222);

– de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 3 juni 2009 inzake geannoteerde agenda VTE-Raad (Telecom en Energie) d.d. 11 en 12 juni 2009 (21 501-33, nr. 230);

– de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 24 april 2009 inzake Fiche: Mededeling inzake inzet van ICT voor overgang naar een energie-efficiënte, koolstofarme economie (22 112, nr. 851);

– de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 24 april 2009 inzake Fiche: Mededeling inzake strategie voor een sterkere ICT markt in Europa (22 112, nr. 852);

– de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 7 mei 2009 inzake Fiche: Mededeling inzake kritieke informatie-infrastructuur (CIIP) (22 112, nr. 858).

Van het overleg brengen de commissies bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Timmer

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Waalkens

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Franke

Voorzitter: Jansen

Griffier: Franke

Aanwezig zijn vier leden der Kamer, te weten: Spies, Samsom, Elias en Jansen en minister Verhoeven van Economische Zaken en staatssecretaris Heemskerk van Economische Zaken, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministerie.

De voorzitter: Welkom. Ik open de vergadering van de vaste commissie voor Economische Zaken. Ik heet de minister en de staatssecretaris van harte welkom en ook de welgevulde publieke tribune. Dat is de eerste meevaller vandaag. Wij hebben het vandaag over het verslag van de VTE-Raad, de geannoteerde agenda en wat aanpalende onderwerpen.

Ik stel een spreektijd voor van maximaal vijf minuten.

Mevrouw Spies (CDA): Voorzitter. Dat laatste gaat vast lukken.

Laat ik beginnen met het goede nieuws, namelijk dat sms’jes en gsm-gesprekken vanaf 1 juli in Europa fors in prijs zullen zakken. Dat is een hartstikke mooi resultaat. Het is weliswaar na de verkiezingen, maar wellicht voordat de meeste Nederlanders in het buitenland op vakantie gaan. Onze vraag is dan ook hoe wij borgen dat bij wijze van spreken op 2 juli, als al die vakanties beginnen, althans in de regio Noord, daadwerkelijk die lagere kosten bij mensen in rekening worden gebracht.

Wat de beveiliging van de vitale informatiestructuur betreft, is de eerste vraag die bij ons opkomt de vraag tegen wie of wat wij ons vooral moeten gaan beveiligen. Wat ons betreft zijn dat vooral terroristische en criminele activiteiten. De hamvraag is echter of er binnen de Europese Unie op dit moment voldoende mogelijkheden zijn om tot één standaard te komen. Zijn wij al zo ver dat dit zou kunnen lukken? Volgens het fiche dat wij van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken hebben ontvangen, zouden er aan dit voorstel geen financiële gevolgen voor Nederland verbonden zijn. Dat lijkt mij een erg optimistische inschatting, maar ik hoor graag een nadere onderbouwing.

Ik kom vervolgens bij twee en misschien wel drie aspecten van het onderdeel energie. Over de strategische olievoorraden geeft de minister aan dat aan een aantal belangrijke punten van kritiek tegemoet is gekomen, maar dat er niettemin toch nog een aantal forse kritische kanttekeningen te maken is. Dat doet natuurlijk de vraag rijzen naar de politieke inschatting van de minister of haar punten van kritiek opnieuw gehonoreerd kunnen worden. Als dat niet het geval is, wat is dan haar eindoordeel? Gaat zij proberen dit tegen te houden? Is er een blokkerende minderheid voor te vinden? Ik zie graag een verkenning van het politieke landschap en de einduitkomsten.

Over de EPBD kan ik heel kort zijn. In de vaste commissie WWI hebben wij daarover ook gesproken. Naar mijn stellige overtuiging zei een overgrote meerderheid in de Tweede Kamer, in elk geval de CDA-fractie, dat wij helemaal niets hebben aan deze richtlijn. Proportionaliteit en subsidiariteit zijn beide zeer kwestieus. Dus gewoon niet doen! Wij vinden dat de regering nog buitengewoon meegaand en welwillend meedenkt bij de vormgeving van de richtlijn, maar wij willen die hele richtlijn niet.

Ten slotte de Nabuccogaspijpleiding. Wij zijn benieuwd hoe de minister de meest recente ontwikkelingen waardeert. Wij hebben ook schriftelijk al kritische vragen gesteld over het feit dat een Russisch bedrijf een deelneming heeft in dit project. Wij vragen ons af of dit leidt tot de gewenste diversificatie of dat dit uiteindelijk toch een dikke Russische vinger in de pijpleiding betekent.

De heer Samsom (PvdA): Voorzitter. Op Telecomgedeelte heb ik twee punten. Allereerst felicitaties voor de roamingtarieven. Het is een briljante timing, op 1 juli a.s. Een half jaartje eerder had misschien meer effect gesorteerd afgelopen donderdag, maar goed.

De heer Elias (VVD): Lag het daaraan?

De heer Samsom (PvdA): Los van het feit dat mijn woordvoerder op dit gebied volstrekt onbereikbaar is; dus misschien kan nog iets worden gedaan aan de sms-dekking ergens in het Midden-Oosten. Niettemin hebben wij ook zonder hem de afstemming rond gekregen.

Het ging vooral om het amendement op stuk nr. 138, over het afsluiten van internetgebruikers door de provider zonder of met tussenkomst van de rechter. Dat is een vrij fundamenteel onderwerp. Dat blijkt ook wel als je de behandeling van het voorstel in het Europees parlement ziet. Hoe gaat het verder? Wij kunnen ons in dit geval vinden in de inzet van de Nederlandse regering, maar wij zien ook wel belangrijke tegenkrachten in Europa. Wij maken ons ernstig zorgen over de uitkomst. Dus graag iets meer duidelijkheid hoe dit in tweede lezing en waarschijnlijk in reconciliatie uiteindelijk wordt opgelost.

Vervolgens kom ik bij energie en allereerst bij de olievoorraden. Het belangrijkste punt van kritiek is inderdaad dat dit een leuke richtlijn is, maar dat er nog steeds geen garantie is dat alle landen voldoende olievoorraden aanhouden. Er zijn nog steeds trucs mogelijk waardoor je zogenaamd een olievoorraad hebt, die je uiteindelijk in een crisissituatie niet ter beschikking kunt stellen omdat die in eigen land of voor andere dingen nodig is. Dat is wel een fundamenteel probleem bij deze richtlijn. Er zijn twee oplossingen mogelijk. De ene is dat de minister haar collega’s overtuigt. Haar overtuigingskracht kent bijna geen grenzen, dus dat zou toch moeten lukken. Maar stel dat het niet lukt – het is een hypothetisch geval – dan is er nog een andere mogelijkheid, een andere truc. Het is mogelijk om inzicht te krijgen in de werkvoorraden en echt strategische reserves in landen, misschien niet via deze richtlijn maar dan toch wel via bilaterale communicatie met andere ministers. Ik vraag de minister om niet te rusten voordat wij daarin inzicht hebben. Stel dat straks de olietoevoer uit Verweggistan wegvalt, hoe staat het dan met de Duitse olievoorraad? Hoe staat het dan met de Belgische olievoorraad? Hoe staat het dan met de Griekse olievoorraad? Dat moet te achterhalen zijn, ook buiten de richtlijn om. Laten wij ons niet al te veel in het keurslijf van Europese richtlijnen laten drukken.

De ecodesignrichtlijn is een ander belangrijk punt. Er « slingert» een bizar voorstel rond om alles een A-label te laten krijgen. Daar komt het uiteindelijk op neer. Dan wordt het A plus 20% of A plus 30% of A min 40%. Dat voorstel kan onze goedkeuring niet wegdragen. En dan druk ik mij heel voorzichtig uit. Het is wel jammer dat dit voorstel voor de koelproducten al is aangenomen. Wij zitten dus straks met dat type labels. Wij verzoeken de minister om zich in te blijven zetten voor een duidelijk label: A voor goed en G voor bar slecht, en het andere zit er tussenin. Daarbij zou sprake moeten zijn van een voortschrijdende normstelling, het liefst volgens het Japanse programma waarin elke vijf jaar het beste product de norm zet. Dat wordt dan het A-product en de rest kan het schudden. De rest gaat dan naar de G-categorie en dan doet men maar beter zijn best. Het werkt, het werkt in Japan. Daar is toch geen kleine industrie voor dit soort consumentenproducten. Het kan ook in Europa werken. De minister moet niet te veel de oren laten hangen naar de grote fabrikanten en er vooral voor zorgen dat haar collega’s dat niet doen.

Wat de EPBD betreft sluit ik mij aan bij de opmerkingen van mijn collega van het CDA. Wij willen wel die energiebesparende gebouwen. Wij willen ze zelfs energiebesparender dan de gemiddelden die nu in Europa rondslingeren, maar wij hoeven daarvoor geen richtlijn vanuit Europa. Die vertraagt waarschijnlijk alleen maar in plaats van dat die de boel opjuint. Wij willen snel vooruit.

Het staat niet op de agenda, maar ik heb begrepen dat wel gesproken gaat worden over het supergrid in de Noordzee, het grote prachtige netwerk dat in de Noordzee alle offshoreparken met elkaar moet verbinden. Daar moet onze energieafhankelijkheid uiteindelijk echt vandaan komen. Wij kunnen Nabuccopijpleidingen aanleggen tot we een ons wegen en olievoorraden aanleggen dat het een aard heeft, maar uiteindelijk staat of valt onze energieafhankelijkheid met de vraag of wij in staat zijn om op tijd duurzame-energievoorraden te ontwikkelen op grote schaal. De Noordzee is onze kans. Vijf landen gaan erover praten, zo hebben wij begrepen. Nederland hoort daarbij. Dat is mooi, als dat klopt. Onze vraag en onze aanmoediging richting minister is natuurlijk: neem hier het voortouw. Zorg ook dat een vrij fors deel van de 3,75 mld. Europese euro’s die beschikbaar zijn voor dit soort zaken, ook dat Europese supergrid in gaat. Wij hebben dat liever dan minder verkieslijke opties als CCS en dergelijke. Die zijn ook wel belangrijk, maar het draait om het supergrid. Dit is een onverkorte aansporing voor de minister om hierin het voortouw te nemen en om met de vijf andere landen en het liefst zo snel mogelijk met de hele Europese Energieraad tot een besluit te komen waarmee wij dat supergrid kunnen aanleggen.

De heer Elias (VVD): Voorzitter. Ik sluit mij allereerst graag aan bij de uitspraak dat het buitengewoon plezierig is dat de gsm-tarieven nu omlaag gaan. Maar laat men wel de vinger aan de pols houden.

Wat betreft «three strikes out», het drie keer illegaal downloaden, geldt voor de VVD-fractie in ieder geval «illegaal is illegaal», maar de rechter is wel de rechter. In hoeverre moeten wij zien te leven met dat uitgangspunt, waar geen speld tussen te krijgen is, dat niet helemaal wordt gehandhaafd? Hoe moeten wij daar uiteindelijk tegenaan kijken?

Op het punt van de strategische olievoorraden is het voor de VVD cruciaal dat commerciële partijen, zoals Vopak, in staat worden gesteld om een rol te spelen in het houden daarvan. Tevens moet het mogelijk blijven dat strategische olievoorraden in een ander land – lees bijvoorbeeld: de Maasvlakte – worden gehouden. Als deze punten zijn geregeld, heeft de VVD verder geen nadere bezwaren tegen de Nederlandse inbreng op dit punt.

Wat energielabeling in het algemeen betreft zijn wij tegen de minimumnorm. Wij zijn op zich wel voorstander van labeling, dit om de consument de informatie te geven die hij of zij nodig heeft.

Labeling van autobanden vinden wij echt grote onzin. Het is jammer dat dit na de verkiezingen aan de orde is. Het was beter geweest als het voor de verkiezingen aan de orde was geweest. Dat ben ik eens met de staatssecretaris. De gemiddelde consument kijkt echt niet naar een energienorm op banden of naar een kleurtje. Wij vragen ons werkelijk af of wij hier niet weer het braafste jongetje van de klas spelen door de Europese richtlijn versterkt uit te voeren. Wij zijn er niet voor, om sterker termen te vermijden.

Mijn collega Van der Burg heeft in het algemeen overleg over energiebesparing gebouwde omgeving van 3 juni jl. al aangegeven dat mijn fractie faliekant tegen de herziening van de richtlijn energieprestaties gebouwen is. Dat herhalen wij hier, onder verwijzing naar de toen gegeven argumenten en inclusief de vraag of de VVD ervan op aan kan dat de minister hier dwars voor gaat liggen als het aan de orde is.

Op het gebied van ICT zijn de meeste punten politiek onomstreden.

Wel krijg ik graag meer duidelijkheid over de reductie van de administratieve lasten die de Europese Commissie heeft aangekondigd. Daaruit blijkt onvoldoende wat de theoretische reductie is, hoe men denkt dat het zal gaan en hoe de maatregelen in de praktijk uitwerken. Een voorbeeld dat ik daarbij graag aanhaal, is de verpakkingenbelasting in Nederland. Ik kom daar overigens nog wel op terug in ander verband. Wij krijgen van het kabinet de cijfermatige klucht te zien dat de verpakkingenbelasting slechts tot 1 mln. extra administratieve lasten zou hebben geleid, terwijl wetenschappelijke becijferingen uitwijzen dat het 50 mln. is geweest. Ik zie niet graag een Europese reprise van dezelfde onzin.

Voorzitter: Spies

De heer Jansen (SP): Voorzitter. Het is mooi dat de mobiele telefoontarieven in Europa omlaag gaan. Ik roep de bewindspersonen wel op om strikt te kijken naar de effecten op de nationale tarieven. Vaak zie je dat sprake is van communicerende vaten: als het niveau ergens anders omlaag gaat, gaat het hier omhoog. Dat lijkt mij, eerlijk gezegd, niet de bedoeling.

Wat de strategische olievoorraden betreft kan ik de inbreng van mevrouw Spies onderschrijven.

Over de EPBD was de stemming Kamerbreed, althans in de Tweede Kamer, om het niet te doen. Nationale omstandigheden verschillen heel sterk, het klimaat van Noord- en Zuid-Europa is verschillend. Kortom, je moet dit niet proberen te regelen alsof het een eenheidsworst is, al onderschrijven wij van harte dat de lat voor energiegebruik gebouwde omgeving omhoog moet.

Wat de heer Samsom zei over ecodesign spreekt mij ook aan. Ik ben ook voorstander van de Japanse aanpak om als het ware mee te groeien met de techniek. Op het moment dat technisch meer kan, moet de lat automatisch omhoog. Juist omdat het in Europa zoveel moeite kost om op gang te komen – de startbureaucratie is gigantisch groot – moet je een systeem invoeren dat daarna min of meer op de automatische piloot meegroeit met de technische ontwikkeling.

De andere sprekers hebben niet de potentie van ICT bij energiebesparing genoemd. Wij denken dat daar heel veel potentie is, niet alleen aan de kant van energiebesparing, maar ook aan de kant van innovatie. Het zijn dus twee aspecten, die in de portefeuilles van de minister en de staatssecretaris zitten. In personenvervoer zijn bijvoorbeeld grote besparingen mogelijk door ICT in te zetten bij anticiperen op files, rijden in file en automatisch aanpassen van de snelheid van voertuigen aan de snelheidsbeperking. Dat scheelt bekeuringen en het bespaart energie. Dat is dus een voorbeeld van een win-winsituatie. Energiezuinig optrekken en afremmen van auto’s is ook een voorbeeld. Sommige auto’s hebben al een sportief programma en een zuinig programma. Dat zou je moeten uitbreiden om het economisch gebruik van auto’s te verbeteren. In Nederland is al veel kennis aanwezig die benut kan worden bij het ontwikkelen van dit soort hard- en software. Onderschrijven de bewindslieden dit? Zien zij mogelijkheden om in Nederland in het kader van innovatie- en technologiebeleid mee te liften op de internationale trend en om misschien zelfs een leidende rol daarin spelen?

En dan nog een vraag over het energieverbruik in de ICT-sector zelf. Dat is nu al goed voor 8% van het elektriciteitsverbruik. Naar verwachting zal dat oplopen tot ruim 10% in 2020. De SP-fractie denkt dat op dit moment bij energiebesparing in de ICT-sector louter gefocust wordt op de technische verbeteringen, terwijl ook organisatorische en procedurele verbeteringen veel energiebesparing kunnen opleveren, waarschijnlijk in combinatie met een flinke productiviteitswinst.

Meer dan 5% van het wereldwijde berichtenverkeer bestaat uit spam. Er kan veel energie en ergernis worden bespaard als de hoeveelheid spam wordt teruggedrongen. Dat is een typisch grensoverschrijdend fenomeen. Wat zou de Europese Unie op dit punt kunnen betekenen? Je zou kunnen denken aan het invoeren van een verzendtarief per e-mailbericht, met een vrije voet die zo hoog is dat normale gebruikers daar geen enkele hinder van ondervinden, maar spammers direct uit de markt worden geprijsd.

Niet alleen voor spammers staan wereldwijd tientallen elektriciteitscentrales te draaien. Dat geldt ook voor ondoordacht gebruik. Denk aan het meesturen van megabytes aan informatie die misschien door een op de tien ontvangers uitgepakt wordt, terwijl had kunnen worden volstaan met een link. Zou er sterk ingezet kunnen worden, ook op Europees niveau, op het verbeteren van dit soort procedures? Met een relatief kleine investering kun je waarschijnlijk heel veel energie besparen.

De heer Elias (VVD): Moet ik hieruit begrijpen dat de heer Jansen vindt dat er een rol is voor de Europese Commissie om mij als gebruiker ervan te weerhouden om een groot bestand te versturen?

De heer Jansen (SP): Waar ik naar op zoek ben, zou toch ook de VVD moeten aanspreken. Wij proberen het voor de gebruiker handiger te maken door met simpele procedures minder megabytes over het netwerk te pompen en te bereiken dat de gebruiker van spam verstoken blijft. Ik neem aan dat de heer Elias dat ook zal onderschrijven. Er zijn faciliteiten waardoor je de megabytes alleen over het net hoeft te sturen als dat echt nodig is, als ze worden uitgepakt. Dat lijkt mij een heel logische en simpele manier om energie te besparen.

De heer Elias (VVD): Mijn vraag was of de heer Jansen vindt dat daar een rol is weggelegd voor de Europese Commissie of de Europese Unie.

De heer Jansen (SP): Ik denk dat het een combinatie is. Sommige dingen kun je bottom-up ontwikkelen. Er zijn handige ontwikkelaars die dit soort zaken bedenken. Die worden dan populair en meer gebruikt. Sommige zaken kun je door middel van coördinatie sneller invoeren. Op dat punt kan wellicht de Europese Unie een rol spelen. Zij heeft pretenties op dit punt, zo constateer ik op grond van het fiche. Het gaat ons alleen maar om coördinatie. Dat heeft de heer Elias ook kunnen zien. Het lijkt mij dat er op dit punt nogal wat te coördineren valt.

De heer Samsom (PvdA): Ik moet even de ideeën van de heer Jansen verwerken, vooral dat eerste punt van een Europese e-mailbelasting. Ik heb waardering voor de zoektocht naar praktische oplossingen voor het irritante spamprobleem. Hoe valt echter het idee van een Europese e-mailbelasting te rijmen met het uitgangspunt minderbrussel.nl?

De heer Jansen (SP): Misschien moet het wel een wereldwijde energiebelasting worden. Ik heb het geen belastingvoet genoemd, omdat je het vorm moet geven met een vrije voet die zo hoog is dat u en ik, dat normale gebruikers er geen enkele last van hebben. Alleen spammers die in één keer miljoenen berichten over het netwerk pompen, zouden er hinder van moeten hebben. Het is puur een suggestie voor een denkrichting. Misschien zijn er andere denkrichtingen. Ik zou graag zien dat de Europese Unie, maar andere platforms mogen van mij ook, op dit punt actiever is en zich niet uitsluitend beperkt tot technologieontwikkeling. Dat laatste is wat mij betreft een te smal pad.

Voorzitter: Jansen

Minister Van der Hoeven: Voorzitter. Ik ga achtereenvolgens in op de olievoorraad, de Nabuccopijpleiding, waarbij ik ook iets kwijt wil over de gasproblematiek in het algemeen, Noordzee supergrid, de richtlijn energie-etikettering, de gebouwde omgeving en de banden.

Ik wil allereerst ingaan op wat de heer Jansen zei over ICT en automotive. De staatssecretaris zal daar uiteraard dieper op ingaan, maar ik wijs er wel op dat wij in Nederland niet voor niets de innovaties in automotivecentrum in Helmond enorm steunen. Daar werkt men internationaal samen en wordt ook gewerkt aan nieuwe concepten van bijvoorbeeld connected cars. Daarbij wordt in relatie tot verkeerssituaties ICT ingezet, zodat op een goede manier de verkeersstromen worden geregeld. Daar wordt heel veel ingezet op alle mogelijke vormen van energiebesparing. Wij lopen daarbij voorop. Ik noem dit omdat ik verleden week het Automotive House en de Automotive Campus heb geopend. Daar wordt bij onderzoek samengewerkt met TNO. Ik ben ook blij dat ik in een vorig leven bevorderd heb dat TNO daar ging zitten met automotive. Ik ben er nog altijd dankbaar voor dat ik toen mijn zin heb doorgedreven dat TNO van Delft naar Helmond ging. Ik zie nu waar dat toe leidt. Er wordt daar een combinatie gevonden tussen kennis ontwikkelen, kennis vermeerderen, kennis delen en kennis toepassen en onderwijs en opleiding in met name het Automotive House. Dit gezegd hebbende, laat ik de rest van de vragen over aan de staatssecretaris.

Wat de olievoorraden betreft zeg ik tegen mevrouw Spies en degenen die haar daarin gevolgd hebben, dat het waar is dat er verbeteringen zijn. Er is een aantal pijnpunten geschrapt. De wekelijkse rapportage is geschrapt. Het verbod op het grensoverschrijdend aanhouden van voorraden is geschrapt. Dat was een van de punten die de heer Elias naar voren bracht. Ook private partijen hebben een mogelijkheid om te participeren. Die punten zijn dus geregeld. Er zijn echter ook gemiste kansen. Dat klopt. Die heeft men goed geadresseerd. De crisiskwaliteit van de voorraden zal echt niet verbeteren hierdoor. De minimaal benodigde werkvoorraden kunnen nog steeds worden ingezet ter afdekking van de verplichting. Dat betekent in een crisissituatie dat de inzet van de werkvoorraad niet tot extra olieaanbod zal leiden.

Het punt dat de heer Samsom noemde, dat het niet transparant is, blijft. Kan ik een blokkerende minderheid organiseren? Deze keer niet. Ik vind het erg jammer, maar de andere landen willen niet mee. Als ik zie wat wij hebben, zijn er positieve elementen. Ik zou ook verder willen, maar ik kom er niet mee verder. Dan kan ik twee dingen doen. Ik kan dan tegenstemmen met een stemverklaring, maar ik ben bang dat ik dan mijn bilaterale activiteiten waarnaar de heer Samsom verwees, ook op mijn buik kan schrijven. Ik wil het volgende doen. Ik wil wel mijn steun uitspreken voor in ieder geval het resultaat dat er nu ligt, maar tegelijkertijd aangeven dat ik een aantal gemiste kansen zie. Dat gebruik ik dan als springplank om buiten de richtlijn om te kijken op welke andere manieren die transparantie er kan komen. Als ik echt ga tegenstemmen, zal ik waarschijnlijk geen draagvlak krijgen om de vervolgstap te zetten. Dat is mijn politieke inschatting van dit punt.

Mevrouw Spies (CDA): Ik kan mij bij die strategie wel iets voorstellen, gegeven het feit dat een aantal kritiekpunten wel is gehonoreerd. Aan welke vervolgstappen denkt de minister en welk tijdschema heeft zij daarbij voor ogen?

Minister Van der Hoeven: Een van de vervolgstappen is de route via het IEA, het International Energy Agency. De meeste EU-landen zijn daar lid van. Het is de bedoeling dat een soort landenexamens worden afgenomen. Daarbij wordt nog nadrukkelijk aangegeven dat de landen hun systeem op orde moeten brengen, dat zij het op een hoger niveau moeten brengen dan de minimumeisen die de richtlijn en het IEA-basisverdrag stellen. Een aantal landen heeft ook een agentschap opgericht. Dat betekent dat je via het datasysteem de samenstelling van de inzetbare voorraden meer transparant kunt maken. Dat is een van de vervolgstappen die ik mij voorneem. Op dit moment is er in IEA-kader wel zicht op de omvang van de minimumwerkvoorraden in de diverse landen, omdat daarover specifieke vragenlijsten zijn ingevuld. Dat is inderdaad buiten de richtlijn om, zoals de heer Samsom terecht zei, in het kader van het IEA.

Laat ik wat de gaskwestie betreft beginnen bij de Nabuccopijplijn en de Russische deelneming. Het is juist dat Surgut Neftegaz 21,2% van de MOL-aandelen heeft verworven door aankoop van het pakket van de Oostenrijkse energiemaatschappij. Dat betekent dat het bedrijf de grootste afzonderlijke aandeelhouder van MOL wordt, maar dit aandeel vertegenwoordigt geen controlerende zeggenschap. Dat is van belang. Het is niet aan ons, maar aan de Hongaarse autoriteiten en, als het van toepassing, is aan de Europese Commissie om een beoordeling te maken van de aankoop van delen van het Hongaarse bedrijf door een niet-EU-bedrijf. Ik heb geen aanwijzingen dat de reden om een aandeel in het Hongaarse bedrijf te nemen, een beoogde invloed op het Nabuccotraject is. Ik zie wel dat wij in het gehele concept van de Southern Corridor diversificatie willen van de aanvoer van gas naar Zuidoost- en Midden-Europa. Dat sluit op onze ambities aan. De Nabuccogaspijpleiding is daar een onderdeel van. Ik vind ook dat die er moet komen, dat is absoluut noodzakelijk. Binnen die Southern Corridor hebben wij ook de White Streamgaspijpleiding. Die moet van Georgië naar Roemenië over de bodem van de Zwarte Zee gaan lopen. Dat is een optie. Het gas uit Irak en de LNG-uitvoer uit Qatar zijn eveneens deel van de plannen. Surgut Neftegaz doet geen uitspraak over de aandeelhoudersstructuur. Er zitten geen regeringsvertegenwoordigers in de raad van directeuren. Er is dus geen aantoonbare directe relatie tussen het bedrijf en bijvoorbeeld de Russische premier of de Russische president.

Dat neemt niet weg dat wij wel wat problemen hebben, maar dat zijn problemen van een andere orde, rondom Oekraïne. Ik wil daar toch wel iets van zeggen, omdat ik van plan ben om dit vrijdag aan de orde te stellen. In januari is afgesproken dat het Rusland maandelijks betaalt voor de gasleveranties, maar Oekraïne heeft gewoon een heel slechte betalingsdiscipline. Als het de maandelijkse betalingsdeadline mist, heeft Rusland op basis van de overeenkomst van januari het recht om betaling vooraf te eisen. Oekraïne is – de problemen zijn bekend – het belangrijkste doorvoerland voor Russisch gas. In de winter bevoorraadt Oekraïne zijn binnenlandse klanten vanuit de gasopslag. Oekraïne moet die vullen in de zomermaanden om later de binnenlandse klanten te kunnen leveren. Dat proces moet in april gestart worden, maar dat is dus niet gebeurd. Dat kan de komende winter tot problemen leiden, omdat Oekraïne dan transitgas dat eigenlijk bestemd is voor Europa, voor eigen gebruik zou kunnen gaan aftappen. Dat is de reden dat op dit moment aan de bel wordt getrokken.

Ik heb hierover afgelopen week met energieminister Shmatko gesproken. Rusland wil graag dat de EU Oekraïne financieel gaat steunen, vooral door het verlenen van kredieten. Dat lijkt mij geen goede oplossing. De oplossing moet namelijk wel structureel zijn. Dat houdt in dat je het Oekraïense pijpleidingennetwerk ontkoppelt in een deel bestemd voor transit en een deel bestemd voor binnenlands gebruik. Dat moet gemoderniseerd worden. Wij kunnen een paar dingen doen. Het land heeft wel een transitverplichting. Daar moeten wij niet aan tornen. Wij, de Europese lidstaten, zijn klant van Rusland en geen klant van Oekraïne. Kredietverlening aan Oekraïne vind ik dus niet logisch en niet gewenst. Die wordt direct gekoppeld aan gastransit. Dat moet je niet doen. Ik zal in elk geval deze zorgen kenbaar maken. Ik vind dat de Europese Commissie met het zenden van de monitoringcommissie naar Kiev en Moskou wel een goede zet heeft gedaan. Ik wil daarover ook geïnformeerd blijven. Ik vind ook dat de energieministers daarover geïnformeerd moeten blijven. Dat is de reden dat ik dit in ieder geval zal aankaarten.

Soms zijn de heer Samsom en ik het niet met elkaar eens, maar op het punt van het Noordzee supergrid wel. Wij spreken er inderdaad over in het pentalaterale forum van vijf Noordwest-Europese landen. Er ligt inderdaad in EU-verband een financiële claim in het kader van het intensiveringspakket. Ik ben het zeer met de heer Samsom eens dat dit een uitgelezen kans is. De Noordzee en het supergrid vormen een uitgelezen kans om ons eigen plan voor windenergie op zee daarmee in verbinding te brengen en op die manier verbindingen te realiseren. Ik heb dit punt zelf geagendeerd in december tijdens het pentalaterale forum. Ik pak het zeer zeker opnieuw op, want het is een uitgelezen kans voor de Noordzeelanden om in de toekomst duurzaam te produceren en vooral ook energie duurzaam bij mensen te krijgen. CCS moet ook, maar is niet dé oplossing voor de lange termijn. CCS is een transitietechnologie. Je moet niet omdat je het beste wilt hebben, dat wat je nu kunt doen, nalaten. Het is niet either-or, maar and-and.

Dat brengt mij bij de richtlijn voor energie-etikettering. Er is veel discussie over de vraag hoe de richtlijn voor energie-etikettering vorm moet krijgen. Ik vind – het Europees Parlement vindt dat gelukkig ook – dat de A-G-richtlijn moet worden vastgelegd in de herziene kaderrichtlijn. Dat is absoluut noodzakelijk. Dat betekent ook – dat ben ik zeer eens met de heren Samsom en Jansen – dat je die regelmatig moet aanpassen aan de stand van de techniek. Ook dat is iets wat er in moet. Bij de onderhandelingen geldt de meerderheid van stemmen. De onderhandelingen in de komende maanden zullen uitwijzen wat het hoogst haalbare is. Een systeem helemaal zoals in Japan zal lastig worden. Naar een systeem dat is geënt op dat van Japan, waarbij Japan als voorbeeld wordt genomen, zouden wij wel moeten streven. Maar nogmaals, afhankelijk van de onderhandelingen wordt de uitkomst vastgesteld.

Wat de energierichtlijn gebouwde omgeving betreft zie ik wel dat de Kamer het er niet mee eens is. En ik ben het daarmee eens. Ik denk dat het niet goed is dat men het op deze manier doet, waarbij renovatie bijvoorbeeld wordt gekoppeld aan prestatienormen met een vergunningstelsel, waarbij er een centrale archivering en controle is bij de keuring van de installaties, waarbij het label zelf informatie moet bevatten over kosteneffectiviteit enzovoorts. Ik denk dat het niet goed is dat je in een gebouw waar geen publiek komt, zichtbaar een energielabel moet ophangen. Ik ben het dus zeer eens met de verschillende argumenten, die vanuit verschillende politieke overtuigingen zijn ingegeven, maar die wel tot één conclusie leiden. Zoals het nu ligt – en ik heb het heel kort geformuleerd – zegt men hier in feite: EPBD weg ermee. Er zijn zeker alternatieven en ik zal die ook inbrengen. De zorg van de Tweede Kamer over de EPBD neem ik dus uiterst serieus. Wij moeten bezien hoe wij het voorstel kunnen beïnvloeden en hoe wij, als het niet lukt, een blokkerende minderheid kunnen organiseren. Het ene komt na het andere. Eerst moeten wij constructief bezien hoe wij ervoor kunnen zorgen dat hetgeen wij wel willen, er in komt te staan. Lukt dat niet, dan wordt het een ander verhaal.

Mevrouw Spies (CDA): De Tweede Kamer heeft de oranje kaart al getrokken. Wat ons betreft voldoet deze richtlijn niet aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit

Minister Van der Hoeven: Dat ben ik met u eens.

Mevrouw Spies (CDA): Dus van begin af aan moet de minister ook helder maken dat wij er helemaal niet op zitten te wachten.

Minister Van der Hoeven: Misschien mag ik het als volgt formuleren, want ik voel dat de Kamer en de regering in feite dezelfde richting gaan. Zoals het er nu ligt, willen wij het niet. Het hoeft niet nu, want we hebben de argumenten eerder gewisseld, maar ik zal dat met argumenten aantonen. Ik zal ook aangeven wat wij wel willen. Ik zal daarbij aangeven, als het niet kan, dat het Nederlandse parlement van mening is dat dit zo niet toelaatbaar is. Ik kan natuurlijk niet zeggen dat het van mening is dat er dan een blokkerende minderheid georganiseerd moet worden; dat gaat zo niet. Ik zal met kracht van argumenten dit benadrukken. Ik zal dit zeer zeker doen. Ik koppel ook terug hoe erop gereageerd is vanuit andere landen. Het is heel helder wat de Kamer wil en ik ben het daarmee eens. Alleen moet ik straks niet opgescheept worden met iets wat wij helemaal niet willen. Dat betekent dat ik ook moet inzetten op verandering van hetgeen voorligt. Je kunt niet alleen zeggen dat je het niet wilt. Dat is wat kort door de bocht.

Mevrouw Spies (CDA): Ik wil voorkomen dat wij terechtkomen in hetzelfde soort discussies als bij de bodemrichtlijn, dat op een gegeven moment zo ver tegemoet was gekomen aan de Nederlandse wensen dat de verantwoordelijk minister overwoog om toch maar in te stemmen met de bodemrichtlijn. Dat is wat ons betreft geen optie.

Minister Van der Hoeven: Ik begrijp wat u bedoelt. Wij hebben in dit geval, als ik naar het politieke krachtenveld kijk, een aantal medestanders: Duitsland, Denemarken, België, Frankrijk en Zweden. Het zit vooral in de administratieve lasten, de toenemende bureaucratie, de uitgebreide certificaatverplichtingen en de uitgebreide inspecties die in feite – dat is het basispunt waar het om gaat – haaks staan op de subsidiariteit.

De heer Elias (VVD): Om een politiek beladen term te gebruiken: wij willen er in elk geval niet in gerommeld worden.

Minister Van der Hoeven: Dat kan ik mij heel goed voorstellen. Ik hoop dat u uit mijn opmerkingen afleidt dat ik er ook helemaal niets voor voel.

Wat de banden betreft zijn wij wel voorstander van een label. Dat levert iets op. Ook dat blijkt overigens uit onderzoeken bij het automotive centrum in Helmond, waar men onderzoek daarnaar doet. De energiebesparing die ontstaat als iedereen overgaat op energiezuinige banden, is even groot als het totale energieverbruik in Hongarije op dit moment. Het levert dus wel iets op. Het is ook niet voor niets dat wij in Nederland zelf onderzoek daarnaar doen. Het is een van de opties die wij hebben. Het moet in dit geval wel een Europees label zijn, want het gaat echt om grensoverschrijdende handel en niet om nationale handel. In dit opzicht volg ik dus de heer Elias niet.

Staatssecretaris Heemskerk: Voorzitter. Ik dank de diverse leden voor hun inbreng en voor de complimenten dat het per 1 juli vanaf de camping in Nederland voor Spanjaarden goedkoper wordt om naar Spanje te bellen en omgekeerd dat het voor Nederlanders in Spanje goedkoper wordt om naar Nederland te sms’en of dataverkeer te versturen. Dat is op zich goed nieuws, maar het is wel raar dat de overheid naar het instrument van tariefregulering moet grijpen. Als de overheid de prijzen gaat bepalen, zie je meestal dat alle marktpartijen lekker tegen de maximumtarieven aan gaan zitten en dat zij in die zin niet concurrerend zijn. Nederland heeft altijd gezegd dat er een noodzaak voor ingrijpen is omdat het een grensoverschrijdend probleem is. Eerlijk gezegd is het vooral een probleem voor noorderlingen die in het zuiden op vakantie gaan. Die waren de melkkoe. Ik ben dus niet heel erg bezorgd dat het in Nederland zal leiden tot hogere tarieven. Veel eerder waren elders overwinsten. Die pakken wij aan. Wij nemen een tariefmaatregel. Die tariefmaatregel zou wel tijdelijk moeten zijn. Om uiteindelijk een goede prijs-kwaliteitverhouding te bereiken, moet het product transparant zijn. Ten eerste moet je echt weten wat je koopt. Op dat terrein valt er nog wel iets te verbeteren bij de abonnementen. Ten tweede moet je, als het niet bevalt, snel kunnen overstappen op een ander product. In Nederland zijn al op het punt van opzegtermijnen en niet meer automatisch stilzwijgend verlengen veel maatregelen genomen in de telecom. Die gaan overigens ook per 1 juli in, zodat men binnen een maand van een abonnement op internet of mobiel af kan. Overstappen wordt ook een stuk makkelijker. Dus: transparantie, overstappen. Ten derde moet een aanmerkelijke machtspositie hard worden aangepakt, zodat bedrijven niet bepalend kunnen zijn in de prijszetting. Op die manier kun je een goede prijs-kwaliteitverhouding krijgen. Alleen bij noodzaak moet de overheid een prijs, een tarief, stellen. Dat hebben wij gedaan, maar wij moeten echt nadenken over een exitstrategie, want voordat je het weet gaat Europa alle tarieven op telecomgebied bepalen. Dat is niet de kant die het kabinet op wil. Het is een verordening. Die is dus meteen van kracht. In de Telecomwet is geregeld dat de Opta, als men zich er niet aan houdt, alle middelen heeft om te handhaven.

Ik kom vervolgens bij het amendement op stuk nr. 138. Het Europees Parlement wil voorkomen dat overheden iemand zomaar afsluiten van het internet als hij iets doet wat niet mag. Ik ben het met de heer Elias eens: de rechter is de rechter, illegaal is illegaal. Maar zelfregulering is ook zelfregulering. Wij hebben in Nederland mooie gedragscodes met de sector afgesproken, bijvoorbeeld Notice-and-Take-Down bij het bestrijden van kinderporno. Het zou de heer Elias als liberaal moeten aanspreken dat wij niet alles via wetten en regels willen regelen. De reden dat het kabinet heeft gezegd dat de Franse aanpak verkeerd is, is dat wij wel de mogelijkheid willen hebben om de aanpak van kinderporno die wij in Nederland hanteren, in stand te houden. Wij willen aan de ene kant de burger beschermen zodat hij niet zomaar afgesloten kan worden. Aan de andere kant willen wij vormen van zelfregulering om dit soort verschrikkelijke praktijken aan te kunnen pakken, ook handhaven.

Wat is nu het probleem met het amendement? De vraag van de heer Samsom was ook hoe het nu verder moet. Het probleem is eigenlijk dat het Europees Parlement helemaal aan de ene kant hing, in de zin dat de burger beschermd moet worden tegen de staat en dat de rechter ertussen wordt gezet. De andere kant, een vorm van zelfregulering, is onvoldoende meegenomen. Er is dus ook onduidelijkheid over het amendement, want iedereen wil natuurlijk kinderporno bestrijden. Er is nu geen gekwalificeerde meerderheid van lidstaten voor de ondersteuning van het amendement. Er wordt nu ook gesteggeld over de interpretatie van het amendement. Op 11 juni zal er een informele bijeenkomst zijn – mevrouw Reding noemt dit een high tea session – waarbij de DG aanwezig zal zijn. Die mag thee drinken en kijken wat wij kunnen doen. Waarschijnlijk komt het in oktober in de Raad terug. Wij willen de balans die wij in Nederland hebben – dat is onze inzet – en wij willen ieder geval verduidelijken wat er precies bedoeld is met het amendement.

Over ICT is gevraagd of het geld gaat kosten. Als je meer wilt doen aan ICT en ICT-veiligheid zal het bedrijven of burgers die hun systemen willen verbeteren, wellicht geld kosten. Het antwoord van de staatssecretaris voor Europese Zaken was dat het geen geld kost. Volgens mij sloeg dat specifiek op de Nederlandse begroting. Wij hoeven dus niet extra bedragen te oormerken als gevolg van de niet-bindende oproep in Europa om ICT-beleid meer te richten op veiligheid. Er komt niet één standaard, want er zijn verschillende vormen van veiligheid. Naast cybercrime zijn er andere vormen van veiligheid die geregeld moeten worden in ICT-systemen. De heer Van der Vlies heeft mij laatst gevraagd om eens een parallel te trekken met de bankencrisis. Wij wisten daarin ook niet hoe afhankelijk wij waren en wat een « melt-down» bij een bepaalde beleggingscategorie in de Verenigde Staten zou betekenen voor het Nederlandse bankwezen. Hij vroeg om de parallel te trekken met de ICT-systemen en of wij het voldoende doordacht hebben. Het is niet zo makkelijk om op die vraag een antwoord te geven. Ik ben echter bezig met een brief, waarin wordt aangegeven wat de overheid doet, wat Europa doet en wat het eigenbelang van bedrijven is om zelf hun systemen op orde te brengen. Banken investeren daar heel veel geld in. De NOS denkt ook na hoe zij de ICT-afhankelijkheid in de straalverbindingen kan verminderen. Op tal van terreinen nemen partijen zelf het initiatief. Dat brengt allerlei nieuwe marktontwikkelingen mee. Ik zet dat alles op een rijtje. Aan de oproep van Europa om dat in onze ICT-programma’s te verankeren geven wij gehoor. De rolverdeling daarbij is dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verantwoordelijk is voor de vitale infrastructuren, dat dit vervolgens bij sectoren samenvalt en dat wij ICT in heel veel sectoren als middel zien om bijvoorbeeld waterbeheer of energie te beveiligen. Ik kijk natuurlijk specifiek hoe de ICT-sector zelf de veiligheid geregeld heeft.

Wat ICT en mobiliteit betreft sluit ik mij aan bij de opmerking van de minister dat Nederland geen automobielindustrie heeft, maar wel veel componenten. Juist daarin realiseren wij besparingen door een slim gebruik van ICT. Er zijn ook programma’s. Deze week stond het nog in de krant. Er is een soort van TomTom, maar dan voor het parkeren. Hoe zorg je ervoor, als je een stad inrijdt, dat je niet drie keer een rondje rijdt, maar direct naar een parkeergarage met parkeerplekken wordt geleid? Er wordt ook gewerkt aan afstand houden en files voorkomen. Dit zijn allemaal zaken waarbij mobiliteit en ICT verbonden worden om ook het energieverbruik te verminderen.

ICT is een ongelooflijke energieslurper en veroorzaakt inmiddels bijna net zoveel CO2-uitstoot als de luchtvaartsector. De datacenters slurpen energie. Tegelijkertijd heb je ICT nodig om aan energiebesparing te werken. Het datacenter van Economische Zaken is een groen datacenter. ICT is ook met dergelijke oplossingen bezig. Volgend jaar worden de Olympische Spelen op het gebied van ICT in Nederland gehouden, dat wil zeggen: het World Congress on IT. Een van de manieren waarop wij Nederland daar naar voren willen schuiven is met de link tussen energie en ICT. Het is misschien omdat het ook onder EZ valt, maar er zijn natuurlijk heel mooie kruisverbanden te vinden.

Ik ben het zeer met de heer Jansen eens dat het bestrijden van spam bijdraagt aan energiebesparing. Nederland loopt wat de OPTA betreft voorop bij het handhaven ten aanzien van spamverzenders. Wij hebben boetes uitgedeeld. Het is ook iets waarbij de toezichthouders in Europees verband moeten samenwerken. Ik ben het niet met de SP eens dat er een Europees tarief moet komen. Misschien wil de heer Jansen de lasten voor het bedrijfsleven en burgers verzwaren en tarieven invoeren in Europa, maar ik moet er niet aan denken dat Europa vervolgens gaat bepalen dat je wel 100 e-mails mag versturen maar niet 200 e-mails en dat je wel 3 MB mag meesturen, maar niet 10 MB. Dat is een ongewenste richting.

Fiche 2, blz. 4, betrof niet de administratieve lasten zoals wij die bij Actal hebben. De Commissie doet een niet-bindende oproep aan de lidstaten om de uitgaven voor ICT te verhogen en wijst erop dat je ICT kunt gebruiken om de publieke dienstverlening te verbeteren en de administratieve lasten te verminderen. Dat doet het kabinet. Het heeft een ICT-agenda. Die is gericht op het stimuleren van het dienstenaanbod en van betere samenwerking tussen sectoren. Wij gebruiken ICT om de administratieve lasten te verminderen en de publieke dienstverlening te verbeteren. Het is niet zo dat er allerlei Actal-achtige sommen in staan die niet zouden kloppen.

De heer Elias (VVD): Wanneer krijgen wij informatie over North Sea supergrid, met name over de daarmee samenhangende kosten en de dekking van die kosten?

Minister Van der Hoeven: Ik heb de Kamer in een eerder stadium toegezegd dat wij over het Stopcontact op zee aan het eind van dit jaar bericht sturen naar de Kamer. Daar hoort ook het kostenverhaal bij. Daarin neem ik het supergrid mee.

De voorzitter: Daarmee zijn alle vragen van de commissie beantwoord. Ik dank de bewindslieden voor hun aanwezigheid.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Timmer (PvdA),voorzitter, Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), ondervoorzitter, Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Vos (PvdA), De Rouwe (CDA) en Elias (VVD).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Jan Jacob van Dijk (CDA), Sap (GroenLinks), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Boelhouwer (PvdA), Kalma (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Atsma (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Madlener (PVV), Nicolaï (VVD), Van Dam (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD), Heerts (PvdA), Uitslag (CDA) en Weekers (VVD).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), Atsma (CDA), Van Bommel (SP), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Waalkens (PvdA), voorzitter, Van Baalen (VVD), Ormel (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Jonker (CDA), Irrgang (SP), De Roon (PVV), Boekestijn (VVD), Pechtold (D66), Ten Broeke (VVD), Gill’ard (PvdA), Jasper van Dijk (SP), Thieme (PvdD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie) en Peters (GroenLinks).

Plv. leden: Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), Vos (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Haverkamp (CDA), Lempens (SP), Schermers (CDA), Knops (CDA), Jacobi (PvdA), Samsom (PvdA), Kuiken (PvdA), Teeven (VVD), Spies (CDA), Roemer (SP), Wilders (PVV), Nicolaï (VVD), Van der Ham (D66), Van der Burg (VVD), Besselink (PvdA), Van Leeuwen (SP), Ouwehand (PvdD), Voordewind (ChristenUnie) en Vendrik (GroenLinks).

Naar boven