21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 1031 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 september 2023

Hierbij ontvangt u de geannoteerde agenda van de informele bijeenkomst van EU-transportministers d.d. 21–22 september 2023 te Barcelona, Spanje.

De inhoud van deze geannoteerde agenda geeft de meest recente stand van zaken weer. Mocht de agenda op belangrijke punten veranderen, dan wordt u hierover geïnformeerd in de beantwoording van het schriftelijk overleg d.d. 8 september a.s. Het kabinet is voornemens deel te nemen aan deze bijeenkomst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen

I. Geannoteerde agenda

De tot dusver bekend gemaakte agenda van de informele bijeenkomst van EU-transportministers suggereert dat het Spaans voorzitterschap de bijeenkomst zal organiseren rond het thema «vervoer en mobiliteit als hefboom voor sociale en territoriale cohesie».1 Alhoewel het voorzitterschap nog geen nadere duiding heeft verschaft over de precieze thema’s die het in deze context wil uitlichten, is de verwachting dat onder meer de volgende onderwerpen centraal zullen staan: het bevorderen van mobiliteit als universeel recht, de werkomstandigheden in de transportsector en aandacht voor de positie van vrouwen in de vervoerssector.

Mobiliteit als universeel recht

Het voorzitterschap agendeert naar verwachting een discussie over het recht op mobiliteit, zowel in de Europese als de internationale context. Het positioneren van mobiliteit als universeel recht is een speerpunt van het huidige voorzitterschap, waarbij mobiliteit een voorwaarde is voor een effectieve invulling van andere rechten zoals het recht op huisvesting, werk, onderwijs en gezondheid.

Een goede bereikbaarheid is een voorwaarde voor een samenleving waarin iedereen mee kan doen. Daarom sluit Nederland zich aan bij de zienswijze van het voorzitterschap dat het recht op mobiliteit een voorwaarde is voor het invulling kunnen geven aan het recht op o.a. onderwijs, gezondheid en huisvesting, aangezien we via het spoor, de fiets, de auto of met de bus naar werk, familie, school of de sportclub gaan.2 In de Hoofdlijnennotitie Mobiliteit 2050 heeft het kabinet een aantal uitgangspunten vastgesteld die de bereikbaarheid voor iedereen moeten garanderen.3 Een groeiende economie en bevolking levert grotere mobiliteitsbehoeften op. Hieraan tegemoetkomen is een voorwaarde voor een samenleving waarin iedereen mee kan komen en vanuit die gedachte acht het kabinet bereikbaarheid een zelfde basisrecht als bijvoorbeeld onderwijs. Vervoersarmoede moet worden tegengegaan via inzet gericht op inclusieve mobiliteit.

Nederland vindt het voorts cruciaal dat bereikbaarheid zwaarder gaat wegen bij beslissingen over voorzieningen die voor mensen van vitaal belang zijn, zoals besluiten over de locatie van ziekenhuizen, woonwijken of scholen. Integrale beleidsdoelen moeten hieraan bijdragen, zodat voorzieningen via gebiedsgerichte oplossingen zo bereikbaar mogelijk worden ingericht.4 Samenwerking met lokale en regionale overheden en autoriteiten is in dit kader van groot belang. Het kabinet streeft na dat die integrale doelen tegemoetkomen aan de groeiende mobiliteitsbehoeften, en tegelijkertijd ook voldoen aan geldende normen voor duurzaamheid, gezonde leefomgeving en veiligheid. Deze samenhang benaderen vanuit een integrale gedachte is cruciaal, aangezien mobiliteitsbeleid – naast bereikbaarheid – ook bijdraagt aan de energietransitie (en dus het behalen van klimaatdoelen), publieke gezondheid (mentaal via bijvoorbeeld toegang tot sociale activiteiten alsook fysiek, onder andere betere luchtkwaliteit als gevolg van schonere voertuigen en ook bijvoorbeeld strengere geluidsnormen voor transport), het creëren van hoogwaardige openbare ruimtes, het bouwen en de ontsluiting van nieuwe woningen, alsmede het verbeteren van de leefbaarheid en het beschermen van de biodiversiteit.

Aantrekkingskracht van de transportsector

De aantrekkingskracht van de transportsector is een thema dat reeds geruime tijd op de Europese agenda staat. Zo heeft de Europese Commissie met het Europees Mobiliteitspakket5 – dat in juli 2020 door de Raad en het Europees Parlement is aangenomen – verschillende voorstellen gedaan die onder meer bijdragen aan het verbeteren van de arbeidsomstandigheden en -voorwaarden van werknemers in de transportsector, alsook het creëren van een gelijk speelveld voor ondernemers die grensoverschrijdende diensten verrichten.6 Daarnaast is dit thema door verschillende Raadsvoorzitters geagendeerd tijdens bijeenkomsten van transportministers.7 In het verlengde hiervan beoogt het huidige Spaans voorzitterschap ook tijdens deze bijeenkomst aandacht te besteden aan zaken die raken aan de aantrekkingskracht van de transportsector, zoals het aantrekken van nieuwe werknemers, ontwikkel- en doorgroeimogelijkheden binnen de sector, regelgeving omtrent sociale standaarden in de sector alsmede de gevolgen van de COVID-19 pandemie op de sector. Het voorzitterschap kondigt aan dat het in lijn brengen van internationale en Europese standaarden omtrent deze thema’s van groot belang is. In deze context voorziet het voorzitterschap later dit jaar een tweede Global Aviation Gender Summit in Madrid (i.s.m. de Internationale Civiele Luchtvaartorganisatie en Internationale Arbeidsorganisatie), alsmede de European Civil Aviation Conference/EU Dialogue in Valencia.8

Ten behoeve van het borgen van de continuïteit van de vervoerssector is het cruciaal om het werken in deze sector aantrekkelijk(er) te maken. Dit geldt voor alle vervoersmodaliteiten, ook waar het gaat om regelgeving omtrent sociale standaarden. Dit alles moet worden ingekaderd in de duurzaamheidstransitie waar de sector voor staat, en die de sector voor grote opgaven stelt in de nabije toekomst. Hierbij speelt ook de voortschrijdende digitalisering van de sector een rol, waarbij technologische innovaties kunnen bijdragen aan het efficiënter maken van processen en daarbij de aantrekkingskracht van de sector kunnen vergroten, bijvoorbeeld als het gaat om grotere flexibiliteit qua vervoersopties (denk hierbij aan mogelijkheden rond deelmobiliteit (deelfietsen, -auto’s)) en het hebben van up-to-date informatie omtrent verschillende vervoersopties via één mobiele applicatie.9 Wel moet hierbij rekening gehouden worden met de toegankelijkheid van de sector voor digitaal laaggeletterden. Een ander belangrijk thema in deze discussie is het waarborgen van gendergelijkheid in de transportsector. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het vinden van effectieve interventies die het aandeel vrouwelijke werknemers in de sector meer in evenwicht brengt met het aandeel mannelijke werknemers. Voorts kan niet worden voorbijgegaan aan het bieden van adequate opleidingen om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen in de sector en daarmee bij te dragen aan de toekomstbestendigheid van de sector, voor zowel nieuwe als bestaande werknemers.

Nederland zet zich in voor het creëren van degelijke arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden in de transportsector en streeft dit na via Europese en mondiale wegen. Bijvoorbeeld, voor de mondiale sector die de zeevaart is, acht Nederland mondiaal gedeelde kaders omtrent technische eisen en sociale standaarden voor zeevarenden van belang. Deze worden in de Internationale Maritieme Organisatie en de Internationale Arbeidsorganisatie ontwikkeld. Nederland acht het van belang dat – naast pan-Europese regels in dit verband – ook mondiaal aan gedeelde kaders omtrent sociale standaarden wordt gewerkt. Denk daarnaast bijvoorbeeld ook aan regels voor werknemers in de luchtvaartsector onder de Internationale Civiele Luchtvaartorganisatie. Nederland ziet samenhang tussen het creëren van een gelijk speelveld in deze sectoren en het nastreven van gedeelde sociale standaarden op zowel Europees als mondiaal niveau, en zal dit ook tijdens de huidige informele bijeenkomst van transportministers onder de aandacht brengen.

Naar boven