21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 944 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 september 2016

Met deze brief informeer ik u over de onderwerpen die naar verwachting geagendeerd zullen worden voor de Landbouw- en Visserijraad die 10 oktober a.s. plaatsvindt te Luxemburg (CM 3880/16). Tot op heden is er nog geen definitieve agenda en pas één achtergrondstuk beschikbaar gesteld door het Slowaakse voorzitterschap.

Geagendeerde onderwerpen op de Raad

Visvangstmogelijkheden Oostzee 2017

Politiek akkoord

De Raad zal naar verwachting een politiek akkoord bereiken over de maximaal toegestane vangstmogelijkheden (Total Allowable Catches, TAC’s) voor 2017 in de Oostzee. De Europese Commissie heeft op basis van biologische adviezen van de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (ICES) voorstellen gedaan voor deze vangstmogelijkheden. De TAC’s zijn in overeenstemming met de doelen voor visserijsterfte in het Meerjarenplan voor de Oostzee, dat op 20 juli jl. in werking is getreden. De vangstmogelijkheden zijn hiermee op het niveau van de maximale duurzame opbrengst (Maximum Sustainable Yield, MSY).

De Europese Commissie stelt op basis van de adviezen voor zes van de tien visbestanden (vijf haringbestanden, het schol- en het sprotbestand) een verhoging van de TAC’s voor. Deze bestanden staan er goed voor en de verhoging is in overeenstemming met de MSY-benadering.

Voor de overige vier bestanden wordt in lijn met wetenschappelijk advies vermindering van de TAC’s voorgesteld. De vermindering bedraagt 21% voor haring in de Golf van Riga en 28% voor zalm in de Golf van Finland. Het westelijk kabeljauwbestand bevindt zich buiten de veilige biologische grenzen. De Europese Commissie stelt dan ook voor de TAC substantieel te verlagen van 12.720 ton in 2016 tot 1.588 ton voor 2017. In navolging van het Meerjarenplan voor de Oostzee heeft de Europese Commissie aangekondigd met nadere maatregelen te komen om het bestand weer op het MSY-niveau te krijgen. Voor het oostelijke kabeljauwbestand, een gegevensarme soort, volgt de Europese Commissie de voorzorgsbenadering. Dit leidt tot een TAC-voorstel van 24.927 ton in vergelijking met 41.143 ton in 2016.

De Nederlandse sector heeft geen visserijbelangen in de Oostzee. Ik hecht er wel belang aan dat het beheer van visserijbestanden in alle Europese wateren op duurzame wijze wordt gerealiseerd. Ik ben dan ook tevreden dat de voorstellen gebaseerd zijn op wetenschappelijk advies, met het doel om de maximale duurzame opbrengst te bereiken. Ook vind ik het positief dat het voorstel van de Europese Commissie in lijn is met het recent vastgestelde Meerjarenprogramma voor de Oostzee. Ten slotte vind ik het belangrijk dat de regionale adviesraad voor de Oostzee intensief wordt geraadpleegd.

Voor de betrokken lidstaten zijn met name de voorgestelde verminderingen voor de kabeljauwbestanden te groot. Zij zullen naar verwachting pleiten voor meer geleidelijke aanpassingen.

EU-Noorwegen consultaties 2017 (mogelijk)

Gedachtewisseling

De Raad zal mogelijk van gedachten wisselen over de aanstaande bilaterale onderhandelingen tussen de EU en Noorwegen over de visserijovereenkomst voor 2017. Jaarlijks wordt met Noorwegen onderhandeld over de vangstmogelijkheden (TAC’s) voor de gezamenlijk beheerde visbestanden in de Noordzee en het Skagerrak én over de ruil van vangstmogelijkheden tussen de EU en Noorwegen. De Europese Commissie streeft ernaar de onderhandelingen vóór de Raad in december af te ronden, zodat de resultaten kunnen worden opgenomen in de communautaire verordening met TAC’s en quota voor 2017.

Ik hecht groot belang aan een goede relatie op visserijgebied met Noorwegen, omdat het gezamenlijke beheer een aantal voor Nederland belangrijke visbestanden betreft. Het beheer van de gedeelde bestanden moet in overeenstemming zijn met de doelstellingen en principes van het nieuwe Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Ik ben daarom van mening dat de TAC’s moeten worden vastgesteld volgens de regels van de meerjarenbeheerplannen en MSY.

Voor de Nederlandse demersale visserij zijn vooral de afspraken die worden gemaakt voor de visserij op schol van belang. Voor de pelagische visserij ligt het belang vooral bij de specifieke afspraken die gemaakt zullen worden over de uitruil van de TAC voor blauwe wijting tegen Arctische kabeljauw.

Ik zal met mijn inbreng in de Raad aandacht vragen voor de vaststelling van verantwoorde en duurzame vangstmogelijkheden en een evenwichtige uitruil van vangstmogelijkheden tussen de EU en Noorwegen. Aangezien de demersale visbestanden vanaf 1 januari 2017 onder de aanlandplicht zullen vallen, is het van belang dat er met Noorwegen afspraken worden gemaakt over de noodzakelijke ophoging van de TAC’s van deze visbestanden. Ten slotte zal het EU-Noorwegenoverleg benut worden om het recent door de Europese Commissie gepresenteerde Meerjarenplan voor de Noordzee nader toe te lichten. In de toekomst zal dit Meerjarenprogramma leidend zijn voor het beheer van de visbestanden in de Noordzee, inclusief de bestanden die met Noorwegen worden gedeeld.

Jaarlijkse ICCAT-bijeenkomst (mogelijk)

Gedachtewisseling

Van 14 tot en met 21 november a.s. vindt in Portugal de jaarvergadering plaats van de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijn (International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas, ICCAT). Ter voorbereiding hierop zal de Raad mogelijk van gedachten wisselen over het tonijnbeheer.

Het wetenschappelijk comité van ICCAT zal van 3 tot en met 7 oktober a.s. bijeenkomen en advies uitbrengen over het beheer van een aantal ICCAT-bestanden. De Europese Commissie zal naar verwachting op basis van dit advies haar standpunt in de tweede helft van oktober aan de Raad voorleggen.

Dit jaar staan de beoordelingen van het geelvintonijnbestand op de agenda van het wetenschappelijke comité. Naar verwachting zal dit leiden tot een voorstel voor de herziening van het geïntegreerd beheerplan voor tropische tonijn, waarvan geelvintonijn een onderdeel is. Ook heeft ICCAT dit jaar bestandsbeoordelingen voor de Atlantische zeilvis en witte tonijn uitgevoerd. De uitkomsten van deze bestandsbeoordelingen zijn voorafgaand aan het wetenschappelijke comité niet bekend gemaakt.

Het belangrijkste bestand dat dit jaar ter discussie staat betreft de Mediterrane zwaardvis. Bij deze soort is sprake van overbevissing. Naar verwachting zal de Europese Commissie aan de hand van het wetenschappelijke advies van ICCAT een voorstel indienen voor het opstellen van een herstelplan voor dit bestand. Tot op heden is voor deze soort nog geen TAC vastgesteld. Mijn inzet is de zwaardvisbestanden zo snel mogelijk op MSY-niveau te brengen en daarbij het wetenschappelijk advies strikt te volgen. Zuidelijke lidstaten zullen naar verwachting moeilijk kunnen instemmen met herstelmaatregelen.

Tijdens de ICCAT-jaarvergadering zullen tevens de bestandbeoordelingen voor de oostelijke en westelijke blauwvintonijn worden geactualiseerd. Naar verwachting zal een aantal vissende lidstaten aan de hand hiervan de TAC voor de oostelijke blauwvintonijn willen verhogen. Ik kan hier niet mee instemmen. Een aanpassing van de vangstmogelijkheden kan mijns inziens pas aan de orde zijn wanneer op basis van een volledige beoordeling van de biologische toestand van het blauwvintonijnbestand in 2017 een wetenschappelijk advies beschikbaar is.

Mijn inzet ten opzichte van het beheer en de bescherming van haaien blijft ongewijzigd ten opzichte van de afgelopen jaren. Ik zal via de Europese Commissie inzetten op beheer en bescherming van vooral voor de blauwe haai en de kortvinmako in het ICCAT-gebied.

Op basis van bovengenoemde overwegingen zal ik het voorstel van de Europese Commissie over haar inzet bij de ICCAT-jaarvergadering beoordelen.

Omnibusverordening

Informatie van de Europese Commissie en gedachtewisseling

De Europese Commissie zal een toelichting geven op de voorstellen die ze heeft gedaan in het kader van de tussentijdse herziening (Mid-Term Review) van het Meerjarig Financieel Kader (MFK), voor zover deze betrekking hebben op het landbouwbeleid. Er zal ook een gedachtewisseling plaatsvinden.

In de voorstellen van de Europese Commissie blijven de plafonds voor de landbouwuitgaven ongewijzigd. Ook zijn er geen wijzigingen voorzien in de nationale enveloppen met directe betalingen en plattelandsgelden in de periode tot 2020. Wel wordt het eenvoudiger om resterende marges en budgetten voor andere uitgavencategorieën in te zetten.

De wijzigingen die de Europese Commissie in de landbouwverordeningen wil aanbrengen, zijn beperkt en veelal van technische aard. Ze zijn bedoeld om de uitvoering te vereenvoudigen, de deelname van verschillende regelingen te bevorderen en om beleidsmatig enkele kwesties te verduidelijken. Zo krijgen lidstaten de mogelijkheid af te zien van de toets of iemand een actieve landbouwer is bij de toekenning van directe betalingen. Ook wordt het inkomensstabilisatiemechanisme in het plattelandsbeleid versoepeld om deelname hieraan te bevorderen.

De Europese Commissie stelt verder voor de mogelijkheid open te houden om tot 2020 in tijden van crisis de hoogte van de gekoppelde steun aan boeren tijdelijk los te koppelen van de actuele productie en te baseren op productie in het verleden. Deze maatregel is bedoeld om landbouwers aan te moedigen de productie te beperken, zoals dit in de zuivelsector reeds gebeurt. Verder worden de regels over de verrekening van openstaande vorderingen op begunstigden aangescherpt. Volgens de huidige regels komt 50% van deze vorderingen voor rekening van de lidstaat en 50% voor rekening van de Europese Commissie (de zogenaamde 50/50 verrekening). De Europese Commissie legt in haar voorstel de rekening voor 100% bij de lidstaat. Het voorstel van de Europese Commissie voorziet daarnaast in een nieuwe crisismaatregel, te weten coaching door een producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties, van andere producentenorganisaties, unies of telers.

Ik sta welwillend tegenover de ambitie die blijkt uit de voorstellen van de Europese Commissie over de landbouwverordeningen. De voorstellen bevatten aanpassingen die de uitvoering kunnen vergemakkelijken en tegemoetkomen aan specifieke knelpunten, onder andere in het kader van de crisismaatregelen. De veelal gedetailleerde aanpassingen vereisen niettemin nadere bestudering en zouden aanleiding kunnen geven om namens Nederland met specifieke aanpassingsvoorstellen te komen. Zo heb ik behoefte aan een nadere analyse van de consequenties van het facultatief maken van de definitie actieve landbouwer, van de aanpassing van de regels over openstaande vorderingen en van de aanpassing van het inkomensstabilisatiemechanisme in de tweede pijler.

Nederland en ook Nederlandse producentenorganisaties hebben bij meerdere gelegenheden aangegeven welwillend te staan tegenover verzoeken om assistentie bij het oprichten van producentenorganisaties in andere lidstaten.

Diversen: conclusies van de betaalorganenconferentie

Informatie van de Nederlandse delegatie

In het kader van het Nederlands voorzitterschap vond van 25 tot en met 27 mei jl. de 39e Conferentie van de directeuren van EU-betaalorganen plaats in Amsterdam. Het thema van de conferentie was «Korte- en lange termijnoplossingen voor meer proportionele GLB-controles». Afgevaardigden van alle 28 EU-lidstaten, Turkije, Macedonië, de Europese Commissie en de Europese Rekenkamer namen deel aan de Conferentie. Er zijn algemene conclusies getrokken tijdens een forumdiscussie waaraan ook het Europees Parlement en COPA COGECA deelnamen. Men was het erover eens dat de EU-regelgeving complex is, hetgeen de implementatie van deze regelgeving door de betaalorganen niet eenvoudig maakt. Samenwerking tussen de Europese Commissie, de Europese Rekenkamer en de lidstaten is een belangrijke factor bij het meer proportioneel maken van de controles in het GLB.

Ook IT-systemen zijn van cruciaal belang. In het bijzonder het gebruik van satellietbeelden kan helpen controles effectiever en efficiënter te maken.

Het Single Audit Concept, waarbij de Europese Commissie zich baseert op het werk van de certificerende instantie (de auditautoriteit), is belangrijk om de auditlasten te verlichten.

Ik zal de conclusies van deze conferentie tijdens de Raad toelichten.

Diversen: financiering dierenwelzijn

Informatie van de Oostenrijkse delegatie

Oostenrijk zal met dit diversenpunt waarschijnlijk aandacht vragen voor de relatie tussen dierenwelzijn en investeringssteun en exportkredietgaranties door internationale financiële instellingen (IFI’s, bijvoorbeeld de Wereldbank). Zoals omschreven in de door Oostenrijk opgestelde achtergrondnotitie (ST 12323/16) zal Oostenrijk daarbij naar verwachting benadrukken dat discussies op EU-niveau geïntensiveerd moeten worden met het oog op het verplicht stellen van dierenwelzijnsstandaarden als criterium bij investeringssteun door IFI’s.

Oostenrijk vraagt in de notitie speciale aandacht voor het feit dat IFI’s soms leningen verstrekken voor investeringen in productiesystemen in derde landen die in de EU inmiddels verboden zijn. Dit leidt ertoe dat gebruik van inadequate dierhouderijsystemen voor jaren – soms tientallen jaren – wordt voortgezet. Dit ondermijnt de inspanningen van de EU op het gebied van dierenwelzijn en vormt een obstakel voor gelijkwaardige concurrentieverhoudingen.

Oostenrijk wil dat IFI’s gelijke, minimaal aan de EU gelijkwaardige, bindende standaarden hanteren voor de veehouderij en het welzijn van landbouwhuisdieren.

Volgens Oostenrijk bevinden de minimumstandaarden van IFI’s voor dierenwelzijn voor investeringsleningen zich nog in het beginstadium. Oostenrijk zal benadrukken dat discussies over dit onderwerp op EU-niveau geïntensiveerd moeten worden. Ik zal dit punt van Oostenrijk onderschrijven.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Naar boven