21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 845 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juni 2015

Met deze brief informeer ik u over de onderwerpen die op de agenda staan van de Landbouw- en Visserijraad van 16 juni 2015 in Luxemburg.

Daarnaast informeer ik u in deze brief ook over de stopzetting van de particuliere opslag varkensvlees. Ook informeer ik u over het onderhandelingsmandaat voor een visserijpartnerschapsovereenkomst en het bijbehorende protocol tussen de Europese Unie en Tanzania.

Tenslotte informeer ik u over de volgende toezeggingen:

  • De toezegging in het Algemeen Overleg Landbouw- en Visserijraad op 15 april jl. over het Interpol-onderzoek naar illegaal gevangen vis.

  • De toezegging in het Algemeen Overleg op 15 april jl. om uw Kamer een samenvatting en overzicht van de doelen van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) te sturen.

  • De toezeggingen zoals gedaan tijdens het Algemeen Overleg Landbouw- en Visserijraad op 8 oktober 2014 en 10 maart 2015 over de pilot cameratoezicht op pelagische vissersschepen en andere onderzoeken inzake de pelagische visserij.

  • De toezegging tijdens het Algemeen Overleg Landbouw- en Visserijraad op 10 december 2014 over het proces van controle van de Europese Commissie op de nationale rapporten over het evenwicht tussen de vangstcapaciteit en de vangstmogelijkheden van hun visserijvloten.

Agenda Landbouw en Visserijraad 16 juni 2015

Vangstmogelijkheden visserij 2016

(Presentatie door de Europese Commissie en gedachtewisseling)

De Europese Commissie zal de mededeling vangstmogelijkheden 2016 presenteren. Dit doet de Europese Commissie doorgaans ieder jaar voor aanvang van de onderhandelingen over de Total Allowable Catches (TACs) en quota in het najaar. De mededeling is pas op 2 juni 2015 gepubliceerd. U ontvangt daarom geen BNC-fiche, maar wordt hierbij geïnformeerd over de inhoud en beoordeling.

De mededeling schetst de toestand van de bestanden. Er zijn belangrijke stappen gezet in de richting van de Maximale Duurzame Opbrengst (MSY)-doelstelling door verlaging van de vangstmogelijkheden de afgelopen 5 jaar.

Momenteel worden 32 bestanden van de 62 die over een MSY-beoordeling beschikken op of onder MSY-niveau bevist in de Atlantische EU-wateren, de Noordzee en de Oostzee. In de Noordzee voldoen schol en haring aan MSY, tong voldoet er bijna aan. Met de kabeljauw gaat het steeds beter, maar het bestand is nog steeds onder de biologische limiet. Zeebaars verkeert in een erbarmelijke staat en de Europese Commissie bereidt hiervoor op korte termijn maatregelen voor. Over het algemeen is het aantal bestanden binnen biologisch veilige grenzen is toegenomen. Met de bestanden in de Middellandse Zee gaat het echter onverminderd slecht, zo’n 90% van de bestanden is overbevist. De Europese Commissie zal de ontwikkelingen in alle gebieden blijven monitoren en is voornemens voorstellen voor vangstmogelijkheden te formuleren die gericht zijn op het tijdig bereiken van MSY voor alle betrokken bestanden. Met het oog op een zo groot mogelijke stabiliteit zal de Europese Commissie voor een aantal bestanden stabiele TACs voorstellen, tenzij uit advies blijkt dat een herziening noodzakelijk is. De Europese Commissie geeft verder aan in 2015 te beginnen met de uitrol van voorstellen voor nieuwe meerjarenplannen, onder andere voor de Noordzee. Bij de TACs voor 2016 zal de Europese Commissie zich baseren op de wetenschappelijke adviezen. Waar MSY-referentieniveaus bekend zijn, worden deze gevolgd. In overige gevallen zal de voorzorgsbenadering gevolgd worden. Voor bestanden die vanaf 2016 onder de aanlandplicht vallen, zullen de TACs moeten worden opgehoogd, om rekening te houden met de ondermaatse vis. De Europese Commissie wil hier geen mechanische beleidscriteria toepassen en zal voor soorten waarvoor de aanlandplicht in de meeste visserijen ingaat een algehele ophoging geven, als ware het van toepassing op alle visserijen.

Ik ben blij dat het met veel bestanden steeds beter gaat, met name in de Noordzee. Natuurlijk zijn er nog zorgpunten. Ik noem hier de bestanden van kabeljauw en vooral zeebaars. Niet alleen voor deze soorten maar ook voor de rendabiliteit van de sector is het van belang dat bestanden snel op MSY worden gebracht. Mijn inzet is erop gericht dat de TACs worden vastgesteld op een niveau dat overeenstemt met de doelstellingen van het Gemeenschappelijk Visserij Beleid, voor de MSY en de voorzorgsbenadering. Verder zullen voor de bestanden die in 2016 onder de aanlandplicht vallen de quota opgehoogd moeten worden om te compenseren voor de ongewenste bijvangsten. Ik wil dat die ophoging voldoende is, zonder daarmee de duurzaamheid van het bestand of het halen van de MSY-doelstellingen in gevaar te brengen. Ik ben blij met de toezeggingen van de Europese Commissie hierover, maar wacht de concrete voorstellen af. Het is belangrijk dat de Advies Raden hierover geconsulteerd worden. Ik wil in de Raad aandacht vragen voor het nieuwe beheerplan voor de gemengde visserij in de Noordzee. Ik wil dat hier met voorrang aan gewerkt wordt.

Biologische productie en etikettering van biologische producten

(Vaststelling algemene oriëntatie)

Het Lets voorzitterschap wil deze Raad een algemene oriëntatie vaststellen over de verordening over biologische productie en etikettering.

Tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 11 mei jl. is er geen overeenstemming bereikt, vanwege uiteenlopende standpunten over de residunormen, het importregime en de wijze van controle. Een nieuw compromisvoorstel van het voorzitterschap op deze onderwerpen is nog niet beschikbaar. Ik heb u geïnformeerd over mijn inzet met het BNC-fiche (Kamerstuk 33 920, nr. 3). Over het verloop van de onderhandelingen en mijn inzet daarbij heb ik u geïnformeerd met de geannoteerde agenda’s en verslagen van de Landbouw- en Visserijraad; de laatste keer in de geannoteerde agenda en het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 11 mei jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 837 en nr. 840). Mijn inzet voor de komende Raad zal hiermee in lijn zijn.

Verordening diergezondheid

(Diversen, Informatie van het voorzitterschap)

Het Lets voorzitterschap zal aan de Raad rapporteren over de resultaten van de triloog die de afgelopen maanden met het Europees parlement (EP) over de Diergezondheidsverordening heeft plaatsgevonden. Er is een compromis bereikt tussen de Raad en het EP. Nederland kan instemmen met dit compromis.

In de huidige tekst is een aantal voor Nederland belangrijke punten opgenomen. De verordening biedt de mogelijkheid om maatregelen te kunnen nemen tegen stammen van micro-organismen met antimicrobiële resistentie. Ook is dierenwelzijn in een aantal overwegingen en artikelen opgenomen. De lijst met dierziekten (artikel 5) komt in een bijlage van de verordening, die indien nodig kan worden gewijzigd met een gedelegeerde handeling. Dit was tegen de wens van Nederland en de andere EU-lidstaten die dit wilden regelen via een uitvoeringshandeling. De categorisatie van de ziekten (artikel 8) wordt, conform het compromisvoorstel van de Raad in december 2014, wel met een uitvoeringshandeling geregeld. Nederland heeft ingestemd met het voorstel de lijst met ziekten op te stellen via een gedelegeerde handeling, gezien het feit dat Nederland invloed blijft houden op de categorisatie van dierziekten.

De diergezondheidsverordening maakt deel uit van het Plant- en diergezondheidspakket waarover ik u binnenkort via de Voortgangsrapportage nader zal informeren. In het kader van Plantgezondheid zal ik een oproep doen voor het open importregime. Gezien het grote belang dat Nederland hecht aan een open importregime zal ik de Raad oproepen het onderhandelingsmandaat over de plantgezondheidsverordening hierover in de Raad vast te stellen.

Mededeling en verordening over besluitvorming toelating genetisch gemodificeerde organismen

(Diversen, Presentatie door de Europese Commissie)

De Europese Commissie heeft op 22 april jl. een Mededeling en een verordening gepubliceerd waarmee een nationaal verbod of beperking op het gebruik van genetisch gemodificeerde (gg)-veevoeders en gg-levensmiddelen mogelijk wordt.

Lidstaten mogen, nadat gg- veevoeders of gg-levensmiddelen op basis van een toetsing op voedsel- en milieuveiligheid op EU-niveau zijn toegelaten, alsnog om andere redenen nationaal het gebruik verbieden of beperken.

De motivatie van de Europese Commissie hiervoor is dat in de stemmingen over de toelating nog nooit een gekwalificeerde meerderheid voor of tegen behaald is. De Europese Commissie moet daarom het gebruik toelaten als het gewas door de European Food Safety Association (EFSA) veilig is bevonden voor mens, dier en milieu. De Europese Commissie voelt zich hierbij onvoldoende gesteund door de lidstaten, die in de stemmingen andere redenen dan de veiligheid voor mens, dier en milieu aanhalen om «tegen» te stemmen.

De Europese Commissie noemt de voorgestelde aanpassing een democratisering van de besluitvorming. Ze verwijst daarbij naar de onlangs aangenomen richtlijn waarin een nationaal teeltverbod van gg-gewassen is neergelegd.

U zult op zeer korte termijn het BNC-fiche ontvangen met de appreciatie van het kabinet.

Uw Kamer heeft verzocht om een behandelvoorbehoud – het Algemeen Overleg hierover staat op 17 juni a.s. gepland – en ik zal daarom tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 16 juni a.s. een parlementair voorbehoud maken bij de behandeling van dit agendapunt.

Rapporten van de Europese Commissie over herkomstetikettering

(Diversen, Presentatie door de Europese Commissie)

De Europese Commissie zal in de Raad haar rapporten naar aanleiding van de studies naar verplichte herkomstetikettering van vijf productcategorieën presenteren. Het eerste rapport gaat over de productcategorieën: 1) onverwerkte producten; 2) producten gemaakt van één ingrediënt; 3) ingrediënten die meer dan 50% van een levensmiddel uitmaken (COM (2015) 204). Het tweede rapport over de productcategorieën: 4) melk en melk als ingrediënt in zuivelproducten en 5) ander vlees dan rund, varken, schaap, geit en pluimvee (COM (2015) 205).

Op grond van de nieuwe Verordening voedselinformatie voor consumenten (EU 1169/2011) die 13 december 2014 van kracht is geworden, is de Europese Commissie verplicht om onderzoek te doen naar herkomstetikettering van bovengenoemde productcategorieën.

Voor onverwerkte producten, producten gemaakt van één ingrediënt en ingrediënten die meer dan 50% van een levensmiddel uitmaken (categorieën 1 t/m 3) trekt de Europese Commissie in haar rapport de conclusie dat de meest geschikte oplossing een combinatie is van vrijwillige herkomstetikettering met de al bestaande herkomstetiketteringsregelingen. Op die manier blijven de verkoopprijzen gehandhaafd op het huidige niveau en kunnen consumenten toch kiezen voor producten met een specifieke oorsprong als zij dat wensen. Bovendien wordt niet getornd aan het concurrentievermogen van de exploitanten van levensmiddelenbedrijven en wordt geen schade toegebracht aan de interne markt noch aan de internationale handel.

Voor melk en melk als ingrediënt in zuivelproducten (categorie 4) concludeert de Europese Commissie in haar rapport dat vrijwillige oorsprongsinformatie een geschikte optie kan zijn zonder extra lasten voor de industrie en de autoriteiten. Hoewel de consument graag de oorsprong kent van melk en melk als ingrediënt in zuivelproducten, is hij nauwelijks bereid hier extra voor te betalen. Vooral de exploitanten die zich in grensgebieden bevinden of in gebieden die niet-zelfvoorzienend zijn op het gebied van melk, zouden bij verplichte herkomstetikettering extra traceerbaarheidssystemen moeten invoeren, wat een aanzienlijke toename van kosten betekent. De studie toont volgens de Commissie verder aan dat de verplichte herkomstetikettering voor melk als ingrediënt in zuivelproducten kan leiden tot negatieve economische gevolgen, extra traceerbaarheidsvereisten en aanzienlijke lasten voor intensief verwerkte producten zoals yoghurt en kaas.

Over ander vlees dan rund, varken, schaap, geit en pluimvee (categorie 5), waaronder paardenvlees, trekt de Europese Commissie de conclusie dat verplichte herkomstetikettering extra exploitatiekosten meebrengt. De Europese Commissie benadrukt echter in haar rapport dat uit het onderzoek blijkt dat bedrijven de extra kosten na de noodzakelijke aanpassingsperiode zouden kunnen beperken, met name wat de administratieve kosten betreft. Ook voor deze vleessoorten geldt dat de consument graag de oorsprong kent, maar nauwelijks bereid is hier extra voor te betalen.

De definitieve rapporten van de Europese Commissie en onderliggende studies zijn pas zeer recent beschikbaar gesteld (20 mei jongstleden). Het krachtenveld is nu nog niet bekend. Op korte termijn zal er een overleg op nationaal niveau plaatsvinden met de betrokken sectoren over de gepresenteerde rapporten.

Nederland zal de presentatie over de rapporten over de vijf productcategorieën aanhoren en aangeven de conclusies van de Europese Commissie nog nader te zullen bestuderen alvorens een standpunt te bepalen. Daarbij zal een afweging gemaakt worden tussen de eventuele lastenverzwaringen voor het bedrijfsleven en toezichthouders en de belangen van de consument.

Internationaal jaar van de plantgezondheid in 2020

(Diversen, Informatie door het voorzitterschap)

De Commissie Fytosanitaire maatregelen, het bestuursorgaan van de International Plant Protection Convention (IPPC), heeft tijdens haar jaarlijkse vergadering in maart 2015 steun uitgesproken voor het houden van een Internationaal jaar van de plantgezondheid in 2020. Bij de IPPC zijn ruim 180 landen aangesloten. Doel van de IPPC is om de internationale samenwerking te bevorderen om de verspreiding van voor planten schadelijke organismen tegen te gaan.

De IPPC is naast Codex Alimentarius (volksgezondheid) en OIE (diergezondheid) één van de drie standaard bepalende instellingen, die vallen onder de Wereldhandelsorganisatie.

Doel van een internationaal jaar over plantgezondheid is om het belang van plantgezondheid breed onder de publieke aandacht te brengen. Op basis van de steun van de Commissie van Fytosanitaire maatregelen voor het initiatief gaat het IPPC Secretariaat verder met de uitwerking van de plannen. De uiteindelijke besluitvorming tot het daadwerkelijk houden van een internationaal jaar voor plantgezondheid vindt plaats door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Finland heeft aangeboden als trekker voor het initiatief op te treden. Finland zal tijdens de komende FAO-Conferentie (6-13 juni a.s.) de FAO informeren over de plannen voor een internationaal jaar voor plantgezondheid. Het tijdpad voorziet erin dat de FAO-Conferentie in 2017 een voorstel voor een internationaal jaar zou moeten aannemen en voordragen aan de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (VN). De VN zou dan in 2018 moeten besluiten tot houden van een International Year of Plant Health in 2020.

Naar alle waarschijnlijkheid wil het voorzitterschap de Raad informeren over het initiatief. Ik zal kennis nemen van deze informatie.

Uitkomsten Visegrad Groep 18 en 19 mei 2015

(Diversen, Informatie van de Slowaakse delegatie)

De Slowaakse delegatie zal tijdens de Raad een terugkoppeling geven van de uitkomsten van de bijeenkomst van de Visegrad Groep (Tsjechië, Hongarije, Polen, Slowakije) op 18 en 19 mei jl. De Ministers van Landbouw van de Visegrad Groep aangevuld met Ministers uit Bulgarije, Roemenië en Slovenië hebben tijdens die bijeenkomst een gemeenschappelijke verklaring uitgebracht waarin zij hun zorgen uitten over het functioneren van de voedselvoorzieningsketen. Volgens hen is er in de voedselvoorzieningsketen met regelmaat sprake van ongelijke onderhandelingsposities tussen partijen welke kunnen leiden tot oneerlijke handelspraktijken. Hoewel zij het nut zien van vrijwillige zelfreguleringsinitiatieven, vinden zij het noodzakelijk dat er daarnaast ook wettelijke regulering vanuit de Europese Commissie komt. De Europese Commissie zou hier nog dit jaar een besluit over moeten nemen.

Op 15 juli 2014 heeft de Europese Commissie de Mededeling over oneerlijke handelspraktijken tussen ondernemingen in de voedselvoorzieningsketen gepubliceerd (COM (2014) 472). Daarin heeft zij voorgesteld om in de hele Europese Unie tot een doeltreffend kader te komen om oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen tegen te gaan.

Het gaat dan om praktijken die sterk afwijken van goed handelsgedrag, zoals bijvoorbeeld het eenzijdig wijzigen van gemaakte afspraken door een afnemer. De Europese Commissie steunt het Europese «Supply Chain Initiative», een zelfreguleringsinitiatief binnen de voedselvoorzieningsketen, waaraan bedrijven vrijwillig kunnen deelnemen. Verder steunt de Europese Commissie een totstandkoming van een uniforme invulling en toepassing van beginselen van goede praktijken in de voedselvoorzieningsketen. De Europese Commissie heeft geen regelgevende maatregelen op EU-niveau voorgesteld. De Europese Commissie zal eind 2015 een verslag voorleggen aan de Raad en het Europees parlement. Op basis van dit verslag zal de Europese Commissie beslissen of er op EU-niveau nadere maatregelen moeten worden genomen om de problemen met oneerlijke handelspraktijken, zoals beschreven in haar mededeling van 15 juli 2014, aan te pakken.

Nederland heeft tot op heden ingezet op zelfregulering. In Nederland lopen er inmiddels twee pilots, waarvan één in de agrofoodsector, om te bezien of zelfregulering werkt om oneerlijke handelspraktijken tegen te gaan. Deze pilots zijn in lijn met het Europese «Supply Chain Initiative». Voordat de Europese Commissie een besluit neemt over vervolgstappen, waaronder mogelijk wetgeving, is Nederland van mening dat de verschillende nationale aanpakken en het Europese «Supply Chain Initiative» geëvalueerd moeten worden. De evaluatie van de Nederlandse pilots zal aan het eind van 2015 plaatsvinden en de evaluatie van het «Supply Chain Initiative» loopt nu, de resultaten worden eind 2015 worden verwacht.

Verlenging Europees Visserij Fonds

(Diversen, Informatie van de Griekse delegatie)

Griekenland zal de Raad informeren over haar verzoek aan de Europese Commissie om de werkingssfeer van het Europees Visserij Fonds (EVF) te verlengen. Het EVF heeft een looptijd van 2007 tot en met 2013. Lidstaten mogen evenwel projecten onder het EVF twee jaar langer, tot 31 december 2015, uitvoeren. Griekenland wenst deze periode nog eens met 6 maanden te verlengen tot 1 juli 2016. Ik zal uw Kamer nader informeren wanneer de Europese Commissie een eventueel voorstel tot verlenging voorlegt.

Overige punten die niet op de agenda van de Raad staan

Particuliere opslag varkensvlees

Eind april 2015 heeft de Europese Commissie de particuliere opslagregeling voor varkensvlees stopgezet. Van 9 maart 2015 tot eind april 2015 werd er voor bijna 65.000 ton aan aanvragen ingediend in de Europese Unie, waarvan ruim 3.800 ton in Nederland. Bij voorgaande regelingen (2001 en 2011 bijvoorbeeld) werd er in enkele weken meer dan 100.000 ton aan aanvragen ingediend.

Het stoppen met deze regeling op dit moment was logisch omdat bij aanvragen vanaf mei het varkensvlees pas na de zomer uit de opslag, en dus op de markt, komt. Dat is niet de meest gunstige periode voor extra aanbod, omdat dan juist de extra vraag die er in de zomer is, afneemt.

Onderhandelingsmandaat voor een visserijpartnerschapsovereenkomst en het bijbehorende protocol tussen de EU en Tanzania

De Europese Commissie heeft de Raad een conceptmandaat voorgelegd voor onderhandelingen met Tanzania over het afsluiten van een tonijn-visserijpartnerschapsovereenkomst en het bijbehorende protocol. Het gaat hier om het afsluiten van een volledig nieuwe visserijpartnerschapovereenkomst en het bijbehorende protocol. Een visserijpartnerschapsovereenkomst en het bijbehorende protocol met Tanzania geeft EU-vaartuigen toegang tot de wateren van Tanzania, waar ze zich kunnen richten op zwaardvis en tropische tonijnsoorten zoals geelvin-, grootoog- en skipjacktonijn. Momenteel vissen de Spaanse en Franse vloot in de wateren van Tanzania onder private overeenkomsten. Volgens de regionale visserij beheerorganisatie in de Indische Oceaan (IOTC), waar Tanzania lid van is, is er momenteel geen sprake van overbevissing van deze vissoorten. Het ontwerpmandaat houdt rekening met het best beschikbare wetenschappelijk advies en de desbetreffende door IOTC vastgestelde beheerplannen om de ecologische duurzaamheid van visserijactiviteiten veilig te stellen en te verbeteren. Tegelijkertijd wordt rekening gehouden met de vangstcapaciteit van de lokale vloot.

In het kader van een nieuwe visserijpartnerschapovereenkomst zal de EU een dialoog met Tanzania starten over versterking van het lokale visserijbeleid, met name wat betreft controle en monitoring van visserijactiviteiten ter bestrijding van illegale visserij in de regio alsook over het wetenschappelijk advies.

Conform het conceptmandaat zijn de nieuwe visserijpartnerschapsovereenkomst en het bijbehorende protocol in overeenstemming met EU Verordening nr. 1380/2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid en met de conclusies van de Raad van 19 maart 2012 over de mededeling van de Commissie van 13 juli 2011 inzake de externe dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Ook moet er in de overeenkomst een clausule worden opgenomen over consequenties ingeval van de schending van mensenrechten en het niet toepassen van democratische beginselen.

Ik zie het afsluiten van een EU-visserijakkoord als een strategisch partnerschap voor beide partijen met als belangrijkste doel het bestrijden van illegale visserij. Nadeel van het niet afsluiten van een visserijakkoord zou zijn dat een aantal Europese vaartuigen kan blijven vissen in de wateren van Tanzania, op basis van private overeenkomsten, los van de randvoorwaarden van het nieuwe Gemeenschappelijke Visserijbeleid. Ik ben voornemens in te stemmen met het onderhandelingsmandaat.

Het resultaat van de onderhandelingen zal ik kritisch beoordelen op de mate van duurzaamheid, de belangen van de lokale bevolking en het economisch belang voor de EU.

Interpol-onderzoek illegaal gevangen vis

In het Algemeen Overleg Landbouw- en Visserijraad op 15 april jl. heb ik het lid Dikkers toegezegd de Kamer te informeren over het onderzoek van Interpol naar illegaal gevangen vis.

De Interpol-werkgroep voor visserijmisdrijven initieert en leidt een aantal projecten om misdrijven, in de regel van transnationale aard, beter en sneller op te sporen en te bestrijden. In 2013 zijn twee van dergelijke projecten opgestart: één is gericht op het inwinnen van inlichtingen en de ander op capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden. Ze worden geleid door de regeringen van Noorwegen respectievelijk Zuid-Afrika. De projecten zijn gericht op het identificeren, begeleiden en ontwikkelen van de activiteiten van de Interpol-werkgroep.

De activiteiten van Noorwegen hebben geleid tot nieuwe internationale samenwerking tegen financiële criminaliteit in de visserijsector: in maart 2015 is de Noord-Atlantische Oceaan Inlichtingengroep opgericht, om economische criminaliteit in de visserijsector op te sporen. Deze groep is op basis van informele werkgroepbijeenkomsten al in 2013 van start gegaan. Deelnemers zijn Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Nederland, Ierland, Denemarken en IJsland. Spanje is inmiddels ook uitgenodigd om toe te treden.

De andere werkgroep onder leiding van Zuid-Afrika is bezig om ontwikkelingslanden te informeren over de wenselijkheid om illegale activiteiten rond visserij aan te pakken en verleent op verzoek steun bij het opleiden van controleurs en handhavers.

Overzicht en samenvatting Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV)

In het Algemeen Overleg van 15 april jl. heb ik toegezegd voor het Algemeen Overleg Visserij van 10 juni a.s. uw Kamer een samenvatting en overzicht van de doelen van het EFMZV te sturen. Hierbij informeer ik u over de voortgang. Momenteel vat ik het Operationeel Programma van het EFMZV samen in een brochure voor geïnteresseerden, met onder andere een overzicht van de maatregelen die ik in de komende jaren zal openstellen. Deze brochure stuur ik ook uw Kamer toe voor de eerste openstelling – voorzien 1 juli a.s. – en voorafgaand aan de startbijeenkomst van het EFMZV met stakeholders op 30 juni a.s. Tijdens deze startbijeenkomst zal ik de brochure ook uitdelen aan de aanwezigen.

Pilot cameratoezicht op pelagische vissersschepen en andere onderzoeken op het gebied van de pelagische visserij

In het Algemeen Overleg Landbouw- en Visserijraad op 8 oktober 2014 en 10 maart 2015 heb ik uw Kamer toegezegd haar te informeren over de pilot cameratoezicht op pelagische vissersschepen.

Van 1 augustus 2014 tot en met 28 februari 2015 is er een proefproject uitgevoerd om ervaring op te doen met het gebruik van Remote Electronic Monitoring (REM)/Closed Circuit Television (CCTV) aan boord van pelagische diepvriesvaartuigen, met het doel van handhaving van de aanlandplicht. Dit project was een vervolg op het proefproject dat door de pelagische sector was uitgevoerd in 2013. Ik heb u over de pilot in het jaar 2013 geïnformeerd met mijn brief van 11 november 2013 (Kamerstuk 29 675-163). Voortbouwend op de resultaten van de 2013-pilot in de haringvisserij, hebben de sector en de NVWA in 2014 en 2015 de pilot uitgebreid naar de visserij in de westelijke wateren op onder andere horsmakreel en blauwe wijting. In 2014–2015 zijn in totaal 10 reizen met «Jan Maria» en de «Carolien» onderzocht met CCTV, waarbij bijna 100% van de visserijactiviteiten is opgenomen. De resultaten van de CCTV-proef aan boord zijn positief. De gesprekken op internationaal niveau over de controle van de aanlandplicht zijn nog volop gaande. Zodra ik een besluit genomen heb over controle in de pelagische sector en de toepassing van CCTV daarin, breng ik uw Kamer op de hoogte. Ik verwacht dat na het zomerreces 2015 te doen.

Voorts wil ik u informeren over de stand van zaken van de overige onderzoeken die in het kader van de aanlandplicht voor de pelagische sector worden uitgevoerd met steun van het EVF. Het eerste onderzoek is naar het verhogen van selectiviteit door het gebruik van grids en ontsnappingspanelen in het net. Met onderwatercamera’s worden verschillende netconfiguraties getest en bekeken of ongewenste vis kan ontsnappen. De analyse van de gegevens is pas in de zomer van 2015 gereed. Voorlopig kan geconcludeerd worden dat het laten ontsnappen van evervis («boarfish») lastig is. Verder wordt onderzoek gedaan naar de toepassingsmogelijkheden van een nieuw type echolood waarmee soorten herkend zouden kunnen worden. Hiermee zou voorkomen kunnen worden dat ongewenste vissen worden gevangen. Het potentieel voor het gebruik om soorten te herkennen is hoog, maar moet nog verder getest worden. Als laatste noem ik het project voor het gebruik van ongewenste bijvangsten zoals ondermaatse vis. Ook dit onderzoek loopt nog. De vooruitzichten voor het gebruik voor andere doeleinden dan direct menselijke consumptie zijn goed, vanwege het relatief hoge vetgehalte. Tot slot merk ik op dat de sector de aanlandplicht sinds 1 januari 2015 proactief uitvoert. Ik juich dit initiatief toe. Er vindt maandelijks overleg plaats van overheid en sector over de voortgang van de aanlandplicht en over zaken waar de sector in de praktijk tegenaan loopt.

Rapporten vlootverslagen

Conform mijn toezegging aan het lid Ouwehand tijdens het Algemeen Overleg Landbouw- en Visserijraad op 10 december 2014 informeer ik u over het proces van controle van de Europese Commissie op de nationale rapporten over het evenwicht tussen de vangstcapaciteit en de vangstmogelijkheden van hun visserijvloten.

De lidstaten stellen hun vlootverslag op aan de hand van de meest recente richtsnoeren (COM(2014)545). In Nederland wordt de informatie over de biologische indicatoren aangeleverd door IMARES en die over de economische en sociale indicatoren door het LEI.

Na ontvangst (31 mei jl.) overhandigt de Europese Commissie de vlootverslagen aan de Scientic, Technical and Economic Committee for Fisheries (STEFC) van het EU Joint Research Center (JRC). De STECF neemt voor elk van de vlootsegmenten de technische, economische en biologische indicatoren in beschouwing en maakt daarvan overzichtstabellen. Tevens evalueert ze de vlootverslagen op volledigheid en kwaliteit. Indien aanwezig beoordeelt ze ook het actieplan van een lidstaat voor het herstellen van een geconstateerde onevenwichtigheid. De STECF stuurt haar rapport naar de Europese Commissie en publiceert het op haar website (www.stecf.jrc.ec.europa.eu) onder Final reports | Capacity and fishing opportunities. Het rapport over de in september 2014 ingediende vlootverslagen heeft als kenmerk STECF-15–02.

In het vlootverslag staat informatie over het economisch rendement. Volledigheidshalve wijs ik er op dat de STECF in opdracht van de Europese Commissie ook jaarlijks een economische analyse van de Europese visserijvloot maakt. Dat doet zij op basis van de economische gegevens uit de datacollectie voor visserij. Ook die rapporten staan op de STECF-website onder Final reports Economic analyses. Het meest recente heeft als kenmerk (2014–11) STECF-14–16 AER Fleet economics 2014.

Op basis van de nationale vlootverslagen en het verslag van STECF publiceert de Europese Commissie jaarlijks een verslag aan het Europees parlement en de Raad over de inspanningen die de lidstaten hebben geleverd om tot een duurzaam evenwicht tussen visserijcapaciteit en vangstmogelijkheden te komen.

Deze verslagen staan bijeen op de website van het Directoraat-Generaal Visserij van de Europese Commissie. De meest recente rapport is COM(2014)233 uit april 2014 over het jaar 2012.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven