Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juni 2015
Met deze brief informeer ik u over de informele Landbouwraad die van 31 mei tot en
met 2 juni plaatsvond te Riga.
Biologische landbouw
De informele Raad heeft gesproken over ervaringen met het huidige instrumentarium
en over de toekomst van biologische landbouw, aan de hand van een gespreksnotitie
van het Letse voorzitterschap, getiteld «Biologische productie: duurzaamheid, groei
en consumentenbehoeften vóór en na 2020».
Ik heb benadrukt dat de Europese Unie de groei die de biologische landbouw doormaakt
moet koesteren en ondersteunen. De herziening van de verordening biologische productie
en etikettering van biologische productie moet daar aan bijdragen en geen elementen
bevatten die dit tegenwerken. Ik heb daarom nogmaals aangegeven dat er geen maximum
residu-eis in de regeling moet worden opgenomen, omdat dit kan leiden tot onterechte
bestraffing van boeren wanneer er buiten hun schuld sprake is van aanwezige residuen,
en dat daarmee dat boeren afzien van biologische productie. Verder zou er evenmin
sprake moeten zijn van een systeem van verplichte jaarlijkse controles, maar van een
systeem dat is gebaseerd op risico-analyse. Ook wat betreft het importregime heb ik
aangegeven dat er strenge voorwaarden aan de producten uit derde landen moeten worden
gesteld, maar wel op basis van gelijkwaardigheid vanwege de verschillen in de productieomstandigheden
en niet op basis van compliance.
Tot slot heb ik opgemerkt dat de lijst van producten en productievoorschriften waarvoor
de regeling van toepassing is dermate essentieel is, dat dit niet gewijzigd moet kunnen
worden door de Europese Commissie via gedelegeerde handelingen.
De biologische landbouw is een aansprekend voorbeeld van verduurzaming die ook leidt
tot economische groei. Dit geldt ook zeker voor de Nederlandse biologische sector,
met een groei van zowel export als consumptie, zoals ik in mijn brief aan uw Kamer
van 27 mei jl. al heb gemeld (Kamerstuk 21501–32, nr. 841). Voor de toekomst heb ik aangegeven dat een Europese strategie voor biologische
landbouw erop gericht moet zijn om de eigen kracht van de biologische sector verder
te stimuleren.
Het delen van kennis over techniek, duurzaamheid en innovaties in biologische productiemethoden
draagt bij aan het concurrentievermogen van de Europese biologische sector. Daarnaast
heb ik opgemerkt dat voor het stapsgewijs meer beschikbaar komen van biologisch uitgangsmateriaal
een Europese aanpak noodzakelijk is. Ook zie ik mogelijkheden in harmonisering van
het omgaan met gevallen van contaminatie, wat momenteel op verschillende wijze door
lidstaten gebeurt. Het toezicht op erkende controleorganisaties in derde landen moet
versterkt worden, opdat er meer zicht komt op effectiviteit en doelmatigheid van controles.
Uit de reacties van de lidstaten bleek dat men bewustwording nodig acht, zowel van
producent als consument. In het verlengde daarvan werd het belang van consumentenvertrouwen
benadrukt door een aantal lidstaten, evenals het belang van stabiliteit van regelgeving.
Veel lidstaten maken gebruik van de mogelijkheden die het Europese plattelandsbeleid
biedt om de biologische landbouw te stimuleren. Genoemd werden onder andere agro-milieumaatregelen.
Voor de toekomst werd vooral opgeroepen aandacht te besteden aan stabiliteit van de
regelgeving en aan onderzoek. Diverse lidstaten zijn van mening dat het marktaandeel
van Europese biologische landbouw in de toekomst verder kan toenemen.
Alle lidstaten spraken tenslotte waardering uit voor de inspanningen van het voorzitterschap
om tot een compromis te komen over het voorstel voor herziening van de verordening
biologische productie en etikettering van biologische producten, dat op een grote
meerderheid kan rekenen.
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
S.A.M. Dijksma