21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 844 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juni 2015

Met deze brief informeer ik u over de informele Landbouwraad die van 31 mei tot en met 2 juni plaatsvond te Riga.

Biologische landbouw

De informele Raad heeft gesproken over ervaringen met het huidige instrumentarium en over de toekomst van biologische landbouw, aan de hand van een gespreksnotitie van het Letse voorzitterschap, getiteld «Biologische productie: duurzaamheid, groei en consumentenbehoeften vóór en na 2020».

Ik heb benadrukt dat de Europese Unie de groei die de biologische landbouw doormaakt moet koesteren en ondersteunen. De herziening van de verordening biologische productie en etikettering van biologische productie moet daar aan bijdragen en geen elementen bevatten die dit tegenwerken. Ik heb daarom nogmaals aangegeven dat er geen maximum residu-eis in de regeling moet worden opgenomen, omdat dit kan leiden tot onterechte bestraffing van boeren wanneer er buiten hun schuld sprake is van aanwezige residuen, en dat daarmee dat boeren afzien van biologische productie. Verder zou er evenmin sprake moeten zijn van een systeem van verplichte jaarlijkse controles, maar van een systeem dat is gebaseerd op risico-analyse. Ook wat betreft het importregime heb ik aangegeven dat er strenge voorwaarden aan de producten uit derde landen moeten worden gesteld, maar wel op basis van gelijkwaardigheid vanwege de verschillen in de productieomstandigheden en niet op basis van compliance.

Tot slot heb ik opgemerkt dat de lijst van producten en productievoorschriften waarvoor de regeling van toepassing is dermate essentieel is, dat dit niet gewijzigd moet kunnen worden door de Europese Commissie via gedelegeerde handelingen.

De biologische landbouw is een aansprekend voorbeeld van verduurzaming die ook leidt tot economische groei. Dit geldt ook zeker voor de Nederlandse biologische sector, met een groei van zowel export als consumptie, zoals ik in mijn brief aan uw Kamer van 27 mei jl. al heb gemeld (Kamerstuk 21501–32, nr. 841). Voor de toekomst heb ik aangegeven dat een Europese strategie voor biologische landbouw erop gericht moet zijn om de eigen kracht van de biologische sector verder te stimuleren.

Het delen van kennis over techniek, duurzaamheid en innovaties in biologische productiemethoden draagt bij aan het concurrentievermogen van de Europese biologische sector. Daarnaast heb ik opgemerkt dat voor het stapsgewijs meer beschikbaar komen van biologisch uitgangsmateriaal een Europese aanpak noodzakelijk is. Ook zie ik mogelijkheden in harmonisering van het omgaan met gevallen van contaminatie, wat momenteel op verschillende wijze door lidstaten gebeurt. Het toezicht op erkende controleorganisaties in derde landen moet versterkt worden, opdat er meer zicht komt op effectiviteit en doelmatigheid van controles.

Uit de reacties van de lidstaten bleek dat men bewustwording nodig acht, zowel van producent als consument. In het verlengde daarvan werd het belang van consumentenvertrouwen benadrukt door een aantal lidstaten, evenals het belang van stabiliteit van regelgeving.

Veel lidstaten maken gebruik van de mogelijkheden die het Europese plattelandsbeleid biedt om de biologische landbouw te stimuleren. Genoemd werden onder andere agro-milieumaatregelen. Voor de toekomst werd vooral opgeroepen aandacht te besteden aan stabiliteit van de regelgeving en aan onderzoek. Diverse lidstaten zijn van mening dat het marktaandeel van Europese biologische landbouw in de toekomst verder kan toenemen.

Alle lidstaten spraken tenslotte waardering uit voor de inspanningen van het voorzitterschap om tot een compromis te komen over het voorstel voor herziening van de verordening biologische productie en etikettering van biologische producten, dat op een grote meerderheid kan rekenen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven