21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 828 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 januari 2015

Met deze brief informeer ik u over de uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad op 26 januari jl.

Ook geef ik u conform mijn toezeggingen tijdens het Algemeen Overleg van 21 januari jl. nadere informatie over de Maximaal Duurzame Opbrengst (MSY) kabeljauw Oostzee in 2016 en het crisiskartel in relatie tot het importverbod van Rusland. Ook informeer ik u over de uitkomsten van de triloog met het Europees parlement (EP) op 29 januari jl. over de Omnibusverordening (aanlandplicht).

Tijdens de Raad is gesproken over:

  • het werkprogramma van het Lets EU-voorzitterschap;

  • het meerjarenplan voor visserijmogelijkheden in de Oostzee;

  • de omnibusverordening (onder «diversen»);

  • het door Rusland ingestelde importverbod van EU-landbouwproducten en marktontwikkelingen in de zuivel- en suikersector.

De Landbouw- en Visserijraad werd voorgezeten door de Minister van landbouw van Letland, dhr. Jānis Dūklavs. Namens de Europese Commissie waren Commissaris Phil Hogan (DG AGRI), Commissaris Vytenis Andriukaitis (DG SANTE) en Commissaris Karmenu Vella (DG MARE) aanwezig.

Werkprogramma Lets EU-voorzitterschap

Het Letse EU-voorzitterschap heeft zijn werkprogramma op het terrein van landbouw en visserij gepresenteerd:

  • het voorzitterschap geeft prioriteit aan de hervorming van de regelgeving voor biologische landbouw en streeft naar een politiek akkoord met het EP binnen een half jaar. De Europese Commissie heeft aangekondigd dat zij het voorstel intrekt als er geen akkoord wordt bereikt;

  • de implementatie van het nieuwe Gemeenschappelijke Landbouwbeleid (GLB) en het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) en vereenvoudiging van het GLB en het GVB staan ook hoog op de agenda;

  • het voorzitterschap zal de onderhandelingen over het TTIP-akkoord nauw volgen voor zover het gaat om landbouwaspecten;

  • het voorzitterschap zal tevens de prijsontwikkelingen van landbouwgoederen in de gaten houden in verband met het Russische importverbod op EU-landbouwproducten. Indien nodig zal het voorzitterschap dit onderwerp agenderen op de Landbouw- en Visserijraad;

  • het voorzitterschap wil de onderhandelingen over de Omnibusverordening spoedig afronden. Ook wil het voorzitterschap in de Raad het Meerjarenplan Visserij in de Oostzee afronden;

  • en tenslotte zullen de visserijakkoorden met derde landen prioriteit krijgen.

Meerjarenplan voor visserijmogelijkheden in de Oostzee

Commissaris Vella heeft in de Raad het meerjarenplan voor visserijmogelijkheden in de Oostzee gepresenteerd (ST 5253/15, ST14028/14). Het meerjarenplan betreft de visserij op kabeljauw, sprot en haring en komt in de plaats van het bestaande kabeljauwbeheerplan. Het plan beoogt bestanden van deze drie vissoorten in samenhang aan de Maximale Duurzame Opbrengst (MSY)- doelstelling te laten voldoen en een kader te bieden voor maatregelen voor de aanlandplicht. Het plan vormt een blauwdruk voor nieuwe beheerplannen conform het hervormde GVB. Zo voorziet het in een regionale aanpak voor de uitwerking van technische maatregelen.

In hun interventies spraken veel lidstaten steun uit voor het gepresenteerde meerjarenplan. Met name werd daarbij het belang van een regionale aanpak onderstreept en de afschaffing van het zeedagenregime. Enkele lidstaten vonden dat de reikwijdte van de gedelegeerde handelingen waarmee de Europese Commissie maatregelen kan vaststellen te ver gaat. Ook noemde een aantal lidstaten dat de bevoegdheid tot het vaststellen van vangsthoeveelheden die voortvloeit uit het meerjarenplan exclusief aan de Raad en niet het EP toekomt.

Commissaris Vella gaf in zijn reactie aan blij te zijn met de steun voor het voorstel. Hij is bereid de gedelegeerde handelingen beter te omschrijven.

Het voorzitterschap concludeerde dat de Raad een eerste gedachtewisseling heeft gehouden. Het voorzitterschap streeft ernaar zo snel mogelijk tot een akkoord te komen met het EP.

Het door Rusland ingestelde importverbod van EU-landbouwproducten en marktontwikkelingen in de zuivel- en suikersector

In de Raad is stilgestaan bij de stand van zaken rond het door Rusland ingestelde importverbod en de marktontwikkelingen in verschillende sectoren. Door Roemenië en Bulgarije zijn voor de Raad notities ingebracht over de zuivelsector (ST 5522/15). Italië heeft in de Raad aandacht gevraagd voor de lage prijzen in de suikersector (ST 5460/15).

Polen heeft haar zorgen geuit over de vermeende afspraken die zijn gemaakt tijdens de Grüne Woche in Berlijn tussen de Europese Commissie en Rusland. Hierdoor zouden de lidstaten de ruimte krijgen om bilateraal afspraken te maken met Rusland over dierlijke producten (i.c. varkensvlees) mits deze de interne markt niet zouden verstoren. Een deel van de door Rusland opgelegde beperkingen naar aanleiding van uitbraken van varkenspest in enkele lidstaten komen te vervallen. Enkele lidstaten zouden daar niet of slechts gedeeltelijk voor in aanmerking komen, vanwege de Afrikaanse Varkenspest die in deze landen nog heerst. Deze bilaterale afspraken ondergraven volgens Polen en enkele andere lidstaten de solidariteit in de EU.

Commissaris Andriukaitis antwoordde dat handel in varkensvlees alleen kan plaatsvinden op basis van EU-certificaten. Zonder deze certificaten kan de export niet worden hervat. Met betrekking tot de door Rusland opgelegde sancties inzake de import van EU-landbouwgoederen stelde Commissaris Andriukaitis geen bilaterale afspraken te steunen en riep hij op vast te houden aan de principes van solidariteit en spreken met één stem. Afspraken m.b.t. de door Rusland opgelegde sancties die lidstaten buiten de EU om maken zijn onacceptabel, aldus Eurocommissaris Andriukaitis.

Veel lidstaten gaven aan dat diverse sectoren lijden onder het importverbod en vroegen de Europese Commissie hiervoor aanvullende maatregelen te nemen.

De Europese Commissie gaf aan dat zij de prijzen op de markt monitort en op basis van de huidige marktprijzen geen reden ziet aanvullende maatregelen te nemen bovenop de bestaande getroffen maatregelen. Niet alle prijsdalingen zijn volgens de Europese Commissie te wijten aan het importverbod van EU-landbouwproducten door Rusland.

De Europese Commissie gaf aan dat zij na zal denken over het verzoek van enkele lidstaten om een High level group voor suiker in te stellen die zich zal moeten buigen over de toekomst van suikersector na 2017, wanneer het suikerquotum zal worden afgeschaft.

Ik heb in de Raad aangegeven dat ik de Europese Commissie steun in haar aanpak. Ik heb ook aangegeven dat de maatregelen die genomen zijn in de groenten- en fruitsector een bodem in de markt hebben gelegd en als vangnet gewerkt hebben. Hogere interventieprijzen voor de groenten en fruitproducten hadden het effect van de maatregelen wel versterkt en waren mijns inziens beter geweest. Het voorzitterschap heeft gevraagd welke verdere maatregelen ik zou bepleiten om de gevolgen van de Russische boycot te verzachten. Voor de groenten- en fruitsector heb ik gepleit voor een vrij te besteden volume voor producten die onder de Russische boycot vallen maar waarvoor nu geen enveloppes aan de lidstaten zijn toegekend. Via de vrije enveloppe kan een lidstaat meer maatwerk bieden.

Daarnaast heb ik aangegeven dat het belangrijk is dat de mogelijkheden van vrijstelling van de mededingingsregels in het kader van een crisissituatie worden verduidelijkt. Ik heb de Europese Commissie verzocht om tijdelijke vrijstelling van de mededingingsregels voor een aantal producten in de groenten- en fruitsector met het oog op de effecten van de Russische boycot. Dat heb ik gedaan omdat ik de vrijstelling van de mededingingsregels zie als een optie om de sector zelf mee te laten werken aan het herstel van de markt. De Europese Commissie heeft inmiddels, tot mijn grote teleurstelling, geoordeeld dat in de huidige marktomstandigheden geen sprake is van een dusdanige marktverstoring dat vrijstelling gerechtvaardigd zou zijn. Ik heb daarom de Europese Commissie tijdens de Raad dringend verzocht om alsnog de toepassing van de vrijstelling van de mededingingsregels mogelijk te maken (conform artikel 222). Ik heb de Europese Commissie tevens opgeroepen de door haar aangekondigde richtsnoeren voor deze vrijstelling snel te presenteren.

De Europese Commissie heeft aangegeven tijdens de volgende Landbouw- en Visserijraad meer informatie te verschaffen over de vrijstelling van de mededingingsregels en hoe deze kunnen worden toegepast.

De Europese Commissie kondigde aan dat de particuliere opslag voor boter en magere melkpoeder als vangnet voor boeren tot eind september wordt uitgebreid. Verzoeken voor extra steunmaatregelen voor de varkensvlees- en suikersector zijn door de Europese Commissie resoluut van tafel geveegd. Wel heeft de Europese Commissie toegezegd om naar de problemen in de varkensvleessector te kijken.

Diversen

Omnibusverordening

Het voorzitterschap heeft een korte terugkoppeling gegeven over de voortgang van de triloog met het EP over de Omnibusverordening. Het EP is bereid om de splitsing van de verordening in een demersaal en pelagisch deel op te geven. Ook is het EP bereid af te zien van een derogatie voor de kleinschalige visserij om maximaal 30 kg ondermaatse vis te mogen verkopen voor menselijke consumptie. Het EP stelt hier tegenover de voorwaarde dat lidstaten en de Europese Commissie jaarlijks rapporteren over de implementatie van de aanlandplicht.

Eurocommissaris Vella heeft aangegeven dat het van belang is dat vissers snel duidelijkheid krijgen over de implementatie van de aanlandplicht. Hij gaf aan dat het EP een belangrijke stap richting de Raad heeft gezet door de twee genoemde eisen te laten vervallen. Over de rapportageverplichting gaf de Commissaris aan dat er reeds veel bronnen beschikbaar zijn om de rapportages uit samen te stellen. Daarmee zouden extra administratieve lasten voor de lidstaten voorkomen kunnen worden.

Ik heb in de Landbouw- en Visserijraad van december jl. (Kamerstuk, 21 501/32 nr. 818) al aangegeven dat ik vanwege de tegenstrijdigheid in Europese regelgeving de aanlandplicht niet implementeer totdat er overeenstemming is bereikt over de omnibusverordening. Lidstaten worden sinds 1 januari jl. namelijk met volstrekt tegenstrijdige regelgeving geconfronteerd. Ik heb in de Raad wederom aangegeven dat ik dat niet acceptabel vind. Voor Nederland staat een adequate en zorgvuldige start van de aanlandplicht voorop. Ik heb het voorzitterschap dan ook opgeroepen snelle voortgang te maken met de onderhandelingen met het EP. Ook heb ik aangegeven verheugd te zijn met de handreiking van het EP. Nederland is, net als veel andere lidstaten, tegen een splitsing van de verordening in een pelagisch en demersaal deel. Ik heb aangegeven de uitkomsten van de triloog constructief te bezien in het licht van een te bereiken totaal akkoord. Ik heb echter nadrukkelijk aangegeven mijn instemming pas te kunnen geven als vaststaat dat de wensen van het EP, met name op het punt van de voortgangsrapportages, niet leiden tot onnodige, extra administratieve lasten.

Het voorzitterschap stelde vast dat de onderhandelingen met het EP kunnen worden voortgezet.

Op 29 januari 2015 hebben de onderhandelaars van de Raad, het EP en de Europese Commissie in triloog een akkoord bereikt over de Omnibusverordening. Met deze verordening worden de Verordeningen technische- en controlemaatregelen aangepast om aan de regels van de aanlandplicht te voldoen.

De onderhandelaars zijn het volgende overeengekomen:

  • in de verordening zal geen opsplitsing worden aangebracht voor de demersale en de pelagische visserij;

  • er komt geen uitzondering voor de kleinschalige vloot om 30 kg ondermaatse vis voor directe menselijke consumptie te mogen verkopen;

  • de opslag en afzet van ondermaatse vis die is aangeland en niet kan worden verkocht voor menselijke consumptie, wordt door lidstaten gefaciliteerd;

  • het Europees parlement wordt door de Commissie jaarlijks geïnformeerd over de implementatie van de aanlandplicht.

Het bereikte akkoord zal de komende weken in de wetgevingstekst van de Omnibusverordening worden opgenomen. De verordening zal vervolgens voor definitieve besluitvorming aan zowel de Raad als het EP worden voorgelegd voor instemming.

Naar verwachting zal dit enkele maanden in beslag nemen. Na de definitieve besluitvorming kan de verordening geïmplementeerd worden.

Toezeggingen Algemeen Overleg 21 januari jl.

MSY kabeljauw 2016

Tijdens het Algemeen Overleg van woensdag 21 januari 2015 ter voorbereiding van de Landbouw- en Visserijraad heeft uw Kamer geïnformeerd naar de beweegredenen van de Europese Commissie om in te stemmen met het bereiken van Maximale Duurzame Opbrengst (MSY) voor kabeljauw per 2016 in plaats van 2015. Dit met oog op de overweging (7) van de basisverordening (EU 1380/2013) dat stelt dat het later bereiken van de doelstelling dan 2015 alleen mogelijk is wanneer het de betrokken visserijen sociaal en economisch ernstig in gevaar zou brengen. Ik heb hierover contact opgenomen met de Europese Commissie. Deze bevestigde dat voorafgaand aan het besluit hierover tijdens de Raad van oktober jl. intensief gesproken is met de leden van Baltfish, de regionale raad voor de Oostzee. Uit de toepassing van de MSY-benadering volgde het advies dat de TAC (Total Allowable Catch) met 48% gereduceerd moest worden om de visserijsterfte met 78% te verlagen tot het MSY niveau in 2015. De economische waarde van de kabeljauw zou daarmee dalen van 32 miljoen euro in 2014 naar 14 miljoen euro in 2015. De Europese Commissie, in samenspraak met Baltfish, achtte een dergelijke stap te groot. Dit ook met oog op de invoering van de aanlandplicht voor de kabeljauw in de Oostzee, de complexiteit van de gemengde visserij en de reductie van de TAC van het andere kabeljauwbestand in de Oostzee met 22%. De Raad heeft deze stapsgewijze aanpak geaccepteerd. In een verklaring hebben de betrokken Oostzeelidstaten aangegeven MSY in 2016 te zullen bereiken, in 2015 aanvullende technische maatregelen om het paaibestand beter te beschermen zullen verkennen en indien van toepassing te zullen implementeren.

Crisiskartel/vrijstelling mededingingsregels

De heer Geurts heeft tijdens het Algemeen Overleg op 21 januari jl. enkele vragen gesteld over de reactie van de Europese Commissie op mijn verzoek tot vrijstelling van de mededingingsregels. Allereerst was zijn verzoek de brief van de Europese Commissie te doen toekomen aan uw Kamer. De brieven van de Europese Commissie aan lidstaten zijn vertrouwelijk van aard en kunnen niet worden gedeeld. In de geannoteerde agenda (Kamerstuk 21 501-32, nr. 821) is uw Kamer over de inhoud geïnformeerd.

Daarnaast vroeg de heer Geurts waar de Europese Commissie zich op baseert dat er geen sprake is van een ernstige marktverstoring, wanneer hier dan wel sprake van is en of er binnen het mededingingsrecht handreikingen zijn voor het bepalen van een «ernstige marktverstoring». Voorafgaand aan het formele antwoord van de Europese Commissie heeft inhoudelijk overleg met de Europese Commissie over de voorgelegde cases plaatsgevonden. Tijdens dat overleg heeft de Europese Commissie uiteengezet dat artikel 222 moet worden gelezen als een laatste redmiddel dat kan worden ingezet wanneer andere crisismaatregelen uit de verordening niet effectief blijken om een acute ernstige marktverstoring te herstellen. Artikel 222 stelt immers als voorwaarde voor een eventuele vrijstelling dat de Europese Commissie al een andere crisismaatregel heeft getroffen.

Voor toepassing van dit artikel zou dan volgens de Europese Commissie aannemelijk moeten worden gemaakt dat de bijzondere steunmaatregelen die zij nu heeft getroffen op grond van artikel 219 ontoereikend zijn gebleken. De Europese Commissie heeft echter geconstateerd dat de prijzen voor tomaten en paprika's zich hebben hersteld gedurende de afgelopen maanden.

Volgens de Europese Commissie kan daarom gesteld worden dat de prijzen niet zo drastisch zijn gedaald dat herstel niet mogelijk was en dat de bijzondere maatregelen die de Europese Commissie heeft genomen een bodem in de markt hebben gelegd en hebben gewerkt bij het bestendigen van de situatie. Het mededingingsrecht lijkt geen aanknopingspunten te bieden voor het bepalen van «ernstige marktverstoring».

Ik kan mij niet vinden in de conclusie van de Europese Commissie en heb daarom in de Raad de Europese Commissie dringend verzocht om alsnog de toepassing van artikel 222 mogelijk te maken en door haar aangekondigde richtsnoeren snel te presenteren.

De Europese Commissie heeft tijdens de Raad aangegeven in de volgende Landbouw- en Visserijraad meer informatie te verschaffen over de vrijstelling van de mededingingsregels en hoe deze kunnen worden toegepast.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven