21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 732 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 september 2013

Met deze brief informeer ik u over de uitkomsten van de informele Landbouwraad die op 9–10 september plaatsvond in Vilnius, Litouwen.

Het Litouws Voorzitterschap heeft een oriënterend debat gevoerd over de toekomst van het gezinsbedrijf in de landbouw («family farming») in het kader van de globalisering. Daarbij is verkend welke rol Europese, nationale of regionale overheden daarin kunnen spelen.

Het gezinsbedrijf in de landbouw («family farming»)

(algemene oriëntatie)

Het voorzitterschap heeft het thema geagendeerd vanuit de achtergrond dat het jaar 2014 door de Verenigde Naties is uitgeroepen tot het jaar van het gezinsbedrijf («Year of Family Farming»). Doel daarvan is wereldwijd bewustwording te genereren ten aanzien van de belangrijke rol die gezinsbedrijven spelen in de landbouw en voedselvoorziening en te bevorderen dat ze deze ook in de toekomst kunnen blijven vervullen.

In de gehele Unie daalt het aantal agrarisch ondernemers gestaag en stijgt de gemiddelde bedrijfsomvang. Het voorzitterschap concludeerde evenwel dat het gezinsbedrijf, ondanks de grote verschillen in verschijningsvormen, de ruggengraat vormt van de Europese landbouw, en waarschijnlijk ook op de langere termijn zal blijven.

Het voorzitterschap stelde dat de specifieke kenmerken van gezinsbedrijven economisch en sociaal zo belangrijk zijn dat de instandhouding en ontwikkeling ook noodzaakt tot specifieke beleidsaandacht. Aandacht die zowel op Europees, nationaal, regionaal of zelfs lokaal actie kan vragen. Het voorzitterschap ziet drie prioriteiten die daarbij van belang zijn:

  • 1. het benadrukken het belang van het gezinsbedrijf als model om de doelstellingen van de EU 2020 Strategie te realiseren (slimme, duurzame en inclusieve groei);

  • 2. het ontwikkelen van een institutioneel kader om de levensvatbaarheid van gezinsbedrijven te ondersteunen;

  • 3. het versterken van de positie van gezinsbedrijven in de keten.

Het voorzitterschap heeft de discussie geleid aan de hand van een notitie waarin werd gevraagd hoe de overheid de duurzaamheid en de innovatie van gezinsbedrijven kan bevorderen en op welke wijze de overdracht van bedrijven naar de volgende generatie gefaciliteerd kan worden. Ook werd gevraagd welke beleidsmaatregelen nodig zijn om meer samenwerking te realiseren en kortere voedselketens te creëren.

De reacties van de verschillende lidstaten laten zien dat er grote diversiteit is in wat men onder gezinsbedrijven verstaat. Ook de maatregelen die men zich voorstelt laat eenzelfde diversiteit zien. Wel ziet men goede mogelijkheden met het nieuwe Gemeenschappelijke Landbouwbeleid (GLB). Het gevoel dat de marktmacht van boeren moet worden verbeterd leeft breed, er bleek ook veel steun voor het verkorten van de voedselketen. Verder benadrukten veel lidstaten dat innovatie en toegang tot onderzoek van groot belang is voor (gezins)bedrijven.

Ik heb aangegeven dat innovatie naar mijn mening de sleutel is voor toekomstgerichte ondernemers; bedrijven die niet innoveren en hun productiewijze niet verduurzamen zullen op termijn niet overleven. Hierin komen de belangen van de gehele keten van consumenten en producenten rechtstreeks bij elkaar. De overheid heeft daarin een faciliterende rol en het nieuwe GLB bevat daarvoor goede instrumenten.

Ik vind het van belang dat ook op langere termijn de moderne (gezins)landbouw voor jonge ondernemers een aantrekkelijke economische sector blijft. De continuïteit van de moderne (gezins)landbouw is sterk gebaat bij adequate toegang tot kennis (bijvoorbeeld agrarisch onderwijs, onderzoek en innovatie), grond (bijvoorbeeld via pachtwetgeving) en krediet (bijvoorbeeld door borgstelling en steun in de kosten van bedrijfsovername). Ik heb daarom de Europese Commissie gevraagd deze problematiek verder te analyseren en een visie te ontwikkelen op continuïteit van de moderne (gezins)landbouw in Europa.

Ten aanzien van de rol van producentenorganisaties heb ik aangegeven dat ik samenwerking buitengewoon belangrijk vindt, zowel in coöperaties of producentenorganisaties. Hiermee kunnen boeren een betere positie op de markt veroveren. Het nieuwe markt- en prijsbeleid biedt een goed kader. Het is nu aan de boeren en tuinders om deze handschoen op te pakken, zelf initiatief te nemen en creatief te zijn.

Dat geldt ook voor het verkorten van de keten en het inspelen op de consument die meer belangstelling toont voor lokaal geproduceerd voedsel. De producent richt zich daarmee rechtstreeks tot de consument. De consument bepaalt immers of het een succes wordt. De overheid kan in mijn ogen ondersteunen met de informatievoorziening en voorlichting, zowel via traditionele als nieuwe media.

GLB – Meerjarig Financieel Kader

Voorzitter De Castro van de Commissie Landbouw en plattelandsontwikkeling van het Europees Parlement (COMAGRI) heeft de Raad laten weten dat het Europees Parlement (EP) de onderhandelingen met de Raad over het nieuwe GLB snel wil afronden.

Het betreft hier de inhoudelijke elementen van het GLB die zijn opgenomen in het Meerjarig Financieel Kader 2014 – 2020, die voor het EP nog open staan. De Castro heeft een flexibele en «zeer redelijke» opstelling van het EP beloofd. Hij heeft ook laten weten niet te willen terugkomen op wat in juni is overeengekomen tussen de Raad en het EP.

Het Voorzitterschap heeft aangegeven te willen blijven vasthouden aan het Raadsmandaat van 25 juni jl. Veel lidstaten hebben aangedrongen op een snelle afronding van de onderhandelingen. Ik heb, net als mijn collega’s uit Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Estland, Oostenrijk en Tsjechië gezegd niet bereid te zijn het akkoord tussen Raad en EP open te breken.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven