21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 720 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 juni 2013

Hierbij zend ik u mijn reactie op de toezegging die ik u deed in het Algemeen Overleg over de Landbouw- en Visserijraad van februari jongstleden (Kamerstuk 21 501-32, nr. 700).

In het AO zegde ik toe de effecten in beeld te brengen van het loslaten van de melkquotering 2015. Zoals ik al in het AO aangaf gaat het hier om schattingen.

Situatie in Nederland

In 2008 (tijdens de Health Check van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid) is besloten om de melkquotering per 1 april 2015 af te schaffen.

De melkquoteringsregeling werd in 1984 als onderdeel van het GLB ingevoerd om de problemen met overproductie op te vangen. Sinds 1984 is de melkveestapel in Nederland afgenomen van 2,4 miljoen naar 1,5 miljoen melkkoeien. Met de jaarlijkse toename van het melkquotum van 1% per jaar sinds 2009 is de melkveestapel sindsdien vrijwel gestabiliseerd.

Anders dan in een aantal EU-lidstaten heeft de Nederlandse melkveesector het nationale melkquotum vrijwel steeds volgemolken. Zeer sporadisch, zoals afgelopen heffingsjaar 2012/2013, was er sprake van een lichte onderschrijding, zodat Nederland geen superheffing hoeft af te dragen. Nu de melkquotering ten einde raakt, dalen de prijzen die worden betaald voor aankoop en lease van melkquotum navenant.

De afgelopen jaren is gebleken dat de Nederlandse melkveehouderij al anticipeert op de beëindiging van de melkquotering door nieuwe stallen te bouwen of bestaande stallen te vergroten. Met name in de financieel gunstigere jaren 2010 en 2011 hebben veel melkveehouders investeringsbeslissingen genomen. Ook de zuivelfabrieken houden, mede op basis van informatie van hun leden en/of leveranciers, rekening met een uitbreiding van de melkproductie met 10 à 20% richting 2020 en doen dan ook uitbreidingsinvesteringen.

Anderzijds zijn er ook twijfels of deze productiegroei daadwerkelijk zal worden gehaald. In 2012 liet de melkprijs na twee jaar herstel na de melkprijsval in 2009 weer een daling zien. Tegelijkertijd zijn de kosten, en met name de kosten van voeraankoop, in dat jaar sterk toegenomen.

Dit leidde tot een aanzienlijk lagere marge en het voor het eerst sinds jaren werd het Nederland melkquotum in het quotumjaar 2012/2013 niet volgemolken.

In het kader van de nieuwe mestwetgeving zal het veehouderijbedrijfsleven uiterlijk 1 juli aanstaande met plannen komen voor de realisatie van voldoende mestverwerkingscapaciteit en aanvullende maatregelen. Daaruit zal blijken hoe de sector dan aankijkt tegen de ontwikkeling van de melkveehouderij in de komende jaren, en hoe zich dat verhoudt binnen de beschikbare mestverwerkingsruimte.

Proces in Brussel

Momenteel worden er onderhandelingen gevoerd over de toekomst van het GLB. In deze onderhandelingen zijn enkele partijen (waaronder het Europees Parlement) van mening dat er een systeem van aanbodregulering moet komen na afschaffing van de melkquotering. Het Europees Parlement heeft eerder hiervoor amendementen ingediend. Het is onduidelijk wat de uiteindelijke uitkomst van de onderhandelingen zal zijn. De Europese Commissie en de Raad zijn tegen een systeem van aanbodregulering. Ik heb steeds aangegeven ook tegen een Europees systeem van aanbodregulering van melkproductie te zijn. Het druist in mijn ogen in tegen het besluit uit 2008 om de quotering af te schaffen. De plannen zijn in mijn ogen onwerkbaar, onnodig en ongewenst.

De Europese Commissie heeft zes onafhankelijke experts in het najaar van 2012 de opdracht gegeven de toekomst van de melkmarkt na de quotering te analyseren. De presentatie van de conclusies van deze analyse zal plaatsvinden op een conferentie op 24 september 2013 in Brussel, georganiseerd door de Europese Commissie. Commissaris Ciolos heeft aangegeven dat marktbalans/mededinging en duurzame melkproductie (inclusief de territoriale aspecten) tijdens de conferentie aan bod zullen komen. In de pers heeft de Commissaris bovendien aangegeven bereid te zijn om andere goede instrumenten te analyseren en later eventueel met voorstellen te komen.

De staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven