21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 685 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 februari 2013

Met deze brief informeer ik u over de uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad die plaatsvond op 28 januari jl. in Brussel.

Op visserijgebied heeft de Raad gesproken over het werkprogramma van het voorzitterschap in relatie tot de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB), over het resultaat van de visserijonderhandelingen tussen de EU en Noorwegen en over technische en controlemaatregelen voor de visserij in het Skagerrak. Op het vlak van landbouw heeft het voorzitterschap zijn werkprogramma en stappenplan voor de onderhandelingen over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) gepresenteerd.

Onder diversen is op mijn verzoek gesproken over het EFSA-rapport inzake neonicotinoïden. Verder heeft de Raad stilgestaan bij polyfosfaten in natte gezouten vis, de naleving van de groepshuisvesting van drachtige zeugen, het schoolfruitprogramma van de EU en de vrijhandelsakkoorden van de EU met Singapore en Canada.

Ik informeer u tevens over mijn kennismakingsgesprekken met de Commissaris voor Landbouw en Plattelandsontwikkeling en de Commissaris voor Maritieme Zaken en Visserij, over mijn contact met de Franse minister voor Visserij inzake de spanningen tussen Franse en Nederlandse vissers, over steunmaatregelen in het kader van artikel 68 onder het GLB en over de stemming in de landbouwcommissie van het Europees Parlement over de GLB-hervormingsvoorstellen.

Werkprogramma voorzitterschap: hervorming Gemeenschappelijk Visserijbeleid

(Presentatie van het voorzitterschap; gedachtewisseling)

Het Ierse voorzitterschap heeft aan de Raad zijn planning gepresenteerd voor de verdere behandeling van de voorstellen van de Europese Commissie voor de hervorming van het GVB. Het voorzitterschap zet in op een politiek akkoord over het gehele pakket in de Landbouw- en Visserijraad van juni van dit jaar. Naar het oordeel van het voorzitterschap moet de behandeling op politiek niveau zich met name richten op de aanlandplicht, de institutionele aspecten van de meerjarenplannen, de milieuverantwoordelijkheden van de lidstaten en de verdelingsaspecten binnen het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV).

Ik heb de prioriteiten en de ambities van het voorzitterschap onderschreven. Ik heb benadrukt dat een politiek akkoord in de Raad van juni noodzakelijk is, omdat vertraging ten koste zou gaan van de verduurzaming van de visserij. Ik heb aangegeven dat we in het licht van duurzaamheid toe moeten naar meer selectiviteit in de visserij en dat de aanlandplicht daaraan ondersteunend is. Ik heb daarbij gemarkeerd dat bij de uitwerking van de aanlandplicht goed gekeken moet worden naar effectiviteit en efficiëntie. Ik heb ook aangegeven dat innovatie nodig is om grotere selectiviteit te bewerkstelligen en dat het EFMZV dan ook vooral op innovatie gericht moet zijn. Daarbij heb ik er opnieuw voor gepleit dat meer efficiënte en effectieve visserijtechnieken zoals de pulsvisserij meer kansen krijgen.

Onder de lidstaten is brede steun voor de aanpak van het voorzitterschap. Ook Commissaris Damanaki heeft zich hierbij aangesloten. De meeste lidstaten hebben daarnaast aangegeven dat de algemene oriëntatie1 van juni 2012 (basisverordening, gemeenschappelijke marktordening) en de partiële algemene oriëntatie van oktober 2012 (EFMZV) als uitgangspunt moeten dienen voor de onderhandelingen met het Europees Parlement, dat de komende maanden zijn positie nader zal bepalen. Naar aanleiding van de reacties van de lidstaten en de Commissaris heeft het voorzitterschap geconcludeerd dat er steun is voor zijn planning.

Visserijonderhandelingen EU-Noorwegen

(Stand van zaken)

De Raad heeft van gedachten gewisseld over het resultaat van de onderhandelingen tussen de EU en Noorwegen over de visserijovereenkomst voor 2013 tussen beide partijen. De overeenkomst heeft betrekking op de Total Allowable Catches (TACs, totale toegestane vangsthoeveelheden) voor de gezamenlijk beheerde visbestanden en over de uitruil van vangstmogelijkheden. Ik heb uw Kamer eerder over het onderhandelingsresultaat geïnformeerd (Kamerstuk 21 501-32, nr. 679).

Commissaris Damanaki heeft in haar inleiding aangegeven dat zij de afspraken met Noorwegen evenwichtig vindt. De uitruil van de vangstmogelijkheden reflecteert volgens de Commissaris goed de belangen van de lidstaten. Zij is daarnaast specifiek ingegaan op de makreelvisserij, waarbij nog altijd geen akkoord bereikt is tussen de «kuststaten» (EU, Noorwegen, IJsland, Faeröer, Rusland) over de vangsthoeveelheden. Onder druk van Noorwegen en een aantal grote lidstaten is een reservering in de makreel-TAC van 10 procent voor IJsland, Faeröer en Rusland vastgesteld. De Commissaris heeft de Raad erop gewezen dat zij – conform het eerdere aanbod aan genoemde landen in de makreelonderhandelingen – heeft gepleit voor een hogere reservering, om de duurzame intenties van de EU te onderstrepen en de inzet van handelssancties tegen IJsland en Faeröer (vanwege het toestaan van niet-duurzame visserij) te legitimeren.

Nederland heeft aangegeven dat het blij is dat na moeizame onderhandelingen toch een akkoord met Noorwegen bereikt is en dat het tevreden is over het relatief lage aandeel blauwe wijting dat de EU in de uitruil van vangstmogelijkheden inbrengt. Over de toestand van de kabeljauw heeft Nederland zijn zorgen geuit, omdat voor 2013 vangsthoeveelheden zijn vastgesteld die hoger liggen dan het wetenschappelijk advies. Nederland heeft daarom de Europese Commissie gevraagd welke technische maatregelen worden genomen om ongewenste bijvangsten van kabeljauw te voorkomen. Voor wat betreft de schol is Nederland teleurgesteld dat Noorwegen niet heeft ingestemd met een voorstel van Nederland, België en Denemarken om interjaarlijkse flexibiliteit voor de scholquota in te voeren. In het licht van de grote omvang van het scholbestand heeft Nederland opgeroepen om dit jaar alsnog een oplossing voor deze kwestie te vinden. Nederland heeft verder aangegeven verbaasd te zijn dat met Noorwegen geen afspraken zijn gemaakt over een pilot met volledig gedocumenteerde visserij voor schol. Met het oog op de hervorming van het GVB en de invoering van een aanlandplicht in dat kader acht Nederland het waardevol om voldoende ervaring op te doen met volledig gedocumenteerde visserij. Waar het gaat om de makreel heeft Nederland aangegeven het geen goede zaak te vinden dat de gereserveerde TACs voor IJsland, Faeröer en Rusland samen 10 procent bedragen en de EU en Noorwegen dus niet erg terughoudend zijn geweest bij het vaststellen van hun aandeel. Nederland heeft benadrukt dat er dringend maatregelen genomen moeten worden tegen IJsland en Faeröer, maar ook dat het zich er ernstig zorgen over maakt dat de EU dat nu mogelijk niet kan doen. Nederland heeft de Commissaris gevraagd welke acties zij gaat ondernemen.

Verschillende lidstaten hebben de Europese Commissie bedankt voor het behaalde onderhandelingsresultaat in den brede, maar hebben zich tegelijkertijd uiterst bezorgd getoond over de situatie in de makreelvisserij. In dat kader hebben sommige lidstaten gepleit voor snelle inzet van handelssancties, andere voor een nieuwe poging om aan de onderhandelingstafel tot een akkoord te komen met IJsland en Faeröer. Commissaris Damanaki heeft in haar reactie aangegeven samen met Noorwegen te willen blijven optrekken in de strijd voor een meer duurzame makreelvisserij. Ook heeft zij opgemerkt dat de Europese Commissie bezig is alle juridische voorbereidingen te treffen voor een mogelijke inzet van handelssancties, opdat die sancties daadwerkelijk succesvol zullen zijn als ze in werking treden.

Technische en controlemaatregelen voor de visserij in het Skagerrak

(Oriënterend debat)

De Raad heeft gediscussieerd over een voorstel van de Europese Commissie voor een pakket van maatregelen voor het Skagerrak (ten noorden van Denemarken). Het pakket omvat onder meer een aanlandplicht, verhoging van minimale maaswijdten en controle met camera’s aan boord (CCTV). De maatregelen zouden op 1 januari 2014 in werking moeten treden, met een vroegere start op nationaal niveau voor Denemarken en Zweden per 1 februari 2013.

Commissaris Damanaki heeft aangegeven een effectieve controle op naleving van de aanlandplicht van belang te vinden, of die controle nu middels CCTV gebeurt of op alternatieve wijze. De Commissaris heeft zich voorstander getoond van regionalisering: in elke regio kunnen specifieke maatregelen getroffen worden en wat in het Skagerrak gebeurt is derhalve geen precedent voor andere regio’s.

Ik heb aangegeven dat ik een aanlandplicht in het nieuwe GVB steun en dat het belangrijk is om daar al ervaring mee op te doen, zoals nu met een pilot in het Skagerrak. Ik heb echter wel benadrukt dat er geen sprake mag zijn van te veel bijkomende belemmeringen voor vissers. In dit geval betreft dat de bepaling dat aanlandplicht en cameratoezicht ook van toepassing blijven in andere gebieden dan het Skagerrak, als een visser wel in het Skagerrak geweest is tijdens dezelfde visreis. Ik heb aangegeven daar geen voorstander van te zijn, omdat het Noordzeevissers ervan kan weerhouden in het Skagerrak actief te zijn. Verder heb ik onderstreept dat de maatregelen in het Skagerrak niet bij voorbaat een precedent voor andere wateren mogen scheppen. Tot slot heb ik aangegeven te kunnen instemmen met het gebruik van CCTV als controlemaatregel, maar ook andere middelen te willen toestaan als die even effectief zijn.

De meest betrokken lidstaten (Denemarken en Zweden) hebben steun uitgesproken voor het voorstel van de Europese Commissie. Denemarken is nadrukkelijk voorstander van controle middels CCTV, ook vanuit het oogpunt van kostenefficiëntie. De meeste lidstaten hebben erop gewezen dat naar hun oordeel maatregelen die in het Skagerrak getroffen worden, geen precedent mogen zijn voor andere regio’s. Het voorzitterschap heeft geconcludeerd dat de Raad het voorstel van de Europese Commissie in algemene zin verwelkomt, maar dat geen sprake mag zijn van precedentwerking.

Werkprogramma voorzitterschap en stappenplan inzake de onderhandelingen over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2014–2020

(Informatie van het voorzitterschap)

Het Ierse voorzitterschap heeft zijn werkprogramma en stappenplan voor de onderhandelingen over het GLB 2014–2020 toegelicht. Op het vlak van de landbouw heeft het voorzitterschap de volgende prioriteiten aangegeven:

  • afronding onderhandelingen GLB 2014–2020;

  • afronding van het wetgevingspakket voor dier- en plantgezondheid;

  • beheer van bossen en EU-bossenstrategie;

  • harmonisering van wet- en regelgeving als gevolg van het Verdrag van Lissabon.

Waar het gaat om het onderhandelingstraject voor het GLB 2014–2020 heeft het voorzitterschap aangegeven te streven naar een allesomvattende positie van de Raad in maart 2013. Parallel daaraan zal het Europees Parlement naar verwachting ook in de loop van maart zijn standpunt komen. Vervolgens zullen de Raad en het Europees Parlement verder onderhandelen met het oog op een definitief akkoord in juni 2013. Ten slotte heeft het voorzitterschap aangegeven uit te gaan van een overgangstermijn tot 1 januari 2015 ten behoeve van de implementatie van het nieuwe GLB.

Ik heb de aangegeven dat ik mij zal inspannen om de onderhandelingen tot een goede afronding te brengen. Ik heb aangegeven dat het een ambitieus tijdpad is, maar wel noodzakelijk als we kijken naar wat ons te wachten staat en wat er van ons verwacht wordt. Het is voor de boeren en de lidstaten belangrijk zo spoedig mogelijk tot een akkoord te komen over het nieuwe GLB en over hoe de overgang vorm wordt gegeven. Waar het gaat om inhoudelijke prioriteiten voor de komende periode heb ik aangegeven dat de volgende punten er voor mij uitspringen:

  • 1) Spoedig uitsluitsel over de vormgeving van vergroening van de directe betalingen, met name ook de verdere uitwerking van het begrip equivalentie;

  • 2) De invulling van de ecologische aandachtsgebieden en in het bijzonder de relatie met het perceelsregister en de mogelijkheden voor ecologische aandachtsgebieden op grasland;

  • 3) Een soepele overgang tussen het huidige en het nieuwe GLB, met bijvoorbeeld een geleidelijke uitfasering van de speciale toeslagrechten;

  • 4) De mogelijkheid om middelen ten behoeve van bijvoorbeeld innovatie en concurrentiekrachtversterking over te hevelen van de eerste pijler naar de tweede pijler van het GLB, zonder cofinanciering;2

  • 5) Beperking van het markt- en prijsbeleid tot een vangnet in crisissituaties;

  • 6) Vereenvoudiging en terugdringing van uitvoeringslasten.

Een groot aantal lidstaten heeft steun uitgesproken voor het ambitieuze stappenplan van het voorzitterschap. Diverse lidstaten onderstreepten het belang van de uitkomsten van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 voor de verdere onderhandelingen over het GLB. Diverse lidstaten hebben de belangrijkste onderdelen van de onderhandelingen nogmaals benoemd: vergroening, interne herverdeling, markt- en prijsbeleid en de overgangstermijn tot 2015.

Commissaris Ciolos heeft aangegeven de ambitie van het Ierse voorzitterschap om de onderhandelingen in juni 2013 af te ronden voluit te steunen en compromisbereid te zijn.

Diversen

Gebruik van polyfosfaten in gezouten natte vis

(Informatie van de Portugese delegatie)

Portugal heeft aandacht gevraagd voor een voorstel van de Europese Commissie om polyfosfaat toe te staan als additief voor gezouten natte vis. Portugal vreest dat zijn traditionele bereiding van gezouten natte vis (zonder polyfosfaat) hiermee in het gedrang komt. Commissaris Borg heeft benadrukt dat beide vormen naast elkaar moeten kunnen bestaan en dat etikettering hier uitkomst biedt. Denemarken heeft zich aangesloten bij het standpunt van Commissaris Borg en heeft aangedrongen op spoedige stemming over dit voorstel.

Naleving van de groepshuisvesting voor drachtige zeugen per 1 januari 2013

(Informatie van de Europese Commissie)

Commissaris Borg heeft een overzicht gegeven van de naleving van de regelgeving voor groepshuisvesting voor drachtige zeugen. Sinds 1 januari 2013 zijn de lidstaten verplicht om drachtige zeugen in groepshuisvesting te houden. Inmiddels voldoen 10 lidstaten volledig, 5 voor 90 procent, 10 voor 80 tot 90 procent en 2 voor 30 tot 60 procent. Commissaris Borg heeft benadrukt dat implementatie een verantwoordelijkheid van de lidstaat is en dat hij actie zal ondernemen tegen lidstaten die niet voldoen. Tevens gaf hij aan dat lidstaten geen unilaterale maatregelen mogen nemen tegen lidstaten die niet voldoen. Enkele lidstaten hebben aangegeven Commissaris Borg te steunen en dat alle lidstaten zo spoedig mogelijk moeten voldoen.

EU-Schoolfruitprogramma

(Presentatie van de Europese Commissie)

Commissaris Ciolos heeft een toelichting gegeven op het verslag inzake de uitvoering van het EU-schoolfruitprogramma. Het programma bereikt 9 miljoen kinderen op 54 000 scholen en versterkt de kennis over gezond voedsel. Op 28 januari jl. is de Europese Commissie een publieke consultatie gestart over het schoolfruit- en schoolmelkprogramma om het gebruik verder te evalueren met het oog op ontwikkeling van het programma in de komende jaren.

Vrijhandelsakkoord EU-Singapore

(Informatie van de Europese Commissie)

Commissaris Ciolos heeft een toelichting gegeven over het vrijhandelsakkoord EU-Singapore dat op 16 december jl. is bereikt. Het akkoord is belangrijk voor de relatie tussen de EU en de ASEAN-regio. Verwacht wordt dat akkoorden met Maleisië en Vietnam kunnen volgen. Commissaris Ciolos legde de nadruk op de uitkomsten van de onderhandelingen met betrekking tot geografische indicaties. Hierover zijn afspraken gemaakt die voor de EU positief zijn (bijvoorbeeld een register voor geografische indicaties en behoud van bestaande geografische indicaties). Naar aanleiding van een aantal vragen van lidstaten over de controle op naleving en implementatie van de afspraken heeft Commissaris Ciolos aangegeven dat inwerkingtreding pas dan plaatsvindt als de afspraken gewaarborgd zijn.

Onderhandelingen over een vrijhandelsakkoord EU-Canada en stand van zaken van de WTO-onderhandelingen

(Informatie van de Europese Commissie)

Commissaris Ciolos heeft een toelichting gegeven op de onderhandelingen over een vrijhandelsakkoord tussen de EU en Canada en de stand van zaken van de WTO-onderhandelingen (met het oog op de ministeriële WTO-conferentie van 3-6 december op Bali).

Over de onderhandelingen met Canada heeft Commissaris Ciolos aangegeven dat afspraken over tariefcontingenten voor rundvlees, varkensvlees en zuivel nog grote openstaande punten zijn. Op dit moment vraagt Canada om behoorlijke volumes van contingenten voor rundvlees en varkensvlees, terwijl het een zeer beperkt volume zuivel biedt. Commissaris Ciolos beoordeelt dit als onevenwichtig. Inzake de WTO-onderhandelingen heeft Commissaris Ciolos aangegeven dat de EU in 2011 tijdens een ministeriële conferentie in Genève heeft aangegeven welke landbouwconcessies het wil doen. Dat aanbod wil de Commissaris nu niet openbreken.

In reactie op de toelichting van Commissaris Ciolos heeft een grote groep lidstaten benadrukt geen eenzijdige concessies te willen doen. Verder heeft een aantal lidstaten aangegeven dat ook op het vlak van geografische indicaties nog werk gedaan moet worden.

EFSA-rapport inzake neonicotinoïden

(Informatie van de Nederlandse delegatie)

Ik heb in de Raad aandacht gevraagd voor de herbeoordeling die het Europees Agentschap voor Voedselveiligheid (EFSA) heeft uitgevoerd op risico’s voor bijen van drie neonicotinoïden. Neonicotinoïden zijn bestanddelen in gewasbeschermingsmiddelen. Ik heb mijn bezorgdheid uitgesproken over de risico’s voor bijen die de EFSA voor een aantal toepassingen van neonicotinoïden heeft geidentificeerd. Ik heb aangegeven dat uw Kamer heeft gevraagd om een moratorium op alle toepassingen van neonicotinoïden en fipronil, tenzij onomstotelijk is bewezen dat zij geen schadelijk effect hebben op de gezondheid van bijen. Ik heb opgeroepen om zo spoedig mogelijk communautair actie te ondernemen door het inperken of intrekken van de goedkeuring van betreffende stoffen en zeer spoedig een voorstel van de Europese Commissie te verwachten hieromtrent. Indien geen spoedige actie wordt ondernomen heb ik aangegeven dat ik het Ctgb (College toelating gewasbeschermingsmiddelen) zal vragen om nationale maatregelen te nemen. Ten slotte heb ik de Europese Commissie opgeroepen om met hoge prioriteit het EU-richtsnoer te finaliseren dat mogelijk maakt dat ontbrekende wetenschappelijke gegevens kunnen worden aangevuld en de risicobeoordeling kan worden afgerond.

Een groot aantal lidstaten heeft mijn oproep gesteund. Veel lidstaten hebben aangegeven voorstander te zijn van een geharmoniseerde aanpak in de EU. Verder hebben diverse lidstaten het belang van een solide wetenschappelijk basis genoemd, alsmede van het zo spoedig mogelijk aanleveren van de informatie die nog ontbreekt om tot een gefinaliseerde risicobeoordeling te komen en van onderzoek naar alternatieven.

Commissaris Borg heeft het belang van een communautaire aanpak en geharmoniseerde maatregelen onderschreven. Tegelijkertijd gaf hij aan dat een volledig verbod op alle neonicotinoïden niet proportioneel zou zijn. De Commissaris heeft aangegeven op zeer korte termijn ambitieuze en proportionele maatregelen met de lidstaten te zullen bespreken. Ten slotte heeft Commissaris Borg de verwachting uitgesproken dat het volledige rapport in mei 2013 zal worden afgerond.

Overig

Kennismakingsgesprekken met de Commissaris voor Maritieme Zaken en Visserij en de Commissaris voor Landbouw en Plattelandsontwikkeling

En marge van de Raad heb ik kort gesproken met Commissaris Damanaki (Maritieme Zaken en Visserij) en Commissaris Ciolos (Landbouw en Plattelandsontwikkeling).

Ik heb richting Commissaris Ciolos aangegeven veel waarde te hechten aan vergroening van het GLB, maar daarbij wel ruimte te willen hebben om dit via equivalente maatregelen te kunnen invullen. Ik heb verder gewezen op het belang om innovatie en duurzaamheid in de landbouw te versterken. Ten slotte heb ik aangegeven het tijdspad van het Ierse voorzitterschap voor de onderhandelingen over het GLB 2014–2020 te steunen. De Commissaris heeft daarop aangegeven graag nauw met Nederland samen te werken, onder meer bij de verdere invulling van vergroening.

In gesprek met Commissaris Damanaki heb ik mijn steun aan haar uitgesproken waar het gaat om de hervorming van het GVB. Ik heb daarbij herhaald voorstander te zijn van de aanpak van teruggooi en een aanlandplicht als onderdeel daarvan. Ik heb de Commissaris mijn gedachte meegegeven dat na invoering van een aanlandplicht alleen TACs als beheersysteem voldoende zouden kunnen zijn (in plaats van TACs én zeedagen). Ook heb ik het belang van verdere toelating van de pulsvisserij nogmaals onder de aandacht van de Commissaris gebracht. De pulsvisserij geeft vissers economisch perspectief; het is een oplossing, geen probleem. Verder heb ik ten aanzien van meerjarenbeheerplannen aangegeven dat we alle mogelijkheden moeten verkennen om de discussie tussen Raad, Europees Parlement en Europese Commissie over de rechtsgrondslag3 te beslechten. Het Raadsbesluit van december jl. over het kabeljauwherstelplan is positief en heeft beweging in de patstelling gebracht, maar biedt nog geen structurele oplossing voor meerjarenbeheerplannen in het algemeen. Er moet een politieke oplossing komen. Tot slot heb ik de Commissaris geïnformeerd over het actuele conflict tussen Franse en Nederlandse vissers. Commissaris Damanaki heeft mij bedankt voor mijn inzet in de discussie over de meerjarenbeheerplannen. Ook heeft zij aangegeven dat de Europese Commissie positief staat tegenover de pulsvisserij. Zij heeft aangeboden dat haar diensten met Nederland gaan samenwerken om een verdere aanpak vast te stellen.

Gesprek met Franse minister voor visserij

Ik heb en marge van de Raad kort gesproken met de Franse minister voor Visserij, Frederic Cuvillier. Aanleiding daarvoor waren de spanningen die in het kanaal en de haven van Boulogne-sur-Mer zijn ontstaan tussen Franse en Nederlandse vissers. Ik heb mijn collega aangespoord zich in te zetten voor de veiligheid van de Nederlandse vissers. Wij hebben bovendien afgesproken om snel uitgebreider met elkaar te spreken over de ontstane situatie.

Aanpassing in de inzet onder artikel 68 (GLB)

Mijn ambtsvoorganger heeft u bij brief van 7 september 2012 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 634) over voorgenomen steunmaatregelen in het kader van artikel 68 (GLB) voor vlas en vezelhennep geïnformeerd. Bij brief van 14 januari 2013 heeft de Europese Commissie op deze voorgenomen steunmaatregelen gereageerd. De Europese Commissie heeft aangegeven op twee punten bedenkingen te hebben tegen de door Nederland voorgenomen inzet. Het eerste punt betreft het totaal van alle gekoppelde steunregelingen. Deze blijken 3,59 procent van het plafond voor directe betalingen te zijn, terwijl dit nationale plafond maximaal 3,5 procent mag zijn. Om het plafond van 3,5 procent te respecteren heb ik de budgetten voor stimulering precisielandbouw en brede weersverzekering beperkt aangepast, zoals in de laatste kolom van onderstaande tabel is aangegeven. Op deze manier wordt het eerste bezwaar van de Europese Commissie weggenomen.

Maatregel

Melding 2013

Wijziging Januari 2013

Dierenwelzijn

16,50

16,50

e-I&R schapen/geiten

1,50

1,50

Vaarvergoeding

1,10

1,10

Precisielandbouw en bewaarplaatsen

12,20

11,39

Verzekeringen

6,67

7,48

Instandhouding vezelgewassen

0,93

0,93

Totaal

38,90

38,90

De tweede bedenking van de Europese Commissie heeft betrekking op de doelgroep van de steunregeling voor de instandhouding voor vezelgewassen. De Commissie is van mening dat verwerkers van vezelgewassen geen begunstigde kunnen zijn van deze maatregel, omdat zij zich niet bezighouden met de primaire productie, maar verderop in de productieketen actief zijn. Om aan dit bezwaar tegemoet te komen, heb ik de maatregel zodanig aangepast dat alleen telers van voor de verwerking bestemde vezelvlas in vezelhennep begunstigde zijn van deze maatregel. Zoals ook eerder aan uw Kamer is gemeld zal deze aangepaste steunregeling voor vezelgewassen alleen in 2013 van kracht zijn.

Verslag van de stemmingen over de GLB-voorstellen in de Landbouwcommissie van het Europees Parlement

Proces

De Commissie Landbouw en Plattelandsontwikkeling van het Europees Parlement (COMAGRI) heeft op 23 en 24 januari gestemd over de vier conceptverslagen, de door de COMAGRI-leden ingediende (compromis)amendementen en de vier conceptmandaten voor de formele onderhandelingen met de Raad en de Europese Commissie. COMAGRI heeft daarmee het conceptstandpunt van het Europees Parlement over de vier wetgevingsvoorstellen van de Europese Commissie over het GLB afgerond.

Zijn definitieve standpunt bepaalt het Europees Parlement tijdens de plenaire vergadering in Straatsburg in de week van 11 tot en met 14 maart. Het EP stemt dan over de (compromis)amendementen en de onderhandelingsmandaten. Binnen specifieke spelregels hebben alle leden van het EP nog de mogelijkheid tot aan de stemming wijzigingen of nieuwe amendementen in te dienen. Pas na de plenaire stemming in het EP is de formele positie van het EP bekrachtigd en heeft het EP formeel mandaat voor het aangaan van de triloog (Europese Commissie, Raad en EP) waarin de onderhandelingen tot aan een politiek akkoord zullen plaatsvinden. Het EP heeft overigens steeds aangegeven haar definitieve standpunt afhankelijk te maken van het bereiken van een akkoord over het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 (MFK). Over het MFK wordt in de Europese Raad van februari verder onderhandeld. Als een akkoord wordt bereikt is daarna nog instemming door het EP nodig.

Het Ierse voorzitterschap voorziet in de Landbouw- en Visserijraad van maart tot een allesomvattend gezamenlijk standpunt van de Raad over het GLB te komen. Vervolgens kunnen de trilogen formeel worden gestart. Het voorzitterschap koerst aan op een politiek akkoord tussen Raad, Europees Parlement en Europese Commissie in juni van dit jaar.

Inhoud

In het navolgende schets ik een aantal vermeldenswaardige hoofdlijnen van de conceptpositie van het Europees Parlement zoals deze zijn te duiden na de stemming op 23 en 24 januari. Zoals eerder aangegeven is de positie van het Europees Parlement pas definitief na de plenaire stemming.

Gemeenschappelijke marktordening

In COMAGRI bestaat brede steun voor de inrichting van het markt- en prijsbeleid die verder gaat dan een vangnet voor ernstige marktverstoringen of perioden van crises. Zij kiest voor een langere termijn van afbouw van productiebeperkende maatregelen, met uitzondering van de melkquota. Exportrestituties blijven volgens COMAGRI nodig als vangnet in geval van crises. Uitbreiding van de mogelijkheden voor interventie en particulier opslag blijven nodig om ernstige marktfluctuaties op te vangen. Ook vindt COMAGRI dat aan producenten- en brancheorganisaties meer bevoegdheden mogen worden toegedeeld in het kader van het marktbeheer, bijvoorbeeld middels aanbod-, volume- en/of prijsafspraken. Uitzonderingen op de Europese mededingingsregels zouden dat mogelijk moeten kunnen maken. COMAGRI kiest hiermee een benadering die in de opvatting van Nederland ver afstaat van een meer marktgeoriënteerde landbouw en de doelstellingen van de interne markt mogelijk ondergraven.

Directe betalingen

COMAGRI kiest, evenals de Europese Commissie, om 30 procent van het budget voor de directe betalingen te reserveren voor vergroening. Wel is er een duidelijke voorkeur voor flexibeler invulling van de vergroening. Ook het invullen van de vergroening middels equivalente duurzaamheidscertificaten en deelname aan agrarisch natuurbeheer wordt gesteund. Een koers die op hoofdlijnen in lijn is met de Nederlandse inzet.

Hoewel het formeel behoort tot de onderhandelingen over het MFK, kiest COMAGRI voor een versnelling van de herverdeling van de directe betalingen tussen lidstaten, onder voorwaarde dat geen enkele lidstaat minder dan 65 procent van de in de EU gemiddelde hectarebetaling ontvangt. Voor de interne herverdeling van de directe betalingen binnen lidstaten, dat vooral een belangrijk onderwerp is voor lidstaten die nu nog een historisch model hebben, wil het Europees Parlement de lidstaten ruimte en vrijheden bieden voor tempoverschillen of verschillende steunbedragen per sector/gebied.

Plattelandsbeleid

COMAGRI volgt de voorstellen van de Europese Commissie met betrekking tot de hoofdlijnen en koers voor het toekomstige plattelandsbeleid. Ook steunt COMAGRI de voorstellen van de Europese Commissie voor een inkomensstabilisatiefonds. Lidstaten hebben de keus om gebruik te maken van een inkomenstabilisatiefonds waaruit een gedeeltelijke compenserende betaling kan worden gedaan aan landbouwers in geval van langdurige lage prijzen en lage inkomens. Nederland is, in het licht van de reeds bestaande mogelijkheden, geen groot voorstander van een inkomensstabilisatiefonds in aanvulling op de directe betalingen. Daarnaast wil COMAGRI dat tenminste 25 procent van de middelen voor plattelandsbeleid besteed worden aan agromilieubetalingen en de ondersteuning van biologische landbouw.

Een keuze van COMAGRI die als controversieel wordt ervaren is om de voorstellen van de Europese Commissie in het kader van de zogenoemde baseline niet te volgen. De Europese Commissie stelt voor om de vergroeningseisen uit de eerste pijler toe te voegen aan de baseline voor de betalingen uit de tweede pijler. De baseline in het plattelandsbeleid is het stelsel van wettelijke eisen en verplichtingen waaraan boeren in het plattelandsbeleid moeten voldoen. Voor deze eisen en verplichtingen worden geen betalingen gedaan vanuit de gedachte dat boeren via het plattelandsbeleid niet betaald kunnen worden voor het voldoen aan wettelijke verplichtingen. Door het onderbrengen van de vergroeningsmaatregelen uit de directe betalingen (eerste pijler) in de baseline van het plattelandsbeleid (tweede pijler) wil de Europese Commissie voorkomen dat er dubbele betalingen (in zowel de eerste pijler als de tweede pijler) plaatsvinden voor dezelfde maatregel. Dubbele betalingen kunnen zich volgens Nederland enkel voordoen als de vergroeningsmaatregelen in de eerste pijler wordt ingevuld met agromilieu-klimaatbetalingen uit de tweede pijler. Nederland wil dubbele betalingen voorkomen, maar vreest een zeer complexe en kostbare uitvoering.

Horizontale verordening

De Horizontale Verordening bundelt een aantal gemeenschappelijke regelingen voor het gehele GLB-terrein. Deze regelingen richten zich vooral op het financieel beheer, het geïntegreerde beheers- en controlesysteem (GBCS), randvoorwaardenbeleid (cross compliance) en het kader voor monitoring en evaluatie van het GLB. Op hoofdlijnen zijn er geen grote verschillen in de lijn van COMAGRI, de Europese Commissie en de Raad. Opvallende keuzen van COMAGRI betreffen het instemmen met het schrappen van negen randvoorwaarden en met het niet langer van toepassing te laten zijn op het gehele bedrijf van de cross compliance. COMAGRI toont zich daarnaast geen voorstander van een grotere transparantie van de bekendmaking van subsidiegegevens.

Lijst van A-punten

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op landbouw- en bosbouwvoertuigen (eerste lezing); aanneming van de wetgevingshandeling.

De staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Een niet-bindende afspraak in de Raad die het Europees Parlement een indicatie geeft van de opstelling van de Raad, met het oog op de verdere behandeling/amendering in eerste lezing.

X Noot
2

Over de mogelijkheid van overheveling van middelen tussen de eerste pijler en de tweede pijler van het GLB wordt besloten in de Europese top over het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 (MFK) op 7 en 8 februari 2013.

X Noot
3

Zie het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van december 2012 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 676).

Naar boven