21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 668 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 december 2012

Met deze brief informeer ik u over de onderwerpen die op de agenda staan van de Landbouw- en Visserijraad die van 18 tot en met 20 december plaatsvindt in Brussel. Daarnaast informeer ik u over de situatie op de suikermarkt en mijn standpunt met betrekking tot de suikerquotering.

Op de agenda van de Raad staan zowel landbouw- als visserijonderwerpen. Op het gebied van de landbouw zal de Raad spreken over de voortgangsrapportage van het Cypriotische voorzitterschap en over het verbod op aanplant van wijnstokken. Op het vlak van de visserij zal de Raad trachten een politiek akkoord te bereiken over de vangstmogelijkheden voor 2013 voor de verschillende visbestanden die de EU beheert en de visbestanden die de EU gezamenlijk beheert met derde landen. Ook zal de Raad in discussie gaan over de aanpassing van het kabeljauwherstelplan, ook in dit geval met als doel tot een politiek akkoord te komen. Onder de A-punten zal de Raad de oriëntatieprijzen voor marktinterventies bij visserijproducten voor 2013 vaststellen.

Wetgevingsvoorstellen voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) 2014–2020: voortgangsrapportage

(Presentatie van het voorzitterschap)

Het Cypriotische voorzitterschap zal zijn voortgangsrapportage presenteren aan de Raad. Lidstaten kunnen hier een reactie op geven. Deze voortgangsrapportage komt in de plaats van de eerder aangekondigde partiële algemene benadering1. Er is deze keer dan ook geen besluitvorming voorzien in de Raad. In de voortgangsrapportage zal het voorzitterschap de balans opmaken en ingaan op de vorderingen in de besprekingen van de diverse GLB-verordeningen in de Raad.

Omdat de voortgangsrapportage nog niet beschikbaar is, is het niet mogelijk om in deze geannoteerde agenda een inhoudelijke appreciatie te geven. Nederland zal in zijn reactie de nadruk leggen op de noodzaak tot vergroening van het GLB, de beloning van maatschappelijke prestaties en het belang van investeringen in innovatie en duurzaamheid.

Nederland zal de presentatie van het voorzitterschap aanhoren en interveniëren langs de lijnen van de kabinetsreactie op de wetgevingsvoorstellen van de Commissie (TK 28 625, nr. 137), de toezeggingen uit het Algemeen Overleg behandelvoorbehoud GLB van 14 december jl. en overige correspondentie ter zake met uw Kamer.

Vaststelling vangstmogelijkheden visserij 2013

(Politiek akkoord)

De Raad zal trachten een politiek akkoord te bereiken over de totale toegestane vangsthoeveelheden (Total Allowable Catches, TACs), de verdeling van de onderliggende quota over de lidstaten en de daaraan gerelateerde aantallen zeedagen voor het jaar 2013 voor de verschillende visbestanden die de EU beheert (inclusief de Zwarte Zee). De Europese Commissie heeft de betreffende verordening opgesplitst in een deel over de autonome visbestanden (door de EU alleen beheerd) en een deel over visbestanden die de EU gezamenlijk beheert met derde landen en die daarom onderwerp van onderhandelingen met die derde landen of visserijbeheerorganisaties. Een deel van die onderhandelingen is mogelijk nog niet afgerond voor de Raad in december, waardoor ook nog niet voor alle bestanden een voorstel van de Commissie aan de Raad beschikbaar is.

Het voorstel voor de autonome bestanden is gebaseerd op de richtsnoeren in de in juni jl. verschenen beleidsverklaring van de Europese Commissie ter zake. Hieruit volgt dat indien van toepassing de meerjarenplannen gevolgd worden. Zijn deze er niet, dan is het toewerken naar Maximum Sustainable Yield (MSY, de maximaal duurzame opbrengst) het kader. De Europese Commissie wil MSY al in 2013 bereiken. Voor een groot aantal van de van oudsher gegevensarme bestanden heeft de International Council for the Exploration of the Sea (ICES) nu een vangstadvies kunnen geven op basis van nieuwe richtsnoeren. De Europese Commissie stelt voor om deze adviezen te volgen. Daar waar geen advies is, wil de Europese Commissie geredeneerd vanuit het voorzorgsbeginsel de TAC automatisch met 20 procent korten ten opzichte van 2012. Als voor een bepaald bestand een TAC aan één enkele lidstaat wordt toegewezen, wordt die lidstaat gemachtigd het niveau van deze TAC zelf vast te stellen. De in het voorstel voor Nederland belangrijke vangstmogelijkheden betreffen grote zilvervis, haring en zeeduivel in de Keltische Zee, roggen en tong in de Golf van Biskaje. Hiervoor wil de Europese Commissie een daling van de TACs die varieert tussen 12 en 29 procent. Voor kwetsbare soorten als de haringhaai stelt de Europese Commissie een algeheel vangstverbod voor. Verder is net als vorig jaar de mogelijkheid opgenomen om te kunnen experimenteren met volledig gedocumenteerde visserij, waarbij extra quota beschikbaar komen voor vaartuigen die zijn uitgerust met CCTV (closed circuit television). Deelname aan de pilot wordt echter onaantrekkelijker door een aanscherping van de voorwaarden (een verbod op quotatransfers tussen volledig gedocumenteerde visserij en «normale» visserij).

Ook in het voorstel voor de visbestanden in gedeeld beheer met derde landen zijn de wetenschappelijke adviezen van ICES een belangrijke basis. Waar van toepassing worden beheerplannen, MSY en het voorzorgsbeginsel gevolgd. Voor Nederland zijn de belangrijkste bestanden haring, makreel, schol, kabeljauw (alle in gezamenlijk beheer met Noorwegen), Noordzeetong, westelijke horsmakreel, blauwe wijting en de geassocieerde bestanden (bestanden die worden bijgevangen in de visserij op Noordzeetong en -schol). Voor de Noordzeetong zou volgens de regels van het meerjarenplan voor 2013 een TAC van 14 000 ton moeten worden vastgesteld (een daling met 15 procent) en voor schol een TAC van 97 070 ton (een stijging met 15 procent). Voor de bestanden zonder wetenschappelijk advies stelt de Europese Commissie automatische TAC-verlagingen van 20 procent voor. Dit geldt voor bijvoorbeeld de horsmakreel in de Noordzee. De Pelagische Regionale Advies Raad (PRAC) adviseert hiervoor echter een stapsgewijze reductie en de ontwikkeling van een beheerplan in 2013. Voor blauwe wijting zal in overeenstemming met het in de North East Atlantic Fisheries Commission overeengekomen beheerplan een TAC worden voorgesteld van 643 000 ton. Met Noorwegen zoekt de Europese Commissie naar een TAC voor haring in de Noordzee, die recht doet aan de jongste inzichten over de (grotere) omvang van het bestand en op korte tot middellange termijn zal leiden tot MSY. De TAC voor kabeljauw zou bij toepassing van de oogstregel uit het herstelplan moeten uitkomen op 25 441 ton (een daling met 20 procent). Dit is nog onderwerp van overleg tusssen de EU en Noorwegen. Aanpassingen aan het kabeljauwherstelplan zijn nodig wegens het uitblijven van de gewenste resultaten. Het schol- en tongplan dient te worden aangepast wegens het behalen van de hersteldoelstellingen. Tot slot wordt de komende jaren gewerkt aan een gemengd visserijplan, dat meer toegesneden is op de visserijsituatie in de noordelijke Noordzee. Ook wordt de pilot met volledig gedocumenteerde visserij gecontinueerd.

Het kabinet streeft naar een evenwichtig beheer, dat biologisch verantwoord is en rekening houdt met de meerjarenbenadering en de sociaal-economische belangen van de Nederlandse vloot op de korte en (middel)lange termijn. Ten algemene steunt het kabinet de aanpak van de Europese Commissie. Het beheer van de bestanden vindt steeds meer op basis van meerjarenafspraken plaats, hetgeen een versterking van het beleid is. Het kabinet wil voor de bestanden waar weinig kennis van is het voorzorgsprincipe volgen en daarmee de wetenschappelijke adviezen. Het kabinet is er op tegen om voor bestanden waar geen advies voor is, de TAC automatisch met 20 procent te verlagen. Van geval tot geval moet bekeken worden wat de meest passende benadering is, waarbij de beste beschikbare wetenschappelijke informatie en adviezen, de benutting van de TACs en de relatie met andere bestanden als uitgangspunten gelden. Het kabinet kan TACs op basis van de nieuwe alternatieve richtsnoeren voor gegevensarme bestanden accepteren, wat inhoudt een status quo voor tarbot en griet en beperkte reducties voor tongschar en witje en grote zilvervis.

In het geval van horsmakreel in de Noordzee is er voor de automatische reductie geen wetenschappelijke onderbouwing. Het kabinet bepleit een status quo voor de betreffende TAC.

Het kabinet steunt de toepassing van de MSY-benadering, maar vraagt zich wel af of het vervroegen van de streefdatum van 2015 naar 2013 overal wel haalbaar is zonder dat dit nadelig is voor de stabiliteit van sommige lokale Europese sectoren. Het is bovendien niet in lijn met de in juni jl. vastgestelde algemene oriëntatie van de Raad over de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid, die uitgaat van het bereiken van MSY in 2015 waar mogelijk en uiterlijk in 2020. Het kabinet zet verder in op een adequate bescherming van kwetsbare soorten als haaien en roggen, op reducties van de vangstmogelijkheden hiervoor en handhaving van de bestaande lijst van verboden soorten. Het kabinet is verheugd te zien dat de pilot met volledig gedocumenteerde visserij kan doorgaan in 2013, maar vindt ook dat de voorwaarden geen te grote belemmering mogen zijn voor deelname. Het advies over de aantallen zeedagen is nog niet binnen, maar prioriteit voor het kabinet is dat er een goede afstemming tussen de beschikbare vangstmogelijkheden en de toegestane visserijinspanning moet zijn. Dit betekent dat de zeedagen voor de schol- en tongvisserij niet verder gereduceerd mogen worden.

Ten aanzien van de uitruil van vangstmogelijkheden met Noorwegen wenst het kabinet bij voorkeur zo min mogelijk pelagische bestanden aan te bieden aan Noorwegen; het kabinet wil schol ontvangen. Voor wat betreft het makreelbeheer is het kabinet van oordeel dat over dit bestand meerjarige afspraken tussen de kuststaten gemaakt moeten worden. De huidige situatie met unilateraal vastgestelde quota door IJsland en de Faeröer gaan ten koste van een verantwoord beheer van het makreelbestand. Het kabinet zal wederom bij de Commissie aandringen op maatregelen. Om die te legitimeren is het nodig dat Noorwegen en de EU een verantwoord eigen quotum afspreken voor makreel, met voldoende reservering voor IJsland en Faeröer.

Aanpassing van het langetermijnbeheerplan voor kabeljauw

(Politiek akkoord)

Aan de Raad ligt met het oog op het bereiken van een politiek akkoord een compromisvoorstel van het voorzitterschap voor inzake de wijziging van het langetermijnbeheerplan (ook wel herstelplan) voor kabeljauw. Het dossier is op verzoek van Nederland en Denemarken geagendeerd.

Besluiten over maatregelen in het kader van het visserijbeleid moeten als regel in codecisie tussen Raad en Europees Parlement (EP) worden genomen (rechtsbasis artikel 43 lid 2 van het Verdrag betreffende de werking van de EU (VWEU)). Een uitzondering daarop zijn de jaarlijks door de Raad te nemen besluiten over de TACs. Dit mag de Raad doen zonder betrokkenheid van het Europees Parlement (rechtsbasis artikel 43 lid 3 VWEU). Het beheer van visbestanden gebeurt tegelijkertijd zoveel mogelijk op basis van meerjarenplannen, in codecisie.

Deze meerjarenplannen bevatten oogstregels: een in de verordening opgenomen formule die in combinatie met wetenschappelijk advies leidt tot een TAC.

De Europese Commissie heeft onlangs aan de Raad een wijziging van het kabeljauwherstelplan voorgelegd, met als rechtsbasis artikel 43 lid 2 VWEU (codecisie). Een erg belangrijk element in dit voorstel is de mogelijkheid om de kabeljauwzeedagen te bevriezen en de automatische jaarlijkse reductie van zeedagen los te laten. Hiermee komt de Europese Commissie tegemoet aan de wens van een aantal lidstaten, waaronder Nederland. Voor het voorstel bestaat echter geen gekwalificeerde meerderheid vanwege de voorgestelde rechtsgrondslag. Een blokkerende minderheid van lidstaten is van oordeel dat over al die onderdelen uit de meerjarenplannen die in relatie staan tot de vaststelling van de jaarlijkse TACs, niet gezamenlijk met het EP hoeft te worden besloten. Deze lidstaten zijn van mening dat de oogstregels voor de jaarlijkse TAC-vaststelling binnen meerjarenplannen onlosmakelijk verbonden zijn met de feitelijke TAC-vaststelling, wat de Raad mag doen zonder betrokkenheid van het EP. De Europese Commissie bestrijdt deze opvatting. Door dit verschil van inzicht over de toe te passen rechtsgrondslag is de afgelopen drie jaar geen enkel besluit genomen over door de Europese Commissie bij de Raad ingediende meerjarenplannen.

Het voorzitterschap heeft geopperd om het voorstel voor wat betreft de rechtsbasis te splitsen. Dit betekent dat de oogstregels uit het voorstel van de Europese Commissie worden gehaald en separaat, zonder betrokkenheid van het EP, ter besluitvorming worden voorgelegd aan de Raad. De overgrote meerderheid van lidstaten steunt dit voorstel van het voorzitterschap. Nederland, Duitsland, Zweden en Denemarken beraden zich nog. De Europese Commissie is ten principale tegen dit voorstel, waardoor het alleen kan worden aangenomen bij unanimiteit.

Tot nu toe heeft Nederland samen met Duitsland, Zweden en Denemarken de door de Europese Commissie voorgestelde rechtsgrondslag gesteund. Evenals de Europese Commissie is Nederland van oordeel dat de oogstregels essentiële, integrale onderdelen van meerjarenplannen zijn, waarvoor de codecisieprocedure moet gelden. Daar komt bij dat het kabinet hecht aan een goede relatie met het EP om andere belangrijke trajecten, zoals de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB), niet te frustreren. Het EP zal zeer ontstemd zijn als de Raad het splitsingsvoorstel accepteert en het EP buitenspel zet. Om zijn ontstemdheid te uiten heeft het EP deze maand al zijn plenaire stemming over een belangrijk voorstel voor technische maatregelen in de visserij uitgesteld. Naar verluidt is het EP om dezelfde reden voornemens ook de standpuntvorming in eerste lezing over de GVB-hervorming uit te stellen. Er is al drie jaar sprake van een patstelling tussen Raad en Europese Commissie. Een besluit van de Raad over splitsing zet de zaak op scherp, maar draagt wel bij aan duidelijkheid. Naar verwachting zal de Europese Commissie een dergelijk besluit aan het Hof voorleggen, zodat een onafhankelijk arbiter hierover kan oordelen.

Het kabinet is van oordeel dat er een structurele oplossing moet komen voor de problematiek rond de meerjarenplannen die voor alle betrokken partijen acceptabel is. Het voortduren van de impasse staat een duurzaam beheer van visbestanden in de weg. Het kabinet vindt dat pas tot splitsing van de rechtsbasis kan worden besloten als er tijdens de aanstaande Landbouw- en Visserijraad geen enkel perspectief blijkt te zijn op een andere, structurele oplossing. Mede op initiatief van Nederland komt op 11 december de Scheveningen Groep (een informeel overleg van lidstaten rond de Noordzee) op het niveau van directeuren-generaal bijeen om de ontstane situatie te bespreken en te bezien welke oplossingen er mogelijk zijn.

Diversen: Aanplantverbod wijnstokken

(Informatie van de Europese Commissie)

De Europese Commissie zal de Raad informeren over de stand van zaken van het verbod op de aanplant van nieuwe wijnstokken; een verbod dat per 2016 afgeschaft dient te worden. Tijdens de hervorming van de Gemeenschappelijke Marktordening Wijn in 2008 is afgesproken om het verbod op de aanplant van nieuwe wijnstokken per 2016 af te schaffen. De wijnproducerende lidstaten hebben echter bedenkingen bij de afschaffing van het aanplantverbod en pleiten voor een verlenging. De Europese Commissie houdt vast aan de afschaffing per 2016, maar heeft eerder dit jaar wel een High Level Group Wine ingesteld waarin de gevolgen van afschaffing nader onderzocht worden en eventueel maatregelen kunnen worden voorgesteld. In deze High Level Group Wine zijn alle lidstaten vertegenwoordigd. De conclusies van de High Level Group Wine worden eind dit jaar verwacht.

A-punt: Oriëntatieprijzen voor bepaalde visserijproducten in 2013

De Raad zal als A-punt, dus zonder discussie, met unanimiteit goedkeuring geven aan het voorzitterschapscompromis voor de door de Europese Commissie voorgestelde oriëntatieprijzen voor bepaalde visserijproducten in het visserijseizoen 2013. De oriëntatieprijzen vormen het referentiekader voor de Europese Commissie voor het interveniëren op de markt (een instrument binnen de gemeenschappelijke marktordening voor visserij- en aquacultuurproducten). Voor het vaststellen van de oriëntatieprijzen heeft de Europese Commissie de marktontwikkelingen gedurende de afgelopen drie jaren gevolgd, alsmede de trends in vraag en aanbod. Ik bepleit een terughoudend interventieniveau. Naar het oordeel van het kabinet voldoet het compromis hieraan.

Overig

Suikerquotering en de situatie op de suikermarkt

In het Algemeen Overleg met uw Kamer van 10 oktober jl. over de Landbouw- en Visserijraad van oktober is uw Kamer toegezegd begin december geïnformeerd te zullen worden over de stand van zaken op de suikermarkt. Daarnaast is uw Kamer in het Algemeen Overleg op 14 november jl. toegezegd geïnformeerd te zullen worden over het standpunt van de staatssecretaris over de suikerquotering.

Op 8 november jl. heeft de Europese Commissie de lidstaten geïnformeerd over de situatie op de suikermarkt. Op basis van haar eerste ramingen voor het marktjaar 2012/2013 voorziet de Europese Commissie een mogelijk tekort op de Europese suikermarkt van 1,2 miljoen ton suiker in de periode juli tot en met september 2013. De Europese Commissie heeft daarom aangekondigd de afzetmogelijkheden voor suiker te verruimen door een technische aanpassing in het quoteringssysteem. Daardoor wordt het Europese suikerquotum tijdelijk verruimd. Het is te verwachten dat door deze maatregelen de import, export en verbruik van suiker dit marktjaar in balans zijn. Naar verwachting zullen de maatregelen begin 2013 in werking treden. Gedurende het marktjaar zal de situatie op de suikermarkt gevolgd worden en als de Europese suikermarkt te krap dreigt te worden, zal dit opnieuw besproken worden.

In het Commissievoorstel tot aanpassing van de integrale marktordening landbouwproducten, heeft de Europese Commissie voorgesteld om de suikerquotering in 2015 af te schaffen. Vanuit uw Kamer en in de Raad, onder meer Frankrijk, Duitsland en Polen, klinkt de roep om daar meer tijd voor te nemen. Het kabinet staat daar niet afwijzend tegenover. Definitieve afschaffing zou dan echter wel het perspectief moeten zijn. Een overgangsregeling in de aanloop naar afschaffing, zoals waar door het Cypriotisch Voorzitterschap naar werd gevraagd in de Landbouw- en Visserijraad van 28 november, zou daarvan onderdeel uit kunnen maken. Doel daarvan zou dan moeten zijn dat in een dergelijke overgangsperiode meer suiker op de interne markt beschikbaar komt waardoor alle ketenpartijen zich kunnen instellen op een tijdperk zonder suikerquotering.

De minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Een (partiële) algemene benadering is een niet-bindende afspraak in de Raad die het Europees Parlement een indicatie geeft van de opstelling van de Raad, ten behoeve van verdere behandeling in eerste lezing.

Naar boven