21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 596 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 mei 2012

Met deze brief informeer ik u over de onderwerpen die op de agenda staan van de Landbouw- en Visserijraad die 14 en 15 mei plaatsvindt in Brussel, alsmede over mijn inzet tijdens die bijeenkomst.

Op de agenda van de Raad staan zowel landbouw- als visserijonderwerpen. Op het gebied van de landbouw zal worden gesproken over de wetgevingsvoorstellen voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) 2014–2020, in het bijzonder over de voorgestelde maatregelen voor vergroening. Op het vlak van de visserij zal de Raad spreken over Maximaal Duurzame Vangst in het kader van de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) en een oriënterend debat voeren over milieuaspecten in het kader van de hervorming van het GVB. Vervolgens zal de Raad spreken over het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij. Onder diversen zal de Europese Commissie verslag doen en de Raad informeren over de conferentie van Salzburg over aquacultuur.

Voorts informeer ik u in deze brief over de Informele Landbouwraad die van 3–5 juni plaatsvindt in Horsens, Denemarken en over de ontwerp-Raadsconclusies EU-strategie Dierenwelzijn en Transportverordening.

Wetgevingsvoorstellen voor het GLB 2014–2020 – vergroening

(Gedachtewisseling)

De Raad zal in het kader van de hervorming van het GLB van gedachten wisselen de vergroening van het GLB. In de wetgevingsvoorstellen van de Europese Commissie voor het vernieuwde GLB worden alle boeren die directe betalingen ontvangen verplicht vergroeningsmaatregelen te nemen. Het kabinet is in het algemeen positief over de stappen die door de Commissie worden gezet naar doelgerichte betalingen en het kabinet kan instemmen met de voorgestelde reservering van 30% van het budget voor directe betalingen voor vergroeningsmaatregelen.

De voorgenomen vormgeving van de vergroening is naar het oordeel van het kabinet echter onvoldoende effectief. Zij leidt niet tot meetbare biodiversiteitswinst en levert wel extra uitvoerings- controle- en administratieve lasten op voor overheid en landbouwers. Het kabinet is daarom van mening dat de Commissie het begrip vergroening te rigide invult en in dat kader pleit Nederland voor een Europees keuzemenu.

Het kabinet hecht eraan dat verbeterde doelgerichtheid van het GLB zich mede richt op het versterken van het concurrentie- en innovatievermogen van de sector. Daarbij denkt het kabinet o.a. aan investeringsregelingen voor innovatieve, integraal duurzame stallen en precisielandbouw. Deze zouden integraal onderdeel moeten uitmaken van een Europees keuzemenu van vergroeningsmaatregelen. Lidstaten krijgen daarbij wat het kabinet betreft de keuzevrijheid om binnen een algemeen Europees kader te streven naar maatwerk. Bijvoorbeeld door zelf maatregelen te kiezen die bijdragen aan biodiversiteit, milieu, luchtkwaliteit, dierenwelzijn, klimaat en passen bij de nationale en regionale productieomstandigheden en bedrijfsvoering. Vanzelfsprekend moeten deze keuzes binnen een gemeenschappelijk Europees kader vallen om een gelijk speelveld te waarborgen.

Hervorming GVB – Maximaal Duurzame Vangst en Milieuaspecten

– Oriënterend debat

De Raad zal in het kader van de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserij Beleid een oriënterend debat voeren over de Maximaal Duurzame Vangst (Maximum Sustainable Yield, MSY). Vervolgens zal de Raad spreken over milieuaspecten in het kader van het GVB.

Maximaal Duurzame Oogst

Tijdens de World Summit on Sustainable Development in 2002 in Johannesburg is afgesproken om in 2015 de bestanden te beheren op MSY-niveau. Deze afspraak is bevestigd door de Raad van Visserijministers begin 2008 en sindsdien stapsgewijs geïntroduceerd in de jaarlijkse vangstafspraken en in nieuwe beheerplannen. Het kabinet steunt de Commissie om aan deze ambitie vast te houden en in 2015 de bestanden op basis van MSY te beheren. Beheerplannen dienen MSY als uitgangspunt te hebben. Het kabinet plaatst daar wel een aantal kanttekeningen bij. Er is veel kennis nodig om de MSY-niveaus te bepalen. Dit ontbreekt voor veel bestanden. Hier zou een praktische oplossing voor gevonden moeten worden. Ook zou beter rekening gehouden moeten worden met de gemengde visserij en de interactie met het ecosysteem. Het is belangrijk dat stakeholders betrokken worden bij het vaststellen van de optimale niveaus.

GVB en het milieu

De Raad zal spreken over de relatie van het GVB met het milieu, in het bijzonder de EU Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM). De hervorming van het GVB biedt een goede gelegenheid om het GVB enerzijds en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie en de Vogel- en Habitatrichtlijn (Natura2000) anderzijds beter op elkaar af te stemmen. Het GVB dient een bijdrage te leveren aan het bereiken en behouden van de goede milieutoestand (KRM) en een gunstige staat van instandhouding (VHR). De visserijmaatregelen die hiervoor nodig zijn, kunnen alleen in het kader van het GVB genomen worden. Hoewel de ecosysteembenadering een belangrijk basisprincipe is van het GVB, wil de Commissie zich in haar GVB-hervormingsvoorstel beperken tot de bescherming van de natuur in beschermde gebieden. In de visie van het kabinet over de hervorming van het GVB zou de reikwijdte echter verder verbreed moeten worden. De visserij heeft over de afgelopen decennia een aanzienlijke impact gehad op het ecosysteem en het is van belang dat bescherming voortvarend wordt opgepakt. De inzet van het kabinet is om ervoor te zorgen dat het GVB bijdraagt aan het behalen van de doelstellingen van de VHR en KRM. De reikwijdte dient zich dus niet te beperken tot beschermde gebieden. Ook dienen de procedures voor het nemen van visserijmaatregelen in beschermde gebieden bij te dragen aan een tijdige en effectieve bescherming.

Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij

– Oriënterend debat

De Raad zal een tweede oriënterend debat voeren over de Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV). Het voorzitterschap wil ingaan op de verdeling van de middelen binnen het fonds en de criteria voor toedeling aan de lidstaten.

Tijdens de discussie zal ik interveniëren conform de met uw Kamer afgestemde lijn, neergelegd in het BNC-fiche over het EFMZV (Kamerstuk 22 112, nr. 1320). Subsidieverlening aan de visserijsector moet worden beperkt; de sector dient er niet afhankelijk van te zijn. De visserijsector moet zich ontwikkelen tot een innovatieve, duurzame en economisch zelfstandige sector. De inzet van het EFMZV dient erop gericht te zijn dit proces te ondersteunen en zo bij te dragen aan een goed sociaal-economisch klimaat in de visserij. De besluitvorming over het totaalbudget voor het EFMZV is onderdeel van de integrale onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) voor 2014–2020 in de Raad Algemene Zaken, en is nu niet aan de orde.

De relatieve verdeling van de middelen binnen het fonds heeft op hoofdlijnen de instemming van het kabinet. Wel wenst het kabinet de mogelijkheid open te houden dat gedurende de looptijd van het fonds, een verschuiving tussen de verschillende activiteiten die het fonds wil ondersteunen, zoals visserijmaatregelen, controleprojecten, datacollectie mogelijk moet zijn.

Het kabinet geeft geen steun aan het voorstel van de Commissie om bij de verdeling van subsidies over de lidstaten het aandeel van de kleinschalige (kust)visserij in de totale vloot als één van de criteria te hanteren. Subsidies mogen geen onderscheid maken tussen grootschalige en kleinschalige visserij. Ook in de regelgeving voor het nieuwe GVB zelf dient geen onderscheid gemaakt te worden tussen de groot- en kleinschalige vloot in de EU. Het GVB moet er verder zorg voor dragen dat visserij en aquacultuuractiviteiten ecologisch, economisch en sociaal op lange termijn duurzaam zijn.

Diversen

Conferentie van Salzburg over aquacultuur

– Informatie van de Commissie

De Commissie zal verslag doen van de High-Level conferentie over aquacultuur. Het doel van de conferentie is om een gezamenlijke verklaring op te stellen waarin meer aandacht wordt gevraagd voor een duurzame ontwikkeling van de aquacultuur.

Het kabinet hecht belang aan een duurzame ontwikkeling van aquacultuur in Nederland en de EU. Als uitkomst van de conferentie kan het kabinet een gezamenlijke verklaring ondersteunen mits hierin verduurzaming in de richting van o.a. milieu, concurrentiekracht, diergezondheid en dierenwelzijn is opgenomen. In de kwartaalrapportage wordt u nader geïnformeerd over de uitkomsten van de conferentie.

Handhaving verdoving van dieren voor de slacht

(Verzoek van de Zweedse delegatie)

De Zweedse delegatie heeft aangekondigd in de Raad aandacht te vragen voor de verdoving van dieren voor de slacht. Op dit moment is nog niet bekend wat het Zweedse verzoek in zal houden.

Informele Landbouwraad, 5 juni in Horsens, Denemarken

Op 5 juni zal de Informele Landbouwraad plaatsvinden in Horsens, Denemarken.

Het onderwerp van de Landbouwraad is op welke wijze de agri-food sector bij kan dragen aan een groene transitie van de economie.

In het algemeen is de inzet van het kabinet verwoord in zijn brief over het bedrijfslevenbeleid en de daarbij opgenomen bijlagen (Kamerstuk 32 637, nr. 32). Van bijzonder belang voor de Nederlandse inzet in de geagendeerde discussie zijn het innovatiecontract van de topsector Agro&Food en de hoofdlijnennotitie Biobased Economy.

Het kabinet is van mening dat de overgang van een economie gebaseerd op fossiele grondstoffen naar een biobased economy een complexe systeeminnovatie vraagt. Een geïntegreerde benadering op systeemniveau is daarom nodig. Het kabinet wil onder andere inzetten op een structurele innovatieaanpak, gericht op waardecreatie op basis van cascadering (het zo efficiënt mogelijk toepassen van biomassa). Naast technologische oplossingen is aandacht vereist voor infrastructuur, logistiek, marktontwikkelingen en overheidsregulering.

Er ligt een nauwe relatie met de productie van voedsel. Om zo efficiënt mogelijk gebruik te maken van biomassa en reststromen moet gestreefd worden naar coproductie, waarbij de ontwikkeling van een biobased economy geen negatieve effecten op de voedselvoorziening mag hebben.

Ten slotte is ook de verdere ontwikkeling van Climate Smart Agriculture (zowel adaptatie als mitigatie) van belang.

Dit biedt de mogelijkheid om verschillende doelstellingen te bereiken zoals het verbeteren van productie en mondiale voedselzekerheid, de reductie van emissies en het bereiken van de doelen op klimaatgebied.

Ontwerp-Raadsconclusies EU-strategie Dierenwelzijn en Transportverordening 1/2005

Het voorzitterschap heeft in overleg met de lidstaten op ambtelijk niveau een document met ontwerp-raadsconclusies voorbereid over de EU-strategie Dierenwelzijn en de Transportverordening 1/2005. Er zijn diverse nuttige en waardevolle ontwerpconclusies geformuleerd op het vlak van:

  • de inzet op vergroting van transparantie en adequate informatievoorziening inzake dierenwelzijn;

  • communicatie;

  • handhaving en opleiding;

  • de intentie van de Europese Commissie tot de instelling van een netwerk van referentiecentra;

  • de uitbreiding van de scope van het EU-wetgevingskader tot honden en katten (gehouden of verhandeld in het kader van een economische activiteit);

  • bevordering van dierenwelzijn via het GLB; en

  • de opstelling van richtsnoeren en uitvoeringsvoorschriften inzake bepaalde aspecten van de transportverordening.

Desalniettemin ontbreken er volgens het kabinet in de ontwerpconclusies een aantal belangrijke, voldoende concrete oproepen aan de Commissie met betrekking tot met name aanscherping en aanvulling van de EU-regelgeving op dierenwelzijnsgebied. Ten eerste ontbreekt een oproep tot herziening en aanscherping van de Transportverordening, ter inperking van de lange afstandstransporten (voor slachtdieren een absoluut maximum van 8 uur), verbetering van de transportcondities zoals ruimte voor dieren, temperatuurslimieten en klimaatbeheersings- en monitoringsvereisten. Ten tweede ontbreekt een oproep tot verbetering, aanscherping en aanvulling van andere bestaande EU-regelgeving, met name de welzijnsgerelateerde regelgeving voor varkens, kalveren en pluimvee. Ten derde vind het kabinet dat de ontwerpconclusie die wijst op de onmisbaarheid van specifieke voorschriften voor bepaalde diersoorten krachtiger en specifieker kan worden geformuleerd; dit gelet op de Nederlandse oproep tot formulering van specifieke EU-voorschriften voor de volgende diercategorieën: konijnen, kalkoenen, vleeskuikenouderdieren, melkvee, nertsen en circusdieren.

Tegen bovengenoemde omissies heeft Nederland voorbehouden aangetekend. Het kabinet hecht veel belang aan goed dierenwelzijn en ook aan goede Raadsconclusies over de EU-strategie Dierenwelzijn en de Transportverordening. Gelet echter op de belangrijke, voldoende concrete oproepen en formuleringen die in de ontwerpconclusies worden gemist, is de inzet van het kabinet dat Nederland zijn voorbehouden handhaaft. Dit betekent dat Nederland niet kan instemmen met de huidige ontwerp-raadsconclusies. Gelet op de noodzaak van consensus voor de aanneming van Raadsconclusies is de kans dan overigens groot dat het voorzitterschap de concept-raadsconclusies niet aan de Landbouwraad zal voorleggen.

Het is daarbij alleszins denkbaar dat Nederland de enige lidstaat zal zijn die niet in wil stemmen met de ontwerp-raadsconclusies.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

Naar boven