21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 539 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 november 2011

In deze brief informeer ik u over de uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad die op 14 november jl. plaatsvond in Brussel. Onder «Overige» kom ik verschillende toezeggingen na.

Op het gebied van visserij is tijdens de Raad gesproken over het externe visserijbeleid in het kader van de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB). Op het vlak van landbouw zijn de nieuwe wetgevingsvoorstellen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), in het bijzonder de directe betalingen en het verbod op legbatterijen aan de orde geweest. Onder «diversen» is gesproken over het minstbedeeldenprogramma, een bossenconferentie, de conferentie van directeuren van Europese betaalorganen en afschaffing van de suikerquota.

Hervorming van het GVB: externe dimensie

(Gedachtewisseling)

De Raad heeft van gedachten gewisseld over de Mededeling van de Commissie met betrekking tot de externe dimensie van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB), die deel uitmaakt van de voorstellen voor de hervorming van het GVB. Commissaris Damanaki is ingegaan op de rol van Regionale Visserijbeheer Organisaties (RVO’s) en op de toekomstige visserijpartnerschapsakkoorden tussen de EU en derde landen. Zij heeft benadrukt dat RVO’s nu al een cruciale rol spelen in het beheer van visbestanden buiten de EU-wateren, maar dat hun prestaties op het vlak van duurzaamheid uiteenlopen. De Commissaris wil dat besluiten van RVO’s worden gestoeld op de beste beschikbare wetenschappelijke gegevens en wenst daarom een sterkere inzet op gegevensverzameling. Ook wil zij verbetering van de naleving van afspraken door derde landen (onder meer door betere bestuurlijke infrastructuur ter plaatse) en een stevige bestrijding van illegale, ongereglementeerde en ongerapporteerde visserij. Commissaris Damanaki heeft verder aangegeven – zowel voor de toegang tot de internationale wateren als tot de wateren van derde landen onder partnerschapsakkoorden – dat de betrokken reders wat haar betreft financieel (meer) zullen moeten gaan bijdragen.

Ten aanzien van toekomstige partnerschapsakkoorden heeft de Commissaris verder de volgende gewenste elementen benoemd:

  • duurzaam bestandsbeheer als basis;

  • meer transparantie, waaronder meer en tijdige informatie van derde landen over alle visserijactiviteiten in hun wateren;

  • een betere naleving door de partnerlanden van internationale en bilaterale afspraken;

  • een financiële bijdrage van reders die is afgestemd op de wensen en ontwikkelingsdoelen van het partnerland;

  • een mensenrechtenclausule;

  • de mogelijkheid tot schorsen of aanpassen van een akkoord in gevallen waarin het partnerland tekortschiet op de naleving van afspraken;

  • ontkoppelen van de (betaling voor) toegangsrechten voor EU-vaartuigen en de sectorale steun aan het partnerland.

Ik heb aangegeven dat ik de ambities van de Commissie steun en dat de doelstellingen voor de EU-wateren ook moeten gelden voor de wateren daarbuiten. Ik heb daarbij het belang benoemd van een actieve rol van de EU bij de versterking van de RVO’s. Voorts heb ik mijn visie gegeven op de toekomstige partnerschapsakkoorden. Wat mij betreft moeten dit duurzame, solidaire en ontwikkelingsgerichte overeenkomsten zijn. Daarin vissen de EU-vaartuigen alleen op het zogeheten surplus binnen de vangstmogelijkheden (het deel waarop het partnerland niet wil vissen) en draagt de EU bij aan zowel een duurzaam visstandbeheer als bescherming van lokale voedselzekerheid, werkgelegenheid en sectorontwikkeling. Transparantie in de voorbereiding van de EU-inzet in onderhandelingen over akkoorden is nodig. Dit betekent tijdige beschikbaarheid van een ex post- en een ex-ante-evaluatie en inzicht in het totale exploitatieniveau in de wateren van het partnerland. Voor de bepaling van het surplus en het level playing field ten opzichte van derde landen is dit essentieel. Het is ook de plicht van partnerlanden om aan deze eisen te voldoen. De EU-visserijsector moet zelf meer gaan betalen voor toegang tot de wateren van de partnerlanden. De inzet van publieke middelen moet beperkt worden tot sectorale steun. Die sectorale steun moet in een akkoord ontkoppeld zijn van de toegangsrechten. Verder moet een partnerschap met de EU als regel private akkoorden van het partnerland uitsluiten. Er moet dus een exclusiviteitsclausule zijn die strikt wordt toegepast. Ik heb er tot slot voor gepleit dat alle principes en doelstellingen van het externe beleid in de basisverordening van het GVB moeten worden vastgelegd. Veruit de meeste lidstaten hebben dezelfde wens geuit; een klein aantal lidstaten heeft daarentegen een voorkeur voor het opstellen van Raadsconclusies.

De meeste lidstaten hebben net als de Commissie en ikzelf de sleutelrol van RVO’s en partnerschapsakkoorden benadrukt. Veel lidstaten hebben aandacht gevraagd voor transparantie en het level playing field ten opzichte van derde landen. Het merendeel van de lidstaten heeft zich uitgesproken vóór een hogere financiële bijdrage van de reders voor toegang tot de betrokken wateren, maar enkele andere lidstaten hebben aangegeven in dat geval een verlies aan concurrentiekracht voor hun vloot te vrezen. Commissaris Damanaki heeft naar aanleiding van de gedachtewisseling geconcludeerd dat het voorstel van de Commissie een goed uitgangspunt vormt voor alle lidstaten.

Wetgevingsvoorstellen GLB: tafelronde directe betalingen en de informele ministerslunch over vergroening van de directe betalingen

(Gedachtewisseling)

Er heeft een informele ministerslunch plaats gevonden over de vergroening van de directe betalingen en er is een tafelronde gehouden over het onderdeel directe betalingen van de GLB-wetgevingsvoorstellen.

Commissaris Cioloş heeft in zijn toelichting benadrukt dat de huidige voorstellen tegemoet komen aan verschillende eisen die gesteld worden aan het nieuwe GLB na 2013, zoals vergroening, een sterkere gerichtheid van maatregelen, versterking van concurrentiekracht en innovatie en de leefbaarheid van het platteland. Daarnaast leiden de voorstellen volgens de Commissaris tot vereenvoudiging van het GLB en de uitvoering daarvan. De verdeling van middelen over lidstaten is in de voorstellen volgens de Commissie eerlijker maar ook proportioneel, omdat geen enkele lidstaat over het totaal van de gehele periode 2014 – 2020 met meer dan 6 procent achteruitgaat ten opzichte van het huidige niveau, aldus de Commissaris. Dit doet er echter aan af dat de door de Commissie voorgestelde korting voor Nederland uiteindelijk 8,2% is.

In hun interventies over de vergroening van directe betalingen hebben verschillende lidstaten gepleit voor een grotere mate van flexibiliteit bij het inzetten van doelgerichte maatregelen, afgestemd op de nationale situatie. Daarnaast noemden verschillende lidstaten het vergroeningpercentage van 30% te hoog.

Over specifieke maatregelen zoals de regeling voor jonge boeren, kleine bedrijven, het plafond aan directe betalingen en de definitie van actieve landbouwer liepen de standpunten van de lidstaten uiteen. Veelvuldig werd de complexiteit van de nieuwe voorstellen bekritiseerd, alsmede de te verwachten stijgende administratieve lasten en uitvoeringskosten. Verschillende lidstaten hebben gepleit voor het facultatief stellen van de jonge boeren en kleine bedrijven regelingen. Voor de mogelijkheid om vrijwillig gekoppelde betalingen in te voeren voor specifieke sectoren en specifieke gebieden bestond steun bij een aantal lidstaten, zolang dit niet leidt tot verstoring van de concurrentie. Enkele lidstaten waren tegen de introductie van gekoppelde betalingen.

Over de voorgestelde herverdeling van middelen waren verschillende lidstaten kritisch over de berekeningwijze van de herverdeling op basis van de oppervlakte van het areaal. Zo werd er gerefereerd aan andere criteria, zoals de productiewaarde van de landbouw en de (uiteenlopende) kosten van productiefactoren in lidstaten. Ook werd gesteld dat bij de herverdeling zowel de directe betalingen als de plattelandsmiddelen moeten worden meegenomen. Er werd echter ook gepleit voor meer convergentie tussen lidstaten in de herverdeling van middelen.

Ik heb aangegeven dat ik een beperkte mate van herverdeling steun, maar dat de huidige verdelingsvoorstellen voor een aantal lidstaten, waaronder Nederland, buitenproportionele effecten hebben.

In de berekening dienen niet alleen de middelen van de directe betalingen maar ook de middelen van het plattelandsbeleid en het structuurfonds meegenomen te worden. Ik heb de hoop uitgesproken dat in gezamenlijkheid naar een redelijke herverdeling kan worden toegewerkt.

Ten aanzien van vergroening heb ik mijn steun uitgesproken aan de Commissie voor het voorgestelde vergroeningspercentage, maar betoogd dat de maatregelen effectiever, eenvoudiger, meer flexibel en breder dienen te zijn. Daarnaast heb ik aandacht gevraagd voor de uiteenlopende kosten voor vergroening die bestaan tussen en binnen lidstaten en gepleit voor mogelijkheden tot differentiëring van maatregelen op regionaal niveau. Ik heb verder aangeven de mogelijkheid te verwelkomen om middelen voor de directe betalingen (eerste pijler) in te kunnen zetten voor doelen uit het plattelandsbeleid (tweede pijler), mits daaraan geen cofinanciering verbonden is.

Naleving van het legbatterijverbod per 1 januari 2012

(Informatie van de Commissie)

Commissaris Dalli heeft de positie van de Commissie inzake het verbod op legbatterijen in de Raad toegelicht. Vanuit het oogpunt van dierenwelzijn, consumentenvertrouwen en de interne markt acht de Commissaris van groot belang dat de lidstaten het verbod naleven. Bij niet-naleving zal de Commissaris vanaf 1 januari 2012 een inbreukprocedure starten. Tegelijkertijd heeft de Dalli aangegeven dat er maatregelen moeten worden genomen voor de legkippen en eieren die na 1 januari 2012 illegaal zullen zijn. Het vernietigen hiervan is voor de Commissie geen optie, zo betoogde hij.

Verschillende lidstaten hebben aangegeven met de inzet van de Commissie te kunnen instemmen. Op grond van dierenwelzijn, de interne markt en reeds gedane investeringen door de sector achten ze implementatie en naleving van het verbod per 1 januari 2012 noodzakelijk. Andere lidstaten hebben gepleit voor verlenging van de overgangsperiode met zes maanden of langer.

Ik heb aangegeven dat Nederland vast wil houden aan de ingang van het verbod op legbatterijen per 1 januari 2012. Het dierenwelzijn en de geloofwaardigheid van de EU als wetgever mogen niet in het geding komen. Daarnaast zijn er ook grote investeringen gedaan door de sector om de overgang vóór 2012 te bewerkstelligen. Ik heb de Commissie gesteund in haar voornemen om per 1 januari waar nodig inbreukprocedures te starten. Ten slotte heb ik aangegeven dat legbatterijeieren en producten daarvan, met ingang van het verbod niet op de interne markt mogen worden verhandeld.

Diversen

Minstbedeeldenprogramma

(Informatie van de Franse delegatie)

De Franse minister LeMaire heeft de Raad meegedeeld dat hij een compromis heeft bereikt met zijn Duitse collega Aigner over het voortbestaan van het minstbedeeldenprogramma in 2012 en 2013. De Duits-Franse verklaring heb ik volledigheidshalve bijgevoegd. Zij leggen daarin o.a. een verband met het wetgevingsvoorstel voor een nieuw minstbedeeldenprogramma ná 2013. Mogelijk komt de Europese Commissie één dezer dagen met een aangepast voorstel.

Mocht dat het geval zijn, zal ik het kabinetsstandpunt daarover op de gebruikelijke wijze kenbaar maken. Er waren verder geen interventies en het Voorzitterschap heeft geconcludeerd dat er nu een gekwalificeerde meerderheid in de Raad is voor voortzetting van het programma in 2012 en 2013. Tijdens een volgende Raadsvergadering zal dit geformaliseerd worden.

Conferentie over bossen, klimaatverandering en biodiversiteit

(Verslag van het voorzitterschap)

Het Poolse voorzitterschap heeft verslag gedaan van de uitkomsten van de conferentie over bossen, klimaatverandering en biodiversiteit die het heeft georganiseerd op 28 en 29 september in Polen. Tijdens deze conferentie hebben de lidstaten onderstreept dat bossen een significante bijdrage kunnen leveren aan het behalen van doelstellingen op het vlak van resource efficiency, klimaatverandering en biodiversiteit.

Conferentie van directeuren van de Europese betaalorganen

(Verslag van het voorzitterschap)

Het Poolse voorzitterschap heeft voorts verslag gedaan van de 30e conferentie van directeuren van Europese betaalorganen die van 21 tot en met 23 september plaatsvond. Op de conferentie stonden twee onderwerpen geagendeerd: vereenvoudiging van het GLB (inclusief de vermindering van administratieve lasten) en de uitvoering van het GLB na 2013. Met betrekking tot vereenvoudiging en administratieve lasten van het GLB zijn de uitdagingen die lidstaten tegenkomen op het vlak van directe betalingen, private opslag, interventie en zuivelquota, benadrukt. De betaalorganen hebben suggesties gedaan hoe hier vorm aan gegeven zou kunnen worden, met name op het vlak van vereenvoudiging van regelgeving en procedures, informatiestromen en beleidsanalyse. Met betrekking tot de uitvoering van het GLB na 2013 hebben de betaalorganen benadrukt dat overgangstermijnen en duidelijke en heldere regelgeving van groot belang zijn voor de komende jaren.

Verlenging van het suikerquotum

(Verzoek van de Hongaarse, Franse, Litouwse, Oostenrijkse en Roemeense delegaties)

Hongarije heeft een verzoek gedaan om de bestaande suikerquotering te handhaven tot 2020 in verband met de toegenomen prijsvolatiliteit. Een meerderheid van de lidstaten gaf aan de suikerquotering te willen verlengen tot 2020 of te verlengen zonder concrete einddatum. De Commissaris, die heeft voorgesteld de suikerquotering conform de eerder gemaakte afspraken in 2015 af te laten lopen, heeft in de Raad geen reactie gegeven.

Overige

Dierenwelzijnspassage in de voorzitterschapsconclusies over de toekomst van GLB (maart 2011)

Op 1 april 2011 heeft de Vaste Kamercommissie van EL&I mij per brief (kenmerk: 2011Z05312/2011D14876) verzocht om mijn reactie op de brief van de Dierenbescherming (d.d. 15 maart) over de dierenwelzijnspassage in de voorzitterschapsconclusies over de toekomst van het GLB van de Landbouwraad van 17 maart jl.

In mijn reactie naar de Dierenbescherming heb ik gerefereerd aan het verslag van de Landbouw- en Visserijraad dat ik op 28 maart 2011 aan uw Kamer heb verzonden voor wat betreft het verloop van de discussie omtrent de voorzitterschapsconclusies over de toekomst van het GLB. Deze conclusies heb ik aan de Dierenbescherming gezonden. Ik heb de Dierenbescherming in kennis gesteld van het feit dat het enige punt in de ontwerp-conclusies dat in de Raad uitgebreide discussie opriep de paragraaf over eventuele toekomstige herverdeling van de middelen uit de eerste pijler van het GLB voor directe betalingen was. Ook heb ik de Dierenbescherming laten weten dat ik in de Raad het belang benadrukt heb van verdere doelgerichtheid van directe betalingen, vereenvoudiging van het GLB en het belonen van maatschappelijke waarden die de landbouw levert aan de samenleving (waarvan dierenwelzijn een integraal onderdeel is).

Motie inzake het Amendement van het Europees Parlement (EP) betreffende de ophoging van het EHEC-noodfonds

Uw Kamer heeft de regering verzocht in EU-verband in de Raad van Ministers tot een akkoord te komen over het amendement van het EP om € 250 mln. extra uit te trekken voor groentetelers die schade lijden als gevolg van de EHEC-crisis (TK 21 501–32, nr. 521). De Minister van Financiën zal in de Begrotingsraad van 18 november pleiten voor het beschikbaar stellen van middelen voor het EHEC-noodfonds voor zover dit past binnen het totaalplafond van de EU-begroting zoals vastgesteld door de Raad. Over de uitkomst zult u in het verslag van de Begrotingsraad door hem worden geïnformeerd.

Verlenging met één jaar van het visserijprotocol tussen de EU en Guinee-Bissau

(A-punt)

De Raad is onder de hamerpunten met gekwalificeerde meerderheid akkoord gegaan met een verlenging van één jaar van het huidige visserijprotocol tussen de EU en Guinee-Bissau tot 15 juni 2012. Het Europees Parlement besluit begin 2012 of het zijn goedkeuring geeft aan het protocol. Handelend naar de motie-Leijten c.s. (21 501-32, nr. 520) heeft Nederland zich onthouden van stemming, met daarbij de volgende verklaring:

«De lokale bevolking van Guinee-Bissau is voor haar voedselzekerheid in hoge mate afhankelijk van kleinschalige visserij. De belangrijke rol van kleinschalige visserij in de lokale voedselvoorziening dient te worden gewaarborgd. Nederland hecht er waarde aan dat de bestaande visserijcapaciteitsniveaus in het protocol en de samenstelling en activiteiten van de EU-vloot niet interfereren met de lokale kleinschalige visserijsector. Nederland zal daarom niet tegen de eenjarige verlenging van het protocol stemmen. Desalniettemin vindt Nederland dat de regering van Guinee-Bissau zich ervan bewust dient te zijn dat industriële visserij door niet-EU-schepen op het continentaal plat van Guinee-Bissau kan interfereren met de belangen van de kleinschalige visserijsector. Nederland acht het van belang om richting de autoriteiten van Guinee-Bissau te signaleren dat er geen toegang tot het continentaal plat van Guinee-Bissau zou moeten zijn voor industriële schepen en dat Nederland zich daarom onthoudt van stemmen.»

Zoals ik u eerder heb gemeld heeft de Raad onlangs een mandaat voor onderhandelingen over een nieuw protocol vastgesteld voor de periode ná 15 juni 2012. De tekst van het onderhandelingsmandaat is op verzoek van Nederland aangepast, zodat bij het vaststellen van de visserijmogelijkheden rekening zal worden gehouden met de beheerplannen zoals vastgesteld in de Regionale Visserij Beheerorganisatie.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

Raadsverklaring over minstbedeeldenregeling van 14 november 2011 van Frankrijk en Duitsland:

The EU regulation regarding the distribution of food products to the most deprived persons relies on the distribution of products from Union intervention stocks supplemented, on a temporary basis, by purchases on the market. Successive reforms of the CAP and market evolutions have resulted in a progressive reduction in intervention stocks, as well as the range of products available.

Recognizing the importance of the work of charity organizations in Member States using the current program, France and Germany agree to continue the program for a transition period ending definitely on 31 December 2013 in order to allow these organizations to take into account this new situation. In this context, France and Germany welcome the ongoing exchange of views between their charity organizations.

However, given the discussion in the Council, France and Germany consider that the conditions are not met for a proposal of a new program for a period post 2013 to be presented by the Commission and adopted by the Council. This is why both countries can’t agree with legal and financial proposals by the Commission of such a program in the future.

Lijst met A-punten

  • Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van het tussen de Europese Unie en de Republiek Guinee-Bissau overeengekomen protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen beide partijen – Aanneming

  • Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden krachtens het tussen de Europese Unie en de Republiek Guinee-Bissau overeengekomen protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen beide partijen – Aanneming

  • Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van het tussen de Europese Unie en de Republiek Guinee-Bissau overeengekomen protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen beide partijen – Verzoek van de Raad om goedkeuring van het Europees Parlement

  • Besluit van de Raad inzake de ondertekening van een vrijwillige partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Centraal-Afrikaanse Republiek inzake wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw met betrekking tot de invoer van hout en houtproducten in de Europese Unie – Aanneming

Naar boven