21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 420 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 december 2010

In deze brief informeer ik u over de onderwerpen die op de agenda staan van de Landbouw- en Visserijraad die op 13 en 14 december plaatsvindt in Brussel, alsmede over mijn inzet tijdens die bijeenkomst.

Op de agenda staan zowel landbouw- als visserijonderwerpen. Op landbouwgebied zal in de Raad gesproken worden over de contractuele betrekkingen in de zuivelsector (mogelijk), wetgevingsvoorstellen voor de kwaliteit van landbouwproducten, de Mededeling van de Commissie over de toekomst van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), het kwartaalrapport van de Commissie over de zuivelmarkt en het verslag van de Europese Commissie over de afschaffing van de melkquotaregeling.

Op het vlak van de visserij zijn de nog vast te stellen vangstmogelijkheden voor 2011 geagendeerd.

Het is mogelijk dat er nog onderwerpen aan de agenda toegevoegd worden.

Vaststelling van de toegestane vangsthoeveelheden en quota voor de visserij in 2011

(Politiek akkoord)

De Raad zal de toegestane vangsthoeveelheden (Total Allowable Catches – TACs) voor 2011 voor de door de EU beheerde visbestanden vaststellen, alsmede het toegestane niveau van visserij-inspanning (aantal zeedagen). De vangstadviezen van de International Council for the Exploration of the Sea (ICES) vormen de basis voor deze voorstellen. In de uiteindelijke voorstellen moeten de resultaten worden verwerkt van onderhandelingen met derde landen en regionale visserijorganisaties, waarbij met name de onderhandelingen met Noorwegen van belang zijn.

Voor Nederland zijn de belangrijkste bestanden haring, makreel, schol, kabeljauw (alle in gezamenlijk beheer met Noorwegen), tong, horsmakreel, blauwe wijting en een aantal «geassocieerde soorten» (bijvangsten bij de schol- en tongvisserij) zoals tarbot en griet. Zodoende zijn met name de volgende voorstellen relevant voor Nederland:

  • Tong: TAC van 14 100 ton, conform meerjarenplan;

  • Schol: TAC van 73 400 ton, conform meerjarenplan;

  • Overige platvissoorten (geassocieerde soorten): TAC-reductie van 15%, gebaseerd op de toepassing van een richtsnoer ten aanzien van bestanden waarover geen wetenschappelijk advies beschikbaar is («categorie 11»);

  • Westelijke horsmakreel: TAC van 181 000 ton, conform meerjarenplan;

  • Blauwe wijting: TAC van 40 100 ton (was 540 000 ton) conform afspraken in het kader van de North East Atlantic Fisheries Commission (NEAFC);

  • Atlanto-Scandian haring: TAC van 988.00 ton, reductie van 33% conform afspraken in het kader van de NEAFC;

  • Demersale visserij en boomkorvisserij platvis: reductie visserij-inspanning met respectievelijk 15% en 10%, conform kabeljauwherstelplan en meerjarenplan tong en schol.

De onderhandelingen met Noorwegen – over de gezamenlijk beheerde bestanden, de begeleidende technische maatregelen en de balans in de uitruil van visserijmogelijkheden – zijn nog niet afgerond. Zoals het zich nu laat aanzien, zullen bij de vaststelling van de TACs de beheerplannen en biologische adviezen gevolgd worden. Wel zullen extra maatregelen voor de bescherming van kabeljauw nog aan de orde komen. Het gaat daarbij om tijdelijk gesloten gebieden en vangstquota.

Ik streef naar een evenwichtig beheer dat biologisch verantwoord (met de wetenschappelijke adviezen als uitgangspunt) is en dat rekening houdt met de meerjarenbenadering en de sociaal-economische belangen van de Nederlandse vloot op de korte en (middel)lange termijn. Ten algemene steun ik de aanpak van de Commissie. Het beheer van de bestanden is steeds meer gebaseerd op basis van meerjarenafspraken, wat een versterking van het beleid is. De toegestane vangsthoeveelheden voor schol en tong in de Noordzee moeten gebaseerd zijn op het meerjarenplan voor deze bestanden. Ik ben het tevens eens met de voorgestelde niveaus voor de visserij-inspanning.

Voor de TAC-verlagingen van 15% voor de «categorie 11»-bestanden, waaronder de geassocieerde bestanden als tarbot en griet, is geen wetenschappelijke onderbouwing. Ik sta daarbij een voorzichtige benadering voor, maar voor de geassocieerde soorten is de relatie met de ontwikkelingen in het tong- en scholbestand van belang. Ik kan me vinden in een TAC-reductie voor de geassocieerde soorten, maar vind dat de voorgestelde 15% uit dat oogpunt te ver gaat. Ten aanzien van de horsmakreel in de Noordzee zie ik meer in het unanieme advies van de Pelagische Regionale Advies Raad, namelijk een status quo in de TAC.

Ten aanzien van de TAC voor haring in de Noordzee wil ik het meerjarenplan volgen, maar zal ik er daarnaast voor pleiten dat voor 2010 met terugwerkende kracht een correctie (ophoging) moet plaatsvinden naar aanleiding van de onjuiste inschatting van het bestand door de biologen.

Bij de onderhandelingen tussen EU en Noorwegen blijft mijn inzet gericht op het bereiken van een overeenkomst waarin de belangen van de Nederlandse visserij tot hun recht komen. Blauwe wijting kan – gelet op de drastische TAC-daling – geen rol spelen in de uitruil van vangstmogelijkheden en ik verzet me ook tegen het inbrengen van makreel en horsmakreel hierin. Ik vind dat de EU niet meer Arctische kabeljauw moet afnemen dan kan worden betaald. Ten aanzien van het makreelbeheer ben ik van mening dat meerjarige afspraken gemaakt moeten worden tussen de zogeheten Kuststaten (EU, Noorwegen, IJsland, Færøer). De huidige situatie, met autonoom door IJsland en de Færøer vastgestelde vangstquota, gaat ten koste van een verantwoord beheer van het makreelbestand. Indien er wederom geen overeenkomst tussen de Kuststaten komt, zal ik bij de Commissie aandringen op het nemen van maatregelen.

(mogelijk) Contractuele betrekkingen in de zuivelsector

(Presentatie door de Commissie)

Commissaris Ciolos zal mogelijk wetgevingsvoorstellen presenteren die moeten leiden tot minder sterke schommelingen van de zuivelprijzen. Deze voorstellen vloeien voort uit de aanbevelingen van de High Level Groep voor de Zuivel (HLG) die in 2009 door de Commissie werd ingesteld. Een deel van de aanbevelingen van deze HLG worden meegenomen in de Mededeling van de Commissie over de Toekomst van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en een deel in het kader van een separaat wetgevingspakket over de kwaliteit van landbouwproducten. Beide onderwerpen staan ook op de agenda van deze Landbouwraad.

De inhoud van de wetgevingsvoorstellen is op dit moment niet bekend. De voorstellen zullen naar verwachting op 8 december a.s. gepresenteerd worden. Naar verwachting zullen de wetgevingsvoorstellen onder andere betrekking hebben op producentenorganisaties, contracten en inter-brancheorganisaties.

Ik zal in de Raad aangeven dat Nederland voorstellen voor de versterking van de positie van melkveehouders verwelkomt. Tegelijkertijd zal ik aangeven dat Nederland geen voorstander is van uitzondering van de zuivelsector van de mededingingsregels van de EU. Verder zal ik aangeven geen voorstander te zijn van een wettelijke verplichting voor Nederlandse melkveehouders en afnemers om schriftelijke contracten af te sluiten. Ook zal ik me verzetten tegen eventuele voorstellen die leiden tot een verplichte etikettering van de zogenaamde place of farming in de zuivelsector vanwege het gevaar van ondermijning van de vrije interne markt.

Wetgevingsvoorstellen kwaliteit landbouwproducten

(Presentatie door de Commissie)

De Europese Commissie zal wetgevingsvoorstellen op het terrein van de kwaliteit van landbouwproducten in de Raad presenteren.

Het kwaliteitspakket is het resultaat van de stakeholders-raadpleging in het kader van het Groenboek Voedselkwaliteit (d.d. december 2008) en de discussies over de Mededeling over de kwaliteit van landbouwproducten (d.d. 27 mei 2009). Met het kwaliteitspakket heeft de Commissie tot doel de landbouwproducent te voorzien van de juiste instrumenten om productkenmerken te communiceren aan de handel en de consument én om de producent te beschermen tegen oneerlijke handelspraktijken.

Het kwaliteitspakket moet bezien worden in nauwe relatie met andere dossiers zoals de Mededeling over de Toekomst van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en de maatregelen op het gebied van zuivel.

Naar verwachting doet de Commissie in de Raad voorstellen voor twee verordeningen op drie deelterreinen:

  • 1. handelsnormen en de daaraan gekoppelde (kwaliteits-)eisen die gaan over identiteit, classificatie (op uiterlijke kenmerken), oorsprong en eventueel productiewijze.

  • 2. EU-kwaliteitsregelingen betreffende Beschermde Geografische Aanduidingen (BGA), Beschermde Oorsprongsbenamingen (BOB) en Gegarandeerde Traditionele Specialiteiten (GTS) uitgebreid met facultatieve gereserveerde vermeldingen;

  • 3. private en nationale certificeringregelingen en de samenhang in informatieverstrekking over de kwaliteit van landbouwproducten.

Ik ondersteun het streven naar vereenvoudiging en harmonisering van het kwaliteitsbeleid. Uitgangspunten daarbij zijn: geen substantiële extra kosten, niet meer regulering en geen verstoring van de interne markt. Nederland is voorstander van de invoering van een generieke handelsnorm, vereenvoudiging van de kwaliteitsregelingen en het verkorten van registratieprocedures.

Nederland wil lastenverzwaring vermijden. Daarom wil Nederland waken voor het mogelijk verplicht stellen van internationale handelsnormen, zoals die door de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (UNECE) worden opgesteld. Daarnaast zet Nederland in op het handhaven van vrijwillige oorsprongsaanduiding. Daarnaast zet Nederland zich in voor een dusdanige aanpassing van de kwaliteitsregelingen dat deze ook voor Nederlandse producenten toegankelijk blijven. Nederland heeft bezwaar tegen de nieuwe criteria en overgangsbepalingen inzake Gegarandeerde Traditionele Specialiteiten. Nieuwe aanvragen uit Nederland (Hollandse Nieuwe Haring, Basterdsuiker) zouden dan mogelijk lastig worden. Ook zou de huidige bescherming voor Boerenkaas per 1 januari 2018 mogelijk dreigen te vervallen.

Ten algemene zet Nederland in op de toegevoegde waarde van voedselkwaliteit, zoals duurzaamheid en gezondheid. Nederland wil werken aan het stimuleren van een duurzamer en gezonder voedselaanbod dat geproduceerd is met respect voor mens, dier en milieu én op verduurzaming van de consumptie. In dat opzicht is het teleurstellend dat in het pakket naar verwachting geen relatie wordt gelegd tussen het begrip kwaliteit, duurzaamheid en gezondheid.

Toekomst van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

(Oriënterend debat)

Commissaris Ciolos heeft in de Landbouwraad van november de Mededeling van de Commissie over de toekomst van het GLB voor het eerst toegelicht. Ciolos wees onder andere op het belang van de legitimiteit van het landbouwbeleid. In de Landbouwraad van december zal de Mededeling uitgebreid besproken worden aan de hand van vragen van het Belgisch Voorzitterschap. Op dit moment zijn deze vragen nog niet bekend.

Nederland zal interveniëren langs de lijnen van de kabinetsreactie die op 26 november jl. naar uw Kamer gezonden werd (kamerstuk 28 625, nr. 108).

Kwartaalrapport van de Commissie over de zuivelmarkt

(Presentatie door de Commissie)

Commissaris Ciolos zal het kwartaalrapport van de Commissie over de zuivelmarkt toelichten. De inhoud van het rapport is op dit moment nog niet bekend.

De zuivelmarkt heeft zich in de afgelopen periode gunstig ontwikkeld. De melkprijs is aanzienlijk gestegen en ligt fors hoger dan de prijs van vorig jaar. De marktomstandigheden zijn vrij gunstig en de vooruitzichten voor de middellange en lange termijn zijn voor de zuivel ook goed. De vraag van uit Azië zal door de stijgende welvaart en de bevolkingsgroei blijven stijgen.

Ik zal aangeven verheugd te zijn over de gunstige ontwikkeling van de zuivelmarkt. Nu de situatie op de zuivelmarkt gunstig is, zal ik het belang van de zachte landing van de melkquotering, ook in Nederland, benadrukken.

Afschaffing van de melkquotaregeling

(Presentatie door de Commissie)

Commissaris Ciolos zal aan de Raad een rapport presenteren over de stand van zaken op het gebied van de melkquotering. Op dit moment is de inhoud van het rapport onbekend.

Naar verwachting zal met name in Denemarken en Nederland de productie blijven stijgen. Denemarken en Nederland blijven naar verwachting de komende jaren tegen de bovengrens van hun quotum aanmelken of zullen de bovengrens overschrijden. Dit betekent dat Denemarken en Nederland de komende jaren superheffing zullen moeten blijven betalen. Mede daardoor is in Nederland de prijs voor melkquotum nog hoog.

Voor de Commissie lijkt er geen aanleiding te zijn om extra maatregelen aan te kondigen opdat ook in Nederland en Denemarken een zachte landing zal plaatsvinden. In de meeste andere lidstaten van de Europese Unie is nu reeds sprake van een zachte landing omdat zij (ruim) onder hun quotum melken en quotum vrijwel geen waarde heeft. In de gehele EU lag de melkproductie vorig jaar 7% onder het quotum. Mogelijk komt de Europese Commissie met een nieuwe maatregel, waardoor ondernemers in tijden van overaanbod een vergoeding kunnen krijgen als zij minder produceren.

Ik ben van mening dat het zuivelrapport van de Commissie gepaard moet gaan met aanbevelingen voor extra maatregelen zodat in alle lidstaten, ook in Nederland, de toegezegde zachte landing kan plaatsvinden.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

Naar boven