21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 410 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 september 2010

Van 19–21 september 2010 vindt in La Hulpe (België) de halfjaarlijkse informele Landbouwraad plaats. Op 27 september 2010 vindt een reguliere Landbouwraad plaats in Brussel. In deze brief informeer ik u over de onderwerpen die op de agenda’s van deze twee vergaderingen staan en de Nederlandse inzet daarbij. Het is mogelijk dat er nog onderwerpen aan de agenda worden toegevoegd of juist worden uitgesteld tot een volgende vergadering.

De informele Raad zal spreken over de toekomst van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) ná 2013. De «formele» Raad zal spreken over de teelt van genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s), de aanbevelingen van de High Level Group voor Zuivel (HLG) en het minstbedeeldenprogramma. Onder het agendapunt «diversen» zal de Raad spreken over de makreelvisserij.

Informele Landbouwraad, 19–21 september 2010

Van 19–21 september vindt in La Hulpe (België) de halfjaarlijkse informele Landbouwraad plaats. Het thema van de bijeenkomst is «The European Agriculture: choosing today for a strong CAP tomorrow!». Met de keuze voor dit onderwerp geeft het Belgisch Voorzitterschap een vervolg aan de discussie over de toekomst van het GLB die begonnen is onder Frans Voorzitterschap in Annecy in 2008. In november van dit jaar verwacht ik de Mededeling van de Europese Commissie over het GLB van ná 2013.

Het gebruikelijke discussiedocument voor de informele Landbouwraad is nog niet beschikbaar. Ik zal mij tijdens de bijeenkomst laten leiden door het kabinetsstandpunt «Houtskoolschets Europees Landbouwbeleid 2020» (TK 28 625, nr. 60).

Landbouwraad, 27 september 2010

Vrijheid voor lidstaten ten aanzien van teelt van genetisch gemodificeerde organismen

(Gedachtewisseling)

De Commissie heeft op 13 juli 2010 haar Mededeling gepresenteerd inzake de vrijheid voor lidstaten om besluiten te nemen over de teelt van genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) op hun eigen grondgebied. Deze Mededeling behoort tot een pakket met daarin ook een conceptverordening van Raad en Europees Parlement tot wijziging van de richtlijn over de mogelijkheid voor lidstaten om de teelt van ggo’s op hun grondgebied te beperken of te verbieden, plus een aanbeveling van de Commissie inzake richtsnoeren voor de ontwikkeling van nationale co-existentiemaatregelen om de onbedoelde aanwezigheid van ggo’s in conventionele en biologische gewassen te vermijden.

De Raad zal nu van gedachten wisselen over de Mededeling van de Commissie. Dit zal waarschijnlijk gebeuren aan de hand van twee vragen van het voorzitterschap, die thans nog niet bekend zijn.

Ik heb het afgelopen jaar in de Landbouw- en Visserijraad herhaaldelijk de Commissie verzocht om met een voorstel te komen tot aanpassing van de regelgeving, zodanig dat lidstaten beslissingsbevoegdheid krijgen voor het op hun eigen grondgebied wel of niet telen van goedgekeurde, tot de EU-markt toegelaten ggo’s.

Ik oordeel in algemene zin dan ook positief over het initiatief van de Commissie. Het vigerende systeem van de zorgvuldige veiligheidsbeoordeling voor toelating van ggo’s tot de EU-markt acht ik adequaat. Evenwel is de Europese besluitvorming traag, omdat binnen de EU verschillende visies bestaan over bijvoorbeeld de wenselijkheid van ggo-teelt, ook op maatschappelijke of sociaal-economische gronden. Ik verwacht dat de voorgestelde regelgeving kan bijdragen aan een betere Europese besluitvorming over markttoelating van ggo’s, omdat ze lidstaten op nationaal niveau de gelegenheid geeft maatregelen te nemen ten aanzien van teelt van tot de EU-markt toegelaten ggo’s op andere gronden dan veiligheid.

Rapport van de High Level Group voor Zuivel (HLG)

(Politiek debat en mogelijk raadsconclusies)

Na het debat in de Landbouwraad van 12 juli jl. zal de Raad ook op 27 september a.s. wederom spreken over de aanbevelingen van de HLG. In het eindrapport van de HLG staan zeven aanbevelingen die moeten leiden tot een meer stabiele zuivelmarkt in de toekomst en tot meer stabiele inkomens van melkveehouders. De aanbevelingen vormen een compromis van de verschillende opvattingen die in de lidstaten leven over de aanpak van de instabiliteit van de zuivelmarkt op de middellange en lange termijn. Ik heb uw Kamer in de geannoteerde agenda van de Landbouwraad van juli jl. ingelicht over mijn standpunten ten aanzien van de aanbevelingen. Volledigheidshalve herhaal ik in deze brief de hoofdpunten van mijn inzet:

Aanbeveling 1 (contractuele relaties)

De HLG stelt allereerst dat versterking van de contractuele relaties in de zuivelketen noodzakelijk is om beter in te kunnen spelen op de signalen van de markt en het aanbod aan de vraag aan te passen. Daartoe wordt de Commissie uitgenodigd te onderzoeken op welke manier leveringscontracten tussen melkveehouders en zuivelverwerkers het beste vorm kunnen krijgen, ofwel door het opstellen van richtlijnen, ofwel door wettelijke regelingen. Nederland heeft zich doorlopend uitgesproken voor vrijwilligheid van contracten en voor erkenning van de bijzondere positie van zuivelcoöperaties, omdat het Nederlandse systeem van afspraken van de zuivelcoöperaties met hun ledeneigenaren goed werkt. Zowel het vrijwillige karakter van de contracten als de speciale status van coöperaties wordt mede op verzoek van Nederland daarom uitdrukkelijk erkend in de aanbeveling.

Aanbeveling 2 (versterking onderhandelingspositie producenten)

In de zoektocht naar versterking van de onderhandelingspositie van producenten vraagt de HLG aan de Commissie een voorstel te doen voor een wettelijke regeling met een bepaling die het melkproducenten toestaat via producentenorganisaties gezamenlijk te onderhandelen met een zuivelverwerker over contractvoorwaarden. Een dergelijke bepaling kan blijvend of tijdelijk van aard zijn, maar moet wel kunnen worden herzien.

De huidige regelgeving op het gebied van het mededingingsbeleid biedt slechts beperkte ruimte om als groep prijsafspraken te maken met zuivelverwerkers. Ik ben geen voorstander van een versterking van de uitzonderingspositie van de zuivel in het mededingingsrecht en de aanbeveling maakt daarvan ook melding. Ook enkele andere lidstaten zijn die mening toegedaan. Wel ben ik van oordeel dat een optimaal gebruik van de bestaande interpretatieruimte noodzakelijk is. In de aanbeveling is voorts op verzoek van Nederland en enkele andere lidstaten aangegeven dat de speciale positie van de zuivelcoöperatie niet mag worden ondermijnd. Bovendien zou de eventuele aanpassing van de regelgeving ook slechts van tijdelijke aard moeten zijn.

Aanbeveling 3 (positie interbrancheorganisaties)

Ook interbrancheorganisaties hebben de aandacht van de HLG gehad. Gesuggereerd wordt in deze aanbeveling dat de Commissie verder onderzoekt of de huidige bepalingen voor de interbrancheorganisaties in de groenten- en fruitsector ook toepasbaar kunnen zijn in de zuivelsector. Gesteld is dat het goed functioneren van de interne markt moet worden gewaarborgd.

Aanbeveling 4 (transparantie in de zuivelketen)

Transparantie in de zuivelketen is van groot belang, zo onderschrijft ook de HLG. In deze aanbeveling wordt de Commissie uitgenodigd de prijstransparantie te vergroten via het European Food Price Monitoring Tool en Eurostat. De nationale statistische bureaus wordt gevraagd te kijken naar de mogelijkheden voor meer informatieverstrekking, waarbij wel moet worden gelet op effectiviteit en kosten. Ik ondersteun deze aanbeveling.

Aanbeveling 5 (vangnet van marktmaatregelen)

In deze aanbeveling(en) wordt gesteld dat het huidige vangnet aan marktmaatregelen als adequaat wordt beschouwd. Dit beleid heeft in 2009 goed gewerkt en de daling van de melkprijzen gestuit. De Commissie wordt gevraagd te zoeken naar nieuwe instrumenten om inkomensschommelingen op te vangen onder de voorwaarde dat ze moeten passen in de definitie van de groene box (niet handelsverstorende maatregelen) van de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Zoals ik diverse malen in uw Kamer heb aangegeven, heeft Nederland zich uitgesproken tegen de wens van een groep van 22 lidstaten, geleid door Frankrijk en Duitsland, om de afgesproken quotumgroei terug te draaien. Ook heb ik mij geen voorstander getoond van de inzet van exportrestituties. In weerwil van de wens van de genoemde 22 lidstaten heeft de HLG-voorzitter conform de Nederlandse wens vastgehouden aan handhaving van de in de Health Check gemaakte afspraken over een afgeslankt vangnet in de vorm van (in duur en volume) beperkte interventiemaatregelen en handhaving van de quotumverruiming.

Aanbeveling 6 (etikettering)

Het belang van een goede etikettering om imitatieproducten te onderscheiden van zuivelproducten is door de HLG erkend. De Commissie wordt tegelijkertijd gevraagd de haalbaarheid te onderzoeken van verschillende opties van een verplichte of vrijwillige etikettering van de plaats van herkomst van zuivelproducten. Ik ben geen voorstander van verplichte oorsprongsetikettering voor zuivelproducten.

Aanbeveling 7 (innovatie en onderzoek)

De HLG onderstreept het belang van innovatie en onderzoek in de zuivelsector en nodigt de Commissie uit voorstellen te doen voor een versterking van het plattelandsbeleid. De landbouwsector inclusief de zuivelsector moet meer en beter gebruik maken van de fondsen die ter beschikking staan.

De aanbevelingen van de HLG zijn goed ontvangen in de Raad van juli jl.. Er was brede steun voor de aanbevelingen. De aanbevelingen van de HLG werden als een goed startpunt gezien voor verdere bespreking en voor het opstellen van wetgevingsvoorstellen voor de zuivelsector, die eind dit jaar worden verwacht. Deze voorstellen zullen zich concentreren op de drie aanbevelingen op het gebied van contractuele relaties, versterking van de onderhandelingspositie en de ontwikkeling van inter-professionele of inter-branche organisaties.

Ik zal in de Raad aangeven dat ik over het geheel genomen positief ben over de aanbevelingen. Ik zal o.a. benadrukken dat het van belang is dat de HLG heeft vastgehouden aan de besluiten van de Health Check uit 2009 en dat met de jaarlijkse verruiming van de melkquota moet worden doorgegaan zodat er een zachte landing van de melkquotering tot stand komt in Nederland. Ik zal verder nogmaals aangeven geen voorstander te zijn van een wettelijke verplichting voor melkveehouders en afnemers om schriftelijke contacten af te sluiten en aangeven geen voorstander te zijn van nieuwe uitzonderingen van mededingingsregels voor de zuivelsector. Ook zal ik aangeven tegen verplichte oorsprongsetikettering van zuivelproducten te zijn.

Minstbedeeldenprogramma

(Presentatie door de Commissie)

Naar verwachting zal de Commissie een presentatie geven van het voorstel om het programma voor voedselhulp aan de minstbedeelden in de samenleving aan te passen. De inhoud van het gewijzigde Commissievoorstel is vooralsnog onbekend.

De huidige minstbedeeldenregeling is ruim 20 jaar oud en maakt het mogelijk landbouwproducten uit interventievoorraden onder minstbedeelden te verdelen. Omdat interventievoorraden niet of nauwelijks meer bestaan, heeft de Raad enkele jaren geleden ook ingestemd met de aankoop van landbouwproducten voor de minstbedeelden op de markt. De kosten van de huidige regeling vallen geheel onder de communautaire landbouwbegroting. De regeling is facultatief. Een negental lidstaten, waaronder Nederland, maakt geen gebruik van de geboden mogelijkheid.

Nederland heeft zich altijd tegen deze regeling verzet, omdat het van oordeel is eventuele voedselhulp aan minstbedeelden geen zaak voor de EU is, maar van de lidstaten. Het betreft sociaal beleid dat al dan niet in een lidstaat tot bepaalde specifieke maatregelen (en bijbehorende nationale financiering) leidt.

Een dergelijk programma behoort naar mijn oordeel bovendien niet thuis in het gemoderniseerde GLB dat Nederland voor ogen heeft.

Diversen: makreelvisserij

(Verzoek van de Commissie)

De Commissie heeft onder diversen de situatie met betrekking tot het internationale makreelbeheer geagendeerd. Er is nog geen akkoord voor 2010 over de vangstmogelijkheden van makreel en de verdeling hiervan tussen de EU, Noorwegen, de Faeröer en IJsland. Voor 2010 hebben IJsland en de Faeröer unilateraal onevenredig hoge quota vastgesteld. IJsland voert aan dat het makreelbestand meer en meer migreert naar de IJslandse wateren. Hoewel beide landen niet illegaal handelen komt de totale vastgestelde vangsthoeveelheid daardoor ruim boven het door de International Council for the Exploration of the Sea (ICES) geadviseerde getal uit, wat een duurzaam beheer van het makreelbestand in gevaar brengt.

Het makreelvisserijseizoen loopt voor IJsland en de Faeröer ten einde en in oktober 2010 staan consultaties tussen de vier partijen gepland met het doel tot een overeenkomst te komen over de vangsthoeveelheden voor 2011. Ik maak me zorgen over het makreelbestand en pleit voor een zorgvuldige aanpak, waarbij de EU, Noorwegen, de Faeröer en IJsland in goed onderling overleg de vangsthoeveelheden vaststellen. Ik zal de Commissie oproepen alles in het werk te stellen om tot een overeenkomst te komen. Ook blijft het zaak dat de Commissie verder onderzoekt hoe op basis van bestaande verdragen en regelgeving een einde kan worden gemaakt aan de acties van IJsland en de Faeröer, voor nu én voor het geval dat deze landen opnieuw unilateraal onevenredig grote quota vaststellen.

Ik vind daarnaast dat de claims van IJsland en de Faeröer moeten worden onderbouwd. Commissaris Damanaki heeft dit beaamd en IJsland en de Faeröer dit te verstaan gegeven.

Tevens heeft zij Commissaris voor Uitbreiding Füle verzocht in het kader van de toetredingsonderhandelingen met IJsland de boodschap af te geven dat IJsland ook de EU-regels ten aanzien van visstandbeheer moet respecteren als het lid van de EU wil worden.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Naar boven