21 501-32
Landbouw- en Visserijraad

nr. 350
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 21 juli 2009

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 en de vaste commissie voor Europese Zaken2 hebben op 17 juni 2009 overleg gevoerd met minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over:

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 15 juni 2009 inzake de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 22 en 23 juni 2009 (21 502-32, nr. 341);

–  de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 10 juni 2009 inzake het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 25 en 26 mei 2009 (21 501-32, nr. 338);

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 29 april 2009 inzake de voortgang van het Europese Schoolfruitprogramma (21 501-32, nr. 331);

– de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 24 april 2009 over de verordening inzake langetermijnplan noordelijk heekbestand d.d. 24 april 2009 (22 112, nr. 850);

– de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 18 mei 2009 over de mededeling inzake steun voor landbouwers in gebieden met natuurlijke handicaps d.d. 18 mei 2009 (22 112, nr. 862);

– de brief van staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 26 mei 2009 over de mededeling inzake bouwen aan een duurzame toekomst voor de aquacultuur d.d. 26 mei 2009 (22 112, nr. 869);

– de brief van staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 2 juni 2009 over de verordening van de Raad tot vaststelling meerjarenplan voor het westelijke horsmakreelbestand (22 112, nr. 868);

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over vervroegde betaling inkomenssteun (21 501-32, nr. 339).

Van het overleg brengen de commissies bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Atsma

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Waalkens

De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Dortmans

Voorzitter: Schreijer-Pierik Griffier: Dortmans

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Atsma, Jacobi, Koppejan, Ouwehand, Polderman, Schreijer-Pierik en Snijder-Hazelhoff;

en minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

De voorzitter: Wij trekken anderhalf uur uit voor de landbouwonderdelen en een uur voor de visserijonderdelen.

Landbouwraad

Minister Verburg: Voorzitter. Van de geannoteerde agenda zijn inmiddels twee punten afgevoerd, namelijk het nieuwe voedselhulpprogramma voor de minst bedeelden en de voorstellen voor het Europese lidmaatschap van de Internationale Wijnorganisatie.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Ik begin met een punt dat niet op de agenda staat maar waar ik wel nieuwsgierig naar ben, namelijk naar het gesprek met de Franse minister over de kievitsmoord in Frankrijk. Wij willen een eind maken aan dit soort jachtpraktijken. De vorige keer was de minister niet in de gelegenheid om de Franse minister te spreken, maar ik wil graag weten hoe het gesprek nu is afgelopen.

De discussie over de lange termijn gaat voorbij aan de huidige discussies over de health check. De minister geeft aan alleen in te kunnen stemmen als het in lijn is met het kabinetstandpunt over de health check, de houtskoolschets en de begrotingsevaluatie en bovendien mogen de conclusies van deze discussie niet vooruitlopen op de discussie over de begrotingsherziening. Deze uitgangspunten delen wij.

De kwaliteit van agrarische producten. De aandacht voor voedselkwaliteit is belangrijk, maar wij willen graag inzetten op gezondheid en duurzaamheid. De minister geeft aan in te zetten op een betere borging van de kwaliteit van de landbouwproducten zonder dat dit gepaard gaat met substantiële kosten en lasten. Dat is een dilemma. Kan de minister uitleggen hoe deze twee aspecten met elkaar verbonden kunnen worden?

Bij de less favoured areas worden de criteria voor aanwijzing en begrenzing van de hoofdcategorie andere probleemgebieden herzien. Nederland heeft hierin nog geen gebieden, maar dat is in de toekomst wel mogelijk voor bijvoorbeeld de veeweidegebieden. Kan de minister uitleggen hoe in de toekomst het beleid wordt vormgegeven?

Het punt over de minstbedeelden is van de agenda gehaald, maar ik hoop wel dat zij hun voedselhulp in de eigen lidstaten behouden.

Dan het voorstel van de Europese Commissie (EC) voor het beschermen van dieren bij het doden. Wij zijn het met de minister eens dat uitfasering van de methode van het elektrisch waterbad voor het bedwelmen van pluimvee op Europees niveau het allerbelangrijkste aandachtspunt is. Nederland moet in ieder geval de ruimte hebben om dit waterbad te verbieden. De inzet van de minister is te prijzen en wij hopen dat zij haar Europese collega’s kan overtuigen van de noodzaak tot afschaffing.

Dan de mededelingen van de EC aan de raad en het parlement over de duurzame ontwikkeling van aquacultuur in de gemeenschap. Aquacultuur is vis. Ik zal het daarbij aan de orde stellen.

Dan stel ik het Committee on Sustainable Development (CSD) aan de orde. De minister schrijft dat klimaatmaatregelen geen negatieve gevolgen mogen hebben voor de wereldvoedselvoorziening. Is de minister het met mij eens dat er serieus gekeken kan worden naar maatregelen in de landbouw om in ieder geval de broeikasgassen terug te brengen?

De sector heeft bijgedragen tot implementatie van het schoolfruitprogramma. Wat is de stand van zaken? Wij willen graag dat de minister kritisch kijkt naar mogelijkheden om het Europese programma in Nederland te implementeren.

De heer Polderman (SP): Voorzitter. Over de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid gaat de discussie verder. Ik vind de opmerking terecht dat de conclusies niet vooruit mogen lopen op de begrotingsherziening en de financiële perspectieven van 2014 tot 2020. Wij zien steeds duidelijker een dreigend verschil van inzicht tussen de minister en de Kamer. Er ligt nog een motie van mij voor die, wellicht gewijzigd, toch nog voor het reces in stemming zal worden gebracht. Ik zie bij de langetermijnvisie toch een conflict tussen de lijn van de minister en die van de Kamer Bij de kwaliteit van agrarische producten betwist niemand dat het aspect van duurzaamheid van belang is. Het gaat niet alleen over kwantiteit, maar ook over kwaliteit. Productie met respect voor mens, milieu en dier. De manier waarop de regering dat denkt te kunnen bereiken, getuigt niet van veel realiteitszin. Het kabinet gaat nog steeds uit van het grenzeloos vertrouwen in de regulerende werking van de vrije markt. De consument moet bij zijn keuze de rol van scherprechter spelen. De consument moet gestimuleerd worden om de juiste producten te kiezen. Hoe lang houdt de minister nog vol dat het zo werkt? Er is een regulerende en sturende overheid nodig. De prijs is nog steeds een van de meest bepalende instrumenten. Zolang de maatschappelijke kosten van de gewenste duurzaamheidseisen niet in het product zijn verdisconteerd en een onduurzaam product goedkoper is, zal de consument kiezen voor het goedkoopste product. De ervaring met biologische producten zou de minister wijzer moeten maken, maar de minister blijft volhardend, om niet te zeggen koppig, in haar opvattingen.

De discussie over nieuwe voedseltechnieken is relevant. De rapporteurs van het Europese Parlement (EP) over met name nanotechnologie en voedsel, hebben met succes in de Europese Unie (EU) gepleit voor een betere etikettering. Wil de minister zich aansluiten bij deze filosofie en zich achter de meerderheid van het EP scharen?

Ik kom bij de less favoured areas. Ook hier hebben wij de laatste tijd al vaker over gesproken. De EC zoekt vanuit Europees perspectief naar een betere definiëring van dit begrip en dat is begrijpelijk. De vertaling naar het Nederlands in «maatschappelijk waardevolle gebieden» is vanuit onze situatie een goede vondst, maar dekt niet helemaal af wat het Europese punt is. Het gaat natuurlijk om gebieden die vanuit landbouwkundig oogpunt minder aantrekkelijk zijn. Specifiek voor Nederland is dat deze gebieden juist landschappelijk hoog gewaardeerd worden, maar dat geldt niet voor de gehele EU. Daarom kan dit beleid beter nationaal ingevuld worden. Door de druk op de ruimte in algemene zin is landbouw een van de grondgebruikers die moet concurreren met stedenbouw, infrastructuur en natuur en industrie. Ons probleem is de goede afweging. Een landschappelijke afweging is in Nederland een andere problematiek dan in bijvoorbeeld berggebieden in de Pyreneeën of de Balkan. Wij hebben Europa niet nodig om de eigen landschappelijke problemen op te lossen. Deelt de minister onze mening? Zo nee, waarom niet? Ik ben benieuwd of de EC erin zal slagen zodanige definities op te stellen dat deze het inderdaad wat onduidelijke sociaaleconomische factorenbegrip kunnen vervangen en voor geheel Europa met 27 landen bruikbaar zal zijn.

Ik had de minister wel willen steunen in haar idee om de minstbedeelden over te laten aan de nationale politiek.

Diervriendelijk doden is een contradictio in terminus. Het meest diervriendelijke is uiteraard niet doden. Onzinnig in dit verband is de term humane behandeling. Sinds wanneer slachten wij mensen? Ik sta uiteraard wel achter het streven om het doden zo snel mogelijk en zonder onnodige pijn en lijden uit te voeren. Nederland klopt zich altijd op de borst over de vooraanstaande rol in de agro-industrie en dan is het volkomen terecht om bij het slachten voorop te lopen en de misstanden uit te bannen. Als de EU een belemmering is, dan moeten wij dat als lidstaat zelf aanpakken en ons niet verschuilen achter EU-regels. De gebrekkige werking van de elektrocutie in een waterbad is al langer bekend. In het algemeen overleg daarover heb ik gewezen op de motie-Van Velzen die gewoonweg niet is uitgevoerd. Uitfaseren klinkt voor mij veel te langdurig. De sector heeft de tijd gehad om over te schakelen en niet uitfaseren, maar verbieden lijkt mij aan de orde. Wanneer komt de minister in Nederland met een duidelijk verbod en hoe verloopt intussen de controle zodat aan de misstanden een eind wordt gemaakt? Welke motie moet de Kamer daarover dan wel aannemen? Misschien een motie van afkeuring als de minister daarnaar solliciteert?

Ik wil iets zeggen over de zuivelprijzen, ook al staat dat onderwerp niet op de agenda. Er zijn in Brussel demonstraties aan de gang. De Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO) is nog steeds afwijzend, maar de Duitse boeren maken wel een punt in Brussel. Is de minister bereid haar standpunt aan te passen?

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. In Duitsland wordt de toelage in juli gegeven en wij doen dat in oktober. Ik wil graag van de minister weten waar het probleem zit. Bij de dienst regelingen of bij de Europese begroting? Wij willen graag zo vroeg mogelijk die toelage toekennen aan de boeren.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Ik complimenteer de minister met haar brief over het per 16 oktober betalen van de volledige bedrijfstoeslag. Ik denk dat de sector daar heel blij mee is.

Ik kom bij de agenda. Daarop staat de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Wij delen de mening van de minister niet dat zij er nog niet van overtuigd is dat er raadsconclusies moeten komen. Het is nu juist een goed moment om te komen tot conclusies over de periode na 2013. De minister zegt bovendien in haar brief dat de conclusies niet vooruit mogen lopen op de discussie over de begrotingsherziening en de financiële perspectieven. Ik kan mij daar iets bij voorstellen, maar ik vind deze uitspraak vreemd, want vorige week werd in het debat door de minister gezegd dat het eerst over de inhoud en dan pas over de euro’s zou moeten gaan. Dat lijkt haaks te staan op de zin die de minister hier uitspreekt. Ik wil graag iets meer horen over hoe de minister aankijkt tegen de raadsconclusies.

De heer Polderman (SP): Voorzitter. Ik heb gezegd dat ik dat verstandig vond en dat het mij juist niet in tegenspraak lijkt met wat de minister eerder heeft gezegd. U gaat er kennelijk vanuit dat de landbouwbudgetten onaangetast moeten blijven, maar dat is net zo goed eerst geld en dan beleid.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Ik heb dezelfde opmerking als de heer Polderman.

Wij zijn ook blij dat het in oktober is. Kunnen wij, indien mogelijk, de Duitse methode toepassen? Is de VVD dit met ons eens?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik refereer aan het debat van vorige week, waarin de minister aangaf dat dat veel problemen zou veroorzaken.

Ik herinner de minister eraan dat men nu moet spreken over de inhoud na 2013. Dat zie ik in de stukken niet terug. Kan de minister aangeven hoe zij tegen de raadsconclusies aankijkt en wat zij een juist moment vindt? Ik denk dat het belangrijk is om de discussie aan te gaan over de stand van zaken in Europa na 2013.

Dan de houtskoolschets. De minister heeft gezegd dat deze goed ontvangen is bij een aantal andere lidstaten. Hoe gaat het debat nu verder? Een aantal lidstaten is waarschijnlijk niet voldoende. Volgt heel Europa onze aanvliegroute? Ik heb het idee dat slechts een klein aantal onze benadering deelt. Ik wil hier graag meer duidelijkheid over.

Er ligt een EC-voorstel voor het beschermen van dieren bij het doden. Ik kan mij in grote lijnen daarin vinden, behalve in de zinsnede dat er een mogelijkheid is dat er nationaal strengere maatregelen kunnen worden genomen. Dat lijkt mij geen goede aanvliegroute. Bij een eerlijk speelveld in de EU moeten de lidstaten de regels niet strenger kunnen maken, ook Nederland niet. Daar hebben wij toch problemen mee.

Er is al even gesproken over het quotum. Ook wij zijn bezorgd over de discussie in de EU over de verruiming van het jaarlijkse quotum. Komt dit ter sprake in de wandelgangen en hoe staat de minister hierin? Houden wij onze lijn vast en hoe verloopt dit richting 2015?

Wij hebben vernomen dat diverse Europese lidstaten allerlei maatregelen nemen om hun boeren tegemoet te komen. Duitsland heeft miljoenen ter beschikking gesteld en Frankrijk heeft nu een melkprijs gegarandeerd van € 0,28 per liter. Ook Ierland heeft aangekondigd de vee- en vleessector tegemoet te komen. Dit lijkt op een concurrentieslag en geen eerlijk speelveld. Gaat de minister hierover het debat aan? Het kan niet zo zijn dat bepaalde lidstaten melkprijsgaranties afgeven, want dat zou afwijken van het Europese speelveld.

In de conclusies van de vorige raad wordt gesproken over een schadevergoeding voor schade die veroorzaakt is door onder de Vogel- en Habitatrichtlijn (Habitatrichtlijn) beschermde dieren. Hierbij staat vermeld dat de commissaris «heeft benadrukt geen communautaire steun te willen geven voor dergelijke bedrijfsrisico’s». Ik kan mij voorstellen dat wij niet vanuit de EU schade gaan vergoeden, maar als schade veroorzaakt wordt door een Europese richtlijn, dan moet deze wel vergoed kunnen worden in Nederland.

Het dubbele systeem van boetes en sancties staat niet op de agenda, maar dit systeem kan niet aan ondernemers worden uitgelegd en het loopt enorm in de papieren. Ik wil hier graag van de minister duidelijkheid over.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik heb een vraag over diervriendelijk doden. Ik denk dat het juist een voordeel kan zijn als lidstaten strengere maatregelen kunnen nemen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik kan uw stellingname ondersteunen, maar ik ben bezorgd over de vrijheid om af te wijken want hierdoor kunnen nog strengere regels ontstaan. Ik wil dat de concurrentieverhoudingen in beeld blijven.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik heb een klein compliment voor de minister, want de Partij voor de Dieren is natuurlijk blij met de inzet van de minister voor het creëren van mogelijkheden voor lidstaten om strengere maatregelen te nemen voor slachtmethoden. Dat is nodig om de door de Kamer geuite wens van elektrisch bedwelmen uit te faseren en te verbieden. Hoe groot acht de minister de kans dat deze ruimte wordt verkregen? Hoe wil de minister in Nederland het verbod op het waterbad wettelijk verankeren, gezien haar uitspraken over wat er mis is met het vooropstellen van de kwaliteit van het vlees bij het vaststellen van slacht- en dodingsmethoden? Het welzijn van de dieren moet voorop staan.

Dan de kwaliteit van agrarische producten. De minister spreekt mooie woorden over de wens van Nederland om de voedselproductie en -consumptie te verduurzamen en hierop binnen Europa in te zetten met respect voor mens, milieu en dier. Hiervan zien wij in Nederland weinig terug en ik ben bang dat het ook binnen de EU blijft bij mooie woorden en weinig daden. Welke criteria zullen worden gehanteerd voor etikettering van bijvoorbeeld dierlijke producten als het gaat om dierenwelzijn? Gaat het om neutrale feitelijke informatie of wordt een logo gebruikt waar de consument een goed gevoel van krijgt omdat het als duurzaam is bestempeld? Ik herinner aan de beelden van lachende varkens en andere vrolijke dieren bij slachterijen. Als dat de lijn van de minister is, dan neem ik daar grote afstand van. Er moet feitelijk en neutraal geïnformeerd worden zonder invulling van de term duurzaam. Graag een reactie van de minister. Wij pleiten voor etikettering van producten die tot stand zijn gekomen met genetische manipulatie, zodat hier duidelijkheid over bestaat.

Ik vind het vervelend dat de gewasbeschermingsmiddelen als A-punt behandeld worden, want de meningsverschillen over het uitfaseren van verschillende stoffen zijn heel groot. Ik hoop dat het milieubelang voorrang krijgt en dat dat binnenkort ook gebeurt met andere gevaarlijke hormoonverstorende bestrijdingsmiddelen zoals glyfocaat.

Dan het Comité voor Duurzame Ontwikkeling. De minister heeft een aantal uitgangspunten in de brief genoemd. De meest opvallende vond ik dat klimaatmaatregelen geen negatieve gevolgen mogen hebben voor de wereldvoedselvoorziening. Dat lijkt mij goed. Andersom geldt ook dat onze voedselproductie geen negatieve invloed mag hebben op het klimaat. Eerder deze week hebben wij met de minister van LNV en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ontwikkeling en Milieubeheer (VROM) in bredere zin gesproken over het duurzaamheidsbeleid en het klimaatbeleid. Landbouw heeft wel degelijk een plaats in de klimaatonderhandelingen, maar in de manier waarop het wordt ingevuld, heb ik nog niet veel vertrouwen. Tijdens dat overleg heb ik ingebracht dat verschillende wetenschappers vooral een krimp van de veestapel en een goed landmanagement voorstellen om in te brengen in de klimaatonderhandelingenen. Ik dring hierop aan.

Wat gaat de minister doen aan de verduurzaming van eiwitconsumptie? Gaat zij dat actief bepleiten?

Wij zijn ontevreden met de brieven over de Dierproevenrichtlijn. Ik wil het debat eigenlijk voeren met deze minister en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). De brief lijkt gedicteerd te zijn door de farmaceutische industrie en de wetenschap. Ik herken alle argumenten en ben er diep over teleurgesteld. Ik denk dat wij op een ander moment hier een diepgaand debat over moeten voeren. Kan de minister er misschien iets over zeggen?

De heer Atsma (CDA): Voorzitter. Ons zijn de acties die op dit moment in Brussel gevoerd worden, niet ontgaan. De top die de komende dagen in Brussel gaat plaatsvinden, is hiervoor de aanleiding en niet zozeer de Landbouwraad.

Ik blijf even bij de zuivelproblematiek. Het gelijke speelveld in de EU lijkt verschillende afmetingen te krijgen. Wij willen dat de uitgangspunten overeind blijven en dat er geen renationalisatie in welke vorm dan ook komt en dus ook geen verkapte of directe steun aan sectoren in bepaalde landen. Collega’s hebben al gewezen op ontwikkelingen in Frankrijk met een gegarandeerde melkprijs. Dit heeft te maken met de wetgeving in Frankrijk die bepaalt dat niet beneden de kostprijs mag worden verkocht. Dit is sympathiek, maar mag niet leiden tot een ongelijk speelveld. Binnen Frankrijk zijn ook weer verschillen zichtbaar, zoals in Bretagne waar een extra plus op de melkprijzen wordt gegeven door de zuivelfabrieken. Dat leidt terecht tot een groot aantal vragen.

Wij hebben vorige week uitgebreid gesproken over Duitsland waar tot een versnelde uitbetaling van de toeslagrechten wordt overgegaan. Wij complimenten de minister met de versnelde uitbetaling van het volle pond in oktober. De methode van de Duitsers leidt alleen maar tot extra administratieve lasten. Daar zitten de boeren niet op te wachten.

De heer Polderman (SP): Voorzitter. Het CDA is met ons van mening dat wij eigenlijk moeten streven naar een garantieprijs die niet onder de kostprijs zit. Nu andere landen dat in de praktijk brengen, blijft het CDA van mening dat de minister moet blijven vasthouden aan de regels zoals deze zijn afgesproken en de boeren moet blijven confronteren met een productie onder de kostprijs. Is het CDA met ons van mening dat hierin nu een beweging moet komen en dat moet worden gekeken naar herstel van het speelveld door ook in Nederland de kostprijs te garanderen?

De heer Atsma (CDA): Wij vinden dat de minister eerst alle steunmaatregelen van de lidstaten met haar collega’s in Brussel op een rij moet zetten. Als een land de afspraken schendt, dan moet daarop worden gewezen. Ik vraag de minister of de maatregelen in Frankrijk wellicht te maken hebben met de Franse wetgeving. Nu een zuivelfabriek in Bretagne waarschijnlijk tijdelijk een opslag op de zuivelprijs betaalt, dan betekent dit dat de boeren later de rekening gepresenteerd krijgen. Ik ben benieuwd naar het oordeel van de minister. Het komt uit de lengte of uit de breedte.

De heer Polderman (SP): Ik constateer dat volgens het CDA Nederland het braafste jongetje van de klas moet blijven.

De heer Atsma (CDA): Omdat de land- en tuinbouw in Nederland wereldspeler is, hebben wij meer belang bij een gelijk speelveld in Europa en de wereld. Daarop moet de overheid en dus de minister toezien. Ik kan mij niet voorstellen dat collega’s in deze zaal andere gedachten zouden hebben.

Ik sluit mij aan bij de woorden van collega Snijder over de dodingsmethoden van pluimvee. Ook hier geldt dat nationale koppen niet mogen leiden tot achterstelling van de nationale bedrijvigheid. Het zou snel kunnen leiden tot een nationale kop, maar dat willen wij niet want dit doorkruist het speelveld waar de pluimveesector absoluut onderdeel van is en moet blijven. Wij delen de woorden van mevrouw Jacobi over het feit dat Europa moet doen wat noodzakelijk is. Wij delen niet het standpunt dat in Nederland moet worden gedaan wat mogelijk is.

Wij hebben al uitgebreid gesproken over de less favoured areas. Nederland heeft 233 000 hectare in verschillende gebieden benoemd. Dit is een plus voor de ondernemers die werken in gebieden met een natuurlijke handicap. Vorige week heeft de minister drie gebieden benoemd in het noorden: de Friese Wouden, het Westerkwartier en Middag Humsterland in Groningen. Wij hebben al eerder aangegeven dat ook de Waddeneilanden en in het bijzonder Texel in beeld moeten komen. De criteria zijn nog onduidelijk. Wij steunen de inzet van de minister op dit punt.

Bij de etikettering van agrarische producten waarschuwen wij de minister voor het feit dat herkomstetikettering ook risico’s met zich meebrengt, zoals verstoring van markten. Dat kan negatieve effecten sorteren voor Nederland als exportland. Uit de brieven blijkt dat de minister dat ook wil voorkomen. De etikettering moet in de eerste plaats gaan over de gezondheid en kwaliteit. Wij vinden het minder relevant waar het product in de EU is geproduceerd.

Ik kom bij de zorgen over de toelating van gewasbeschermingsmiddelen. Wij gaan ervan uit dat de minister de nationale zorg deelt en dat geldt niet alleen voor tulpen, maar ook voor de aardappelsector. Men maakt zich hier zorgen over het mogelijk verbod van bepaalde middelen.

Wij hebben moeite met de wijze waarop het Legkippenbesluit naar de Kamer is gekomen en wat de consequenties daarvan zijn. Als wij kippenhouderijsystemen gaan verbieden, dan lopen wij voor de Europese muziek uit. Dat kan alleen als de ondernemers die schade ondervinden, schadeloos worden gesteld. In de plannen die er nu liggen, komt dit onvoldoende naar voren. Wij overwegen op dit punt via een motie een uitspraak te doen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): De opmerking dat wij voor de Europese muziek uit zouden lopen, stoort mij nogal. Ik wil graag van de heer Atsma weten in hoeveel andere Europese landen er legbatterijen met een behangetje zijn. Als wij in 2012 in Europa van de legbatterijen af zijn en in Nederland kunnen wij nog negen jaar doorgaan met verrijkte kooien, legbatterijen met een stokje erin, hoe ver lopen wij dan voor de muziek vooruit?

De heer Atsma (CDA): Voorzitter. Wij hebben deze minister meerdere malen gewezen op de signalen van de Europese Dierenbescherming aan de Kamer over het niet naleven van het verbod op legbatterijen in met name de zuidelijke lidstaten. De minister heeft toegezegd haar collega’s hierop aan te spreken. De Kamer heeft in een onbewaakt ogenblik in meerderheid gezegd dat het systeem uitgefaseerd zou moeten worden voordat de systemen zijn afgeschreven. Als men hiervoor kiest, dan moet er geld bij geleverd worden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Het gaat niet om de legbatterij sec, het gaat om de legbatterij met een behangetje. Hoeveel van die kooien staan er in Europa waardoor uw stelling dat wij voor de Europese muziek uitlopen, hard gemaakt kan worden?

De heer Atsma (CDA): Nederland gaat een systeem verbieden, en dan praat ik niet over legbatterijen, maar over de kooihuisvesting. Wij hebben daar eerder over gedebatteerd. Als men overweegt te stoppen, moet dat eigenlijk in Europees verband gedaan worden. De Kamer heeft op een onbewaakt ogenblik besloten om voor de Europese muziek uit te gaan lopen. Dan moet er ook geld bij geleverd worden aan boeren die gedupeerd zijn.

Ik wil de minister complimenteren met haar standpunt over het niet verder afromen van de toeslagen als het gaat over het Europese landbouwbeleid. Het zou een steek in de rug zijn als fracties de komende weken een motie indienen met de strekking om de modulatie fors te verhogen. Hierdoor wordt geld bij de boeren weggehaald en in een grote pot gegooid. Dat staan de economische omstandigheden niet toe.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Waar haalt de heer Atsma de laatste conclusie vandaan?

De heer Polderman (SP): Ik neem afstand van de opmerking van de heer Atsma dat de Kamer in een onbewaakt ogenblik een besluit heeft genomen met de motie over de legbatterijen. Waar haalt hij deze opmerking vandaan? Dat is een diskwalificatie.

De heer Atsma (CDA): Ik heb eraan toegevoegd dat er even niet goed is nagedacht en als u wel hebt nagedacht over het steunen van de motie, dan is het des te erger want dan is er bewust voor gekozen om de ondernemers op achterstand te zetten.

De vraag van collega Snijder is wel degelijk aan de orde. Vorige week is 10% extra modulatie aangekondigd door een tweetal fracties. Gisteren is de plenaire afronding van het health checkdebat aangevraagd en dat betekent dat er een motie komt met een voorstel om 10% extra af te romen. Dat is een steek in de rug wanneer dat doorgaat.

Minister Verburg: Voorzitter. Mijn dank voor de waarderende woorden van de meeste Kamerleden voor sommige onderdelen van mijn standpunten.

Over de raadsconclusies van de informele Landbouwraad in Brno merkt mevrouw Snijder juist op dat ik in het verkiezingsdebat op 3 en 4 juni heb gezegd dat eerst de inhoud en dan de euro’s aan de orde komen. Ik heb dat ook bedoeld op pagina 2 van mijn brief en ik citeer: «Bovendien mogen de conclusies niet vooruitlopen op de discussie over de begrotingsherziening en de financiële perspectieven 2014–2020». In Brno hebben wij tijdens een informele Landbouwraad gesproken over de periode na 2013. Hierover hebben wij al eerder met elkaar gesproken en dat moet ook kunnen tijdens een informele Landbouwraad. Dat doe je niet zomaar in een vergadering, daar heb je langere tijd voor nodig. De Kamer stelt terecht vragen over hoe het nu verder gaat met de houtskoolschets. Hoeveel Europese lidstaten zijn al over de streep getrokken voor een dergelijke invulling van de nieuwe gemeenschappelijke landbouwperiode? Dan ga je niet over een nacht ijs. Je weet een ding zeker, je gaat afstappen van de historische referenties en je zoekt naar nieuwe referentiepunten. Dat moet zodanig zorgvuldig gebeuren, dat de boeren ook na 2013 daarmee vooruit kunnen. Ik heb de conclusies zelf nog niet kunnen zien, maar deze moeten zodanig zijn dat eerst de inhoud en dan de euro’s aan de orde komen. Hierop zullen de conclusies beoordeeld worden en dit is de lijn die in het kabinet is afgesproken. De heer Polderman veronderstelt dat er sprake is van verschillen in opvatting binnen het kabinet. Ik kan de heer Polderman geruststellen, want die zijn er niet. Het kabinet spreekt met één mond, maar het geluid is misschien een keer iets anders. Dat heb ik al vaker uitgelegd. Het kabinet spreekt echt met een mond en over de Kamer gaat u zelf. Daar treed ik niet in. Ik ken mijn positie ter zake. Dat geldt ook voor andere belangrijke thema’s en terreinen, want de financiële perspectieven gaan niet alleen over het gemeenschappelijke landbouwbeleid, maar ook over andere zaken. Het kabinet heeft gezegd dat ook bij de andere belangrijke thema’s eerst de inhoud met elkaar wordt vastgesteld. Vervolgens wordt bepaald hoe wordt omgegaan met de budgettering. Dat betekent dat ik de conclusies van het Tsjechische voorzitterschap daarop zal beoordelen.

Alle fracties hebben gesproken over de zuivelmarkt. Vorige week hebben wij vrij uitvoerig stilgestaan bij de mogelijkheid die inmiddels is bevestigd door de Europese Commissaris, mevrouw Fisher Boel, om vanaf 16 oktober, op voorwaarde dat alle controles zijn uitgevoerd, voor 100% uit te keren. Formeel 70% in het kader van een voorschot en 30% in de vorm van een lening tegen een commerciële rente. Via de deminimusregel kunnen wij tegemoet komen aan die rente. Dat betekent dat wij ten opzichte van de plannen in Duitsland kiezen voor een overzichtelijke aanpak van uitbetaling in één keer voor 100% voor die boeren en bedrijven waarvoor de controles zijn uitgevoerd. Dan hebben wij niet te maken zoals in Duitsland met de noodzaak voor een eigen keuze van een ondernemer om zelf een lening af te sluiten bij een commerciële bank tot dit najaar of voor een periode van drie of vier jaar. De boer moet hiervoor zelf in actie komen. Het gaat toch ook om de charme van de eenvoud en de uitvoeringsmogelijkheid. Ik herhaal hier nog maar eens dat wij alles op alles zetten om aan deze boeren en boerinnen die tijdig hun gegevens hebben doorgegeven en waarvan de controles zijn afgerond, zo snel mogelijk te gaan uitbetalen vanaf 16 oktober. De Kamer heeft daar ook steeds om gevraagd. Ik heb daar begrip voor gehad, maar gezegd dat het niet zo eenvoudig is, omdat wij daar met Brussel nog uit moeten komen. Ik dank voor de complimenten voor het verkrijgen van die mogelijkheid. Dat was niet zomaar iets.

De heer Polderman heeft gevraagd of ik anders ben gaan denken over het zuivelbeleid. Het antwoord is nee. Het quoteringssysteem is niet het probleem op dit moment. Europabreed zit men 4% onder de toegestane hoeveelheid melk, dus dan is duidelijk dat het probleem niet zit in de verruiming van de quota. Ik denk dat die argumentatie heel snel onderuit gehaald wordt. Ik zou het liefst willen en dat willen wij allemaal, dat boeren op korte termijn weer een fatsoenlijke prijs krijgen voor hun melk. Het is op den duur niet uit te houden om zo’n lage prijs voor je melk te krijgen. Ook de agrarische sector heeft wereldwijd voluit te maken met de economische crisis en de gevolgen daarvan. Dat is niet alleen in Europa zo, maar daar is wereldwijd sprake van. Ook boeren in de Verenigde Staten en uit Nieuw-Zeeland en Australië hebben daarmee te maken. De vooruitzichten op middellange en lange termijn zijn echter positief. Ook andere sectoren hebben te maken met tegenvallende inkomens, met uitval van opdrachten. Ook nationaal hebben wij te maken met groei van de werkloosheid. Zo heeft ook de agrarische sector nu voluit te maken met deze economische crisis. Dat is hard en dat bijt, maar de middenlange en langere termijnperspectieven zijn positief. Daarom wil ik niet voor de korte termijn afspraken maken of sleutelen aan afspraken die pas in november 2008 gemaakt zijn en zal ik in de EU blijven pleiten voor een gelijk speelveld en vasthouden aan de health check afspraken. De afspraken zijn gemaakt omdat in 2015 met het quoteringstelsel gestopt wordt. Nederland heeft een grotere verruiming van het quotum van 2 tot 3% per jaar nodig om de zachte landing van dit systeem in 2015 mogelijk te maken. Dat betekent overigens niet dat het quotum gehaald moet worden. Ik zal mij sterk maken om niet nu vanwege de korte termijnargumentatie het langere termijnperspectief en dus ook het toekomstperspectief van heel veel boeren op het spel te zetten. Ik zou dat onzorgvuldig vinden. Ik vind dat wij dat niet moeten doen. Dat zal mijn inzet zijn. Aanstaande donderdag en vrijdag wordt de Europese top gehouden. Ook de minister-president zal desgevraagd deze lijn uitdragen en benadrukken bij de EC dat aan het gelijke speelveld moet worden gedacht. Op de tweede plaats zal worden vastgehouden aan de afspraken die gemaakt zijn tijdens de health check onderhandelingen.

De heer Polderman heeft vragen gesteld over renationalisatie. Dat is op dit moment en ook niet na 2013 een verstandige lijn. Er zijn heldere afspraken gemaakt in de health check over de mogelijkheden van pijler 1 en 2 en over het wel of niet verder afromen van de bedrijfstoeslagen in het kader van artikel 68. Afromen via artikel 68 zou onverstandig en cynisch zijn als wij zeggen dat wij alles moeten doen om de boeren die het vreselijk zwaar hebben, de bedrijfstoeslag uit te betalen.

De wetgeving voor de bescherming van dieren tijdens het doden wordt in de EU herzien. Vorig jaar hebben wij onze eigen inzet aan de Kamer kenbaar gemaakt via het Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC)-fiche. Het Tsjechische voorzitterschap probeert tot een akkoord te komen. In de aanloop naar het akkoord is veel gebeurd. Nederland maakt zich sterk voor heldere doelvoorschriften en geen middelvoorschriften. In het nieuwe voorstel zijn nieuwe bedwelmingsmethoden opgenomen inclusief de gebruiksvoorschriften en hiermee hebben wij uitvoering gegeven aan de toezegging in de Nota Dierenwelzijn. Met een aantal gelijkgezinde lidstaten hebben wij gezorgd voor een verbetering van een aantal technische elementen in de uitvoering. De gebruiksvoorschriften bij diverse bedwelmingsmethoden zijn nauwkeuriger en helder en scherp gedefinieerd. Ik heb de Kamer dat eerder toegezegd. Er zijn nog twee aandachtspunten, waaronder de waterbadmethode. De onderzoeksresultaten van de Animal Sciences Group die de Kamer heeft ontvangen, heb ik ook verspreid onder de lidstaten. Ik heb deze toegestuurd aan de EC, het voorzitterschap en ook aan de Food and Veterinary Office (FVO)-inspectie. Eind april heb ik een brief geschreven aan commissaris Vassiliou en heb haar gevraagd om een Europees verbod op de waterbadmethode. Hiervoor bestaat op dit moment onvoldoende steun in Europa, wat ik heel jammer vind. Nederland is wel tegemoet gekomen door de bepaling dat er niet later dan in 2015 een evaluatie komt van de huidige toepassing van het elektrisch waterbad. Dat is het maximaal haalbare op dit moment. Dat heb ik ook aangegeven in mijn brief van 29 april aan de Kamer. De Nederlandse onderzoeksresultaten kunnen dienen als input voor de evaluatie. Door in Nederland aan te tonen dat het overstappen naar een alternatieve bedwelmingsmethode haalbaar en effectief is, kan Nederland andere lidstaten overtuigen van de mogelijkheid van een Europees verbod. Nederland neemt op dit punt een koploperspositie in. Het laatste deel van de onderhandelingen verliep moeizaam. Wij hebben onze wensen helder op tafel gelegd. Daarom heb ik op 10 juni nog een telefoongesprek gevoerd met commissaris Vassiliou omdat wij echt willen komen tot een verbod op het waterbad. Ik heb haar verzocht zich hier volledig voor in te zetten en om de evaluatie zo snel mogelijk uit te voeren op het moment dat de alternatieve methoden gevonden zijn en op hun waarde kunnen worden beoordeeld. Er bestaat op dit moment nog geen werkbaar alternatief voor de elektrische bedwelming voor de middelgrote en kleine slachterijen. Dat betekent dat het slachten van dieren zich zou gaan verplaatsen naar de buurlanden waar het bedwelmen met de waterbadmethode wel is toegestaan. Dat betekent weer een verslechtering van het dierenwelzijn, want hierdoor zou extra transport plaatsvinden naar de buurlanden en dat levert geen verbetering op. Bovendien zal de behoefte van de sector om een alternatief te gaan bedenken, sterk afnemen als ik nu al met een verbod kom. Ik vind wel dat de sector zelf de verantwoordelijkheid moet nemen en ik houd de sector daaraan. Ik moet hier onderstrepen dat die eigen verantwoordelijkheid op deze manier ook genomen wordt en wordt waargemaakt. Ik vind dat zeer te prijzen. Het is tegelijkertijd nodig om het alternatief in werking te zien om de discussie in de EU te kunnen voeren over de uitfasering van het waterbad. Dat kan niet op korte termijn, maar wel op de meest korte termijn.

Ik heb de Kamer een brief geschreven over het Legkippenbesluit. De Kamer heeft een motie aangenomen, die ik zal uitvoeren. Als de Kamer eventueel nog een wijziging wil aanbrengen, dan is dat aan de Kamer.

Ik ondersteun de Europese initiatieven op het gebied van etikettering van dierenwelzijn. Ik ben blij dat in de Landbouwraad van mei de EC heeft toegezegd de mogelijkheden te verkennen voor een verplichte en vrijwillige etikettering rond dierenwelzijn. Dan kan een zorgvuldige afweging worden gemaakt. Het is ook mogelijk om op etiketten in Nederland aan te geven op welke wijze Nederlandse producenten en verwerkers in de keten verdere stappen ondernemen op het gebied van dierenwelzijn, zoals het verdoofd castreren, om de consumenten bewust te maken en te informeren over de extra stappen die worden gezet op dat gebied, maar dat is een zaak van de voedingsmiddelensector zelf.

Dan het Groenboek kwaliteit agrarische producten. Het garanderen van voedselkwaliteit en veiligheid is essentieel, ook na 2013. Dat is een belangrijke verantwoordelijkheid. Ik vind het goed dat het Tsjechisch voorzitterschap dit punt voortvarend oppakt. Het gaat hier met name over de kwaliteit van voedsel en ik ondersteun de EC om te komen tot een vereenvoudiging en harmonisering van het kwaliteitsbeleid, dat ook kan bijdragen aan het bevorderen van marktconformiteit en het verminderen van handelsbeperkingen. Daar is nog wel wat te winnen. Ik stem in met het voorstel om te komen tot een algemene basis voor handelsnormen met verplichtende regels. Ik heb benadrukt dat Nederland alleen voor verplichtende regels kiest als vrijwillig echt niet mogelijk is. Dus vrijwillig waar het kan, verplicht waar het niet anders is en waar het dus moet. Bovendien moet worden voorkomen dat deregulering die reeds is doorgevoerd bij groente en fruit, weer wordt teruggedraaid. Dat levert jojobeleid op en dat moeten wij voorkomen. De EC wil verkennen op welke terreinen een «place of farming» label toegepast zou kunnen worden. Ik ben voorstander van vrijwillige herkomstaanduiding, tenzij de consument misleid dreigt te worden, zoals is aangegeven in de Verordening inzake voedselinformatie aan consumenten. Ik steun de EC om te komen tot een vereenvoudiging van het systeem van geografische benamingen en een verkorting van de registratieprocedure. Dat is nu een «hell of a job». Als dat korter en handiger kan, dan is dat positief voor een extra deelname en inzet voor een aantal Nederlandse producten en van een aantal Nederlandse producenten.

Ik moedig het streven aan om te komen tot een verduidelijking van de relatie tussen verschillende soorten intellectuele eigendomsrechten, met name de verhouding tussen geografische aanduiding en handelsmerken. Daarnaast heb ik als aandachtspunt de bescherming van de enige Nederlandse geografische traditionele specialiteit, namelijk boerenkaas. Ik ondersteun het ontwikkelen van richtsnoeren voor nationale en private certificeringsystemen op basis van good practices om verwarring bij consumenten tegen te gaan.

Ik ben van mening dat consumenten bereid zijn om te betalen voor kwaliteit. Ik vind hardleersheid geen verstandige eigenschap. Ik hang die eigenschap totaal niet aan in die zin dat ik wil leren van opgedane ervaringen. Rond de organische landbouw hebben wij een keer een prijsexperiment gedaan voor de consument. Dat was bedoeld om het voor de consument aantrekkelijk te maken om tegen gereduceerde prijzen te kiezen voor biologische producten. De evaluatie van dit experiment heeft ertoe geleid dat wij snel gestopt zijn met dit experiment want dit had niet de impact die de heer Polderman nog steeds veronderstelt. Ik zou zeggen, zet het uit uw hoofd, zet ook uit uw hoofd dat de overheid de prijzen gaat bepalen in de markt, zet het alstublieft uit uw hoofd. Ik weet niet wat voor ambities u allemaal hebt, maar dit werkt in ieder geval niet. En leren van het verleden, naar de toekomst kijken is altijd verstandiger, mijnheer Polderman.

Ik vind het Europese schoolfruitprogramma prima. Ik heb inmiddels een voorstel van private partijen ontvangen die 1,25 mln. bij elkaar proberen te krijgen en de EC legt er 1,25 mln. bij. Dat is totaal 2,5 mln. en dan kan er het nodige gebeuren en dat past ook in het programma van collega Klink en van mijzelf. Wij werken daar prima in samen.

Ik wil graag een andere naam hanteren voor de less favoured areas. De term maatschappelijk waardevolle gebieden moet nog wel even doorgevoerd worden in Europa, maar daar werken wij aan. Nederland heeft op dit moment in de categorie die nu ter discussie staat, geen gebieden, maar in het kader van de health check hebben wij de maatschappelijk waardevolle gebieden aangewezen. Indien mogelijk, haken wij aan bij de nieuwe criteria.

Ik ga over naar de gewasbescherming. Dit punt staat op de agenda en wij gaan besluiten over de werkzame stoffen die op de Europese markt goedgekeurd worden om te gebruiken in gewasbeschermingsmiddelen. De EC stelt vier stoffen voor die niet mogen worden toegelaten. Het College Toelating Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden dat in Nederland verantwoordelijk is voor nationale toelating, is van mening dat vier van de zeven stoffen niet veilig genoeg zijn om toe te laten. De consequenties hiervan zijn voor Nederland beperkt. De heer Atsma vraagt of wij hier het risico lopen dat bepaalde teelten niet meer mogelijk zijn. Ik zal niet toestaan dat op grond van dit soort voorschriften er ook maar één teelt, of dat nu de tulpen- of rozenteelt is of een andere teelt, uit Nederland zou moeten verdwijnen. Naast de consequenties voor het milieu noem ik ook de gezondheid, want ik vind wel dat de gewasbeschermingsmiddelenindustrie moet blijven zoeken naar nog vriendelijker alternatieven, want verduurzaming speelt ook een rol in deze sector.

Over de kievitsmoord is mijn Franse collega het antwoord nog schuldig. Ik weet overigens niet of hij nog mijn collega is. Hij was lijsttrekker voor een partij in Frankrijk voor de Europese verkiezingen en hij is in ieder geval al in het EP gekozen. Hij moet nog wel zijn belofte inlossen om aan te geven wat men in Frankrijk met de vanneau, onthoud die naam, gaat doen. De Engelse naam is lapwing. Dit heeft tot een behoorlijk wandelgangengesprek geleid, waarbij zelfs de foto van de vanneau en de lapwing aan de orde zijn geweest. Mocht hij nog andere aspiraties hebben in Europa, dan zal hij eerst een helder en tevredenstellend antwoord moeten geven over de kieviten, de lapwings dan wel de vanneau. Dat zullen wij afspreken.

Over de terugkoppeling van de CSD moet ik onderstrepen dat deze commissie nummer zeventien belangrijke stappen voorwaarts heeft gezet op het gebied van duurzame landbouwontwikkeling. Wij hebben wereldwijd met diverse crisissen te maken, zoals de energie- en voedselcrisis naast de economische crisis. Daarom is het belangrijk dat de rol van de landbouw niet alleen wordt beoordeeld als onderdeel van het probleem, maar dat er ook een wijziging in waardering en waarneming en ook inzet plaatsvindt richting de landbouw als onderdeel van de oplossing voor de landbouw- en plattelandsontwikkeling. Wij zijn volop bezig, ook in de aanloop naar Kopenhagen, met wat de landbouw kan betekenen voor de vitaliteit van het platteland en de productie van duurzame biobrandstoffen op voorwaarde dat deze niet concurreren met de productie voor voedsel. Er bestaat inmiddels een tweede generatie biobrandstoffen. Al dat soort hernieuwbare energie moet in de aanloop naar Kopenhagen zijn beslag krijgen. Op 1 juli vindt hierover een apart algemeen overleg plaats.

Het kabinet is alert op de verduurzaming van de plantaardige en dierlijke eiwitten zodat de wereld over dertig jaar ook nog duurzaam gevoed kan worden.

Dan de schade aan gewas door wolven en beren. Dit was een verzoek van Finland en plotseling bleek dat er in veel Europese landen wolven en beren zijn. Dat is de reden waarom wij ze in Nederland niet moeten hebben. Dit is wel een gangbare Europese werkwijze, want anders zouden wij niet ons Faunafonds moeten gebruiken voor de schade die ganzen veroorzaken.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Dat was mijn vraag. Het was mij niet helemaal duidelijk uit de context. Het blijft zo dat wij als lidstaat zelf kunnen besluiten dat, als er schade is uit de Habitatrichtlijn, wij die zelf kunnen vergoeden. Daar ging het mij om.

Minister Verburg: Wij moeten de spelregels hanteren. Als voorbeeld noem ik dat wij de schade veroorzaakt door ganzen, moeten vergoeden via het Faunafonds. Die schade loopt overigens wel op. Wij moeten een keer iets anders bedenken voor de ganzen. Ik herinner aan mijn voorstel van 1 april aan deze Kamer. Ik kom hier nog een keer op terug.

Er is al veel gesproken over het dubbele effect van de Nederlandse boete voor overtreding en de korting op Europese steun als men zich niet houdt aan de Europese normen. Dat is de essentie van de cross compliance. Op dit punt streven wij enige vereenvoudiging na zodat deze uitvoerbaar en handhaafbaar is.

Ik neem voor kennisgeving aan dat mevrouw Ouwehand met de minister van VWS wil spreken over de Dierproevenrichtlijn.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Ik ben het met veel punten eens, ook dat zij de Franse collega de pin op de neus zet. Ik ben wel benieuwd onder welke voorwaarden hij naar het EP mag.

De heer Atsma schetst een beeld van zwaar weer voor de boeren en de onbetamelijkheid van de afroming van 1%. Veel boeren zitten te wachten op andere systemen als het gaat over de toelage, zoals de boeren die in het agrarisch natuurbeheer en landschap actief zijn en in bijzondere gebieden tegen Natura 2000 aan zitten. Ik denk dat wij de boeren en het landschap dichter bij elkaar moeten brengen. Veel toelagen komen op dit moment niet bij boeren en grote bedrijven terecht. Ik wil graag alle boeren goed in beeld houden. Ik wacht het debat hierover af. Wij hebben de verplichting om hen perspectief te geven. Het is een verhaal van boer en natuur samen. Ik wil het CDA erop wijzen dat het ook niet morgen gebeurt, maar pas volgend jaar en verder. Het lijkt erop dat mensen die niet het standpunt van het CDA huldigen, niet normaal zijn en niet deugen. Ik wil hier een nuance aanbrengen. Het is jammer dat dit punt eenzijdig belicht wordt.

De heer Polderman (SP): Voorzitter. De minister heeft bezworen dat er in ieder geval in het kabinet geen verschil van mening is. Ik heb Bos horen zeggen wat hij gezegd heeft en ik constateer dat het goed gaat in de coalitie op dit punt. Als oppositie tel ik mijn zegeningen en ik wacht wel af wat er over dit gemeenschappelijk landbouwbeleid gezegd gaat worden. Over de zuivelmarkt herhaalt de minister het bekende standpunt, namelijk dat het probleem niet in de quotering zit en dat de vrije markt het moet oplossen. Ik hoor van de boeren een ander verhaal en zij vragen om een faire prijs en zorg voor de regulering en een ingrijpen van de overheid bij de voorraden en de quotumdiscussie. Het is onverstandig om de quotering af te schaffen, want met name jonge boeren die fors geïnvesteerd hebben met veel geleend geld, hebben nu grote financiële problemen vanwege de lage prijzen. Oudere boeren werken traditioneel en hebben weinig investeringen gedaan. Dat lukt nog wel en die kunnen het nog wel volhouden. Het zijn met name de jonge boeren die vooruit willen en nu in de problemen zitten. Hun oplossing is: quotering en zorgen voor een faire prijs. Als de minister haar oor te luisteren legt bij de protesterende actievoerders in Brussel, vangt zij misschien toch nog andere geluiden op. Ik blijf hopen dat de minister daar nog een keer naar gaat luisteren.

Het is jammer dat de minister niet streng wil optreden bij de dodingsmethoden. Hierdoor worden volgens de minister de kippen naar het buitenland gebracht, maar hoe realistisch is het beeld dat dieren dan naar het buitenland getransporteerd zouden worden? Er moeten strenge eisen aan het transport gesteld worden zodat dat voorkomen of teruggedrongen wordt. De dierenwelzijnseisen mogen een tandje strenger worden.

Ik ben blij dat de wensen van het EP over de etikettering van voedsel gerespecteerd worden.

De maatschappelijke kosten worden niet in de prijzen van de reguliere producten verdisconteerd zoals vervuiling en waterbelasting en bij biologische producten is dat wel het geval. Daardoor ontstaat oneerlijke prijsconcurrentie. Dat verschil komt niet voldoende tot uitdrukking.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Ik verwacht dat de minister een discussie gaat voeren over het (on)eerlijke speelveld. Hoe zit het precies met de prijsgarantie van € 0,28 in Frankrijk?

Wij willen absoluut niet afromen want daarmee tref je alle boeren, ook boeren in gebieden waar extra geld naar toe gaat. Eerst haal je het eraf en daarna breng je het op een andere manier weer terug. Dat lijkt mij ook geen goede zaak.

Ik ben bezorgd over de less favoured areas. Wij zitten op een geheel andere context. Als andere landen compensaties voor echt natuurlijke handicaps handhaven, dan wordt ons verzoek voor de waardevolle gebieden twijfelachtig. Dit is een aandachtspunt.

Vier van de zeven gewasbeschermingsmiddelen worden verboden en geen enkele teelt zal verdwijnen. Ik hoop dat dat zo blijft. Ik hoor dat er bij de bollenteelt en groenteteelt nog wel zorgen bestaan. Ik hoop dat de minister het bij het juiste eind heeft.

Boetes en sancties worden nog steeds bij elkaar opgeteld. Dat is echt doorgeschoten. Ik hoop dat ik de e-mails die ik hierover heb ontvangen, aan de minister mag voorleggen. Dit treft de bedrijven zwaar. Een sanctie vind ik nog tot daaraan toe, maar als er ook nog een boete die een jaar blijft liggen, wordt opgelegd en ondernemers pas na een jaar horen dat er ook nog een sanctie wat betreft een toeslagrecht overheen komt, dan schrikken zij daar enorm van. Ik vind dat niet kunnen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Het is prachtig dat wij de eiwitproblematiek gaan inbrengen, maar de minister kent mij en ik heb er niet zomaar vertrouwen in dat zij dat precies gaat invullen zoals wij graag zouden zien en in het licht van de duurzaamheid nodig zou zijn. Wij wachten de toezeggingen over de eiwitproblematiek af.

Er spelen meer aspecten een rol bij het verbod op het waterbad. Kan de minister aangeven waarop de voorspelling is gebaseerd dat dieren naar het buitenland worden getransporteerd als hier strengere eisen worden gesteld aan de dodingsmethoden? Een onderbouwing van dergelijke uitspraken lijkt mij niet verkeerd.

Het Legkippenbesluit wordt relevant als er nog een VSO aankomt zoals de CDA-fractie heeft vermeld. Kan de minister aangeven hoeveel Europese landen de verrijkte kooi gebruiken? Dan kunnen wij de argumenten over concurrentievervalsing flink pareren. Kan de minister hier inzicht in geven?

Als op de etiketten wordt aangegeven welke verdere stappen zijn gezet op het gebied van dierenwelzijn, wordt ten onrechte een goed gevoel gegeven aan consumenten omdat er zogenaamd meer wordt gedaan dan wettelijk voorgeschreven. Dat betekent bij wijze van spreken een handje stro in de stal of een klein dakraampje en dat moet dan dierenwelzijn voorstellen. Zo werkt dat niet.

Over de Dierproevenrichtlijn wil ik met de minister van VWS spreken. Misschien kan deze minister mijn ongenoegen kenbaar maken over het feit dat wij pas afgelopen maandag de inzet van het Nederlandse kabinet hebben ontvangen, terwijl er al talloze vergaderingen zijn geweest en diverse amendementen in stemming zijn gebracht. Het gaat nu waarschijnlijk niet lukken om hierover voor het reces nog met het kabinet te spreken.

De heer Atsma (CDA): Voorzitter. Ik heb gewaarschuwd voor het feit dat de herkomstetikettering de markt kan verstoren. Nederland zit daar niet op te wachten. Waarom pleit de minister niet voor vermelding van het feit dat het product uit Europa komt? Er is één interne markt en de eisen voor de productie zijn binnen de EU hetzelfde. De herkomstetikettering kan aan Europa gekoppeld worden.

De minister is met de Kamer van mening dat een ongelijk speelveld voor de verschillende zuivelmarkten niet aan de orde kan zijn. Zij zet in op het gelijke speelveld.

De Kamer heeft in een onbewaakt ogenblik besloten om in plaats van in 2021 de kooihuisvesting in 2017 te verbieden. Dat scheelt volgens de sector 60 mln. aan kosten en omzet. Als dit de mening van de overheid is, dan moet er wel geld beschikbaar komen. Daarom vind ik dat wij daarop terug moeten komen.

Ik ben erop tegen om nu te gaan spreken over het afromen van toeslagrechten, want dit is diefstal van de boer. Ik ben er faliekant op tegen dat wij daar nu over beginnen. Een variabele van 1 tot 10% is onbespreekbaar, want daar kan in deze tijd geen sprake van zijn. Dat moet men niet willen en dat moet men niet doen. Ik refereer aan hetgeen vorige week is gezegd door twee fracties. Ik handhaaf mijn stelling dat het een dolksteek is in de rug van veel boeren die hard werken en die niet weten hoe zij op dit moment de eindjes aan elkaar moeten knopen.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Het gaat hier om het toekomstperspectief richting 2013–2015.

De heer Atsma (CDA): Voorzitter. Ik begin er nu over omdat er een kerstregime geldt. Straks wordt door u misschien een motie op tafel gelegd en dan kunnen wij er niets meer van zeggen. Het is een dolksteek in de rug en men moet er niet aan beginnen. De minister heeft een helder standpunt en daar moet aan worden vastgehouden.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Dan bent u het ook niet eens met de houtskoolschets en ook niet met de visie op het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Laten wij vaststellen dat het CDA heel erg tegenstrijdig is.

Minister Verburg: Voorzitter. Het interruptiedebat van de laatste minuut moeten wij heel serieus beetpakken. De benutting van artikel 68 en de schets van mevrouw Jacobi over de diversiteit van boeren en natuur zijn van groot belang en hebben wij nodig, want dat is een richting die boeren kunnen kiezen en zij hebben hierbij ondersteuning nodig. Wij moeten zorgvuldig opereren op dit punt. Wij moeten kijken naar wat wij kunnen doen, ook in het kader van de afspraken in het kader van de health check. Wat kunnen wij doen met het geld dat is overgeheveld naar pijler 2 en waar wordt dat zorgvuldig ingezet? Dat loopt op naar 200 mln. Welke ambities bestaan er bij artikel 68? Daarover heb ik met de Kamer gesproken. Is het mogelijk om de doelen en budgetten bij elkaar te brengen en op elkaar af te stemmen zonder hierin in te grijpen? Ik heb in de Kamer gezegd dat het om een voorlopige keuze gaat, maar dat in 2012 op basis van opgedane ervaringen er nieuwe keuzemogelijkheden ontstaan binnen het budget dat nu vaststaat. Ik zou bij uw Kamer willen pleiten om te kijken naar de mogelijkheden die wij hebben en zorgvuldig de doelen te beoordelen en hoe de doelen en de middelen zo effectief mogelijk bij elkaar kunnen worden gebracht. Ik stuur erop dat wij hier maatwerk leveren en daar vraag ik de steun van de Kamer voor. Wij houden gezamenlijk de vinger aan de pols. Dat zal ik doen en daar zal uw Kamer ook van tijd tot tijd over worden geïnformeerd.

Ik zal mijn uiterste best doen om van mijn Franse collega een helder antwoord te krijgen. Het probleem is serieus en ik zal om een reactie en oplossing vragen bij mijn Franse collega.

Ik heb ook bijzondere aandacht voor de jonge boeren. Wij hebben daar de vorige keer over gesproken. De heer Van der Vlies heeft een voorstel gedaan, dat de moeite van het bestuderen waard is en ik ga daarnaar kijken. Het is geen oplossing om vast te houden aan het quoteringsysteem. Juist jonge boeren kunnen hiervan nadeel ondervinden vanwege de hoge kosten van aankoop van nieuwe quota. Als de verwachting gewekt wordt dat het quotumsysteem gehandhaafd blijft, dan zullen de prijzen hoog blijven. Het is juist dat jonge boeren vaker zwaarder gefinancierd zijn dan oudere boeren, hoewel dat een regel is die niet generiek kan worden vastgesteld. In veel gevallen is het wel zo.

Bij het pluimveedierenwelzijn dient men in te zetten op Europese oplossingen. Het is koker denken als men alleen maar naar Nederland kijkt en niet naar de andere Europese lidstaten. Nederland mag hierbij overigens zeker koploper zijn en bewust voor deze positie kiezen. Ik houd de sector aan de toezeggingen op dit gebied.

De EC onderzoekt zowel de vrijwillige als de verplichte etikettering. Dat vind ik winst, want dan kunnen wij de argumenten zorgvuldig met elkaar wegen.

De biologische landbouw produceert niet in alle opzichten schoner dan reguliere vormen van landbouw. Hier is nuance op zijn plaats en ook hier moet zorgvuldig gemeten en gewogen worden.

Het is belangrijk om vast te stellen dat in Frankrijk de prijs van € 0,28 niet gegarandeerd is. De Franse regering is hier formeel niet bij betrokken en is geen onderdeel van de afspraken, maar heeft een faciliterende rol gespeeld. Er zijn tussen marktpartijen voorwaardelijke afspraken gemaakt over de aankoopprijs. Het is niet overal € 0,28, er is ook nog sprake van € 0,27. Die afspraak zal in september worden geëvalueerd. Zowel de Franse regering als de EC moet het gelijke speelveld scherp in de gaten houden. Is er sprake van toegelaten afspraken, kan dit zomaar? Is er sprake van risico’s voor het gelijke speelveld? Ik zie en merk dat de Europese commissaris hier goed op toeziet en dat is van cruciaal belang voor het gemeenschappelijke landbouwbeleid.

Als wij de less favoured areas maatschappelijke waardevolle gebieden gaan noemen, dan betekent dat niet dat wij minder geld ontvangen. Het gaat om een andere benaming maar de voorwaarden zijn hetzelfde. Ik geef de Kamer op een briefje dat veel Nederlanders deze zomer de berggebieden geen less favoured areas vinden, maar maatschappelijk en toeristisch waardevolle gebieden. Het gaat erom wat je wilt uitdrukken en wat je de moeite waard vindt.

Ik heb toegezegd dat het belang van milieu en gezondheid cruciaal is bij de gewasbeschermingsmiddelen, maar er mag geen teelt verdwijnen. Ik roep de sector op om te blijven zoeken naar nieuwe mogelijkheden en die zijn er ook volop. In het vorige pakket hebben wij de voordelen van biologische of meer duurzame gewasbeschermingsmiddelen flink omhoog gebracht in het kader van bijvoorbeeld acceptatieperiodes. Dat blijft mijn oproep en de uitdaging aan de sector.

Ik ontvang graag de voorbeelden in het kader van de dubbele boetes. Wij zullen ernaar kijken. Cross compliance is een serieus en kwetsbaar pakket, dat vereenvoudigd moet worden waar dat nodig en mogelijk is.

Ik heb mijn taxatie gegeven over de verrijkte kooi. Ik neem kennis van de procedure rondom proefdieren. Ik neem aan dat dit via de procedurevergadering bij het kabinet terechtkomt.

Ik wacht op de voorstellen en argumentatie van de EC voor de etikettering. Ik zal de voorstellen voorzien van een eerste oordeel mijnerzijds aan de Kamer toesturen en daarover van gedachten wisselen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik zou graag van de minister een brief krijgen over de aantallen verrijkte kooien binnen de EU, want dat is relevant voor de behandeling van het Legkippenbesluit. Kan de minister de Kamer informeren?

Minister Verburg: Dat kan ik niet zomaar op korte termijn doen. Het speelt tot aan het zomerreces. Dat is voor de Kamer zeer nabij. Ik kan niet toezeggen dat dit voor het reces aan de Kamer aangeboden kan worden. Ik zal de Europese commissaris vragen of zij over een overzicht beschikt. Dat is een inspanningsverplichting mijnerzijds.

De heer Atsma (CDA): Voorzitter, dat deel ik maar dan gekoppeld aan opschorting van de besluitvorming op dit punt. Het kan niet zo zijn dat wij doorgaan en pas achteraf worden geïnformeerd. Ik deel het verzoek van mevrouw Ouwehand voor 100%, doe dat zorgvuldig en ga er gedetailleerd op in met het prijskaartje erbij, maar wel op voorwaarde dat de procedure on hold wordt gezet.

Mevrouw Ouwehand (PvdD). Het mag ook niet te lang gaan duren. Wij moeten vooruit. Als de minister ons de cijfers niet kan sturen, dan gaan wij kijken of wij die zelf boven tafel kunnen krijgen. Wij willen de procedure niet opschorten.

Minister Verburg: Dat laatste adviseer mevrouw Ouwehand altijd. Misschien kan zij er sneller achter komen dan ik. Ik zeg toe dat ik de Europese commissaris om een overzicht zal vragen.

Visserijraad

De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. Ik begin met de duurzame ontwikkeling aquacultuur. Wij zijn positief over het initiatief van de EC. Wij vragen met name aandacht voor de doelstelling van verbetering van de concurrentiepositie van de sector. Daarom zien wij graag dat Nederland actief meedoet aan het door de EC aangekondigde onderzoek naar de ongunstige concurrentiepositie van de Europese viskwekerijen en de mogelijkheden om de concurrentiekracht van deze sector op korte termijn te versterken. In Nederland hebben de viskwekerijen het heel moeilijk vanwege zware concurrentie uit met name Azië. Eerder hebben wij al aandacht gevraagd voor het oneigenlijk gebruik van de kwalificatie verse vis. Heeft de minister contact gehad met haar collega van VWS over de definitie van verse vis die door het Centraal Bureau Levensmiddelen wordt gehanteerd? In hoeverre valt er te leren van de definitie van vers zoals opgenomen in de verordening Pluimveevlees (een toezegging uit het algemeen overleg van 6 april)?

Wij onderscheiden de noodzaak tot herziening van de controleverordening. Wij delen de zorgen van de minister over de toename van de administratieve lasten. Heeft de minister de indruk dat controle en handhaving ook in Nederland tekortschiet of is herziening van de controleverordening vooral belangrijk om een meer gelijk speelveld in Europa te creëren? Als wij graag binnen Europa een gelijk speelveld willen hebben, waarom pleit de minister dan voor voldoende vrijheid voor lidstaten bij de keuze van het type en de hoogte van de sancties? Moet een Franse visser die zich niet aan de regels houdt, niet in dezelfde mate gestraft worden als een Nederlandse visser?

Wij zijn het eens met instemming van de Nederlandse regering met het langetermijnplan noordelijk heekbestand en om te komen tot een maximaal duurzame opbrengst. Hoe gaat de minister de extra uitvoeringslasten als gevolg van de controleverplichtingen uit dit plan binnen haar organisatie en in het bijzonder bij de Algemene Inspectiedienst (AID) opvangen? Zal naar verwachting van de minister dit voorstel nog extra administratieve lasten voor het bedrijfsleven met zich meebrengen en zo ja, hoe worden de bedrijven hiervoor gecompenseerd? Eenzelfde vraag hebben wij ook over het meerjarenplan westelijk horsmakreelbestand. Hoe wordt de verwachte stijging van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven door het ministerie gecompenseerd? Dit in het kader van de netto reductiedoelstelling van 25% minder administratieve lasten.

Ik sluit af met de uitspraak van de Raad van State over de mosselzaadvangst. Mijn collega Atsma heeft hier vorige week tijdens het vragenuurtje uitgebreid aandacht voor gevraagd en de minister heeft hier uitgebreid op geantwoord. Met name de toezegging van de minister om samen met haar collega van Justitie te kijken of het begrip van belanghebbende nog nader gedefinieerd kan worden wachten wij met belangstelling af. Wanneer denkt de minister de Kamer hierover meer te informeren?

Op 2 juni heeft de Coöperatieve Productenorganisatie van de Nederlandse Mosselcultuur een brandbrief gestuurd aan de minister met een afschrift aan de Kamer. Door de uitspraak van de Raad van State moeten de mosselvissers nog eens 25% extra van het beschikbare mosselzaad laten liggen bovenop de afspraak in het kader van het convenant om 20% van de vangstgebieden te sluiten. Hiermee worden de mosselvissers in toch al zware economische tijden extra financieel getroffen. Als gevolg van deze onzekerheden zijn de banken extra terughoudend geworden bij het verstrekken van kredieten, terwijl de sector in het kader van een transitie naar een meer duurzame mosselvisserij voor extra investeringen staat. Deze financiële tegenvallers kunnen het transitieproces naar een duurzame mosselsector en een gezonde Waddenzee, de doelstelling van het convenant, ernstig gaan vertragen. Wat is de reactie van de minister op deze brief? Welke acties mogen de mosselsector en de natuurbeschermingsorganisaties van de minister verwachten?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. De minister ondersteunt de raadsconclusies over de aquacultuur, maar het is niet duidelijk wat deze conclusies zijn. Het lijkt erop dat duurzaamheid die ook duurzame groei wordt genoemd, vooral de groei van de economische sector zelf voor de lange termijn betekent. In hoeverre is duurzaamheid hier onderdeel van en hoe zit het met het dierenwelzijn? De minister zegt dat in de geannoteerde agenda verbetering van het vissenwelzijn onderdeel is van de mededelingen, maar in de mededelingen zie ik hier geen aandacht voor. Ik pleit ervoor om de afwegingskaders die de Raad voor Dierenaangelegenheden hiervoor heeft gesteld, op te nemen in de raadsconclusies.

Voor de controleverordening stelt de minister dat toezicht wenselijk is en dat de bevoegdheden van de commissie evenredig moeten zijn en met voldoende waarborgen omkleed. De vrijheid van lidstaten moet blijven bestaan voor het type en de hoogte van de sancties. De Algemene Rekenkamer zegt dat uit de risicoanalyses van de AID naar voren komt dat de vissers op vrijwel alle terreinen van de zeevisserij geneigd zijn de regels te overtreden. Controle moet daarom voorop staan. Als de regels te ingewikkeld zijn, kunnen wij voor een gemakkelijker systeem kiezen zoals het sluiten van gebieden en het werken met zeedagen. Dan hoef je veel minder moeilijk te doen over de regeltjes, als dat het probleem is.

Hoe beoordeelt de minister de beleidsverklaring voor de vangstmogelijkheden voor 2010 en de voorgestelde maatregelen? Is de minister bereid om in Brussel te pleiten voor verplicht aanmelden van bijvangsten en scherpe maximale toegestane percentages?

In dat licht vraag ik nog even aandacht voor de horsmakreel en het noordelijk heekbestand, want ik maak mij daar zorgen over. Er worden voorstellen gedaan om betere methoden te hanteren zoals de meerjarenplannen, maar de minister maakt enorme voorbehouden bij de horsmakreel want, zo schrijft zij in haar brief «voorop staat dat de totale vangstmogelijkheden voor Nederland behouden blijven». Bij het noordelijk heekbestand steunt Nederland de aanpak onder voorbehoud van de uitvoerbaarheid van een aantal verscherpte controleaspecten en de manier waarop vrijwillige sanering wordt vormgegeven. Ik verzoek de minister de voorstellen volledig te ondersteunen. De vangstmogelijkheden zijn afhankelijk van wat de ecologie ons toestaat, dus hier kunnen geen harde eisen gesteld worden. Bij de vereenvoudiging van het gemeenschappelijke visserijbeleid heeft de PvdD een voorkeur voor een kleine vloot, gesloten zeegebieden en zeedagen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Ik sluit mij aan bij hetgeen de heer Koppejan heeft gezegd over de aquacultuur. In Europa maar vooral ook in Nederland, wordt gesproken over duurzaamheid en duurzaam vissen. Welke risico’s lopen wij dan bij de goedkope importvis uit Azië? De minister moet hierop binnen Europees verband sterker inzetten.

Dan de voorgestelde wijziging van de controleverordening. Wij lezen dat de minister schrijft dat de EC constateert dat er ernstige lacunes zijn en dat de doeltreffendheid kan worden betwijfeld. Dat is zeer zorgelijk. Geldt dat ook voor Nederland? Ik kan het mij bijna niet voorstellen als ik zie hoe de sector wordt gecontroleerd, dus dat geldt waarschijnlijk voor een aantal andere lidstaten. Hoe zitten wij daarin? Als de minister dan schrijft dat er vrijheid van keuze moet bestaan voor het type en de hoogte van de sancties, dan vraag ik mij af hoe wij dit gaan doen. Worden de Franse vissers dan niet aangepakt?

De minister heeft de vorige keer over de AS4-gelden gezegd dat zij zou nagaan of de provincies hier al plannen voor hadden. Hoe staat het met deze plannen van de provincies? Er bestaat grote zorg over de mosselvisserij. De Europese regelgeving veroorzaakt hier de problemen. Het is vreemd dat overal in Europa wordt gevist, terwijl het vissen in de Waddenzee wordt beperkt. Zit men wel goed in de vergunningverlening? Het kan niet zo zijn dat wij in Nederland iets verbieden wat in de rest van Europa wel toegestaan is.

De heer Polderman (SP): Voorzitter. Ik pleit voor een apart algemeen overleg over de aquacultuur, want het onderwerp is te interessant om in een kort tijdsbestek af te doen. Hopelijk spreken wij hier binnenkort fundamenteler over.

Een van de speerpunten is de verbetering van de onderlinge concurrentie. Concurrentie tegen wie en wat? Tegen de import van goedkope producten uit Azië of tegen in het wild gevangen vis of de oneerlijke concurrentie onderling door een onzorgvuldige subsidieregeling? Wat wordt hiermee precies bedoeld?

Ik heb al eerder vragen gesteld over de meerval en de nieuwe clarissa. Deze werd gepromoot als nieuwe soort, maar deze heeft gewoon bestaan en de meervalkwekerijen uit de markt gedrukt. Ik heb mij hierover verbaasd en ik wil hierover graag nader van gedachten wisselen.

Ook de andere twee speerpunten roepen vragen op. Wat is duurzame groei? Duurzaamheid wordt een soort containerbegrip dat onderhevig is aan inflatie. Wat betekent een beter management en imago van de sector? Hoe zit de minister hierin? Ik ben positief over aquacultuur als bron van goede eiwitten, maar zolang er nog drie kilo vis nodig is voor een kilo gekweekte vis, is er geen sprake van duurzaamheid. Eerst moet die fundamentele vraag opgelost worden. Is er al een begin van een oplossing? Deelt de minister de opvatting dat dat eigenlijk de meest fundamentele vraag is? Dat er geen drie kilo vismeel ingestopt moet worden om er een kilo uit te halen.

Het lijkt onafwendbaar dat de controlemogelijkheden verbeterd worden. Het huidige systeem is inefficiënt en duur en de gewenste resultaten worden niet bereikt. Wie heeft dat systeem bedacht? Het controlesysteem kan niet los worden gezien van de hervorming of vereenvoudiging van het gehele gemeenschappelijke visserijbedrijf. De voorstellen van de EC zijn nog niet bekend, maar men moet af van de vloek van de bijvangsten, waardoor 95% van de vis ofwel beschadigd ofwel dood overboord moet worden gezet. Deze verspilling moeten wij niet langer meer tolereren. Deelt de minister deze opvatting en wat gaat de minister hieraan doen?

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Het Actieplan voor de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur dat eind 2009 wordt verwacht, komt aan de orde in een algemeen overleg op 10 september.

De minister zegt dat voor lidstaten de vrijheid moet bestaan voor de keuze van de hoogte en het type van de sancties in de controleverordening. Hoe ziet de minister dit in verhouding tot versterking van de rol van het Visserij Controle Agentschap? Juist op het aspect van duurzaamheid en kwaliteit moet men streven naar uniformiteit, want dit hangt wereldwijd met elkaar samen. Wij steken hier veel geld onder andere in het aalherstel, en in Spanje kan de visser nog steeds straffeloos glasaal vangen. Ik denk dat wij om biologische, ecologische en kwaliteitsredenen binnen de EU en zelfs in wereldwijd verband hiermee aan de slag moeten. Illegale visserij is ook een punt dat hierbij een rol speelt. Ik ben er trots op dat wij in Nederland proberen een goed, eerlijk en duurzaam visserijbeleid te ontwikkelen, maar iedereen moet er wel aan meedoen. Als deze aspecten niet in grotere verbanden worden bezien, dan word je op een gegeven moment moedeloos van je eigen inspanningen. Dat moeten wij niet hebben.

De PvdA heeft een motie ingediend om te komen tot een Taskforce voor de kustzone van de Noordzee. Kan voor 1 oktober het plan van aanpak verwacht worden?

De PvdA kan voor een groot deel meegaan met de aandacht voor een aantal punten van de walvisvisserij, zoals alle walvisvangstactiviteiten onder toezicht van de International Whaling Commission (IWC), een moratorium op de commerciële walvisjacht, een verbod op de wetenschappelijke walvisjacht, tegen nieuwe vormen van jacht waar het verdrag niet in voorziet en voor walvisreservaten en voor beheer van de autochtone walsvisvangst voor levensonderhoud. De kritische kanttekening heeft betrekking op de reservaten. Juist in deze grensgebieden wordt veel gevangen en hier zit voor de Japanners de way-out bij de autochtone vangst.

Minister Verburg: Voorzitter. Er is eerder gesproken over verse vis. Rond pluimvee is het wel geregeld en dat zou hier ook het geval moeten zijn. Ik werk hier samen met mijn collega van VWS aan, omdat hij hierbij ook een nadrukkelijke verantwoordelijkheid heeft. In de ontwerp-controleverordening die in onderhandeling is, wordt een bepaling opgenomen waardoor het verboden wordt om bevroren vis als verse vis aan te merken. Deze bepaling zal in Nederlandse wet- en regelgeving worden geïmplementeerd. Er mogen in Nederland niet twee regimes op dat punt blijven bestaan.

Er zijn veel vragen gesteld over de aquacultuur. Een groot verschil ten aanzien van de concurrentiepositie met de aquacultuur vanuit Aziatische landen zit in de arbeidskosten en de kosten van ontwikkeling, maar daaraan kan in Nederland niets gewijzigd worden. Daarom moet er naar andere middelen en maatregelen gezocht worden om een optimaal resultaat tegen minimale kosten te bereiken. Ook voederconversie en het dierenwelzijn zijn een punt van aandacht. Hier wordt onderzoek naar verricht.

Er is gevraagd om de duurzaamheidscriteria en het advies van de Raad voor Dierenaangelegenheden in de raadsconclusies op te nemen. De raadsconclusies zijn zo goed als rond. Op verzoek van Nederland is hierin aandacht gevraagd voor het dierenwelzijn. Het heeft nu geen zin om de conclusies open te breken gezien de fase waar wij in zitten, maar in de uitwerking van de verschillende onderdelen is dit een belangrijk punt van aandacht. Dat zal terugkomen in de aanpak van verschillende onderdelen.

Ik ben volop bezig met de netten en staand want langs de kustzones, want dit probleem wordt gezien in samenhang met de groei van staand want, de nettenproblemen en strandingen van de bruinvissen. In dat kader is dit onderwerp aan de orde gekomen. Wij werken aan maatregelen die net na het zomerreces in een brief aan de Kamer worden toegelicht. Dat duurt even iets langer omdat wij verschillende instanties moeten raadplegen en rapporten zien te bemachtigen. Het heeft de serieuze aandacht, want het is een belangrijk probleem.

Er zijn vragen gesteld over de controleverordening. Controle en handhaving zijn een belangrijk onderdeel van het visserijbeleid. Dat heeft te maken met het feit of vissers zich aan de regels en spelregels houden. Mevrouw Ouwehand heeft de Rekenkamer geciteerd. Dat deed mij denken aan een citaat dat je zomaar uit de Bijbel kunt halen: ook de mens is geneigd tot adequaat. Dat betekent niet dat als vissers de mogelijkheid hebben om zich niet aan de regels te houden, zij dat ook per definitie doen. Ik wil hier aangeven dat dat niet zo kan zijn. Ook vissers moeten zich aan de regels houden. Het is belangrijk om zodanige regelgeving in Europa te formuleren dat de handhaving goed kan verlopen. De huidige controleverordening vindt zijn geldigheid onder het actuele visserijbeleid. Vanaf 2012 komt er nieuw visserijbeleid. Er moet niet alleen voor Nederland maar ook voor andere lidstaten een nieuw, eenvoudig en transparant controlesysteem ontwikkeld worden met minder stapeling van regeltjes die wij vervolgens weer moeten gaan bevechten. Niet alleen voor Nederland, maar ook voor andere lidstaten dient dit zo effectief mogelijk te zijn. Ook hier is een gelijk speelveld cruciaal. Er ligt nu een voorstel van de EC op tafel met een nieuwe benadering van controle door aanpassing van de regels voor de toegang tot de wateren, de voorwaarden waaronder visserijactiviteiten mogen worden uitgeoefend en voorschriften over het op de markt brengen van vis. Daarmee beoogt de EC om de naleving in de gehele keten te verbeteren door vereenvoudiging van regelgeving, harmonisatie van de bestuurlijke boete en handhavingsmaatregelen. Tot slot beoogt de EC een effectieve toepassing van de regels en daarbij gaat het om het versterken van het toezicht van de EC op de lidstaten en stevige sancties voor lidstaten die de Europese verplichtingen niet nakomen, maar ook om een grotere rol voor het Visserij Controle Agentschap. Ik ben blij met het eerste oriënterende debat waarin kan worden ingegaan op wat nationaal en communautair is zonder elkaar te overlappen en hier allerlei zaken aan te hangen die het allemaal weer complexer maken en minder transparant. Ik vind het voorstel dat op tafel ligt, positief. Versterking van controle en inspectie in een zorgvuldige afbakening tussen communautair en nationaal is naast het gelijke speelveld van cruciaal belang. Als wij dat in Nederland goed toepassen, doen Spanje, Italië, Denemarken en Frankrijk dat dan ook? De maatregelen worden kritisch bejegend, ook ten aanzien van effectiviteit, evenredigheid en administratieve lastendruk. Ik ben voorstander van harmonisatie van administratiefrechtelijke sancties zoals intrekking en schorsing van de vergunningen, maar niet van het door de EU voorschrijven van minimale en maximale boetes, want dat biedt onvoldoende ruimte aan de Nederlandse rechter en de rechter in andere lidstaten om rekening houden met de concrete omstandigheden. Minimale en maximale boetes geven geen garantie voor gelijke bestraffing, want deze moeten wel opgelegd worden. De hoogte van boetes heeft in verschillende landen een verschillende betekenis. Er zouden dan in Nederland twee strafrechtsystemen naast elkaar worden gecreëerd en dat is uitermate complex en ongewenst.

De horsmakreel en de heek zijn beide belangrijke vangsten. Ik kan het plan steunen, maar er zit een mismatch tussen het gebied van het westelijk bestand waar het plan betrekking op heeft en de definitie van het westelijk gebied zoals die wordt gehanteerd in de TAC/quotumverordening. Daar zit iets scheef en dat moet aangepast worden. Dat blijkt lastig omdat sprake is van een relatieve stabiliteit. Sommige landen krijgen meer en andere minder. Ik wil vasthouden aan de herverdeling van de totale vangstmogelijkheden. Wij willen met de EC meedenken want zonder aanpassing van de gebieden heeft een meerjarenbeheerplan niet zoveel zin. Door dit plan vervalt het jaarlijkse beheerplan, waardoor er minder administratieve lasten gaan ontstaan.

Er moet sprake zijn van proportionaliteit in de lasten bij de handhaving van de AID. Op basis van het eindresultaat van het overleg wordt gekeken naar de invulling binnen de AID.

Alle leden hebben gevraagd naar de mosselvisserij. Wij hebben hier tijdens het mondelinge vragenuurtje over gesproken. Ik heb aangegeven dat ik het buitengewoon jammer vind dat dit gebeurt, want er is een convenant gesloten van natuurbeschermingsorganisaties met de mosselsector over verduurzaming en houdbaarheid van de Waddenzee en er zijn investeringsafspraken gemaakt. Bij de vergunning is al rekening gehouden met een verminderde vangst. Dat betekent dat er twee keer wordt afgerekend. Het feit dat de vissers minder mogen vangen, krijgt zijn doorwerking in het herstel en de investeringen in het herstel van de Waddenzee en het verduurzamingstempo van de sector. Als je niet verdient, kun je ook niet investeren. Zo simpel is het. Wij doen er alles aan om dit bij de najaarsvergunning te voorkomen. Samen met de minister van Justitie bekijken wij het begrip belanghebbende, overigens niet alleen voor dit voorstel. Daar wordt breder naar gekeken. Zodra dit voorstel gereed is, zal het naar de Kamer gestuurd worden. Het kabinet maakt hier haast mee.

Het moratorium op de walvisjacht blijft bestaan. Dat verandert niet. Er wordt opgetreden binnen EU-verband om onze stem te laten horen.

Wij zijn voor de reservaten vanwege de bescherming. De risico’s en gaten voor misbruik moeten worden gedicht, zodat er definitief een einde komt aan de walvisjacht, want ondanks het moratorium wordt er toch hier en daar op walvissen gejaagd. Het is ons gezamenlijke doel om dat definitief stop te zetten.

In 2010 is de verplichte aanmelding van discards niet haalbaar. Discards is een van de grootste problemen op weg naar duurzame visserij. Dat moet een nadrukkelijke plaats krijgen in het nieuwe Europese visserijbeleid. De taxatie van de heer Polderman van 95% is wel erg hoog. Het wisselt per soort. Het is te hoog, maar het is niet 95%. Dat moeten wij niet overdrijven. Er is een brief gestuurd naar de provincies over de AS4-gelden, maar er is nog niet van alle provincies antwoord ontvangen. Ik houd de Kamer op de hoogte van het resultaat.

De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. Wanneer kunnen wij de ontwerp-controleverordening voor verse vis verwachten? Wanneer kan tot handhaving worden overgegaan?

In het kader van de uitspraak van de Raad van State wordt het transitieproces naar een meer duurzame mosselvisserij en een schone Waddenzee vertraagd. Accepteert de minister dat de tijdslijn die in het convenant met de mosselvissers is vastgelegd, wordt opgeschoven? Of we accepteren dat alles wordt opgeschoven of wij doen er extra geld bij om de mosselvissers te ondersteunen bij hun investeringen of wij stellen garanties beschikbaar, want het is ook een zaak van de banken. Waar kiest de minister voor?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Een convenant houdt een risico in. De Kamer en de wetgever hebben deze verantwoordelijkheid op zich genomen. Nu er problemen zijn, moet men de hand in eigen boezem steken.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Ik deel de mening van de heer Koppejan dat de mosselsector op achterstand wordt gezet. Het is vreemd dat het juridisch zodanig is geregeld dat de mosselsector in Nederland niet mag vissen, maar dat dat in de overige landen in Europa wel toegestaan is. Blijkbaar interpreteert het buitenland de Habitatrichtlijn anders dan Nederland. De VVD kan zich niet aan deze indruk onttrekken.

De heer Polderman (SP): Zweden wordt de nieuwe voorzitter. Daarom is het wellicht goed om Noorwegen als niet-lidstaat vanaf het begin bij de discussie over de herziening van het gemeenschappelijke visserijbeleid en de Noordzee te betrekken. Kan de minister nadenken over eventuele mogelijkheden hiervoor? Scandinavië ligt aan de Noordzee.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. De motie voor de kustzone vraagt om een Taskforce met een onafhankelijke voorzitter om met een plan van aanpak te komen, maar de betrokkenen zijn nog helemaal niet benaderd bij de inventarisatie van de problematiek. Dat is niet de lijn die wij graag zouden zien.

Minister Verburg: Voorzitter. De besluitvorming over de verordening voor verse vis is voor het einde van dit jaar voorzien. Dat is geen garantie, maar dat is wel de bedoeling.

Het is wat mij betreft niet of-of. De partners van het mosselconvenant hebben dit allemaal als een klap in het gezicht ervaren. De natuurbeschermingspartners niet minder dan de mosselsector. De convenantpartners zitten in een traject en het is daarom goed om de invulling van het pad naar het realiseren van de doelstellingen voor een groot gedeelte aan hen over te laten. Ik heb daar vertrouwen in.

Rond 1 juli kom ik met een brief naar de Kamer over rek en ruimte en een aantal zaken dat met de Habitatrichtlijn te maken heeft. Het gaat om een belangrijk natuurgebied waar men zuinig op moet zijn, want dat willen wij nog jarenlang behouden.

Over de aquacultuur praten wij nog een keer in een apart overleg. Het lijkt mij een goed plan om niet alleen Noorwegen maar ook IJsland bij de besprekingen te betrekken. Het zal niet eenvoudig zijn, want Noorwegen geniet van zijn stand alone positie. Noorwegen maakt af en toe intelligent gebruik van het feit dat zij niet met één lidstaat hoeft te onderhandelen, maar met een EC van 27 lidstaten. Waar mogelijk, zal worden samengewerkt.

Ik kom met een voorstel naar de Kamer over het pakket. Ik heb daar nog even tijd voor nodig.

De voorzitter: De minister zegt toe de voorstellen van de EC over etikettering inclusief het oordeel van de minister aan de Kamer te sturen.

De Kamer zal in de zomer een brief ontvangen over de staand wantproblematiek in de kustgebieden.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), voorzitter, Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (ChristenUnie), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD), Dibi (GroenLinks), Polderman (SP), Elias (VVD) en Linhard (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Pieper (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD), Vendrik (GroenLinks), Lempens (SP), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van Dam (PvdA).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Atsma (CDA), Van Bommel (SP), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Waalkens, (PvdA), voorzitter, Ormel (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Dijk (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Jonker (CDA), Irrgang (SP), De Roon (PVV), Boekestijn (VVD), Pechtold (D66), Ten Broeke (VVD), Gill’ard (PvdA), Van Dijk (SP), Thieme (PvdD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Peters (GL), Vacature (CDA) en Vacature (VVD).

Plv. leden: Jager (CDA), De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), Vos (PvdA), Haverkamp (CDA), Lempens (SP), Schermers (CDA), Knops (CDA), Jacobi (PvdA), Samsom (PvdA), Kuiken (PvdA), Teeven (VVD), Spies (CDA), Roemer (SP), Wilders (PVV), Nicolaï (VVD), Van der Ham (D66), Van der Burg (VVD), Besselink (PvdA), Van Leeuwen (SP), Ouwehand (PvdD), Voordewind (CU), Vendrik (GL), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA) en Snijder-Hazelhoff (VVD).

Naar boven