21 501-32
Landbouw- en Visserijraad

nr. 329
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 14 april 2009

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 en de vaste commissie voor Europese Zaken2 hebben op 19 maart 2009 overleg gevoerd met minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en staatssecretaris De Jager van Financiën over:

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 16 maart 2009 inzake de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 23–24 maart 2009 (21 501-32, nr. 324);

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 3 februari inzake het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 19 januari 2009 (21 501-32, nr. 321);

– de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 23 december 2008 inzake de fiche: Verordening inzake gemeenschappelijk Visserijbeleid (22 112, nr. 762);

– de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 27 januari inzake de fiche: Mededeling inzake voedselprijzen in Europa (22 112, nr. 784);

– de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse zaken d.d. 27 januari 2009 inzake de fiche: Mededeling inzake coördinatie van het landbouwonderzoek (22 112, nr. 785);

– de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 27 januari 2009 inzake de fiche: Mededeling inzake EU-strategie ten aanzien van Invasieve soorten (22 112, nr. 783);

– eventuele nieuwe fiches;

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 11 februari 2009 houdende de reactie op verzoek van de commissie inzake het slachten van dolfijnen in Japan (31 700 XIV, nr. 125);

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 16 maart 2009 inzake de gevolgen van de economische crisis voor de landbouwsector (31 371, nr. 145);

– Kamervragen van het lid Snijder-Hazelhoff c.s. d.d. 29 januari 2009 en het antwoord daarop betreffende tijdige aanmelding Vamil-regeling voor staatssteuntoets, Aanhangsel der Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nr. 1949.

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

Voorzitter: Schreijer-Pierik Griffier: Dortmans

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De voorzitter: Ik heet iedereen van harte welkom. Voor dit overleg is behoorlijk veel tijd gereserveerd. Ik streef ernaar om tussen het eerste en het tweede deel van het overleg, dat om 13.00 uur moet beginnen in aanwezigheid van de staatssecretaris van Financiën, even te schorsen om iedereen de gelegenheid te geven om iets te eten. Voor het eerste deel hanteer ik een spreektijd van ongeveer zes minuten.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Laat ik allereerst stilstaan bij de geannoteerde agenda. De minister meldt dat tijdens de lunch zal worden gesproken over de economische situatie. Zij verwijst daarbij naar haar eigen brief. De minister signaleert dat de Nederlandse export fors terugloopt en dat het voor de exporteurs – dat is breed, want het gaat zowel om zuivel als om bloemen – lastiger is geworden om export te verzekeren. Als de minister dat signaleert, verbaast het ons dat het kabinet nog steeds geen stappen heeft gezet om wat betreft de exportkredietverzekering de helpende hand te bieden. Ik hoor hier graag een reactie van de minister op. Wij roepen dit allemaal al. Wij signaleren dit al maanden en nog steeds is er niets. Grote delen van de sector moeten het juist van de export hebben.

De minister meldt dat de inkomens verder onder druk staan en dat er weinig ruimte is om te investeren. De minister vraagt zich af hoe wij de beleidsdoelen kunnen realiseren. Daar gaat het natuurlijk om. Het blijft bij dit kabinet toch vooral in kaart brengen en bezien. Wij hopen van ganser harte dat het kabinet de komende week met een paar korte klappen komt om ook tegen de ondernemers nu eens duidelijk te zijn waar het de helpende hand biedt. Denkt dit kabinet erover om weer extra afschrijvingen toe te staan naar 100%? Wij hebben daar een discussie over gehad bij de behandeling van de Wet werken aan winst. De VVD-fractie wilde graag weer naar extra afschrijving tot de restwaarde. Denkt dit kabinet over het geven van extra investeringsimpulsen om toch de slag te kunnen maken naar duurzaamheid en ook om weer investeringen los te trekken? De ondernemers moeten weten dat er iets gebeurt. Met wat voor berichten gaat de minister naar de sector en met wat voor berichten gaat zij naar Europa?

De heer Waalkens (PvdA): Als ik naar de fractievoorzitter van de VVD luister, hoor ik een keihard verhaal. Er moet keihard worden bezuinigd om het financieringstekort niet te laten oplopen. De beuk moet erin. U stelt hier voor om op alle mogelijke fronten geld te besteden in economische sectoren. Wat is nu het gezicht van de VVD-fractie? Is dat 50 mld. bezuinigen en keihard de beuk erin of toch investeren in innovatie zodat er een balans ontstaat tussen bezuinigen en investeren? Ik kan deze zaken niet goed rijmen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Als u ons plaatje helemaal had uitgediept, had u geweten dat ons verhaal helemaal is gestoeld op onze tegenbegroting. Wij hebben de cijfers uit onze tegenbegroting meegenomen. Daarin zaten impulsen voor investeringen en innovatie, maar ook een aantal bezuinigingen. Dat waren andere bezuinigen dan die dit kabinet wilde. Het was een evenwichtig verhaal, maar een ander verhaal dan dat van dit kabinet. De tegenbegroting ligt ook helemaal als grondlegger onder de stukken die wij gisteren hebben gepresenteerd.

De heer Waalkens (PvdA): In het debat heeft de VVD-fractie zich compleet geïsoleerd van alles wat er in de Nederlandse samenleving aan vragen ligt. Ik moet zeggen dat ik uw verhaal niet kan rijmen met het verhaal van de VVD-fractie. Die wil gewoon keihard bezuinigen en laat het financieringstekort niet oplopen. Zij ligt op ramkoers. Ik zou, gezien de consistentie, van u verwachten dat u in die lijn redeneert.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Dat komt omdat u niet het hele verhaal voor ogen hebt. U hebt alleen de koppen in de krant gelezen. Onze tegenbegroting was al helemaal gestoeld op een hele andere koers dan die van dit kabinet. Die hield al een aantal bezuinigingen in, maar ook een groot aantal andere investeringen dan het kabinet wilde. Op dat verhaal is ons verhaal van gisteren helemaal gestoeld. Dat heeft niets met op ramkoers liggen te maken. Wij liggen op een heel andere koers dan dit kabinet. Wij willen inderdaad bezuinigen en op onderdelen een pas op de plaats maken, maar wij willen ook investeren in een aantal zaken. Ook dat zit in ons verhaal van gisteren. Dat komt helemaal terug bij het verhaal van onze tegenbegroting waarin wij miljarden bezuinigden waar dit kabinet dat nog niet deed.

De heer Atsma (CDA): De pers heeft het dus gedaan, kennelijk. De koppen hebben iedereen op het verkeerde been gezet. Maak dan even in tien zinnen duidelijk wat de VVD-fractie in de aanpak die zij nu voorstaat voor de sectoren landbouw en tuinbouw wil doen. Maak dat ons even duidelijk, want dan weten wij hoe wij een en ander moeten plaatsen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Het voorstel is gestoeld op onze tegenbegroting. Daar zaten andere systemen voor afschrijvingen in. Wij wilden nieuwe impulsen geven aan de agrarische sector, met name via de afschrijving tot de restwaarde die wij in de Wet werken aan winst hebben weggepoetst. Wij vinden dat dit systeem terug zou moeten komen. Dat zat in onze tegenbegroting en het zit opnieuw in de voorstellen van gisteren. De grondlegger is dus de andere aanvliegroute dan die in de begroting die er lag. Wij hebben in onze tegenbegroting een aantal extra investeringen voor innovatie opgenomen. Wat is de VVD immers zonder innovatie? De tegenbegroting van vorig jaar is echt de grondlegger. U kunt dan gaan roepen dat dit wel of niet het geval is. Ik weet dat onze tegenbegroting de grondlegger is en dat ik op basis daarvan deze uitspraken doe. Dat is absoluut niet in tegenspraak met wat de heer Rutte gisteren heeft gemeld.

De heer Atsma (CDA): Ik hoor alleen maar de woorden «tegenbegroting» en «grondlegger». Ik heb wel wat gelezen over wat de VVD ambieert ten aanzien van Europa en het korten van Europese bijdragen. Ik wil gewoon klip-en-klaar horen wat u extra zou willen doen voor de land- en tuinbouwsector, bovenop wat er nu al ligt. De tegenbegroting van de VVD dateert nog uit een tijd waarin de economische situatie totaal anders was. Het is niet voor niets dat nu in heel Europa crisisberaad plaatsvindt. Ik zou er toch een beetje voorzichtig mee zijn om dat stuk nog steeds als vertrekpunt te nemen. Ik wil graag weten wat u concreet doet voor deze sectoren.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Laat ik de bal even terugleggen. U hebt het over wat er nu ligt voor de agrarische sector. Voor de agrarische sector ligt er nu dus helemaal niets.

De heer Atsma (CDA): Ik heb een vraag gesteld, namelijk wat de VVD aanvullend doet voor deze sectoren. Het blijft angstwekkend stil. Er wordt alleen maar geschermd met de tegenbegroting en de grondlegger. Als u het zo goed weet – u weet het natuurlijk veel beter dan wij, zoals wij hebben gezien en gelezen – som het dan even voor ons op. Maak even een tienpuntenplan voor de landbouw, met geld belegd. Dan weten wij precies wat wij aan de VVD hebben.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik heb net mijn punten genoemd, namelijk extra investeringen voor innovatie, extra investeringsimpulsen en wat doen aan de afschrijvingstermijnen. Dat zijn de drie punten die ik heb genoemd. Daar gaan wij voor en daar blijven wij voor staan. Die zaken kunnen in elk geval helpen. Ik hoor graag van het kabinet wat het daar extra aan toevoegt en of het deze punten steunt. Dat er iets moet gebeuren, is helder. Wij vinden ook dat er nu iets moet gebeuren aan de exportkredietverzekeringen. Ik dacht dat uw fractie daar al een aantal keren om heeft gevraagd. Daarover hebben wij nog steeds niets van het kabinet gehoord. Wij hebben nog steeds niet gehoord dat er nieuwe ontwikkelingen zijn op dat terrein. Daar wordt het wel tijd voor. Nederland stoelt gewoon op export. Als er zaken blijven liggen doordat verzekeringen niet rondkomen, denk ik dat ook uw fractie vindt dat er nu wat aan moet gebeuren.

Ik had het over de economische positie. Natuurlijk gaat het dan ook over de zuivelsector, in de breedste zin van het woord. De zuivelsector is een van de grootste exporteurs. Ook deze sector krijgt behoorlijk wat voor de kiezen, gezien de wijze waarop de superheffing zal worden toegepast. De verwachting is dat er misschien wel 30 of 40 mln. richting Europa zal vloeien als de superheffing blijft zoals zij nu is. Wil deze minister in Europa bezien of er mogelijkheden zijn voor verevening? De discussie is in Europa gevoerd met de achterliggende gedachte dat het allemaal wel zou meevallen. Gezien de huidige situatie, valt het niet mee. Wellicht ontstaan nieuwe inzichten op dit terrein in de Landbouwraad. Ik heb gelezen dat minister Aigner opnieuw discussie wil. Kan de minister aangeven wat de Duitse minister van Landbouw wil met het heropenen van de discussie over het quotasysteem?

De heer Polderman (SP): Wat is de opstelling van de VVD-fractie wat betreft het initiatief van de Duitse minister? U vraagt het aan de minister, maar ik zou willen weten waarvoor u kiest.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Wij willen in elk geval niet dat de afschaffing van de quota ter discussie wordt gesteld. Ik wil graag horen wat de minister vindt, want ik heb begrepen dat de Duitse minister dat onderwerp weer op de agenda zet. Als er toch gediscussieerd moet worden, vraag ik de minister om te pleiten voor een extra verruiming. Dat had zij waarschijnlijk al begrepen toen ik vroeg of er mogelijkheden zijn voor verevening.

Ik kom nu op het uitbetalen van de toeslagrechten. De VVD-fractie heeft al gevraagd om met voorschotten te gaan werken. Wij hebben uit Brussel begrepen dat wij eventueel sneller tot uitbetaling zouden mogen overgaan als op 15 mei alle gegevens zijn aangeleverd. De Europese landbouwbegroting loopt van 15 oktober tot 15 oktober, dus anders dan andere begrotingen. Ons is medegedeeld, zelfs door Commissaris Fischer Boel, dat wij over kunnen gaan tot vervroegde uitbetaling in het traject tussen 15 mei en 15 oktober. Ik hoor graag van de minister of zij zich daar hard voor zou willen maken. Dat zou een behoorlijke ontlasting zijn voor de sector.

Ik heb al gesproken over de exportkredietverzekering. Mijn pleidooi geldt ook voor de zuivelsector. Ik heb begrepen dat de sector verzoekt of er een investeringsregeling kan komen om daar waar er rek is duurzaamheid te bewerkstelligen. Ik hoor graag hoe de minister daarover denkt.

Ik heb nog een korte opmerking over de fiche. Er ligt een mededeling voor inzake de voedselprijzen. Ik vind de aanvliegroute een beetje benauwend. Er staan zinnen in waarbij ik mij afvraag wat de achterliggende gedachte is: gaan wij over naar vrije markten of wordt alleen de consument centraal gesteld? Een zin als: «Ook onvoldoende concurrentie is er mede de oorzaak van dat prijsveranderingen, en dan met name prijsverlagingen, niet snel genoeg aan de Europese consument worden doorgegeven.» Dat is nog een helder punt. De Commissie kondigt echter nu al een stappenplan aan om de werking van de voedselvoorzieningsketen in Europa te verbeteren zodat Europese huishoudens continu op concurrerende voedselprijzen kunnen rekenen, en dat er een heel nauwlettende en strakke aanvliegroute is alleen gericht op de consument. Dit moet toch in een goede balans gebeuren? Er moet voor worden gezorgd dat er geen speculatie ontstaat op landbouwgrondstofprijzen, dat lijkt mij helder. Ik denk dat wij er juist voor moeten zorgen dat er een goede balans ontstaat tussen de landbouwproducenten, de concurrentieverbetering en de voedselverwerkende industrie. Kwaliteit moet worden betaald, ook door de consument.

Ik heb nog één puntje.

De voorzitter: U bent al lang over uw tijd heen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik ben natuurlijk heel veel geïnterrumpeerd.

De voorzitter: Die interrupties zijn afgetrokken. Wij hebben een wat dat betreft voortreffelijke griffier die de tijd precies bijhoudt.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik wil nog een opmerking maken over diermeel. De discussie daarover staat herhaaldelijk op de agenda. Vooral met de discussies over de hoge grondstofprijzen, lijkt met mij goed om de discussie over diermeel weer op de agenda te zetten. De hoge grondstofprijzen en de noodzaak om eiwitten vanuit de rest van de wereld binnen te halen, maakt dat de VVD-fractie ervoor pleit om diermeel, dat veel eiwit bevat, te benutten en niet weg te gooien.

De heer Cramer (ChristenUnie): U zei dat prijzen aan de consumenten moeten worden doorberekend. Dat is een belangrijk punt. Bent u het met mij eens dat de vrije marktwerking die spanning wel ten volle oproept? De grote ketens zetten de producenten onder druk, strijken de winst op en laten de consumenten een beetje met de gebakken peren zitten. De producent zou, onder andere met het oog op dierenwelzijn en voedselveiligheid, gebaat zijn bij het betalen van een hogere prijs door de retail. De vraag is wat er moet gebeuren. Moeten wij eigenlijk wel pleiten voor een lagere prijs voor de consument als wij weten dat de producent er eigenlijk aan onderdoor gaat?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik ga niet pleiten voor lagere of hogere prijzen. Ik vind dat er een goede balans moet zijn. De aanvliegroute in deze fiche vind ik wel heel erg gericht op de zorg voor de consumentenprijs. Ik denk dat je er juist voor moet zorgen dat er een goede balans is. Dat zegt u volgens mij ook. Ik weet dat er in vrije markten een spanning ontstaat op dat gebied. De discussie moet inderdaad niet alleen gaan over voedselprijzen, zoals u al zei, maar juist over de balans met de retail en de verwerkende industrie. Dat is de spil. De vraag is hoe snel prijzen doorwerken, naar de producent en de consument. Ik denk dat het goed is dat, zoals in de brief staat, daar onderzoek naar wordt gedaan.

De heer Cramer (ChristenUnie): Bent u het met mij eens dat wij niet over een volledig vrije marktwerking kunnen spreken? Of je accepteert dat het gaat zoals het gaat met alle consequenties van dien, dus ook het omrollen van een agrarische tak, of je grijpt in om ervoor te zorgen dat de voedselleverantie gegarandeerd blijft en dat een bepaalde bodemprijs wordt gegarandeerd. U noemde zelf al de discussie over de melkprijzen. Je moet toch kiezen? Wij kunnen de minister toch niet met een onhaalbare opdracht naar Europa sturen?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Wij hebben afgesproken om naar vrije markten te gaan. Daar gaat de VVD-fractie ook voor. Op zich bieden die vrije markten kansen voor zowel producenten als consumenten. Ook de VVD-fractie realiseert zich echter terdege – daarom moeten wij daar nu en in de komende tijd goed over praten – dat er wel ergens vangnetten moeten zijn. Die vangnetten worden op dit moment ingezet, bijvoorbeeld de interventies. Wij hebben vangnetten nodig, ook in een gewone vrije markt.

De heer Waalkens (PvdA): Voorzitter. De Europese top is op dit moment gaande. De economische crisis staat prominent op de agenda. Dat is terecht. Op sommige terreinen hebben wij communautair beleid nodig. Het economisch herstelplan zou een onderdeel kunnen zijn van het aanvullende beleid waar in het kabinet op dit moment over wordt onderhandeld. Wij hopen dat het pakket van het kabinet er na dit weekend ligt.

Het economisch herstelplan van 5 mld. dat nu voorligt, raakt aan de discussie over de begrotingsdiscipline en de begrotingsregels die zijn afgesproken in Europa. De financiering van het economisch herstelplan komt uit begroot geld. Het principe is dat dit teruggaat naar de lidstaten. Als dat gebeurt, kan het worden ingezet voor sectoren die moeten worden ondersteund. Mijn fractie verzet zich tegen het iedere keer maar weer doorbreken van de discipline. Op het moment dat er te ruim begroot is, eigent de Commissie zich het geld toe en komt het met herstelplannen om daar goede sier mee te maken. Dat leidt tot een oneigenlijke discussie die niet goed is voor de geloofwaardigheid van de afspraken die wij hebben gemaakt. Als wij die 5 mld. al beschikbaar zouden willen stellen, moet dat bedrag ten gunste komen van het Europese platteland. De inzet om breedband beschikbaar te maken op het platteland is voor heel veel landen prima, maar ik denk dat voor Nederland het uitrollen van een glasvezelnetwerk veel belangrijker is dan het inzetten op breedband. Met de uitwerking van de health checkakkoorden, kunnen wij de landbouw bedienen. Wij zetten dus grote vraagtekens bij de financiering van het herstelplan.

De financiële crisis raakt de situatie op de landbouwmarkten. Dat maskeert echter de voedselcrisis. Op de geannoteerde agenda staat terecht beschreven dat op de bijeenkomst van de Commissie voor Duurzame Ontwikkeling in New York is gesteld dat de voedselcrisis in de wereld die zich alweer aan de horizon presenteert een gecoördineerde aanpak vereist, waarbij Nederland een belangrijke rol kan en moet spelen. Wij moeten assistentie aanbieden om onze kennis te delen en aan te sluiten bij de Alliance for a Green Revolution for Africa, waarbij het Nederlandse kennisnetwerk ten dienste kan worden gesteld van de enorme uitdagingen op het terrein van duurzame landbouw en duurzame voedselproductie. Dat is in het belang van Nederland, maar zeker ook in het belang van het miljard allerarmste mensen, met name in de sub-Sahara.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): De PvdA-fractie maakt zich altijd sterk voor ontwikkelingssamenwerking. Ik waardeer dat en ben daar ook erg voor. Ik zou graag zien dat de problemen als gevolg van de klimaatverandering die de ontwikkelingslanden het eerst en het hardst treffen, bij de bron kunnen worden aangepakt. Daarom zou ik ook graag zien dat u er bij de minister op aandringt om in de Commissie voor Duurzame Ontwikkeling de meest voor de hand liggende oplossingen voor het klimaatprobleem voor het voetlicht te brengen. Nederland moet zich niet alleen aan het eind van de rit inzetten voor ontwikkelingssamenwerking, maar ook aan het begin.

De heer Waalkens (PvdA): Ja, natuurlijk. Het hele pakket moet op duurzaamheid worden beoordeeld. Wij kennen allemaal de effecten van consumptiepatronen. Wij willen die niet voorschrijven, maar dat punt wel markeren. Als criteria worden opgesteld, moet alles worden meegenomen.

Wij hebben in Brussel te horen gekregen dat op het moment dat op 15 mei de laatste gegevens zijn aangeleverd als onderlegger voor de uitbetaling van de bedrijfstoeslagen en dat als ten behoeve van de Commissie is aangetoond dat de controle op orde is en alles is geverifieerd, wij een beroep kunnen doen om een noodpakket om de bedrijfstoeslagen eerder uit te betalen dan te doen gebruikelijk. Normaal gebeurt dat in december. Ik vraag de minister om de controle op de aangeleverde gegevens zo snel mogelijk op orde te brengen zodat wij heel snel tot uitbetaling kunnen overgaan.

Het uitwerken van de de health checkakkoorden hebben wij eerder besproken. Wij zijn in afwachting van de positie van de minister. Die verwachten wij voor 1 mei. Daarna willen wij met haar van gedachten wisselen over de wijze waarop de uitwerking van de health checkakkoorden neerslaat in Nederlandse regelgeving.

Met betrekking tot de vetcorrectie zijn wij het eens met de inzet van het kabinet om de 1% toe te delen aan alle quotumhouders. Wij blijven moeite houden met de ruimte die in de vetcorrectie zit. Wij vinden het jammer dat wij die niet kunnen toevoegen aan het nationale quotum.

Ik begrijp heel goed dat in de huidige situatie wordt geïntervenieerd in markten. Als wij botervoorraden en mageremelkpoedervoorraden gaan opslaan, is de vraag van de PvdA-fractie aan de minister en aan Commissaris Fischer Boel hoe wij weer afkomen van de boterbergen en mageremelkpoederbergen die daardoor ontstaan. Je kunt wel interveniëren in markten en een enorme opslag gaan organiseren met publiek geld, maar wat doe je dan met die voorraden? Gaan wij dan weer exportsubsidies instellen? Gaan wij die interventievoorraden over een langere termijn weer spuien op de markt? Verdiepen wij daarmee niet de crisis, maar verlengen wij de crisis wel? Hoe komen wij weer van die voorraden af? Het installeren op korte termijn van voorraden is geen kunst. Het er weer afkomen, is daarentegen een grote kunst.

Ik heb de tekst van de Universele Verklaring voor Dierenwelzijn gezien. Ik vind die prachtig.

De heer Polderman (SP): U sprak net over de interventie en de boterbergen en melkplassen die daardoor dreigen te ontstaan. Wat is het standpunt van de PvdA-fractie inzake interventie in de productie met productiebeheersing als doel? Die boterbergen ontstaan doordat er sprake is van overproductie. Naar mijn idee moet worden geïntervenieerd aan de productiekant. Deelt u die mening?

De heer Waalkens (PvdA): Nee. Zelfs het huidige quotumsysteem heeft de enorme mondiale prijsval niet kunnen voorkomen. De prijsval en de aanwezigheid van een quotumsysteem kan je wel op elkaar leggen, maar dan had halverwege het quotumjaar besloten moeten worden om 10% minder quotum te verstrekken. Het quotum had dan fors moeten worden gereduceerd om de te verwachten overschotten te voorkomen. Als u tegen de Nederlandse melkveehouders had gezegd dat zij maar 90, 80 of 70% van hun quotum mochten produceren, had ik de opstand wel eens willen zien. Uw oplossing is geen oplossing.

De heer Polderman (SP): Die van u ook niet, moeten wij constateren. Wij zien nu waar die toe leidt. Bent u het met mij eens dat het ontstaan van de overschotten is veroorzaakt door het lonkend perspectief voor sommigen, onder wie u, van een verruiming, een zachte landing en de mogelijkheid om te investeren? Dat is de reden dat de voorraad is gestegen.

De heer Waalkens (PvdA): Met de torenhoge prijzen ontstaat een investeringsimpuls. Ondernemers zijn daar zelf verantwoordelijk voor. Zij doen dus investeringen om zaken op te zetten. Dat is niet alleen de verantwoordelijkheid van ondernemers, maar ook die van de financiers. De werkelijkheid zit anders in elkaar dan u doet voorkomen. Wij zijn geen voorstander van het nu opzetten van ongebreidelde interventievoorraden. Ik heb in Brussel ook gezegd dat niet bij de eerste beste tegenwind interventies moeten plaatsvinden. Ik bagatelliseer de crisis absoluut niet, maar laten wij een beetje het boompje bij huisje houden.

De voorzitter: Er zijn nu weer twee vragen. Ik vraag mevrouw Ouwehand en de heer Cramer om hun vraag kort te formuleren, anders halen wij zeker 13.00 uur niet. Als het mogelijk is, willen wij namelijk graag lunchen voor 13.00 uur.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik begrijp uw vraag over hoe wij nu weer van die boterberg en die melkplas moeten afkomen niet, mijnheer Waalkens. Er is toch allang besloten dat de exportrestituties per 1 maart worden hervat? U kunt de vraag wel stellen en doen alsof u ertegen bent, maar welk beleid mogen wij dan van de PvdA-fractie verwachten om te voorkomen dat wij met die bergen komen te zitten?

De heer Cramer (ChristenUnie): Mijnheer Waalkens, ik was halverwege uw betoog even het verhaal kwijt. Dat kwam niet doordat ik even iets anders deed tussendoor, want ik heb goed geluisterd. U zegt dat er geen interventievoorraden moeten worden opgebouwd, maar ook dat er geen productiebeperking moet plaatsvinden. Wat is dan de oplossing?

De heer Waalkens (PvdA): Het is zoals het is. Wij hebben afspraken gemaakt over het uitfaseren van het quotum. Ondernemers moeten zich drie keer bedenken voordat zij enorm gaan investeren in even een bubbel met torenhoge prijzen. In een wat meer geliberaliseerde voedselmarkt zullen de prijzen vaker hoog of juist laag zijn. Ik vind dat de productiebeheersingsmechanismen moeten worden uitgefaseerd en dat veel meer in de keten moet worden bekeken hoe bijvoorbeeld de zuivelindustrie een regierol kan spelen om ervoor te zorgen dat zij hetgeen zij binnenkrijgen op een ordentelijke manier kunnen afzetten met een toegevoegde waarde. Ik vind dat wij te veel zijn verwend met een gestabiliseerde marktpositie. Overigens sluit ik absoluut niet uit dat wij een vorm van strategisch voorraadbeheer moeten installeren. Daar horen interventiemaatregelen bij. Je mag er echter nooit exportsubsidies tegenover zetten om die voorraden weer kwijt te raken. Dan doe je de ontwikkelingslanden en de opkomende markten namelijk echt onrecht aan. Dat hebben wij gezien. Het is een schaamvlek van Europa dat wij veel te lang zijn doorgegaan met het op deze wijze wegwerken van interventievoorraden. Als wij zaken opslaan, moeten wij ze ook zelf verteren. Ik heb gezegd dat wij hiermee de crisis niet verdiepen, maar wel verlengen. Daar maak ik bezwaar tegen. Ik heb ook eerder opgemerkt dat ik er geen groot voorstander van ben om nu maar meteen boterbergen en mageremelkpoederbergen te creëren.

De heer Atsma (CDA): Voorzitter. Ik wil beginnen met de brief die de minister ons aan de vooravond van dit overleg heeft geschreven, de brief van vrijdag de dertiende. Daarin luidt zij de noodklok over de in onze ogen dramatische prijsval in een aantal sectoren. Wat de oorzaak van de prijsval is, zal eenieder duidelijk zijn. Deze heeft enorme consequenties. Er is een prijsval van 30% voor melk, van 40 tot 50% voor granen en van bijna 50% voor rozen. De enige producten waarvoor het iets meevalt zijn vleeskuikens en varkens. Dat is ook niet opvallend, want de prijzen daarvan waren al dramatisch. Deze brief heeft naar mijn mening nog te weinig aandacht gekregen in dit overleg. Als je de feiten op een rij zet, zie je dat die situatie heel slecht is. De minister erkent dat. Zij schrijft dat het totaalbeeld zorgelijk is.

De vraag is wat overheden eraan kunnen bijdragen om dat beeld te doen kantelen. De mogelijkheden die overheden hebben om in te grijpen in de markt, zijn beperkt. Wellicht kunnen wij echter een paar dingen doen. Als de minister zegt dat het totaalbeeld zorgelijk is, zegt zij niet zozeer wat de gevolgen zijn. Het is duidelijk dat er minder wordt geïnvesteerd, minder wordt geïnnoveerd en minder wordt geïnvesteerd in duurzaamheid. Dat zijn zaken die direct te maken hebben met de beleidsagenda van het kabinet en die van de verschillende sectoren. Betekent dit dat de minister een aantal ambities zou willen temporiseren? De sectoren moeten immers het tempo wel kunnen bijhouden. Als er niet meer wordt verdiend, kan je linksom of rechtsom van alles vinden, maar worden de doelstellingen niet gehaald. De CDA-fractie vindt het absoluut bespreekbaar dat op een aantal relevante terreinen naar temporisering van de ambities wordt gekeken, gezien het feit dat het met de markt op dit moment buitengewoon slecht gaat.

Mevrouw Snijder noemde de exportkredietverzekering als mogelijkheid. Dat is een van de allerbelangrijkste zaken die de Nederlandse primaire sector kan helpen. Zet daar vol op in. Dat geldt voor alle sectoren, ook buiten de primaire sector. Meer dan andere sectoren is de land- en tuinbouw in Nederland exporterend. Bovendien hebben andere sectoren, met name via het ministerie van SZW, de ruimte gekregen voor arbeidstijdverkorting. Als de primaire sector één ding niet kan doen, is dat snel inspelen op de veranderende vraag op de markt. Het gewas groeit en je kunt niet halverwege tegen het gewas zeggen dat het even rustig aan moet doen. De situatie in de primaire sector is dus ietwat anders dan die in veel andere sectoren. Kan de minister daarop ingaan?

Er is gisteren gesproken over het Europese herstelplan. Ik deel de opvatting van de heer Waalkens. Als onze perceptie goed is, is de ruim 1 mld. die voor de landbouw is bestemd voor bijna 100% geoormerkt. Dat lijkt mij raar. Is dat waar? Bovendien gaat van die 1,1 mld. 1 mld. naar breedbandactiviteiten op het platteland. Ik ben erg voor meer stimulering van breedbandactiviteiten, ook in Nederland. Dat heb ik ook via de begroting kenbaar gemaakt. Dat is echter op dit moment niet het cruciale antwoord op hetgeen gaande is. Kan de minister daar iets langer bij stilstaan? Ik deel overigens volstrekt niet de opvatting die zij in haar mededeling kenbaar maakt dat in Nederland 99,9% van de plattelandsbewoners het goed voor elkaar heeft. Ik kom niet op die discussie terug. Er ligt een aangenomen motie. Het is dus volstrekt helder wat de inzet van de Kamer is en wat die van de minister zou moeten zijn.

Het gemeenschappelijk landbouwbeleid staat ook op de agenda. Ik mis dat in het economisch herstelplan. De minister zet een aantal plussen op een rij. Dat is prima. In de vereenvoudiging van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zou een impuls gevonden kunnen worden om de primaire sector te kunnen helpen. Ik geloof er niets van dat van de tienduizenden boeren die te maken hebben met de uitbetalingspolitiek er ook maar één zegt dat het allemaal eenvoudiger is geworden in Europa en Nederland. Ik heb ze in elk geval niet ontmoet. Ik zet een kritische kanttekening bij het optimisme dat het veel eenvoudiger is geworden en dat de regelgeving makkelijker is geworden.

Ik ben het ermee eens dat de quotumdiscussie op zich los staat van hetgeen nu in het kader van de crisis gebeurt. Ik ben het oneens met wat de heer Polderman net in een interruptie tegen de heer Waalkens zei. Dat klopt gewoon niet. Dat laat echter onverlet dat de problemen in de zuivelsector groot zijn en dat er daar, waar mogelijk, een antwoord op moet worden gevonden. Het is goed dat op 1 maart het interventie-instrument – dat past volgens ons binnen de afspraken die in het kader van de health check zijn gemaakt – voor boter en magere melkpoeder weer uit de kast is gehaald.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik heb de minister verzocht om een eventuele verevening weer op de agenda te zetten. Het besluit om geen verevening toe te passen binnen het totale Europese quotum, is vorig jaar al genomen. Dat wordt niet vol gemolken. Ondersteunt u dat verzoek? Er is immers nu een heel andere situatie. Ik denk dat ook de andere ministers in de Raad zich dat zullen realiseren. Het is vreemd dat een aantal lidstaten, waaronder Nederland, zoveel moeten wegbrengen naar Europa.

De heer Atsma (CDA): Ik deel die opvatting. Ik ben al heel lang voorstander van internationale verevening tussen lidstaten. Nederland is natuurlijk wel een beetje verdacht als het ervoor pleit, want het is een van de weinige landen waarin meer wordt geproduceerd dan in de meeste andere lidstaten. Dat is niet in algemene zin in het geval. De melkplas groeit echter wel. Wij hebben het afgelopen melkjaar 1,7% meer gemolken. Over heel Europa is er sprake van een daling van de melkhoeveelheid met ongeveer 4%. Dat onderstreept dat er op dit moment geen relatie is tussen de quotering en hetgeen op de markt gebeurt. Het is voor ons onacceptabel en eigenlijk ook onaanvaardbaar dat melk in de sloten verdwijnt of in het riool. Dat is het allerlaatste dat je moet willen. Wij kennen de situatie allemaal. De boetes zijn torenhoog. De superheffing is niet te betalen. Ik vind dat er alle reden is om juist nu te pleiten voor een internationale verevening. Ik ben het zeer eens met wat u op dat punt hebt gezegd, mevrouw Snijder.

De heer Waalkens (PvdA): Wij verschillen daarover wat van opvatting. Ik heb voorgesteld om de bedrijfstoeslagen eerder uit te betalen. Steunt u onze inzet, die ook aansluit bij die van de VVD-fractie, om te bezien of de bedrijfstoeslagen eerder kunnen worden uitbetaald?

De heer Atsma (CDA): Het begrotingsjaar loopt van medio oktober tot medio oktober. Andere sprekers hebben al gezegd wanneer de zaak op orde moet zijn. Ik ben groot voorstander van het eerder uitbetalen van de bedrijfstoeslagen. Dat is ook mogelijk. Daarvoor moet echter ook in Nederland de zaak op orde zijn. Wij kunnen natuurlijk hoog, laag en ver springen, maar de Dienst Regelingen moet dan wel de zaak op orde hebben. Wij hebben daar volgens mij volgende week een debat over. Alles loopt op dit moment nog niet van een leien dakje en dan druk ik mij voorzichtig uit. Ik ben groot voorstander van versnelde uitbetaling. Wij hebben ook al eens gesuggereerd om eventueel, in een periode waarin het heel erg slecht ging met de administratie van de Dienst Regelingen, met voorschotten te gaan werken. Zelfs dat is wat ons betreft een optie. Nu de Commissaris heeft aangegeven dat er wat haar betreft wat ruimte is, vind ik dat wij die ruimte met beide handen moeten pakken. Alle kleine beetjes helpen. De minister die de brief op vrijdag de dertiende heeft geschreven, zal als geen ander weten dat ook dit kleine beetje boeren, ondernemers in de primaire sector, zou kunnen helpen.

Hiermee heb ik gereageerd op wat beide voorgaande sprekers hebben gezegd en ik heb even de Dienst Regelingen genoemd. Wij hebben volgende week een debat hierover. Er zijn veel vragen. De CDA-fractie heeft gisteren een exposé gekregen over precisielandbouw. Daar gaat het buitengewoon goed mee. Op 1 april begint de landelijke uitrol van een initiatief. De overheid doet daar verder niet aan mee, maar landbouworganisaties wel. In België doet de overheid wel mee. Ik zou de minister via de voorzitter een exposé over de precisielandbouw en de voordelen daarvan, ook gezien de mogelijkheid van de Dienst Regelingen op dat gebied, willen aanbieden. Ik verzoek haar om daarop te reageren.

Ik wil nog iets zeggen over wat het afgelopen weekend tijdens het werkbezoek aan Brussel is gezegd. Er is gemeld dat een aantal Europese landen – ik noem onder andere Frankrijk, Spanje en Italië – zich ogenschijnlijk niet gaat houden aan de afspraak die binnen de Europese kaders is vastgelegd over het verbod op de legbatterij in 2012. Het is voor de CDA-fractie onbestaanbaar als dat het geval zou zijn. Kan de minister dit onderwerp de komende week met voorrang op de agenda van de Raad plaatsen? Het kan niet zo zijn dat wij met onze primaire sector een discussie voeren over de verrijkte kooi als vervolgstap op de legbatterij en dat er in andere landen niets gebeurt. Dat is een groot punt van zorg.

De heer Waalkens (PvdA): Welke kant gaan wij dan op in het beleid? Wij hebben de afspraak om de kooihuisvesting per 2012 te verbieden. Is het pleidooi van de CDA-fractie om dat verbod op te schorten of uit te stellen? Of wil hij dat andere lidstaten, zoals Commissaris Fischer Boel in Brussel zei, een «unpleasant wake-up call» krijgen?

De heer Atsma (CDA): Laat ik volstrekt helder zijn: afspraak is afspraak. Wij lopen niet voor de Europese muziek uit, maar het kan ook niet zo zijn dat anderen achter het Europese korps aan hobbelen. Afspraak is afspraak en daar moet de minister haar collega’s aan binden. De Nederlandse overheid heeft die afspraak getekend en de sector weet waar hij aan toe is. Ik heb het nog niet over de discussie over de verrijkte kooi, waarin wij nog een ander vuiltje moeten wegwerken waar het gaat om de vergoedingen die daar tegenover staan. Het gaat mij nu even om de legbatterij. Het kan niet zo zijn dat wij het braafste jongetje van klas zijn en dat elders niet wordt gedaan wat is afgesproken. Daar gaat het mij om. De Nederlandse sector heeft hier ook ja tegen gezegd.

De heer Polderman (SP): Voorzitter. Ik wil het niet hebben over genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s). Andere woordvoerders hebben daar ook niet over gesproken, terwijl de minister dit onderwerp wel in de diverse stukken noemt. Ik neem er kennis van dat de minister hetzelfde gaat zeggen als minister Cramer. Ik denk dat wij hier in een apart overleg op terugkomen. Uit het feit dat ik er nu niets over zeg, mag zij overigens niet de conclusie trekken dat ik sta te juichen over haar standpunt.

Ik wil nog even terugkomen op de discussie in de vorige Raad over de inzet van de minister om mijn motie uit te voeren over fout hout. Het dictum van de motie luidde: «verzoekt de regering te bewerkstelligen dat de handel in illegaal gekapt hout in Europa strafbaar wordt gesteld.» Zij zegt in het verslag dat zij het erover heeft gehad. Wij gaan daar niet alleen in Europa over. Bij de indiening van de motie is de vraag besproken of het niet «de wereld» moest zijn in plaats van «Europa». Dat heb ik bewust niet gedaan. Het liefst zouden wij de handel in fout hout om te beginnen in Nederland verbieden. Wij zijn ook niet voor de invoering van Europees strafrecht. Je moet echter ergens beginnen. Nu wordt gezegd dat het niet kan, omdat het een mondiaal probleem is. Natuurlijk is het mondiaal. Dat is hetzelfde als dat een heler zegt dat zolang de dief niet gepakt is, men ook niet bij hem moet zijn. Dat hout wordt gewoon in de derde wereld gestolen. De handel in dat soort hout moet gewoon strafbaar worden gesteld in Nederland en Europa. Ik ben er uitermate teleurgesteld in dat de minister in Europa niet verder is gekomen dan het noemen van dit voorstel omdat zij dat van de Kamer moest doen. Ik zie geen enthousiasme en daar ben ik teleurgesteld over. Ik ben benieuwd of de collega’s die deze motie hebben gesteund, mijn teleurstelling delen en of zij met mij van mening zijn dat wij hier verder aan moeten werken.

Een aantal punten komt terug in verschillende agendastukken, zowel in de fiches als in de geannoteerde agenda. Het eerste is de zuivelmarkt. De waarschuwing van de SP en verschillende boerenorganisaties dat met de zachte landing in het kader van de afschaffing van de quota een prijsdaling zou optreden, is bewaarheid. De prijs is door de bodem gezakt. Sommigen zeggen dat het de eigen schuld is van de ondernemers, dat zij maar niet hadden moeten investeren en dat wij ze ook niet hoorden toen vorig jaar de prijzen hoog waren. Daarmee duik je voor je politieke verantwoordelijkheid. Wie heeft die boeren wijsgemaakt dat zij allemaal moesten gaan produceren voor de oneindige vraag? Ik kan mij een discussie in de Kamer herinneren waarin werd gezegd dat heel China aan de schoolmelk zou gaan en dat al die melk allemaal door Nederland zou moeten worden geleverd. De zuivelindustrie, het CDA/LTO, maar ook de PvdA en de VVD – dat zijn allemaal aanhangers van de neoliberale gedachte – moeten nu gewoon hun verantwoordelijkheid nemen. Dat hoor ik ze niet doen. Zij zeggen dat het eigenlijk toch de schuld van de boeren is. Zij hebben gepleit voor de neoliberale markt en het oneindig produceren. Zij moeten dus nu niet zeuren, maar hun verantwoordelijkheid nemen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Dit klinkt allemaal heel mooi oppositieachtig. Ik heb u vorig jaar niet gehoord toen wij met elkaar het Europese quotum hebben vastgesteld. Ik heb u toen niet horen zeggen dat dit fors naar beneden zou moeten.

De heer Polderman (SP): Dan hebt u volgens mij niet goed geluisterd, want daar zijn wij altijd voorstander geweest van interventie en productiebeheersing.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Dat quotum hebben wij met elkaar vastgesteld en het is er nog steeds. Dat wordt op dit moment bij lange na niet volgemolken. Ik hoor u heel goedkoop zeggen dat u niet voor een vrije markt bent. Die hebben wij nog helemaal niet. U had vorig jaar januari of februari al moeten zeggen dat het quotum veel te hoog was en dat wij het fors naar beneden zouden moeten bijstellen, zeker met 10 of 15%. Dat heb ik u niet horen zeggen.

De heer Polderman (SP): Het Europese quotum wordt misschien niet volgemolken. Wat dat betreft is de discussie over de verevening interessant. In Nederland wordt het echter wel degelijk volgemolken. Op het moment staan boeren voor de keuze: de superheffing betalen of de melk in de put laten lopen. Dat is de concrete situatie. Toen de boeren vorig jaar met acties zeiden dat zij de melk over het land zouden rijden, zei de minister dat haar boerendochterhart oversloeg en dat het niet mocht. Ik ben benieuwd wat zij daar nu van zegt. Deze zaak moet anders worden aangepakt. Ik roep de minister op om beter te luisteren naar het voorstel van de Duitse minister van Landbouw om de quotumdiscussie opnieuw aan de orde te stellen.

De heer Waalkens (PvdA): Wij hebben een quotumsysteem. Als wij het quotum hadden verlaagd, hadden wij nog meer superheffing moeten betalen. Dan was er nog meer melk over het gras uitgesproeid of in de mestput geloosd. Dat kan toch niet?

De heer Polderman (SP): Natuurlijk kan dat wel.

De heer Waalkens (PvdA): U gaat er dus mee akkoord dat die melk in de mestput terecht komt?

De heer Polderman (SP): Nee, dat zeg ik niet.

De heer Waalkens (PvdA): Ja, dat zegt u wel.

De heer Polderman (SP): Ik zeg dat het quotum kan worden aangepast. Dat kan niet een, twee, drie. Dat snap ik ook wel. Je kunt een norm niet snel aanpassen. U zegt dat er geen boterbergen mogen komen. Mijn voorstel is om aan productiebeperking te doen. De Europese melkveehouders moeten zich volgens mij richten op de Europese markt.

De voorzitter: De heer Waalkens ... ik bedoel de heer Atsma. Nu haal ik u weer door elkaar. Ik heb nooit zo gemerkt dat de heer Atsma zo’n PvdA’er was.

De heer Atsma (CDA): Nee, het is andersom. De heer Waalkens kruipt steeds meer in de huid van een CDA’er, voorzitter. Daardoor verwart u ons. Dat wordt genotuleerd.

De heer Waalkens (PvdA): Het is een revolutie van binnenuit. Dat is wel effectief hoor.

De voorzitter: Dan is dat wat ik voel, waarschijnlijk.

De heer Atsma (CDA): Alle gekheid op een stokje. Het betoog van de heer Polderman deugt gewoon niet. De melkproductie in Europa is met 4% gedaald, maar de prijzen in Europa zijn ook enorm gekelderd. Je kunt wel denken dat wij hier op een eiland zitten, maar als de Europese boeren minder, nog minder, zouden gaan melken, zijn er communicerende vaten met Nieuw-Zeeland, met Amerika en met andere markten. Dat gebeurt gewoon. Kijk nu eens naar de cijfers en de realiteit, mijnheer Polderman. Zou het niet zo kunnen zijn dat de prijsval toch direct te maken heeft met de crisis en niet als zodanig met de hoeveelheid melk die mag worden geproduceerd?

De heer Polderman (SP): U zegt dat het nu gewoon gebeurt, mijnheer Atsma. Dat is volgens mij precies waar het om gaat. Het gebeurt niet gewoon, maar het gebeurt doordat wij dat toestaan. Het gebeurt met name doordat u stimuleert dat boeren melken voor de wereldhandel. Dan krijgen wij te maken met concurrentie met Nieuw-Zeeland, wordt de melk verpoederd en daalt de prijs. Een kleine prijsstijging heeft al enorme consequenties.

De heer Atsma (CDA): U zegt dat het quotum maar moet worden afgepakt van de boeren? laten wij er enkele honderden miljoenen bij leggen. Die boeren betalen allemaal forse bedragen voor het melkquotum dat zij op dit moment hebben, tot de dag van vandaag. Dat is ook een signaal. Het is de vraag of dat verstandig is, maar dat is hun keuze.

De heer Polderman (SP): Als er interventie plaatsvindt wat betreft de voorraden, moet er wat mij betreft ook interventie plaatsvinden in de vorm van productiebeheersing. Ik pleit ervoor om de Europese landbouw, om te beginnen de Europese zuivelsector, te stimuleren om te passen binnen de Europese markt. Ik vind dat boeren niet moeten worden opgejaagd tot productie tot in het oneindige, met name voor de wereldmarkt.

Ik wil wat betreft de zuivelmarkt nog iets zeggen over de vetcorrectie, met name over de vetmelkers. Ik had gedacht dat de heer Atsma daar iets over zou zeggen, maar daar kwam hij door tijdgebrek niet meer aan toe. Kan de minister daar iets over zeggen, want dat blijft ons achtervolgen? Ieder jaar opnieuw dient de vraag zich aan hoe dat moet. De heer Atsma zal haar een brief overhandigen. Wellicht kan zij er iets over zeggen zodat dit punt van de agenda kan.

Een ander groot punt is de economische crisis. De minister heeft daarover een aparte brief geschreven met een LEI-rapport. Wat opvalt, is dat het goed gaat met de handel in de industrie. De voedingsmiddelenindustrie en de supermarkten schijnen geen last te hebben van de crisis. De producenten van het voedsel en de consumenten wel. Als de koopkracht van de consumenten wordt aangetast – dat gaat soms hard, want bij postbodes gaat het om 15% – kan dat grote consequenties hebben. Ik betrek hierbij ook de visie op de mededeling inzake de voedselprijzen, want die heeft alles met dit onderwerp te maken. Er zijn wat initiatieven op Europees niveau inzake de frictie in de keten. Het Europees Parlement wil daar onderzoek naar doen. Ik ben er blij mee dat daar duidelijkheid over komt. Mij is de positie van de minister hierin echter niet duidelijk. Gaat zij concerns als Ahold en Unilever aanpakken of wacht zij af?

In de fiche over voedselprijzen valt mij ook het volkomen gebrek aan samenhang op met onze positie inzake het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het lijkt wel of dat twee verschillende dossiers zijn, terwijl die volgens mij moeten worden gekoppeld. Blijven wij het landbouwbeleid in de toekomst richten op de vrije wereldmarkt of gaan wij pleiten voor een Europees landbouwbeleid gericht op de Europese markt? Dat laatste is waar de SP-fractie naartoe zou willen. Ik mis dat in dat stuk. Ik betrek hier ook de positie van de minister bij als voorzitter van de VN-commissie. Zij zegt in dat kader terecht – ik vind dat zij daarin een juiste koers vaart met minister Koenders – dat de groene revolutie moet worden gestimuleerd, dat het moet komen van het inlopen van de decennialange achterstand in derdewereldlanden en dat wij moeten ophouden met het tegen dumpprijzen produceren van landbouwproducten in deze regio’s.

Je zou mogen verwachten dat de huidige economische crisis een prima aanleiding is om in de toekomst van het Nederlandse en Europese landbouwbeleid een minder neoliberale koers te gaan varen. Kennelijk zijn die lessen nog niet getrokken door de regering. De minister komt niet verder dan het uitspreken van haar bezorgdheid over deze crisis. In de brief van vorige week zegt zij dat het er allemaal zorgelijk uitziet. Hoe het verder gaat, weten wij eigenlijk nog niet. Dat wachten wij af. Zij zegt ook dat deze crisis bedrijven kan belemmeren in de uitvoering van de duurzaamheidsagenda. Dat raakt aan beleidspunten. Daar maak ik mij ernstige zorgen over. Niet alleen de bedrijven moeten investeren. Ook de overheid moet een goed voorbeeld geven. Zij moet aangeven hoe de toekomst van de Nederlandse landbouw eruit moet zien. De minister heeft een mooie houtskoolschets gemaakt, maar die moet nu concreet worden gemaakt. Als dat door deze economische crisis achterwege blijft, zijn wij volgens mij op de verkeerde weg. Ik heb mij laten inspireren door een artikel uit de NRC van zaterdag 14 maart geschreven door Wouter van Dieren en Arnold Heertje, een mooie combinatie. Zij hielden een pleidooi voor de verduurzaming van onze economie. Ik ben benieuwd of de minister zich daar ook door heeft laten inspireren. Ik hoor daar graag een reactie op.

Op de geannoteerde agenda staat ook het wat vrijblijvende en vage punt van de Universele Verklaring voor Dierenwelzijn die de minister gaat tekenen. Dat is prima. Meteen daaronder staat echter het punt inzake het levend plukken van de veren van ganzen. Het is leuk om vaag een verklaring te tekenen, maar dit concrete punt zou toch niet mogen. De minister schrijft dat zij vindt dat het plukken geen onnodige pijn en letsel mag veroorzaken. Dat kan toch gewoon niet? Als zij haar mooie kuif laat bijknippen, doet zij dat toch netjes bij de kapper? Zij laat het haar er toch niet uittrekken? Dat is toch schandalig?

De voorzitter: Nou, nou, een kuif, de minister heeft een prachtig kapsel.

De heer Polderman (SP): Zij heeft een prachtig kapsel, vandaar ook mijn vergelijking. Het is onacceptabel dat die veren worden uitgetrokken bij levende beesten. Ik zou wat dat betreft wat meer power van de minister verwachten.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Wij zijn met de commissie in Brussel geweest. Tegen een van de delegatieleden grapte ik dat ik alleen maar meeging om hen in de gaten te houden. Het is interessant om te zien hoe zoiets werkt. De eerdere uitbetaling van de toeslagen is daar helemaal voorgekookt en afgedicht. Ik heb daar nog een vraag over, want volgens mij kost dat geld. Het gaat om enorme bedragen. Het levert geld op als je daar rente op krijgt. Kan de minister inzicht geven in de kosten van het vervroegd uitkeren van deze toeslagen?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik was ook in Brussel. Natuurlijk hebben wij hierover nagedacht. Wij hebben ons ook gerealiseerd dat de toeslagen al jaren laat, te laat zou je kunnen zeggen, worden uitbetaald. Wat had u dan met die rente willen doen? Die kwam immers eigenlijk de boeren toe en die hebben zij niet gehad.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Het is de vraag of die te laat zijn uitgekeerd. Als je een wijziging voorstelt in het beleid, moet je kijken naar alle aspecten ervan. Ik ben gewoon benieuwd wat de grondslag was voor het tijdstip waarop de toeslagrechten tot op heden werden uitbetaald, wat dat al dan niet opleverde en hoe het gaat als wij dat veranderen. Dat zijn politieke keuzes, mevrouw Snijders. Dat weet u uiteraard.

Het was vermakelijk om zojuist te zien dat er een gevecht om de landbouwkiezer ontstond rond het pleidooi van mevrouw Snijder. Ik vermaak mij best in deze commissie.

De heer Atsma (CDA): Zou u daar dan ook aan mee willen doen? Ik zie dat graag hoor. Als u wilt meedoen om de landbouwsector aan uw zijde te krijgen, nodigen wij u graag uit om een paar van ideeën van ons over te nemen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Slimme landbouwers die in de gaten hebben dat de race to the bottom door de grootschalige expansieve beleidsvoorstellen van de grote partijen is ingezet, stappen over naar de Partij voor de Dieren. U doet er natuurlijk alles aan om die boodschap niet door te laten klinken in het boerenland, mijnheer Atsma. Wij hebben nog even tijd nodig om dat te realiseren, maar ik verzeker u dat alles goed komt.

De verruiming van het melkquotum werd beargumenteerd vanuit de gedachte dat Nederlandse melkveehouders kunnen meespelen op de wereldmarkt, the sky is the limit. Nu blijkt het vooral een race to the bottom te zijn geworden. De minister kan proberen te ontkennen dat de verruiming niets te maken heeft met de huidige crisis. De Nederlandse Vereniging van Makelaars (NVM) en de Dutch Dairymen Board (DDB) geven beide aan dat de verruiming wel degelijk heeft geleid tot marktverstoring. Ik hoor graag een reactie van de minister op het onderzoek van de DDB en de stellingname van de NVM. Ik heb begrepen dat dit onderzoek is doorgerekend door het Productschap Zuivel. Volgens mij zit er wat in.

In plaats van dat de vrijemarktadepten nu ergens in een hoekje hun wonden zitten te likken, wordt alles uit de kast getrokken om een sociaal vangnet op te tuigen met gemeenschapsgeld. De belastingbetaler draait al op voor het casinogedrag van bankdirecteuren en moet kennelijk ook diep in de buidel tasten voor de speculerende melkveehouder. Het is niet uit te leggen dat de politiek een klimaat stimuleert waarin ondernemers bij winst mogen graaien en bij verlies kunnen terugvallen op de samenleving. Ik vind die gang van zaken buitengewoon onbehoorlijk, zeker nu de exportrestituties op melkpoeder en boter weer van stal zijn gehaald. Het betoog van de PvdA-fractie op dit punt is mij niet duidelijk. Als de heer Waalkens aan de minister vraagt hoe wij dit gaan oplossen, wat verwacht hij dan dat zij gaat zeggen? Moet zij zeggen dat zij een campagne gaan voeren om mensen meer melk te laten drinken of hun boterhammen extra dik te laten besmeren met boter? In deze situatie komen wij gewoon uit op grote plassen melk en grote bergen boter, die vervolgens naar ontwikkelingslanden gaan. Ik wil van de minister weten waar de gesubsidieerde zuivel wordt gedumpt. Welke ontwikkelingslanden zijn de klos? Zijn er garanties ingebouwd die voorkomen dat lokale economieën worden ontwricht en, zo ja, welke zijn dat dan? Hoeveel kosten de opslagregeling en de exportrestituties, welk bedrag wordt daarvoor aangewend?

De heer Waalkens (PvdA): Ik heb zeer veel kritische opmerkingen gemaakt voordat de interventies in de markt werden georganiseerd. Ik was daar niet blij mee. Het is u misschien ontgaan dat ik daar eerder opmerkingen over heb gemaakt. Het verwijt aan mijn adres dat u uitspreekt, is niet terecht.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik denk dat de PvdA als regeringspartij toch beter had kunnen inzetten op het voorkomen van dit soort overschotten. Het ontstaan van dergelijke overschotten is historisch gezien geen noviteit. Ik zou mij kunnen voorstellen dat u met al uw ervaring een beleid had kunnen ontwikkelen om dit te voorkomen. Met alle goede bedoelingen van dien, vind ik dit toch een beetje mosterd na de maaltijd. Ik had graag meer inzet gezien.

De voorzitter: Goed, de ronde begint weer. Ik geef eerst het woord aan de heer Waalkens en vervolgens aan de heer Atsma en mevrouw Snijder.

De heer Waalkens (PvdA): Mevrouw Ouwehand, u moet mijn inspanningen zien binnen het proces van democratische besluitvorming. Ik leg mij neer bij het uiteindelijke besluit, maar ik blijf er kritisch over. Als u een democratisch genomen besluit niet wilt respecteren, plaatst u zich buiten de democratie. Dat vind ik toch wel bijzonder kwalijk.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Nou, niet respecteren ... ik verzet mij er erg tegen, verbaal, als er besluiten worden genomen waarvan ik denk dat de wereld er niets mee opschiet. U ziet mij verder geen stenen gooien of ondemocratische middelen aanwenden om eronder uit te komen.

De heer Atsma (CDA): Ik heb u vorige week verbaal wel het een en ander horen uiten aan het adres van minister Ter Horst toen het ging om de aanpak van dierenactivisten, maar dit terzijde. Daar praat ik overigens graag nog een keertje over door.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dat wil iedereen wel, geloof ik.

De heer Atsma (CDA): Wat u zei was ook vreselijk. Het is dus terecht dat iedereen daarover met u wil praten.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Daar denk ik toch echt anders over.

De heer Atsma (CDA): Laten wij naar uw oplossing gaan. Wij weten dat u niet zo’n vleeseter bent. U bent meer van de plantaardige sector. Dat is uw goed recht. Ook in de plantaardige sector is er sprake van een megaoverproductie op dit moment. Ik heb al aangegeven dat de prijzen met 40 tot 50% zijn gedaald. De boereninkomens zijn ook met 40% gedaald in vergelijking met het jaar ervoor. Mag ik weten wat uw antwoord is? U spreekt nu alles en iedereen aan. U wilt consumptiepatronen veranderen, maar ik geloof niet dat dat op dit moment het antwoord is op de crisis.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Als het beleid was gevolgd dat wij voorstaan, had iedereen keurig al die plantaardige overschotten opgegeten. Dan hadden wij gewoon netjes een duurzaam dieet gehad in Nederland waarmee geen onevenredige druk wordt gelegd op het klimaat, biodiversiteit en dieren. Als wij de integrale aanpak van de Partij voor de Dieren hadden gevolgd, waren de problemen volgens mij een stuk minder groot geweest dan nu het geval is.

Dit is een mooi bruggetje naar het volgende agendapunt, namelijk de Commissie voor Duurzame Ontwikkeling. De minister schrijft dat Tsjechië haar heeft gevraagd om iets te zeggen over het aanstaande overleg. Ik heb daar nog geen brieven over gezien. Kunnen wij nog overleggen met de minister over haar inzet? Zij schrijft dat er eensgezindheid is over de urgentie van de recente voedselprijzencrisis en de noodzaak om in het kader van de meervoudige voedsel-, energie- en economische crisis snel tot een integrale aanpak te komen. Ik mis toch twee crises, namelijk klimaat en biodiversiteit. De minister zal daar toch zeker ook wel op inzetten? Daarvoor sturen wij haar naar New York, volgens mij.

Vorige week was er een klimaatcongres in Kopenhagen. Er zijn prachtige initiatieven mogelijk om de kosten van het klimaatbeleid met minstens 50% te drukken als wij gewoon wat minder vlees gaan eten. Gaat de minister dat inzetten? Wanneer de hele wereldbevolking vegetarisch zou zijn, scheelt dat 70%. Er zijn ook minder radicale oplossingen mogelijk, zoals minder vlees voor de hele wereldbevolking. Volgens algemene gezondheidsaanbevelingen is er nu sprake van overconsumptie. Als je dit probleem aanpakt, zijn de kosten van het gehele mondiale klimaatbeleid met maar liefst 50% te verlagen, gratis. Is de minister van plan om deze hoopvolle perspectieven in de praktijk te brengen?

De Universele Verklaring voor Dierenwelzijn staat ook op de agenda. Wij hebben in Brussel met de Tsjechen gesproken. Mij is bijgebleven dat de tekst van het Tsjechische voorzitterschap anders is dan die waar de minister laatst haar handtekening onder heeft gezet. Kan zij ons daarover informeren? Ik wil graag dat de tekst die de minister heeft ondertekend, leidend is. Dat is de tekst die door de World Society for Protection of Animals (WSPA) is voorgesteld. De Tsjechen lieten weten dat zij een eigen tekst hadden. Laten wij daar geen misverstanden over laten ontstaan. Ik krijg hier graag een reactie op, eventueel later schriftelijk.

Ik kom even kort te spreken over de dolfijnenslacht. Wij hebben de brief daarover gezien. Ik vraag mij af of de minister daar blij mee was en of zij nog vervolgstappen zet. Ik vond de reactie van Japan magertjes, en dan druk ik mij nog voorzichtig uit.

Op het punt van het levend plukken van ganzen voor dons sluit ik mij aan bij de woorden van de heer Polderman. Ik vond het ook een rare zin: het is belangrijk dat het plukken van dons van levende ganzen niet onnodig pijn, leed en letsel mag veroorzaken. Volgens mij kan dat helemaal niet. Levend plukken veroorzaakt per definitie pijn, leed en letsel dus daar moeten wij gewoon mee ophouden. Wij hebben de minister al eerder gevraagd om in elk geval te komen met etikettering. Haar reactie daarop is dat in Noordwest-Europa vrijwel alleen dons van geslachte dieren wordt gebruikt. Wij hebben echter kunnen zien dat IKEA zich een hoedje is geschrokken toen het erachter kwam dat het dons dat het gebruikt wel degelijk afkomstig is van levend geplukte dieren. Als bij IKEA dekbedden in de winkel liggen waarin dat zit en IKEA ermee gaat stoppen, dan kan dat bij de HEMA en de V&D ook het geval zijn. Waarom niet gewoon een etiket erop? Ik zie graag dat de minister dat realiseert.

Voorzitter, ik denk dat ik door mijn tijd heen ben. Ik zie u kijken. Heb ik nog even?

De voorzitter: Een halve minuut.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik sluit maar af. Ik wilde nog iets zeggen over ggo’s maar daar voeren wij binnenkort nog een overleg over.

De voorzitter: Het woord is aan de heer Cramer van de ChristenUnie-fractie.

De heer Cramer (ChristenUnie): Voorzitter. Er zijn vanmorgen al veel woorden gesproken over de slechte prijssituatie in de sector, in het bijzonder in de zuivelsector. De melkveehouders hebben te maken met zeer lage prijzen die onvoldoende zijn om de kostprijs te dekken. Het is een zorgelijke situatie voor de melkveehouders en wij staan dan ook terecht uitgebreid bij dit onderwerp stil. Toch is het in zeker opzicht vreemd dat wij praten over de marktwerking in de zuivel en dat wij ons zorgen maken over die slechte prijzen. Een groot deel van deze Kamer wil immers zo veel mogelijk vrije markt, ook voor de boeren en dus ook voor de melkveehouders. Bij een vrije markt horen schommelingen, naar boven en naar beneden. Ingrijpen hoort daar ons inziens niet meer bij, niet bij hoge prijzen en niet bij lage prijzen. Ik claim toch enig recht van spreken. De ChristenUnie is geen groot voorstander van de vrije markt voor voedsel. Een goede verwoording van een belangrijke reden hiervoor is overigens te vinden in de brief van de minister zelf over de gevolgen van de economische crisis voor de landbouwsector. De minister schrijft op pagina 2 dat er flinke druk is op de prijzen omdat de landbouwers de productie doorgaans niet op korte termijn kunnen aanpassen aan de verminderde afzetmogelijkheden; het gaat in de landbouw om een natuurlijk proces. Dat heeft de minister mooi gezegd.

De fractie van de ChristenUnie vindt dat enige sturing nodig blijft zodat al te grote schommelingen in de prijs kunnen worden voorkomen. Niet alleen boeren hebben dan wat meer zekerheid en kunnen op die manier een betere inschatting maken van de mogelijkheid van investeren, maar ook is er meer zekerheid over de aanvoer van voedsel, in dit specifieke geval van zuivel. Nu immers zien wij dat er in de Verenigde Staten ontzettend veel melkkoeien geslacht worden vanwege de lage prijs voor melk. Aan de ene kant is dat niet zomaar op te vangen in tijden van aantrekkende prijzen want dan kunnen er niet meer voldoende beesten worden aangevoerd. Aan de andere kant hebben wij dan meesturende instrumenten met een negatieve impact, zoals de exportsubsidies, niet meer nodig.

De huidige situatie plus de reactie daarop, de roep om ingrijpen, vraagt wat de ChristenUnie-fractie betreft om een verdere doordenking van de Europese zuivelmarkt voor de komende jaren. In die zin sluit ik mij aan bij de opmerking van de heer Atsma dat ook op andere gebieden de prijzen sterk onder druk staan. Ook daarover zullen wij moeten nadenken. Ik daag de minister uit om hier nog eens op in te gaan, ook omdat op dit moment in het kader van het nadenken over voedselprijzen in Europa nagedacht wordt over de manier waarop prijsvolatiliteit verminderd kan worden op de landbouwgrondstoffenmarkt.

De heer Atsma (CDA): Ik heb in het verleden enkele malen gesuggereerd om met een regeling te komen om te voorkomen dat er onder de kostprijs wordt verkocht. Daar was toen geen politiek draagvlak door; dat kan gebeuren. Een aantal landen, ook in Europa, blijkt dat toch in de benen te houden. Zou u ervoor voelen om daar nog eens kritisch naar te kijken?

De heer Cramer (ChristenUnie): Ja. Alles wat wij kunnen doen om een eerlijke prijs voor boeren overeind te houden, ondersteun ik. Dat kan naar mijn stellige overtuiging echter niet zonder eerlijk te zijn over de vraag of dat nog wel volledig vrije marktwerking is. De vraag komt dus voor een deel weer bij u terug: bent u bereid om daar concessies op te doen? Het een kan niet zonder het ander. De prijs kan alleen in de benen worden gehouden als er een bepaalde vorm van regulering plaatsvindt. Wij hebben uitgebreide discussies gevoerd over de vraag of het instorten van de marktprijs al dan niet een gevolg is van de crisis. Wij zien dat hoewel Nederland zijn quotum volmelkt terwijl dat Europees niet gebeurt, die wereldhandel instort en helemaal onderuit gaat. Kennelijk is er dus te veel melk op de markt. De oplossing is dan niet gelegen in verevening en in meer melken, want dan blijft de hoeveelheid melk alleen maar toenemen en daalt de prijs verder. Misschien is het een verdeelvraagstuk, wat ik overigens sneller geloof. Wij moeten nadenken over hoe dit kan gebeuren. Volgens mij kan dat niet aan de vrije markt worden overgelaten, tenzij wij accepteren dat dan hier en dan daar boeren omvallen. Wij kunnen dat niet in de benen houden.

De heer Polderman (SP): Ik hoor het verhaal van de heer Cramer toch wel met enig plezier aan want hij pleit gewoon echt voor een kritische kijk op die vrijemarktfilosofie. Het is de eerste keer dat ik een coalitiepartij dat zo duidelijk hoor zeggen. In relatie tot die minimumprijzen kan het inderdaad gewoon niet anders dan dat je aan die productiekant ook wat aan die vrije markt doet. Ik ben dus blij met de opstelling van deze coalitiepartij. Als oppositiepartij moeten wij maar afwachten wat er uit het coalitieoverleg komt. Mijn vraag aan de heer Cramer is of dit in het algemeen de inzet van de ChristenUnie gaat worden in de onderhandelingen die op dit moment plaatsvinden. Dan word ik weer een beetje hoopvoller over wat daar misschien uit komt.

De heer Cramer (ChristenUnie): Ik ben blij dat ik de heer Polderman zo blij heb kunnen maken. Ik snap echter zijn link naar de kredietcrisis niet helemaal. De kredietcrisis of recessie draait om de aanwezigheid van voldoende vraag. Op het punt van voedsel zullen mensen de primaire levensbehoefte niet een, twee, drie opzij zetten. Misschien doen zij dat een beetje, maar uiteindelijk zal dat wel in de benen blijven. Om die reden blijft de landbouwsector behoorlijk in de benen, zij het dat de afname van luxe producten wat terugloopt.

De heer Polderman (SP): Het is jammer dat de heer Cramer die link niet meteen snapt. Dat stelt mij dan weer een beetje teleur. Die is namelijk op zich heel duidelijk. De kredietcrisis is veroorzaakt door het eindeloze geloof in de vrije markt in tal van sectoren, niet in de laatste plaats in de financiële sector. De vraag is of dat geloof wordt gehandhaafd of niet. De landbouwmarkt is inderdaad een bijzondere markt; daar zijn wij het over eens. Als de heer Cramer nu tot het inzicht komt dat de landbouwmarkt niet gebaat is bij een vrije markt, dan is dat een stap vooruit. Misschien kan hij die stap doortrekken. Dat zou dan in de onderhandelingen die nu gaande zijn een stuk helpen.

De voorzitter: Mijnheer Cramer, u noteert even een vraag. Er zijn nog twee leden die een vraag willen stellen.

De heer Atsma (CDA): Ik reageer toch even op collega Cramer. Ik verwijs naar het terechte pleidooi van LTO Nederland. Die zegt dat de marktmacht van de boer buitengewoon marginaal is. Het stunten met voedsel is niet iets wat wij moeten willen. Eigenlijk willen wij dat nooit. De vraag is of een instrument kan worden bedacht om dat tegen te gaan. Dat is wat anders dan aangeven dat het daarmee meteen einde oefening is voor een open economie.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Het is alweer enige tijd geleden, maar zei de heer Cramer nu dat de productie van de Nederlandse zuivelmarkt de hele wereldmarkt bepaalt?

De heer Cramer (ChristenUnie): Ik begin met het laatste want dan hoef ik die vraag niet op te schrijven. Er ontstond een discussie over verevening. Europa tankte niet vol en Nederland zou dat erbij kunnen pakken. Dat roept bij mij de vraag op: maar waarvoor dan? Die prijs is al onderuit gezakt. Waarom zouden wij meer moeten melken als de prijs onderuit is gegaan? Ik weet niet hoe verevening in relatie tot de wereldhandel de prijs in de benen zou kunnen houden. Dat is mijn antwoord aan mevrouw Snijder. De heer Atsma sprak over de marktmacht van de boer. Ik kom daar nog op terug in mijn tekst. Ik ben het eens met de heer Atsma. De vraag van de heer Polderman gaat over de kredietcrisis. Als alle bonussen omgezet worden in melk, dan wordt de afzet een stuk hoger. Misschien moeten wij dan wel weer blij zijn met die bonussen. Ik vind het wel een beetje ver gaan voor deze discussie om de hele kredietcrisis, in het bijzonder de hebberigheid binnen de financiële wereld, over alle mogelijke markten te linken en te stellen dat marktwerking per definitie fout is. Hebberigheid is een gevolg van marktwerking en lokt die marktwerking wellicht voor een deel uit. De marktwerking in de zuivel is een kwestie van vraag en aanbod. De vraag is of er te veel is of dat er sprake is van een verdeelvraagstuk. Collega Atsma refereerde er al aan in relatie tot de graanprijzen; er is wereldwijd best behoefte aan voedsel. Hoe is het mogelijk dat hier de prijzen onderuit gaan als er wel eten is? Kennelijk brengen wij dat naar de verkeerde plek.

Op de korte termijn is er overigens wel een mogelijkheid om de situatie voor de melkveehouders wat te verlichten. Dat kan door het eerder uitbetalen van de toeslagrechten. Dat kost wat extra’s, maar dat brengt verlichting voor de boeren. Is de minister bereid om het Beheerscomité Directe Betalingen hiervoor om toestemming te vragen?

Een beperking van een andere orde voor de boeren om marktgericht te produceren, is de macht van de multinationals en de supermarkten ten opzichte van de producenten. Het evenwicht in de voedselketen is wat zoek. Het is ons inziens van belang dat boeren zich zodanig kunnen organiseren dat zij sterker staan ten opzichte van de supermarkten en de multinationals. Een beter evenwicht in de keten dus. De eis van de Commissie dat bij de fusie van Friesland Foods en Campina twee fabrieken dienen te worden afgestoten, staat daar volgens mij haaks op. Dan kleed je het weer uit, terwijl de multinationals eigenlijk ongelimiteerd die samenklontering kunnen organiseren. Het evenwicht is dan echt zoek. De ChristenUnie-fractie vindt dan ook dat het onderzoek dat wordt gedaan door het European Competition Network zich niet alleen dient te richten op de nadelen voor de consumenten maar ook op de verhouding tussen de boeren als producenten van primaire producten en op de verwerkers en de retail. In de voedselketen gaat het tenslotte niet om een normale verhouding tussen producent en consument. Ik hoor hierop graag een reactie van de minister.

De heer Atsma (CDA): Ik ben het daar eigenlijk wel mee eens, maar het lastige is dat dezelfde boeren ja zeggen tegen de fusie. Hoe ga je daarmee om? De overheid kan daar van alles van vinden en wij wisten dat Kroes – dat is trouwens niet mijn vriendin en waarschijnlijk ook niet de uwe – met dit soort rigide voorstellen zou komen. Achteraf valt het mee, maar de boeren moeten zelf als leden van de coöperaties wel ja zeggen op het totale fusieplan. En dat doen ze.

De heer Cramer (ChristenUnie): Mijn vriendin heet Hennie en die heeft zeker geen kroes.

De voorzitter: Volgens mij is zij uw vrouw.

De heer Cramer (ChristenUnie): Zij is mijn vrouw maar ook mijn beste vriendin. In reactie op de vraag van de heer Atsma geef ik aan dat je moet zoeken naar een manier om dat steviger te maken. Die boeren hebben ermee ingestemd maar zij hebben ook invloed op Campina. In die zin ben ik eigenlijk gebiologeerd geraakt door die oude coöperatiegedachte waarin de boeren de eigenaars waren. Zij gedragen zich soms meer alsof zij tegenover die boeren staan. Dat denk ik wel eens als ik beluister wat daar gebeurt.

De voorzitter: Dan komt de vraag aan de orde: hoe coöperatief is de coöperatie in de Landbouwraad?

De heer Waalkens (PvdA): Ik ben het heel erg eens met de opmerking van collega Cramer dat je niet stunt met voedsel. Dat hoort in het pakket van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Je doet dat op een fatsoenlijke manier en een stuk vlees is geen pakket wc-papier. Zo wordt het vaak wel aangeprezen. Het punt waar het om draait en waar het mij om gaat, is mededinging. Vanuit de concentratie en de retail bouwt zich een kracht op aan de andere kant van de boeren. Dat kan langs coöperaties lopen. Door te zeggen dat mededinging niet belangrijk is, wordt het punt absoluut gemist. Daar hebben wij de kracht van het reguleren van markten.

De heer Cramer (ChristenUnie): Ik zou graag antwoord willen geven, maar ik snap de hele vraag niet.

De heer Waalkens (PvdA): U zegt dat er geen kracht is vanuit de producenten. Wij zien de ene na de andere concentratie, bij de bloemen, bij de groenten en in de zuivel. Zij organiseren zich op een perfecte manier. Dat gaat ten gunste van producenten maar ook ten gunste van consumenten. De marktmeester, mevrouw Kroes, zit daar met haar portefeuille stevig tussen. Of het een vriendin van je is of niet maakt helemaal niet uit. Zij heeft een heel stevige positie en daar moeten wij gebruik van maken.

De heer Cramer (ChristenUnie): Dat ben ik eens met de heer Waalkens. Wij kunnen er echter niet omheen dat de ontwikkeling van die macht nog maar van korte duur is. De multinationals organiseren nog steeds veel tegenmacht door te schermen met het dreigement: dan halen wij het ergens anders weg. Dan sta je mooi met lege handen. Als het helemaal wordt overgelaten aan de vrije markt, dan moet je accepteren dat het onderuit kan gaan. Een andere optie is om het op een andere manier te regelen. De ChristenUnie-fractie geeft er de voorkeur aan om er meer regeling op te zetten.

Ik maak nog twee opmerkingen, een over dierenwelzijn en een over ggo’s. Het is goed dat het onderwerp van dierenwelzijn ook aandacht krijgt in Europa. Mooi dat de minister de verklaring heeft ondertekend. Kan zij aangeven welke landen ook hebben getekend? Ik hoor ook graag wat de praktische uitwerking van deze verklaring zal zijn. Heeft het na ondertekening door de lidstaten ook gevolgen voor het beleid dat gevoerd wordt in de verschillende landen voor het Europees beleid?

De fractie van de ChristenUnie is verrast door de aandacht die deze minister in de Landbouwraad voor de ggo’s wil vragen. Op zich is de inzet helder: meer aandacht voor sociaaleconomische dimensie en ruimte voor een eigen afweging van lidstaten bij de teelt van ggo-gewassen. Toch hadden wij liever eerst met de minister van gedachten gewisseld over de brief die zij afgelopen vrijdag laat in de middag stuurde voordat zij hierover van gedachten gaat wisselen met haar collega’s in Brussel. Het onderwerp ligt immers gevoelig en over de uitwerking van de sociaaleconomische dimensie praten wij graag eerst onderling. Wij vinden dit toch wel een wat bijzondere gang van zaken.

De heer Waalkens (PvdA): Is collega Cramer het met mij eens dat het een goede zaak is dat de stemverklaring die door de minister van VROM is afgelegd in de Milieuraad van 2 maart nog eens herhaald wordt in de Landbouwraad van volgende week?

De heer Cramer (ChristenUnie): In herhaling van de boodschap schuilt de kracht.

De voorzitter: Het woord is tot slot aan de heer Van der Vlies van de SGP-fractie.

De heer Van der Vlies (SGP): Voorzitter. De kredietcrisis zou op enig moment doorwerken in de reële economie en dat wordt nu ook in de land- en tuinbouwsector heel helder. Met name de sectoren waarin export een belangrijke rol speelt, zijn getroffen: de varkenshouderij, de melkveehouderij en de sierteelt. Niet alles daarvan is af te schuiven op het normale ondernemersrisico. Dat is er natuurlijk, maar als er ooit een keer een element van overmacht en gezamenlijke verantwoordelijkheid aan de orde zou zijn, dan is dat wel nu. De varkenshouderij heeft een paar jaar onder de kostprijs moeten produceren. Dat werd geaccepteerd omdat het nogal eens voorkomt dat zo’n situatie zich daarna herstelt; de prijs moet je over een langere periode middelen. Dat herstel komt nu echter niet en dat wordt heel zwaar om te dragen.

Ook in de melkveehouderij, waar collega’s al uitvoerig over hebben gesproken, is een dergelijke invloed nu significant. Een kleine overproductie als gevolg van een dalende vraag buiten de Europese Unie leidt in relatief korte tijd tot een fors lagere melkprijs. De huidige voorschotprijzen liggen onder de kostprijs. Dat kan natuurlijk niet lang duren. Het gaat om gezinsinkomens. De vraag is natuurlijk toch hoe kleinere bedrijven, al dan niet in het verband van coöperaties enzovoort, invloed kunnen organiseren als macht tegen de invloed van de wereldmarkt. Dat is een majeur gebeuren waarop zo goed mogelijk zou moeten worden geanticipeerd. Wij zien allemaal hoe zich dat momenteel voltrekt. Die situatie vindt mijn fractie zorgelijk. Boerenbedrijven zijn de dragers van het platteland, de crisis zal het platteland niet ontgaan en dat werkt door in doelstellingen voor investeringen in duurzaamheid, dierenwelzijn en innovatie. Als er niets verdiend wordt en er geld bij moet, dan kunnen alle andere dingen die wij ook graag willen voorlopig worden vergeten. Dat is een contraproductieve en contraire ontwikkeling die over ons heen is gekomen.

Er bestaat weliswaar een normaal te achten ondernemersrisico, maar als samenleving, politiek en overheid moeten wij al het mogelijke doen om te repareren, te herstellen en draaglijker te maken. Er zijn natuurlijk best een paar voorbeelden. Ik noem de export; die is tanend. Daarbij gaat het vooral om de exportkredietfaciliteiten. Wij weten hoe dat dossier er momenteel uitziet. Dat schiet niet echt op. Het is moeilijker geworden om krediet voor export, bijvoorbeeld naar Oost-Europa, te verzekeren. Het is goed dat de minister van Financiën in gesprek is met die exportkredietverzekeraars over de problematiek, maar mijn vraag is nog wel wat de minister van Economische Zaken doet. Zij werkt aan uitbreiding van de exportkredietfaciliteiten om de gaten te vullen. Worden die niet enkel toegespitst op de grote transacties? Worden de kleinere, waaronder die van de agrarische sector, daarbij niet vergeten? Ik vraag de minister klip en klaar om erop aan te dringen dat dat niet gebeurt.

Ik vraag de minister ook om op Europees niveau aan te dringen op voortzetting van de interventiemaatregel voor boter en mageremelkpoeder. Wat in de opslag zit, zal toch een keer op de markt moeten komen, wat op dat moment de prijs zal drukken. Om dit te omzeilen, zouden de kalvermelkregeling en de banketbakkersregeling weer in het leven geroepen kunnen worden. De kalverensector is bereid om de regeling te benutten maar wil wel de garantie dat de regeling minimaal één jaar van kracht wordt. Is de minister bereid om in Brussel te pleiten voor herintroductie, onder de gegeven omstandigheden, van deze regelingen? Op korte termijn kan vervroegde uitbetaling van toeslagrechten ook soelaas bieden. Mijn fractie waardeert het positief dat zowel de minister als de Europese Commissaris bereid zijn om hier werk van te maken. Het is wel belangrijk dat hier zo snel mogelijk uitsluitsel over komt.

De heer Atsma (CDA): Het is de vraag of die hoeveelheid van 450 000 ton mageremelkpoeder klopt, of die inderdaad zo fors is. Ik hoor andere signalen uit de kalverensector.

De heer Van der Vlies (SGP): Ik krijg andere signalen en daarom stel ik deze vraag aan de minister. Laten wij er geen welles-nietesspelletje van maken. Als het minder zwaarwegend is dan ik suggereerde, dan luister ik daar natuurlijk ook naar. Dit wordt mij aangereikt en ik vind dat wij moeten doen wat wij mogelijkerwijs kunnen doen om het tij wat te keren.

Er zit een hoge superheffing aan te komen en het Europese melkquotum wordt niet gehaald. Ik viel net midden in de discussie daarover. Ik bied nog mijn excuses aan voor mijn late binnenkomst. Het is in elk geval niet de bedoeling dat vanwege het feit dat de voorschotprijzen nu onder de superheffing liggen, boeren de melk maar in de sloten laten lopen. Dat is geen oplossing.

De kern van het probleem rond de melkprijzen is evenwicht op wereldmarkt. Enkele landen, zoals Duitsland, vragen om verruiming en afschaffing van het melkquotum in het kader van health check ter discussie te stellen. De minister heeft daar wat tegenin gebracht. Zij zou natuurlijk kunnen pleiten voor het bevriezen van het melkquotum in plaats van de voorgenomen uitbreiding van het melkquotum per 1 april aanstaande. Ik heb begrepen dat dat conform het voorstel van Italië is. Wat vindt de minister van deze gang van zaken?

Ik maak graag nog een punt over de gemiddelde betalingstermijn in de internationale handel. Die is opgelopen. De supermarkten zouden dat kunnen volgen en dat zou gekeerd moeten kunnen worden.

Over de vetmelkers hebben Atsma en Polderman vragen gesteld, zo begreep ik van de heer Polderman. De brief is intussen overhandigd aan de minister. Ik sluit mij daarbij aan en ben met hen nieuwsgierig naar de reactie van de minister op dit punt.

Het signaal van collega Atsma over de legbatterijen onderstreep ik krachtig. Wij hebben hier de zaak al een paar jaar onder druk gezet, met alle discussies daaromheen, met het vooruitzicht dat de bijl gaat vallen. Het is dus niet de bedoeling dat andere landen daar onderuit komen.

Over de ggo’s heb ik nu geen opmerkingen.

Antwoord van de minister

Minister Verburg: Voorzitter. Ik heb voldoende tijd gehad om te kunnen luisteren en mijn antwoorden op orde te brengen. Ik bedank de Kamer voor de inbreng in eerste termijn. Daarin viel mij op dat een aantal discussies, ook onderling, al eens eerder is gevoerd. Met name de economische crisis en de effecten daarvan voor de land- en tuinbouwsector geven daaraan een nieuwe dimensie. Ik zal daar dan ook wat uitvoeriger op ingaan. Ik geef eerst aan wat aan de agenda is toegevoegd en wat er is afgevoerd door het voorzitterschap. Het voorzitterschap heeft op verzoek van de commissie het discussiepunt over het zelfstandig lidmaatschap van de gemeenschap van de internationale organisatie voor wijnbouw en wijnbereiding teruggetrokken van deze agenda. Ook de bespreking van de Universele Verklaring voor Dierenwelzijn is door het voorzitterschap teruggetrokken van de agenda. Tegen mevrouw Ouwehand zeg ik dat dat wel eens een verklaring zou kunnen zijn voor wat zij heeft opgemerkt, namelijk dat Tsjechië blijkbaar voornemens is om een eigen verklaring op te stellen. Dat lijkt wat bijzonder, maar ik meen dat het goed is dat de universele verklaring universeel blijft in de zin dat iedereen dezelfde verklaring kan ondertekenen als deze wordt ondertekend.

Verder heeft het voorzitterschap op verzoek van de lidstaten een groot aantal diverse punten toegevoegd. Ik noem die punten. Het gaat om de eisen van Rusland aan residuen van gewasbeschermingsmiddelen die zich op geïmporteerde groenten en fruit mogen bevinden. Dat punt is op verzoek van Italië toegevoegd. Hongarije heeft het punt identificatie en registratie van schapen aan de lijst toegevoegd. Hongarije heeft ook het onderwerp van steun voor het telen van suikerbieten in landen met een systeem van generieke areaalbetaling op de agenda gezet. Cyprus heeft de gevolgen van scrapie voor de schapen- en geitensector op het eiland Cyprus zelf aan de orde gesteld. Finland voerde het onderwerp van de biologische proteïne in diervoerders aan. Duitsland voerde het punt van aanpassing van de herstructureringsregeling voor de suikersector in verband met de economische situatie aan, evenals de impact van de voorstellen voor een bodemrichtlijn op de landbouw. België heeft de situatie op de markt voor varkensvlees op de agenda gezet en Frankrijk de conclusies van de conferentie van directeuren van betaalorganen van vorig jaar oktober. Ik kom daar nog over te spreken in het kader van de vereenvoudiging van de regelgeving en de administratieve lasten vanuit Europa.

De heer Waalkens (PvdA): Voorzitter, ik stel graag een procedureel punt aan de orde. Het overvalt ons een beetje dat zo’n lijst met punten is toegevoegd. Ik weet niet wanneer die toegevoegd zijn en wanneer punten afgevoerd zijn. De minister had dat op zijn minst bij de aanvang van dit algemeen overleg kunnen melden. Wij hadden daar dan niet à l’improviste, maar wel met de kennis die wij hebben over een aantal dossiers opmerkingen over kunnen maken.

De voorzitter: Dat is een terecht punt. De minister heeft het nu aan het begin van haar betoog opgemerkt, maar zij had dat ook aan het begin van de vergadering kunnen doen. Zij doet dat ook vaak.

Minister Verburg: Voorzitter, het lijkt mij goed om het de volgende keer weer aan het begin van de vergadering te doen. U moet zich realiseren dat sommige puntjes tot op het laatste moment worden aangemeld.

De heer Atsma (CDA): Dat is bij ons ook het geval.

Minister Verburg: Ja, maar u bent 24 uur per dag volksvertegenwoordiger, ik ben 24 uur per dag minister en ambtenaren zijn 24 uur per dag ambtenaar. Ik zie dat u daarmee instemt.

Ik kom te spreken over de economische crisis. Het is terecht dat alle leden daarover hun zorg hebben uitgesproken. Ik heb het LEI gevraagd om met het ministerie van LNV de vinger aan de pols te houden. Vanaf vorig jaar oktober is met de sectoren, het LEI en het departement gekeken naar de ontwikkelingen. De gevoeligheid van de sectoren leek aanvankelijk niet groot, tot in november, december en januari bleek dat de impact groter werd. Het LEI heeft het nu op een rijtje gezet en cijfers aangeleverd over de inkomsten van de verschillende sectoren. Ik noem die hier toch maar even. De prijs van melk is op dit moment 31% lager dan een jaar geleden. De prijs van granen is 40 tot 50% lager dan een jaar geleden. De prijs van rozen is 48% minder, van chrysanten 44%, van eieren 18%, van vleeskuikens 6%, van vleesvarkens 3% en van vis ongeveer 11%. Het LEI merkt op dat daartegenover staat dat sommige aangekochte producten ook goedkoper zijn geworden, zoals veevoer. Dat is 15 tot 25% goedkoper geworden. Gasolie is 25% goedkoper geworden.

De heer Atsma heeft er echter volstrekt gelijk in dat het in de land- en tuinbouwsector heel moeilijk is om productie af te stemmen op vraaguitval. Tegen koeien kan inderdaad niet gezegd worden: stop maar een paar maanden met melk geven. Ook de groei van gewassen kan niet zomaar worden gestopt vanwege een dalende vraag. Dat maakt het probleem extra lastig. Ik maak hier nog een opmerking bij, namelijk dat de land- en tuinbouwsector niet voor het eerst te maken heeft met die volatiliteit van prijzen. Deze sectoren en ondernemers in deze sectoren zijn daar al decennia lang aan gewend. Dat maakt het niet leuker, maar de veerkracht in de agrarische sector is daardoor wel heel behoorlijk. Ik ben het overigens zeer eens met degenen die opgemerkt hebben dat als je vaststelt dat de daling van prijzen van vleesvarkens wel meevalt, je ook moet vaststellen dat de prijzen van vleesvarkens in het afgelopen jaar, en al langer, heel slecht zijn geweest. Als er al een slechte prijs geldt en daar nog eens 3% vanaf gaat, waar blijft dan het vlees op de botten van ondernemers? Er is dan ook zeker sprake van een serieuze situatie in de agrarische sector. De vraag is wat de nationale en Europese overheid kunnen doen om ondernemers sterker uit de crisis te laten komen, ook de ondernemers in de agrarische sector en de tuinbouwsector. Het gaat uitdrukkelijk om «bijdragen» door de overheid, want ondernemers moeten zelf overleven; dat zit nu eenmaal besloten in het ondernemen.

Een aantal leden heeft hierover opmerkingen gemaakt. Mevrouw Snijder begon daarmee. Het is heel goed dat ook haar partij voluit wil inzetten op innovatie en verduurzaming. Het is goed om dat te weten. Het was mij opgevallen dat haar partijleider andere geluiden liet horen. Misschien heb ik die verkeerd geïnterpreteerd. Ik stel hier vast dat de VVD-fractie zegt dat innovatie en verduurzaming van groot belang zijn. Dat is een belangrijke constatering.

De voorzitter: De minister lokt een interruptie uit, maar die wil ik eigenlijk niet toestaan. Heel kort dan.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): De minister trekt nu heel vergaande conclusies. Ik heb gepleit voor innovatie. Natuurlijk weten wij allemaal dat wij een verduurzamingslag willen maken. De vraag is echter, en die heb ik ook al bij de begroting gesteld: hoe gaat zij dat realiseren?

Minister Verburg: Ik heb dat bij de begrotingsbehandeling nadrukkelijk aangegeven. In mijn begroting is zowel fiscaal als rond de stimuleringsregeling de focus voor de agrarische sector, de tuinbouwsector en de visserijsector voluit gericht op innovatie en verduurzaming. Ik vind ook dat wij die ambitie moeten houden. Ik kan niet vooruitlopen op de uitkomsten van het overleg dat op dit moment plaatsvindt tussen coalitiefractievoorzitters en vertegenwoordigers van de bloedgroepen in het kabinet. Ik onderstreep het belang van blijven investeren in innovatie en verduurzaming. Elke crisis brengt zijn eigen problemen met zich mee. Die moeten worden opgelost. Het is voor ondernemers en overheden, nationaal en internationaal, echter ook belangrijk om na te denken over manieren waarop wij sterker en duurzamer uit de crisis tevoorschijn kunnen komen. In die zin vormt elke crisis een nieuwe kans. Laten wij die kans benutten. Ik hoop dat dat ook zal blijken uit het overleg en dat wij op de warme steun kunnen rekenen van de VVD.

Mevrouw Snijder vraagt welke stappen zijn gezet rond exportkredietverzekering. De heer Van der Vlies heeft daar ook een en ander over gevraagd. Het kabinet heeft in het pakket van januari de mogelijkheden voor exportkredietverzekeringen verruimd. Die zijn ook van toepassing op de landbouw en de verwerkende industrie, de voedingssectoren. Een eventuele verdere verruiming is onderwerp van het overleg dat op dit moment nog niet is afgerond. Wij moeten ons overigens wel goed realiseren dat hoewel de exportkredietverzekeringen een belangrijk instrument vormen, niet alle vraaguitval en vermindering van de export op het conto ervan mogen worden geschreven. Wij moeten die twee naast elkaar laten staan. Het ene punt betreft vraaguitval, ook internationaal, en het andere de vraag of de producten bij de consument, de afnemer, te krijgen zijn.

De heer Polderman vraagt hoe het kabinet duurzaamheidsinvesteringen gaat bevorderen. Ik heb al verwezen naar mijn begroting. Ik ga daar ook verder niet op vooruitlopen. Daar moet eerst een afspraak over gemaakt zijn en worden. Wij zien de gevolgen, mogelijkheden en kansen, ook voor de sectoren waar wij vandaag over spreken, tegemoet.

Ik heb hiermee de meeste zaken wel gehad. Ik maak nog een paar opmerkingen. De neiging, ook binnen de EU, om voor de eigen economie of sectoren in die economie aparte maatregelen te treffen, doet zich hier en daar voor. Wij kunnen daar allemaal landen bij noemen. Ik benadruk dat protectionistische maatregelen per lidstaat op het gebied van landbouw, tuinbouw en visserij desastreus zouden zijn voor het herstel van de economie en voor het versterkt uit de crisis tevoorschijn komen. Maatregelen worden met de beste bedoelingen genomen, maar als ze er eenmaal zijn, dan hebben vooral tijdelijke maatregelen de neiging om structureel en langdurig te worden. Mijn volgende opmerking op dit punt betreft de kracht van de producent. Ook daar hebben veel leden op gewezen. Ik voel mij zeer wel thuis bij degenen die pleiten voor versterking van de kracht van coöperaties. Het is heel frappant. Ik sprak pas de voorzitter van LTO Glaskracht. Ik vroeg hem hoe het ermee staat. Dat doe je natuurlijk in deze situatie, ook omdat ik zeer meeleef met alle tuinders en alle boeren, die toch een heel moeilijke periode doormaken, ook met hun gezin. Vaak zijn het familiebedrijven. Ik vroeg welke elementen hij zag voor de sector om versterkt uit de crisis te komen. Hij zei toen dat de bereidheid tot samenwerking om een goede prijs voor het product te krijgen sterk aan het groeien is. Tijdens de nieuwjaarsbijeenkomst van het productschap Tuinbouw heb ik iets gezegd over de manier waarop naar een gebalanceerde prijs in de keten moet worden gekeken; een eerlijke verdeling van de marges in die keten. Uit een LEI-rapport is gebleken dat er bij die tussenschakels soms meer blijft hangen, bijvoorbeeld bij de retail, dan bij de primaire producenten. Volgens de voorzitter neemt de bereidheid in deze sector om gezamenlijk op te trekken om een goede prijs te krijgen toe. Naar mijn mening zou dat ook goed zijn op een aantal andere terreinen in de agrarische sector. Kijk naar wat je gezamenlijk kunt doen, wat je coöperatief kunt doen om je positie als producent te versterken. Die opmerking kan ook gelden voor de zuivelsector. Daarin zijn bedrijven ontstaan op basis van de kracht van coöperatief opereren. Die kracht moet wel doorvertaald worden naar de primaire producent. De gedachte van een coöperatie is buitengewoon goed zolang gekeken wordt naar de vitaliteit en de doorbloeding van die coöperatieve gedachte. Werkt die nog, is het nog een goed instrument, zijn alle kanalen open en heeft iedereen het belang erbij dat verondersteld mag worden bij het opereren in een coöperatie?

Er is specifiek gevraagd naar wat Europa gaat doen. Zoals bekend, wordt vandaag en morgen de Europese top gehouden. De heren Waalkens en Atsma hebben daar specifiek naar gevraagd en ook anderen hebben er iets over gezegd. De Europese Commissie heeft in het economisch herstelplan dat op dit moment voorligt in de Europese Raad het belang van breedbandcommunicatie benadrukt. Zij streeft ernaar breedband tegen 2010 voor alle Europeanen beschikbaar te maken. De Commissie constateert in dat onderzoek en in die beargumentering dat 98% van de bevolking in de stedelijke gebieden over breedband kan beschikken. Van de plattelandsbevolking is dat 70%. De Commissie heeft een extra budget in het economisch herstelplan voorgesteld om de breedbandkloof tussen stedelijke gebieden en plattelandsgebieden te dichten. Een en ander geldt echter niet voor Nederland; Nederland neemt hierin een andere positie in. In Nederland is een buitengewoon hoge beschikbaarheid en gebruik van het breedbandinternet. Dat loopt via vaste en mobiele netwerken. Van de Nederlandse huishoudens heeft 99%, inclusief het platteland, toegang tot het breedband/DSL-netwerk van KPN. Ik heb in eerste termijn goed gehoord wat de heer Atsma daarover heeft gezegd: zijn motie blijft ten volle van kracht. Ik ontkracht die ook helemaal niet. Ik heb de motie doorgeleid naar de daarvoor verantwoordelijke bewindspersoon, de staatssecretaris van Economische Zaken. De noodzaak van extra middelen voor investeringen in breedband in de infrastructuur in Nederland is relatief beperkt. Als er extra geld beschikbaar komt, dan pleit ik voor een flexibele inzet ervan voor meer prioritaire onderwerpen op het platteland. De heer Waalkens heeft natuurlijk volstrekt gelijk: er zijn nog andere zaken te doen op het platteland om een vitaal platteland vitaal te houden en waar nodig vitaler te maken.

De heer Waalkens heeft ook gesproken over het niet-openbreken van de financiële perspectieven. Ik ben het daar zeer mee eens. De Kamer heeft daar gisteren nog over gedebatteerd met minister Bos. De Kamer heeft daarbij de inzet van het Nederlands kabinet geproefd. Dat zal ook de inzet zijn in Brussel, hoewel wel altijd gelet moet worden op hoe een meerderheid uitvalt en wat de sterkst mogelijke positie voor Nederland daarin is. De inzet mag in elk geval helder zijn.

Op de vraag van mevrouw Snijder over producenten en consumenten heb ik inmiddels geantwoord. Er zijn verder vragen gesteld rond health check, met name in relatie tot de zuivel. De een zegt: doe de verevening over de Europese grenzen heen en anderen vragen naar mijn mening over het idee om de quotumverruiming van 1 april niet door te laten gaan. Een aantal lidstaten in Europa voelt helemaal niet voor de quotumuitbreiding. Overigens is dat geen nieuwe positie ten opzichte van de onderhandelingen tijdens de health check. Onze buurlidstaat Duitsland heeft er bijvoorbeeld sterk voor gepleit om geen quotumverruiming toe te passen, ook niet op weg naar de zachte landing van de melkquotering in 2015. Dat schijnt nu weer de inzet te zijn. Wij kunnen dat allemaal lezen in berichtgeving: internet, kranten, alles spreekt erover. De Nederlandse inzet, mijn inzet, zal zijn: afspraak is afspraak. Wij hebben afgesproken wat wij zouden doen, namelijk een quotumverruiming van 1% per jaar. Wij hadden graag meer gezien omdat de middellange- en langetermijnvooruitzichten voor de Europese en internationale zuivelmarkt goed zijn en blijven. Ik voel met degenen mee die zich afvragen waarom wij daar nu niets van merken. Dat is toch te wijten aan de combinatie met de economische crisis.

De vraagontwikkeling op de middellange en lange termijn blijft zowel op de Europese zuivelmarkt als internationaal heel goed. Ik ben niet van plan om nu afspraken open te breken want je weet niet welke stenen je daarmee lostrekt. Het is goed dat er in 2010 een evaluatie komt van de ontwikkeling. Dat is ook een van de afspraken in de health check. Daarbij is ook de betekenis daarvan voor de komende jaren aan de orde. Bij de afspraak om in 2010 nog eens eventjes heel zorgvuldig de vinger aan de pols te houden, ook met betrekking tot ontwikkelingen op de zuivelmarkt, hebben wij wel gezegd dat als wij dan opnieuw overwegen wat wij doen, er met het oog op de zachte landing van de melkquotering in 2015 alleen gesproken kan worden over eventuele uitbreiding van het quotum. Er kan dus niet achteruit onderhandeld worden. Naar mijn mening is dat ook een heel belangrijke afspraak. Het pleidooi voor het niet uitbreiden van het melkquotum per 1 april wordt dus niet gehonoreerd. Verder komt er geen inzet op het verevenen over de Europese grenzen heen. Daarmee wordt een doos opengetrokken die de doos van Pandora zou kunnen blijken te zijn. Ik voel daar niet zo veel voor. Misschien spannen wij met het aanjagen van de discussie over verevening over de grenzen heen het paard juist achter de wagen. Als ik ergens weinig zin in heb, ook gelet op mijn hobby’s, dan is het wel een paard achter de wagen spannen want dat schiet echt niet op.

De heer Waalkens en mevrouw Ouwehand hebben gevraagd naar de interventie en naar wat er gebeurt met de producten. De heer Van der Vlies heeft daar ook iets over gezegd en gevraagd. Ik benadruk eerst wat mijn positie hierin is. Ik vind dat de Europese Commissie een set aan instrumenten moet hebben om in een noodsituatie of bij heel slechte ontwikkelingen te kunnen interveniëren. Die interventies moeten zo kort als nodig en zo lang als noodzakelijk duren. Daarvoor is een instrumentarium nodig dat scherp is, snel kan worden toegepast en op enig moment zonder aarzelingen weer kan worden afgeschaft; terug in de doos, olie erbij zodat het niet verroest en bewaren tot het weer nodig is. Dat geldt ook voor deze situatie. Ik ben helemaal niet toe aan denken in termen van «boterbergen» en «melkplassen». Op dit punt hebben wij in het verleden de les geleerd. Wij willen dat niet meer en wij moeten daar ook niet naartoe willen. Europa wil twee dingen en de heer Waalkens en mevrouw Ouwehand hebben die ook genoemd, hoewel mevrouw Ouwehand in iets mindere mate en in een andere toonzetting. Die toonzettingverschillen kennen wij inmiddels. De heer Waalkens heeft gezegd: Europa heeft een rol te spelen in WTO-verband. In WTO-verband pleiten wij voor het afschaffen en beslechten van drempels rond de wereldhandel om het ontwikkelingslanden mogelijk te maken om hun producten op de wereldmarkt aan te bieden, ongeacht of dat in Europa is of niet. Tariefmuren en andere drempels moeten daarvoor worden weggenomen en nieuwe drempels moeten absoluut worden vermeden. Die rol spelen wij ook in WTO-verband. Ik hoop er zeer op dat deze zomer, wellicht in juli van dit jaar, een WTO-akkoord wordt gesloten. Ik kan er alleen maar op hopen, maar het zou geweldig helpen als goed bedoelde maar slecht uitwerkende protectionistische maatregelen van verschillende landen of werelddelen werden beslecht en wij door een open wereldmarkt versneld en versterkt uit de crisis komen.

Mijn tweede opmerking op dit punt is dat wij geen producten gaan dumpen in derdewereldlanden. Wij doen dat vanuit de Europese Unie allang niet meer. De Kamer zou dat moeten weten en ik benadruk het vandaag nog maar eens extra. Langs de lijnen die zijn uitgezet, de vijf sporen in de nota die ik heb geschreven met collega Koenders, worden de landbouwontwikkeling en rurale ontwikkeling in met name, maar niet uitsluitend, Afrika bevorderd. Wij doen dat niet alleen in bilateraal en Europees verband, maar ook in het verband van de ontwikkelingen rond de CSD waar ik de Kamer over geschreven heb en waar de heer Waalkens aan refereert. Daar hebben wij de voorbereidingssessies gevoerd en daar staat landbouw als een van de centrale punten op de agenda, natuurlijk in combinatie met aanpalende thema’s als landbouw, plattelandsontwikkeling, verantwoord omgaan met water en decertificatie. Dat zijn de thema’s voor de Commissie voor Duurzame Ontwikkeling van de VN. Langs die vijf sporen wordt getracht om concrete afspraken te maken voor de ontwikkeling van de landbouw, de ontwikkeling van het platteland en de verduurzaming van de voedselproductie. De heer Atsma en de heer Waalkens hebben er terecht op gewezen dat achter de economische en financiële crisis een nog grotere crisis schuilt, namelijk de potentiële voedselcrisis. Alle risicofactoren die een rol hebben gespeeld in de aanloop naar de voedselcrisis van vorig voorjaar zijn nog aanwezig. Sommige zijn wat afgevlakt, maar de meeste zijn er nog. Het kan dus zomaar gebeuren, als gevolg van weersomstandigheden, klimaatomstandigheden en andere elementen, dat wij opnieuw in een voedselcrisis geraken. Als wij denken over de duurzame ontwikkeling, dan moeten wij verder denken dan alleen aan deze crisis. Dan moeten wij ons juist afvragen hoe wij de wereld op middellange en lange termijn op een duurzame manier kunnen voeden. Ik gebruik daar graag de term «rentmeesterschap» bij; voor iedereen voldoende produceren om op een gezonde manier te kunnen eten en drinken zonder meer te verbruiken dan aan grondstoffen en andere belangrijke producten beschikbaar is. Dat moet op een duurzame manier gebeuren en dan hebben wij nog wel een eindje te gaan.

De heren Polderman en Atsma hebben aandacht gevraagd voor de vetmelk. Ik heb de brief gezien en ik zeg toe daarop te reageren tegelijk met het verslag van de Landbouwraad. Ik zal ernaar kijken en de Kamer ontvangt daarop een reactie.

De heer Cramer heeft gevraagd waarom Friesland Campina twee fabrieken moet afstoten. Nederlandse en Europese mededingingsautoriteiten zien erop toe dat er sprake is van vrije competitie op de Nederlandse en Europese markt. De Europese Commissie heeft de fusie van Friesland Foods en Campina beoordeeld. De Nederlandse overheid was daar geen partij in. Desgevraagd heeft de Nederlandse overheid zowel de Commissie als de fusiepartners van informatie voorzien. De Europese Commissie heeft geoordeeld dat in het geval van verse zuivelproducten, Nederlandse kaastypen en de aanvoer van rauwe melk sprake was van Nederlandse markten. De fusiepartners hebben zich gecommitteerd aan de afspraak om hier maatregelen voor te treffen. Ik denk dat de fusie per saldo goed kan uitpakken, maar ik koppel daaraan wel de opmerking die ik eerder heb gemaakt, dat de coöperatie dan wel in alle onderdelen vitaliteit moet tonen.

De heer Van der Vlies vraagt hoe het zit met melkpoeder voor kalveren. Hij noemde in dat verband ook de banketbakkersregeling. De verplichte regeling voor de verwerking van mageremelkpoeder in kalvervoer is in het kader van health check vorig jaar omgezet in een facultatieve regeling. De Commissie kan sindsdien beslissen of deze steunregeling voor de afzet van mageremelkpoeder moet worden ingezet. Voorwaarde is dat de marktsituatie voor de mageremelkpoeder zo slecht is dat de afzet een extra steun in de rug nodig heeft. Als blijkt dat binnenkort het maximum van 109 000 ton voor de interventie van mageremelkpoeder wordt bereikt, dan zal de Commissie ongetwijfeld voorstellen om de steunregeling weer in te zetten. Dat houdt impliciet in dat de steun voor langere tijd van kracht blijft. Zo ver zijn wij echter nog niet. Ik weet niet over welke cijfers de heer Atsma beschikt, maar ik ken de cijfers die hij noemde niet. Ik hou mij altijd aanbevolen voor gezaghebbende cijfers.

Een aantal leden heeft gesproken over de mogelijkheid van het vervroegd uitbetalen van de toeslagrechten. De leden hebben daarover gesproken tijdens hun werkbezoek in Brussel. Ik heb daarvan een verslag gekregen. Ik zeg toe dat ik daar volgende week over zal spreken met Commissaris Fischer Boel. Ik hoor van iedereen dat zij er positief tegenover staat, maar die toeslagrechten en de uitbetaling zijn verbonden aan een aantal spelregels. De heer Cramer en de heer Atsma hebben die ook genoemd. Er moet voldaan worden aan de controle-eisen die vooraf gesteld worden. Wij moeten er ook niet aan denken dat daar niet aan voldaan wordt en er later gelden moeten worden teruggevorderd. Dat zou het drama compleet maken. Ik zal er met haar over spreken. Als er een mogelijkheid is om het vervroegd uit te betalen, dan ga ik na hoe de Dienst Regelingen hiermee om kan gaan. Vervolgens laat ik de Kamer weten of en zo ja op welke wijze wij kunnen komen tot een eventuele vervroegde uitbetaling. Ik zeg daarbij wel dat ik het zeer begrijp dat er een wens toe is, maar zorgvuldigheid voor mij nadrukkelijk bovenaan staat. Voor volgende week staat een algemeen overleg gepland over de Dienst Regelingen. Ik hoop de Kamer er dan meer over te kunnen zeggen.

De heer Atsma heeft nog iets gezegd over een vereenvoudigd gemeenschappelijk landbouwbeleid. De Commissaris zal daarover een verslag presenteren. De heer Atsma zegt dat de boeren daar niet enthousiast over zijn. Ik druk mij nu eufemistisch uit. Ik moet zeggen dat ik ook nog helemaal niet optimistisch ben. Ik ben al helemaal niet tevreden daarover. Nederland heeft een punt gemaakt van de vereenvoudiging en het verlichten van de administratieve lasten bij de health check. Het is echter een geweldig taai thema in Europese verbanden. Ik heb gezegd dat Frankrijk een aantal voorstellen van uitvoeringsorganen over bedrijfstoeslagen aan de agenda heeft toegevoegd. Tijdens de discussies rond de health check is afgesproken dat als er heel concrete voorstellen komen voor vereenvoudiging van uitvoeringsregelingen, en dus voor verlichting van administratieve lastendruk, deze worden geagendeerd voor de Landbouwraad. De Commissie is verplicht om binnen een half jaar met concrete voorstellen naar aanleiding daarvan te komen. Naar mijn mening is dat een heldere afspraak. De uitvoeringsorganen worden op deze manier erbij betrokken waardoor vanuit de praktijk gekomen wordt met vereenvoudigingsvoorstellen. Een ding is zeker: wij zullen de Europese Commissie in casu mevrouw Fischer Boel houden aan de belofte dat in 2012 een kwart van de administratieve lasten is weggenomen en de administratieve lastendruk met een kwart is verminderd. In Nederland gaan wij natuurlijk ook weer voor een pakket aan lastenvermindering, vermindering van de nalevingskosten en noem allemaal maar op. Mijn ministerie heeft in een pakketje tien belangrijke punten op rij gezet. Veel regelgeving waarmee LNV te maken heeft, komt echter rechtstreeks uit Europa. Aan veel regels kunnen wij niet direct iets doen. Onze inzet in Europa is heel offensief zodat hier echt werk van wordt gemaakt. Mevrouw Fischer Boel krijgt nog wat met ons te stellen. Zij weet dat al; dat is vandaag of vorige week niet voor het eerst uitgesproken. Wij rusten niet voordat het effect heeft.

Mevrouw Snijder begon weer over diermeel. Zij kent mijn standpunt. Ik heb dat ook eerder ingebracht in de raad. Onder strikte voorwaarden ben ik voorstander van het gebruik van dierlijke proteïnen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan vismeel. Het is ontzettend belangrijk, ook gelet op ervaringen die ermee zijn opgedaan, dat er goede testmethoden zijn om onderscheid te kunnen maken tussen de verschillende soorten dierlijke proteïnen. Die testmethoden zijn in ontwikkeling.

De heer Waalkens heeft gevraagd naar de concrete ondersteuning van de groene revolutie in Afrika. Wij doen dat via de vijf sporen in de beleidsbrief. Wij zeggen daarbij wel, en wij laten niet na om dat in CSD-verband te benadrukken, dat de eigen regeringen van de landen in Afrika zelf verantwoordelijk zijn voor het organiseren van een landbouw- en plattelandsinfrastructuur en landbouw- en plattelandsbeleid. Het is anders vechten tegen de bierkaai. Er kunnen dan nog wel 80 studies worden gemaakt, nog wel 40 conferenties, enzovoort, zonder dat er iets verandert. De overheden in die landen zullen de verantwoordelijkheid moeten nemen en zullen die waar moeten maken want anders blijft het dweilen met de kraan open of blijft het paard achter de wagen staan. Mijn opvattingen daarover zijn bekend.

Mevrouw Ouwehand mist mijn inzet en opsomming voor de CSD rond klimaat en biodiversiteit. Dat spijt mij. Het doet mij goed om hier de kans te krijgen om daar nog wat over te zeggen. De klimaatproblematiek speelt natuurlijk een belangrijke rol en is een van de aanpalende terreinen waar wij mee te maken hebben in het traject naar duurzame agrarische producten. Als je wilt komen tot duurzame plattelandsontwikkeling, dan moet je inspelen op de klimaatverandering want anders red je het doodgewoon niet. Dat is ook een belangrijk onderwerp bij de onderhandelingen van de CSD-17. In de discussie over de verschillende crisissen is klimaatverandering nadrukkelijk aan de orde. Duurzaamheid in landbouwproductie betreft ook biodiversiteit want een goede biodiversiteit is een absolute voorwaarde voor duurzame landbouw, zeker op de lange termijn.

Mevrouw Ouwehand heeft ook een pleidooi gehouden voor het wereldwijd beperken van de vleesconsumptie. Wij hebben daar eerder over gesproken en net als de heer Waalkens zeg ik dat wij mensen niet gaan verbieden om een stukje vlees te eten. De rekensom van mevrouw Ouwehand kan min of meer kloppen, maar daarmee is het probleem niet opgelost. Volgens eenzelfde rekensom kan gesteld worden dat er voldoende voedsel is en er dus geen honger meer hoeft te zijn. Het probleem is daarmee niet opgelost, want daarnaast resteren de problemen rond productie, transport, verduurzaming en houdbaarheid. CSD-17 zal zich daar in mei voluit over buigen. Ik laat daaraan graag een delegatie van de Kamer deelnemen als onderdeel van de Nederlandse delegatie.

De heer Polderman heeft iets gezegd over het plukken van ganzen. De Europese Commissie heeft die praktijk onderzocht en aangegeven dat er geen specifieke Europese wetgeving voor bestaat. Er is wel een aanbeveling van de Raad van Europa over deze praktijk. In die aanbeveling wordt onderscheid gemaakt tussen het oogsten van veren en het plukken van veren. Het plukken gaat gepaard met pijn, het oogsten gebeurt op het moment dat ganzen in de rui zijn, wat volgens de Raad van Europa pijnloos is. De aanbeveling van de Raad van Europa kent geen verbod op het oogsten van veren bij levende ganzen maar wel op het plukken van veren bij levende ganzen. De Commissie is van mening dat hoewel de Europese Unie geen specifieke wetgeving kent voor deze praktijk, de Europese lidstaten op grond van de aanbeveling van de Raad van Europa, verplicht zijn om het plukken van veren te verbieden. Hongarije voldoet aan de aanbeveling van de Raad van Europa omdat Hongarije een nationaal verbod kent op het plukken van veren. Natuurlijk is het van belang dat Hongarije zich daaraan houdt.

Mevrouw Ouwehand pleit in dit kader voor een etiket. Zij kent het antwoord maar net als bij reclame geldt: frapper, frapper toujours. In Noordwest-Europa wordt vrijwel alleen dons en veren als bijproduct van de slachterij gebruikt. Daarbij is het welzijnsaspect niet aan de orde. Uit gegevens van het LEI blijkt dat sinds 2003 geen dons en veren meer uit Hongarije worden ingevoerd in Nederland.

De heer Atsma vroeg of alle landen zich wel zullen houden aan afschaffen van de legbatterij in 2012. Ik zou zeggen: afspraak is afspraak. Het is een punt dat bijna elk jaar opkomt. Ik ben mijn derde jaar ingegaan in deze verantwoordelijkheid en heb het ongeveer drie keer langs zien komen. De Europese Commissie moet de lidstaten eraan houden. Wij gaan geen concessies doen. 2012 is 2012. Ondernemers hebben duidelijkheid nodig. Lidstaten moeten die duidelijkheid willen bieden. De Europese Commissie moet die duidelijkheid ook willen handhaven.

De heer Polderman stelde het verbod op illegaal hout aan de orde. Ik accepteer dat wij elkaar soms niet helemaal begrijpen, maar ik vind dat hij er volstrekt naast zit als hij zegt dat mijn inzet in Europa geen goede is. Ik zeg erbij dat wij het in Europa niet verboden krijgen op basis van moties waarin grote woorden staan, maar wel door een voortdurende en permanente inzet. Ik ben degene die namens Nederland in Europa heeft gezegd dat men eens moet opschieten met de onderzoeken en met de uitvoering van de FLEGT-afspraken. Ik heb ook in Europa het verbieden en strafbaar stellen van het importeren en verhandelen van illegaal hout op de agenda gezet. Zoiets doe je niet door een prachtige verklaring af te leggen, een geweldige speech te houden en vervolgens te gaan zitten, waarna iedereen denkt: nu, Nederland heeft zijn zegje weer gedaan. Dat snijdt geen hout. Ik ben het wel met de heer Polderman eens dat wij wel resultaat moeten boeken. Ik heb ook naar aanleiding van de door hem ingediende motie gezegd dat wij het zo effectief mogelijk moeten aanpakken. Dat betekent dat wij het niet alleen in Europa op de agenda moeten zetten en dat Nederland geen alleingang moet maken. Laten wij het dan ook op de WTO-agenda zetten, laten wij het gewoon breed aanpakken. Anders blijft het dweilen met de kraan open. Ik vind dus dat de heer Polderman ernaast zit. Ik denk hierbij ook aan een oude afspraak om te bekijken of Tweede Kamerleden kunnen meegaan naar een vergadering van de Landbouwraad. De Franse minister deed indertijd zoiets. En ik zie dat nu onmiddellijk een paar mensen rechtop gaan zitten. Wij moeten misschien nog eens bekijken of dat mogelijk is, overigens niet omdat ik het zo nodig vind dat de heer Polderman zich persoonlijk kan overtuigen van mijn inzet, maar dan toch.

De heer Polderman vroeg ook naar mijn reactie op een artikel in NRC Handelsblad. Dat artikel in NRC Handelsblad was volgens mij een reactie op het Appel van Antwerpen. Ik moet eerlijk zeggen dat ik in dat artikel in NRC Handelsblad niet zo gek veel nieuwe revolutionaire ideeën ben tegengekomen. Eerlijk gezegd viel mij dat een beetje tegen. Er moest een fonds worden gevormd en als wij ergens uit een crisis kwamen, moest dat duurzaam zijn. Zo was er nog een aantal maatregelen. Het zal allemaal wel, maar die maatregelen zijn allemaal al zestien keer langsgekomen. Het Appel van Antwerpen vind ik wel interessant, omdat het een samenhang is van ideeën. Daarover heb ik op het ministerie gezegd dat wij eens moeten bekijken of wij een verbinding kunnen leggen tussen een aantal onderdelen van het Appel van Antwerpen en het beleid dat wij ontwikkelen. Wij zoeken dat nu uit. Zijn er bijvoorbeeld thema’s te benoemen waarbij ondertekenaars van het Appel een rol kunnen spelen? Wij hebben dat nog niet uitgezocht, maar wij zoeken er wel naar. Hoe kunnen wij van buiten naar binnen opereren? Hoe kunnen wij ideeën en inspiratie van buiten halen in het beleid, zodat wij grote stappen naar verduurzaming en een goede gezonde innovatieve toekomst kunnen zetten?

Ik ben nog een antwoord schuldig op de vragen die de heer Koppejan gisteren heeft gesteld in het algemeen overleg over visserij. Gevraagd is of ontdooide vis als verse vis mag worden verkocht. In de hygiëneverordening is bepaald dat onder verse visserijproducten moet worden verstaan visserijproducten die geen andere op conservering gerichte behandeling hebben ondergaan dan koeling. Het antwoord is dus dat het niet mag. Ontdooide vis mag niet als verse vis worden verkocht.

In hoeverre wordt vervolgens door de AID of VWA gecontroleerd op juistheid en versheidaanduiding? Hoe wordt bekeken of het niet toch gebeurt? Het Productschap Vis controleert in opdracht van de Voedsel en Waren Autoriteit op de versheid van visserijproducten.

De laatste vraag die ik nog zou beantwoorden is welke mogelijkheden er zijn om de kwalificatie van verse vis te beschermen. De kwalificatie van verse vis is beschermd in, op basis van en met het oog op de hygiënevoorschriften.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording en voor de toezegging om het naar voren halen van de uitbetaling van de toeslagrechten volgende week op de agenda te zetten en in ieder geval met de Commissaris te bespreken. Wij hopen natuurlijk van ganser harte dat daar iets uitkomt. Dat zou moeten lukken.

Ik kom vervolgens bij de discussie over innovatie en verduurzaming. De minister zegt dat het helemaal in haar beleid zit. Dat is ook zo. Bij de begroting hebben wij daarover uitgebreid gesproken. Ik heb echter niet voor niets de CDA-woordvoerder zojuist horen praten over een bijstelling van de ambitie. Ik heb van de minister daarover niets gehoord. De sector zit wel krap bij kas. Wij willen allen dat er wordt geïnvesteerd. In die zin was mijn vraag bedoeld. Komt er een extra impuls vanuit het kabinet om een aantal maatregelen te temporiseren? Wat doet het kabinet als er niet wordt getemporiseerd?

Over de exportkredietverzekeringen zei de minister dat er al een verruiming is. Dat klinkt heel aardig, maar er is meer nodig zoals uit geluiden uit de sectoren blijkt. Ik hoop van ganser harte dat de minister in het overleg in het kabinet, dat nu nog steeds plaatsvindt, nadrukkelijk wil proberen om daarvoor te zorgen.

De minister sprak over de doos van Pandora in het kader van de verevening. Ik heb dat even op mij laten inwerken. Het is natuurlijk zo. De quotumdiscussie vorig jaar is zeer heftig geweest. Op zichzelf waren wij niet echt tevreden. De minister zegt dat ook terecht. Laten wij oppassen met die discussie open te breken. Wij hebben op Europees niveau een quotum afgesproken. Daaronder liggen de landenquota. Als wij dan constateren dat onder de landenquota heel divers wordt gemolken, zou je zeggen dat er niet voor niets ook een Europees quotum is. Daar moet dus toch een mogelijkheid liggen. Het moet de minister toch ook zeer doen dat er vanuit de sector zoveel miljoenen naar Europa gaan. Misschien is er een mogelijkheid om de vetcorrectie die nu pas in april ingaat, met terugwerkende kracht over 2008 te laten ingaan, omdat ook dat verruiming kan geven.

De minister heeft gezegd dat Duitsland een punt inzake de bodemrichtlijn heeft opgevoerd. Ik ben heel benieuwd wat daar uitkomt. Zij weet dat wij niet zitten te wachten op de bodemrichtlijn. Wij hebben al voldoende richtlijnen.

Waarom liggen ten slotte de residueisen van Rusland voor? Gaat dat ook voor Nederland risico’s inhouden? Wat is de aanvliegroute van de minister op dit punt?

De heer Waalkens (PvdA): Voorzitter. Dank voor de reactie van de minister naar aanleiding van onze inbreng en voor de bereidheid om te bekijken of de bedrijfstoeslagen, natuurlijk onder de al afgesproken voorwaarden en met de controle die erop moet plaatsvinden, naar voren kunnen worden gehaald.

Ik ben het erg eens met de minister, als zij zegt dat protectionisme de ergste vijand van structurele werkgelegenheid is en dat wij in onze open economie heel erg veel belang hebben bij open markten. Daar past protectionisme niet in.

Ik was wat verbaasd over de opmerkingen van de minister over de coöperaties. Zij zei dat zij het een goede gedachte vond. Volgens mij is het niet alleen een gedachte, maar ook een organisatievorm waarbij producenten zich verbonden hebben. Het verbaasde mij ook dat de minister zei dat de coöperaties eigenlijk de vitaliteit zouden moeten opvoeren om de coöperatieve gedachte een nog steviger duw te geven. De zuivelindustrie is een coöperatie. Dat is een krachtige industrie. De Rabobank houdt zich perfect overeind in alles wat er in de financiële wereld gebeurt. Als je dit afzet tegen andere zaken, denk ik: doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. Dat is een heel goede inslag. Ik kan dus de opmerkingen van de minister niet helemaal plaatsen. Twijfelt zij aan de positie van de coöperaties op dit moment?

In het economisch verkeer en de discussie over de vrije markt is het de rol van marktmeester. Het publieke belang en maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn daarbij zaken waarop de industrie aanspreekbaar is.

De minister zei vervolgens dat exportsubsidies niet worden ingezet als dumping. Dat moet zij eens uitleggen. Mijn definitie van dumping is dat wij de voorraden binnen Europa niet verteren, maar over de grenzen van Europa heen wegzetten met subsidies. Ons pleidooi is om voorraden in Europa te verteren en niet over de heg te smijten.

De heer Atsma (CDA): Voorzitter. Volgens mij verstaan de minister en ik elkaar over de exportkredietgaranties goed. Ik voeg eraan toe dat het zinnig kan zijn om nog eens heel creatief over een debiteurenverzekering, specifieker gericht op deze sectoren, na te denken.

Op het punt van de verevening deel ik de opvatting van mevrouw Snijder. Je hoeft absoluut geen doos van Pandora open te trekken als je dit ter discussie stelt. Het gaat immers om het Europese quotum. Daar zitten wij 4% onder. Je trekt dus niets overhoop als je de landenverevening, de nationale verevening, nog eens in beeld zou brengen. Enerzijds zeggen wij collectief dat wij niet willen stunten met voedsel en anderzijds verdwijnt door de superheffing de melk in de put. Ga dat maar eens uitleggen! Ik vind dat daarnaar gekeken moet worden. Als de minister een andere suggestie heeft, zijn wij daar ook voor. Er moet echter gezocht worden naar een oplossing voor dit probleem.

Ik ben blij met de toezegging op het punt van de toeslagrechten. Over de rol die de Dienst Regelingen daarin speelt, zullen wij inderdaad volgende week spreken. Dan zal ik nog een keer duidelijk maken dat via een goede breedbandvoorziening veel meer mogelijk is. Wat de minister schrijft over de dekking in Nederland van breedbandactiviteiten op het platteland klopt gewoon niet. Dat is vandaag nog een bevestigd door Economische Zaken.

Wat de legbatterij betreft hoorde ik de minister in een ander verband zeggen frapper, frapper toujours. Laat Nederland het als extra punt op de agenda zetten. Dan weten wij absoluut zeker dat Italië, Frankrijk en Spanje zich ook gaan houden aan de hele handel.

Zou het wat het BNC-fiche coördinatie landbouwonderzoek betreft iets zijn om dat wat proefboerderij de Marke de afgelopen jaren heeft uitgezet, een Noordwest-Europese uitrol te geven? Ik zie de heer Waalkens knikken, dus ik neem aan dat ook hij het ermee eens kan zijn. Ik heb de minister een hand-out over de precisielandbouw gegeven. Wellicht zou die hierbij kunnen worden betrokken.

Ten slotte de brief over de vetmelkers. Excuses dat ik het in eerste termijn niet heb gezegd, maar wij zijn het er zeer mee eens dat de minister daarop een reactie geeft. Een aantal partijen uit de Kamer heeft tegen de groep vetmelkers gezegd dat men met nieuwe argumenten moet komen en dat de minister daar dan ongetwijfeld naar zal willen kijken. Ik vraag de minister om vóór 1 april een reactie te sturen. Zoals de minister weet, is 1 april voor veel boeren, voor veel melkveehouderijbedrijven, een belangrijke datum.

De heer Polderman (SP): Voorzitter. Ik wil bij het laatste aansluiten, omdat het toch wel een punt is. Wij hebben gisteren het rapport van de heer Brenninkmeijer, de Nationale ombudsman, gekregen. Hij zegt dat de burger verdwaalt in de regelgeving. Dat is ook een van de punten. Er is gezegd dat men misschien de juridische weg moet gaan, als blijkt dat het niet met politiek kan. De juridische weg blijkt echter niet mogelijk te zijn, omdat mensen een beschikking hebben. Daar komen zij niet mee verder, dat blijft dus doorgaan. Het zou goed zijn als daar hoe dan ook eens een punt achter wordt gezet. Wat dat betreft sluit ik mij aan bij de opmerkingen van de heer Atsma.

Ik dank de minister voor de gegeven antwoorden. Dat is een opmerking waar je altijd mee moet beginnen, als je netjes bent. Het is vervelend dat een aantal punten is aangemeld voor de agenda. Een van de punten die mijn aandacht trok, is de registratie van schapen. Wij – andere collega’s misschien ook – hebben berichten ontvangen over problemen met de blauwtongvaccinatie bij het Limburgse schaap. Men zegt dat het alleen kan als er 100% wordt geënt en geregistreerd. Wat is de insteek van de minister als de discussie over de registratie in Europa terugkomt, in relatie tot de vaccinatieprogramma’s over blauwtong?

Wij kunnen lang en breed discussiëren over de gevolgen van de economische crisis en wat die moeten betekenen voor de landbouwpolitiek. De minister zegt terecht dat het niet de eerste keer is dat wij het erover hebben. Op dat punt blijven wij enigszins van mening verschillen.

Ik ben wel blij dat de minister wil staan voor de duurzaamheidsagenda. Ik zal haar daaraan houden. Ik ben dus benieuwd naar de resultaten van de onderhandelingen en of die voldoende hard gemaakt zullen worden. Het is natuurlijk een forse opgave.

Ik sluit mij aan bij de opmerkingen van de heer Waalkens over de exportsubsidies. Als er overschotten zijn, moeten wij dat probleem inderdaad in Europa zien op te lossen en die overschotten niet met exportsubsidies dumpen in landen die daardoor problemen krijgen met de opbouw van hun eigen landbouw. Dat is een goede lijn waaraan wij moeten vasthouden.

Ten slotte ben ik aangenaam getroffen door de emotionele heftigheid waarmee de minister reageert op mijn verwijt dat zij niet voldoende tegen fout hout zou doen. Het doet mij deugd dat de minister het serieus aanpakt en zich aangesproken voelt. Het is toch wel een beetje mijn probleem. Ik blijf van mening dat wij ergens moeten beginnen. Wij kunnen niet in Europa beginnen, omdat wij zeggen dat wij niet voor het Europese strafrecht zijn. Het liefst zou ik zeggen: laten wij in Nederland beginnen. Als wij het steeds blijven uitstellen, schiet het dus nooit op. De minister had in Europa moeten zeggen en moet in Europa blijven zeggen: laten wij beginnen en als Nederland het goede voorbeeld stellen. Toen wij op bezoek waren in Brussel, zei Commissaris Fischer Boel dat het inderdaad goed zou zijn als de leden van de parlementen als een vlieg op de muur zouden zien wat er allemaal gebeurt. Ik neem graag de uitnodiging aan om een keer met de minister mee te gaan.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik was verbaasd over de antwoorden van de minister op onze vragen over het levend plukken van ganzen. Volgens de informatie die ons tot nu toe heeft bereikt, vanuit Europa en via de minister, heeft Hongarije nog helemaal geen verbod op het levend plukken van ganzen. Europa heeft zelfs een inbreukprocedure overwogen. Mocht dit veranderd zijn, dan zou ik dat graag zwart op wit zien. Dan nog is het vreemd dat de minister hard blijft zeggen dat in Noordwest-Europa alleen maar of zo veel mogelijk dons van geslachte dieren wordt gebruikt. Hoe kun je dat weten als je de stromen niet goed identificeert en niet goed weet te scheiden middels etikettering? Hoe gaat dat – ik heb het vorige keer ook gevraagd – met kant-en-klare producten die Europa worden ingevoerd? Dat zijn dus de dekbedden waar het dons al in zit. De zaak met Ikea enkele weken geleden toonde aan dat er wel degelijk dons van levend geplukte ganzen in de dekbedden en de kussens van Ikea kan zitten. Dat heeft men zelf moeten uitzoeken. Ik krijg graag meer duidelijkheid daarover. Ik zou graag zien dat de minister in elk geval pleit voor een Europees importverbod zodat wij in elk geval het dons uit China niet hier binnenhalen, en daarnaast voor een goede etikettering zolang er geen totaalverbod geldt.

Wat de exportrestituties betreft sluit ik mij aan bij de woorden van de heer Waalkens. Ik begrijp de opmerking helemaal niet. Wij dumpen niet, maar er zijn wel exportrestituties op de export buiten Europa. Waarheen wordt dan geëxporteerd? Naar rijke landen die dan misschien ook een nieuw prijsprobleem erbij krijgen? Ik weet het niet, maar ik snap er niets van.

Wat de inzet op duurzaamheid betreft ben ik blij om te horen dat de minister wel degelijk het klimaatprobleem en, naar ik hoop, ook het biodiversiteitsprobleem meeneemt in haar voorzitterschap van de Commissie voor Duurzame Ontwikkeling. Ik ben benieuwd naar de inzet. De minister schrijft dat er een concepttekst is. Die hebben wij nog niet gezien. Ik wil er in de Kamer nog over kunnen debatteren voordat de conferentie plaatsvindt.

Dat brengt mij natuurlijk op het volgende. Voortdurend als ik wijs op de mogelijkheden om beleid te richten op vleesvermindering, wordt de suggestie gewekt dat wij met een verbod moeten komen en dat daartussen niets zit. Ik vind dat erg vervelend. Ik daag de minister uit om te laten zien aan welke oplossingen zij denkt. In dat licht vraag ik mij af waarom wij nog steeds geen kabinetsreactie hebben gezien op de Monitor Duurzaam Nederland – de aanpak biodiversiteit zou voor 1 maart naar de Kamer komen – en op het Living Planet Report. Kunnen wij die op korte termijn tegemoet zien, met daarbij de inzet van Nederland in de CSD?

De heer Cramer (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording.

Ik sluit mij aan bij de vragen die zijn gesteld over de vetmelkers.

Er is kennelijk wat verwarring ontstaan over mijn opmerkingen over verevening. Ik dacht dat mijn collega’s met verevening bedoelden dat ook het quotum herverdeeld moest worden binnen Europa. Als bedoeld wordt dat het raar is dat je superheffingen oplegt als het Europese quotum niet volgemolken is en dat je daar eens naar zou moeten kijken, sluit ik mij daarbij aan. Die vraag deel ik.

Ik vond de opmerking over de coöperaties en het versterken wel een goede. Dit in tegenstelling tot de heer Waalkens die zich erover verbaasde. Ik denk dat het wel heel belangrijk is. Ik breng echter ook de andere kant van de medaille bij de minister onder de aandacht. Zij moet dan ook spreken met de retail, zodat ook daar het besef van de eerlijke prijsvorming naar twee kanten nadrukkelijk wordt gevoeld.

Over de vrije marktwerking ben ik redelijk duidelijk geweest. Ik maak mij zorgen als ik hoor hoe die hier in de Tweede Kamer wordt beleefd en door de minister wordt neergezet. Als je die echt helemaal toelaat, moet je ook tegen de boerenstand zeggen: vervelend, die dalingen maar u redt zich er maar mee. Het is het één of het ander. Dat de minister zegt dat zij die interventies pleegt, maar zo kort mogelijk, kan ik nog snappen. Die zou je dan echter als een soort van vereveningshoeveelheid moeten hebben. Dan moet wel duidelijk zijn hoeveel en hoe lang het duurt. Dat is nu niet aan de orde. Ik maak mij dus zorgen over de marktontwikkeling. Die gaat niet de goede kant op met het oog op de stabiliteit die ondernemers wereldwijd nodig hebben.

De heer Van der Vlies (SGP): Voorzitter. Ik zeg de minister dank voor de beantwoording.

Het is mij niet ontgaan dat er op het punt van de exportkredietfaciliteiten iets is gebeurd. Ook ik heb echter signalen gekregen dat er nog meer nodig zal zijn. Ik begrijp dat de minister verwacht dat in het pakket maatregelen waarop nu wordt gebroed, elementen zijn terug te vinden die hierop van toepassing zijn. Wij hebben dat dus even af te wachten, maar dat punt moeten wij wel in de gaten houden.

Ik sluit mij aan bij hetgeen is gezegd over de verevening.

Mevrouw Snijder sprak over de vetcorrectie voor het lopende melkjaar. Als die van toepassing wordt verklaard, zou dat een stuk van de pijn kunnen verzachten. Wellicht is dat een constructieve gedachte.

Over de interventies zei de minister dat de Europese Unie instrumenten achter de hand moet hebben en, als zij al operationeel worden, zo kort als nodig en zo lang als noodzakelijk. Dat is natuurlijk ook mijn lijn.

Wat de toepassing op de kalvermelkproblematiek betreft, zal ik zien hoe de cijfers die de minister gaf, in de praktijk blijken te vigeren. Ik heb het definitieve beeld hier niet bij de hand.

Een versnelde uitbetaling van toeslagrechten vind ik prima.

Ten slotte is het heel welkom dat de minister over de vetmelkers een reactie naar de Kamer zal sturen. Daarbij moet zij wel in gedachte houden dat de datum van 1 april nabij is. Dat is een redelijk fatale datum.

De heer Waalkens (PvdA): Ik heb nog een nabrander. Hoe wil de minister de positie van Nederland op het gebied van ggo’s aan de orde stellen?

Minister Verburg: Voorzitter. Bijna alle sprekers zijn teruggekomen op de bedrijfstoeslagen. Ik heb aangegeven dat ik die volgende week zal bespreken en zal bezien of en zo ja, op welke wijze de Dienst Regelingen iets kan betekenen. Wij komen daar later op terug, dus in de loop van volgende week.

Op de vraag of de minister ambities bijstelt, is het antwoord nee. Dat moeten wij juist niet doen. Elke oriëntatie op innovatie voor verduurzaming in de sector moet juist versterkt worden en niet alleen in goede tijden, maar juist ook in minder goede tijden. Elke ondernemer die bezig is met de toekomst, vraagt zich ook in een moeilijke tijd af hoe hij er sterker uit kan komen, sterker ten opzichte van de situatie voor de crisis. In die zin gaan in een crisis altijd het oplossen van problemen en het zien en grijpen van kansen hand in hand. Ik heb dus geen enkele behoefte om ambities bij te stellen. Wij zullen wel allemaal een tandje bij moeten zetten om die ambities te realiseren, de ondernemers voorop, maar met volle steun van ketenorganisatie, onderzoeksinstellingen, onderzoeksresultaten en ook het ministerie. Ik zeg dat omdat ik vind dat de Nederlandse agrarische en tuinbouwsector in mondiaal opzicht een koploperspositie heeft. Dat wil ik graag zo houden en als het kan, wil ik die koploperspositie versterken. Dat kan alleen maar als je de toekomst onder ogen ziet, met alle uitdagingen die er zijn, langs de lijn van innovatie en verduurzaming.

De kwestie van de exportkredietverzekering heeft de volle aandacht van het kabinet.

Er is geen sprake van een Europees quotum, maar van een quotum per lidstaat. Als er een verevening komt, wordt dat een vorm van verevening met terugwerkende kracht. Ik dacht dat wij dat al eerder in de Kamer hadden besproken, onder andere in verband met de voorbereiding van de onderhandelingen over de health check. Ik heb toen aangegeven dat iets, ook in mij, zich verzette tegen die gedachte. Ik vind het vreselijk dat boeren melk in de gierput laten lopen of op een andere manier laten weglopen. Ik vind dat echt verschrikkelijk. Ik vraag me af of daar geen andere methoden voor zijn. Misschien kunnen zij schoolmelk verzorgen, misschien kunnen zij een bordje aan de weg zetten enzovoorts. Je zou moeten kijken welke oplossingen mogelijk zijn. De beste oplossing is natuurlijk om te weten wat het quotum is en daarop het management af te stemmen. Ik onderstreep hoe wrang het is om achteraf te zeggen dat langs de lijn van verevening de te veel gemolken melk alsnog binnen het quotum wordt gebracht. Dat wordt als niet helemaal eerlijk gevoeld ten opzichte van de boeren die hun management zodanig plannen dat zij wel binnen het quotum blijven. Ik heb dus gevoel voor de pijn die daar geleden wordt. Ik vind het verschrikkelijk dat melk wegloopt, maar wij moeten het wel Europees blijven bekijken. Verder wijs ik erop dat de Commissaris indertijd al heeft gezegd dat het punt van verevening op die wijze niet bespreekbaar is. Ik geef het dus echt heel weinig kans.

De vetcorrectie per 1 april zal ook weinig kans hebben.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik bedoelde of correctie met terugwerkende kracht aan de orde is geweest. Zou u dat kunnen opbrengen?

Minister Verburg: Nee, dat heeft geen kans. Als wij nu iets gaan openbreken in het kader van de health check, zou je wel eens de doos van Pandora kunnen openen. Dat lijkt mij niet verstandig.

Wij voelen niets voor het opnieuw op de agenda zetten van de bodemrichtlijn. Er zijn al heel veel richtlijnen die betrekking hebben op de kwaliteit van de bodem en op de kwaliteit van water. Nederland zit er niet op te wachten om er nog één overheen leggen.

Vervolgens is gevraagd of de residueisen van Rusland consequenties kunnen hebben voor Nederland. Rusland heeft inderdaad strenge residueisen. Wij moeten zelf goed kijken welke aanpassingen nodig zijn in onze keten van productie tot exportcontrole, specifiek voor Rusland. Tegelijkertijd moeten wij vaststellen dat Russische residueisen binnen de Europese Unie vanuit een oogpunt van volksgezondheid niet per se veiliger zijn. Vanuit de Nederlandse exportpositie ben ik van mening dat wij de klant zo goed mogelijk moeten bedienen. Op dat punt sturen wij dan ook.

De heer Waalkens sprak over de coöperaties en de heer Cramer reageerde al daarop. Ik ben een groot voorstander van coöperaties en niet alleen van de gedachte van coöperaties. Wij moeten elkaar goed verstaan. Mijn pleidooi is dat wat geldt voor heel veel organisaties, ook geldt voor coöperaties. Van tijd tot tijd moet je heel goed stilstaan bij de vraag of de coöperatie nog vitaal is in al haar onderdelen en of de extra kracht van de coöperatie nog door iedereen zo wordt beleefd als die bij de aanvang en de ontwikkeling van de coöperatie is bedoeld. Dat zou bij een coöperatie het reguliere onderhoud kunnen zijn: zijn we vitaal in onze onderdelen, voldoen we aan wat we met elkaar bedoelen en komt dat voor elke participant in de coöperatie ook voldoende tot zijn recht? Als dat niet het geval is, moet er bijgestuurd worden. Als dat wel het geval is, kan er verder worden gestuurd. Dat bedoel ik en zo sta ik erin. Ik heb mij niet uitgesproken over welke coöperatie in Nederland dan ook. Ik heb alleen de coöperatievorm omarmd vanwege de vitaliteit die dat kan opleveren.

De heer Waalkens heeft nog gesproken over exportsubsidies en dumping. Men weet – ik heb dat in eerste termijn herhaald – dat ik tegen de herintroductie van de exportsubsidies heb gestemd. In WTO-termen: als je bekijkt wat er op dit moment gebeurt in Europa of wat mogelijk tot de middelen behoort, moet je zeggen dat er absoluut niet en ook niet in WTO-termen sprake is van dumping. De Europese Unie blijft namelijk zeer ruim onder de plafonds. Zij blijft zelfs onder de WTO-plafonds die zouden hebben gegolden als er vorig jaar wel een akkoord was gesloten. Ik zeg daarom tegen de heer Waalkens en mevrouw Ouwehand dat van dumping geen sprake is, zal zijn en mag zijn.

De heer Atsma heeft nog iets gezegd over een debiteurenverzekering. Hij moet iets explicieter zijn in wat hij daarmee bedoelt. Ik zoek naar wat het verschil zou kunnen maken met de exportkredietverzekeringen.

Over de kooien is de heer Atsma duidelijk geweest.

Ik ben verder een groot voorstander van precisielandbouw. Onze onderzoeksbudgetten gaan ook naar de verdere ontwikkeling van precisielandbouw, omdat die de productiviteit ten goede kan komen, maar ook het milieu, de bodem en het watergebruik. Dus eigenlijk alle elementaire omstandigheden. Met precisielandbouw kun je maatwerk leveren en dat is ook nog eens goed voor de portemonnee, wat mooi meegenomen is. Precisielandbouw heeft veel grote voorbeelden. Als wij die in Nederland en in Europees verband verder ontwikkelen, kan die ook een deel uitmaken van de eventuele kennisexport naar andere regio’s in de wereld.

De reactie op de vetmelkers moet er volgens de leden Atsma, Polderman en Van der Vlies voor 1 april zijn. Dat zeg ik hen toe. Ik zal het meenemen.

De heer Polderman sprak over de vaccinatie tegen blauwtong bij het Limburgs schaap. Dat is toch een ander punt dan Hongarije op de agenda wil zetten. Ik zie echter dat hij zijn haakje heeft gevonden om het op de agenda te kunnen zetten. Ik heb uitvoerig met LTO en andere organisaties gesproken over de vraag of wij voor een heel hoge dekkingsgraad van blauwtongvaccinatie gaan volgend jaar of dat wij voor vrijwilligheid kiezen. Alles overwegende is afgesproken dat wij gaan voor de vrijwillige vaccinatie tegen blauwtong.

Over het hout ben ik het absoluut niet eens met de heer Polderman. Ik wil ontzettend graag resultaat boeken op dat punt. Ik ben op dat punt zeer gemotiveerd. Dat heeft men ook kunnen constateren. De lijn die wij nu kiezen, ook in Europa, om het breed op de agenda te zetten, is effectiever dan wanneer Nederland het alleen doet. Als Nederland het alleen doet, zijn er in andere landen mensen die hun schouders optrekken en zeggen: prima, als Nederland dat zichzelf wil aandoen, varen wij niet naar Rotterdam, maar naar Antwerpen, Hamburg of een andere haven. Je lost het probleem er niet mee op, je verlegt alleen de handelsstromen. Ik zou graag zien dat wij met elkaar een lijn trekken. Het is niet goed wat er gebeurt. Het moet goed, maar dan ook effectief worden tegengegaan.

Over de etikettering voor dons en de IKEA heb ik geen nieuwe dingen te melden.

De CDO is nog wel een belangrijk punt. De Kamer zegt terecht dat zij over de Nederlandse inzet in die commissie nog wil spreken met de regering. De reactie gaat echter wel naar de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken. Wij spreken hier over het voorzitterschap. Daarvoor ben ik verantwoordelijk. De Nederlandse inzet komt tot u via de lijn van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken. U kunt dus die lijn in de gaten houden. Die komt in april omdat in de eerste twee weken van mei de conferentie gehouden wordt.

Op de vraag of de reacties op biodiversiteit en het Living Planet Report binnenkort tegemoet kunnen worden gezien, is het antwoord ja.

Over de coöperatiegedachte heb ik al iets gezegd. Het gesprek met de retail vindt in de sectoren plaats. Ik stimuleer dat in sectoren de ketenpartners met elkaar om de tafel gaan zitten. Ik kan op dat punt niet ingrijpen. Ik heb wel gemerkt dat bijvoorbeeld alleen al de door mij gegeven opdracht aan het Landbouw Economische Instituut om eens inzichtelijk te maken hoe het profijt is in de keten – wie profiteert het meest en hoe zit het met de marges? – heeft geleid tot de nodige gevoeligheden. Transparantie kan een belangrijk punt zijn, maar de keten aan tafel krijgen kan daarin ook helpen.

Wat marktontwikkeling en stabiliteit betreft vind ik het noodzakelijk dat er een nieuw Europees gemeenschappelijk landbouwbeleid komt, om niet alle boeren over te leveren aan de wereldmarkt en om lidstaten niet opnieuw elkaars concurrenten te laten worden, ook op het gebied van landbouwbeleid. Ik vind wel dat de keuze voor een liberalere marktontwikkeling een goede keuze is. Ondernemers in de agrarische en tuinbouwsector geven ook aan dat zij kunnen en willen produceren voor de wereldmarkt. Dat betekent dat die ondernemers er rekening mee houden dat zij het ene jaar een hogere prijs krijgen dan het andere jaar. Dat is ook al jaren zo. Ik zeg tegen die ondernemers dat zij wel moeten zorgen dat zij voldoende reserves houden om tegen een stootje te kunnen. In goede tijden moeten zij ervoor zorgen dat zij voldoende vlees op de botten hebben, om ook in mindere tijden te kunnen opereren en te kunnen investeren. Dat is natuurlijk ook van groot belang. Zij moeten niet alles uitgegeven wat zij in een jaar extra hebben verdiend. De meeste ondernemers doen het ook heel zorgvuldig.

De heer Van der Vlies vroeg naar de cijfers over de verwerking van magere melkpoeder. Als hij die cijfers heeft, houd ik mij aanbevolen.

De voorzitter: Wij hebben nu het gedeelte van de Landbouw- en Visserijraad zonder de staatssecretaris van Financiën afgerond. Het deel met de staatssecretaris zal zo meteen plaatsvinden.

Toezeggingen

– De minister zal in het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 23 en 24 maart 2009, dat vóór 1 april aan de TK zal worden gestuurd, ingaan op de meest recente brief van de vetmelkers.

– Tijdens het AO Dienst Regelingen en uitbetaling toeslagrechten zal de minister verslag doen van het gesprek met Eurocommissaris Fischer Boel over eventuele vervroegde uitbetaling van toeslagrechten, en de wijze waarop Dienst Regelingen hiermee zal omgaan, indien er mogelijkheden zijn.

– De minister zal de kabinetsreactie op het rapport Living Planet binnenkort aan de TK sturen.

De voorzitter: Ik heb begrepen dat mevrouw Ouwehand een VAO gaat aanvragen. De stemmingen daarover zijn ook vandaag.

Ik heet de staatssecretaris van Financiën van harte welkom. Ik heb begrepen dat ook hij weinig tijd heeft, omdat ook hij naar Europa moet.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Ik lees even een mailtje voor, dat ik gisteren kreeg, omdat dit punt op de agenda staat: In juli 2008 zijn wij voor onze nieuwe melkstal gecertificeerd volgens de maatlat duurzaamheid in de veronderstelling vervroegd te kunnen afschrijven tot de restwaarde. Dit zou mogelijk zijn, aldus alle publicaties van het ministerie. Zoals u begrijpt, zijn wij nu behoorlijk gedupeerd.

Dat is, kort samengevat, waar het vandaag om draait. Per 1 januari 2007 is de Wet werken aan winst ingegaan. Eén van de onderdelen was beperking van de afschrijving van investeringen in gebouwen. Daarover hebben wij discussies gehad. Voor 1 januari 2007 mochten investeringen in gebouwen worden afgeschreven tot de restwaarde. Na 1 januari 2007 mocht het tot 50%, waarbij als compensatiemaatregel voor de agrarische sector voor Vamil-investeringen in gebouwen een uitzondering werd gemaakt op de beperking van de afschrijving. Door deze uitzondering kunnen Vamil-investeringen in gebouwen nog steeds, blijkt ook nu, tot de restwaarde worden afgeschreven. In de Wet werken aan winst werd bepaald dat het artikel waarin die volledige afschrijving op Vamil-investeringen wordt geregeld, met een Koninklijk Besluit in werking zouden treden. Daarbij zou het tijdstip terugwerkende kracht kunnen hebben. We kunnen dat gewoon nalezen in het verslag.

In schriftelijke antwoorden aan de Eerste Kamer eind 2006 heeft de minister van Financiën laten weten dat de uitzondering die per Koninklijk Besluit in werking zal treden, toch aan de Europese Commissie moest worden voorgelegd. Zelfs tijdens het debat in de Eerste Kamer op 21 november heeft de minister nog toegezegd dat de regeling aan Brussel zou worden voorgelegd. Hij gaf tevens aan dat geen probleem te verwachten was, omdat de regeling aansloot bij eerdere regelingen die ook in Brussel zijn aangemeld. En dan komt het «maar». Het is allemaal eind 2006 in gang gezet voor 2007, denken wij dan. Nu blijkt pas dat op 25 april 2008 het ministerie van LNV een schriftelijk verzoek heeft ingediend om toestemming voor volledige afschrijving van de Vamil-investeringen. Op 10 december 2008 heeft de Europese Commissie het besluit genomen dat dit per 1 januari 2009 mag ingaan.

Om het verhaal kort samen te vatten: het kan toch niet waar zijn dat wij nu moeten concluderen dat ondernemers die wij verzocht hebben om te investeren in duurzaamheid en die dat gedaan hebben in 2007 – dat illustreert ook het verhaaltje waarmee ik begon, in 2008 – nu niet tot de restwaarde kunnen afschrijven en dat ondernemers die instappen na 1 januari 2009 wel tot de restwaarde kunnen afschrijven? Het moet mij van het hart dat na de beantwoording van onze vragen de slotconclusie gewoon is: helaas is het proces van indiening en goedkeuring van de Vamil-investeringen niet vlotter verlopen, wij hebben dus geen goedkeuring en dus, ondernemers, u laat het maar zo. Ik kan mij niet voorstellen dat een kabinet dat duurzaamheid en investeringen, vooral in deze situatie, hoog in het vaandel heeft, het bij dit antwoord laat. Ons verzoek aan het kabinet is om met een deugdelijke regeling te komen, zodat toch van gelijke behandeling sprake kan zijn. Het moet toch op een technische manier mogelijk zijn om investeringen die ondernemers hebben gedaan in 2007 en 2008, in te plussen op 1 januari 2009, zodat zij tot de restwaarde kunnen afschrijven.

De voorzitter: Als iemand zich wil aansluiten bij de woorden van mevrouw Snijder, kan dat natuurlijk. Zijn er nog andere punten?

De heer Waalkens (PvdA): Voorzitter. De loop van deze regeling verdient natuurlijk geen schoonheidsprijs. Als je spreekt over het vertrouwen in de politiek en in het maken van ordentelijk afspraken, zijn er verwachtingen gewekt die niet nagekomen kunnen worden. Dat vinden wij een bijzonder slechte zaak.

Ik heb twee verzoeken aan de staatssecretaris. Het verzoek van mijn fractie is om alle goedgekeurde aanvragen te laten vallen onder de nu geldende regeling, zodat niet met terugwerkende kracht, maar gewoon alle goedgekeurde aanvragen worden gehonoreerd voor aansluiting bij de geldende regeling.

In hoeverre kunnen wij ervoor zorgen dat voor de groenverklaringen die door SenterNovem worden verstrekt op de investeringen, gebaseerd op de uitgangspunten die voor de groenverklaringen gelden, ook het klimaatpakket wordt betrokken bij de beoordeling van de aanvragen die nu bij SenterNovem leggen? Ik noem daarbij speciaal de melkveehouderij waar een enorme uitdaging ligt met het oog op de broeikasgassen in totaliteit. Ik heb begrepen dat er aanvragen liggen die alleen gebaseerd zijn op de huidige criteria. Mijn verzoek is dus om groenverklaringen af te geven waarbij het gehele klimaatpakket, dus het totaal aan broeikasgassen, gebruikt wordt als een toetssteen om een groenverklaring af te geven. Er liggen op dit moment aanvragen die beperkt zijn voor toelating, met name op het terrein van de beoordeling van ammoniak en niet op het terrein van methaan en lachgas. Dat vinden wij toch een heel slechte zaak.

De heer Cramer (ChristenUnie): Voorzitter. Ook de ChristenUnie is buitengewoon verstoord over de gang van zaken. Wij vinden het echt heel erg. De suggestie in de antwoorden dat het ook ingewikkeld en moeilijk was, vinden wij ook te makkelijk. Er is bij de invoering van de Wet werken aan winst, die door mijn collega André Rouvoet is behandeld, nog gewaarschuwd. De vraag is gesteld of het ministerie het er wel door kreeg en of het wel kon met terugwerkende kracht. Daarvoor is toen aandacht gevraagd. Als het zo lang heeft geduurd voordat de aanvraag werd ingediend, hebben wij die periode dus al laten schieten. Stel dat het na een half jaar was gebeurd. Als dan duidelijk was geworden dat het niet met terugwerkende kracht kon, had je gezegd dat het jammer was, maar dan was de schade beperkt gebleven. Nu zijn wij echter zo laat dat het echt een drama wordt. Ondernemers hebben geïnvesteerd. Zij zijn ervan uitgegaan. Dat blijkt ook uit de communicatie vanuit VROM. Zij zijn ervan uitgegaan en konden erop rekenen dat het met terugwerkende kracht zou gebeuren. Dat is althans zo neergezet. Daarop is een plaatje gemaakt. Dit is dus echt een drama.

Wij vinden ook dat onvoldoende werk wordt gemaakt van de oplossingsrichtingen. De antwoorden aan collega Snijder zijn echt te kort door de bocht. Laat de staatssecretaris in het algemeen aangeven hoe het opgelost kan worden. Niet dat het moeilijk is, want dat weten we. Daar zitten wij hier voor. Is het een gedeeltelijke oplossing om in te gaan op de suggestie van LTO om de ondernemers voor 2007 en 2008 te laten afschrijven tot 50% WOZ-waarde, maar ze wel mee te laten lopen vanaf 2009 in het resterende deel? Dan is het wel wat later, maar dan is misschien nog enige compensatie mogelijk.

De heer Van der Vlies (SGP): Voorzitter. Ik denk niet dat ik mijn kracht moet zoeken in het overtreffen van de vorige sprekers. Inhoudelijk ben ik het volstrekt met hen eens. Ook mijn fractie is zeer verbaasd over deze gang van zaken, gelet op wat is toegezegd aan de sector en waarop redelijkerwijs kon worden gerekend. Ook het laatste antwoord op vraag 5 komt bij ons heel laconiek over. Ook mijn fractie wenst hiermee, met alle begrip voor allerlei uitvoeringstechnische moeilijkheden en toestanden, geen genoegen te nemen. Wij verwachten dus een constructieve oplossing. Er zijn enkele suggesties gedaan.

De heer Atsma (CDA): Voorzitter. Ook wij zijn buitengewoon ontevreden over de gang van zaken. Wij vinden de antwoorden op vragen van mevrouw Snijder – en zij weet dat wij haar moreel hebben gesteund bij het indienen van die vragen – gewoon slap. De heer Cramer is financieel woordvoerder van één van de coalitiepartijen. Dus wie ben ik om daaroverheen te willen gaan? Ik sluit mij volledig bij zijn woorden aan. De suggestie van LTO lijkt de CDA-fractie ten slotte buitengewoon constructief.

Antwoord van de bewindslieden

Minister Verburg: Voorzitter. Ik heb in mijn brief aan de Kamer gemeld dat het proces van indiening en goedkeuring helaas niet vlotter is verlopen, maar dat daaraan helaas geen individuele compensatie kan worden gekoppeld. Mevrouw Snijder heeft dat goed verwoord.

Mevrouw Snijder heeft ook het nodige gezegd over de communicatie. Ik vind het te betreuren dat deze informatie en de gang van zaken bij sommige bedrijven tot onduidelijkheid hebben geleid, in de zin dat investeringen gedaan in 2007 en 2008 achteraf alsnog in aanmerking zouden kunnen komen voor afschrijving tot de restwaarde. De regel die de Europese Commissie hanteert, is namelijk dat geen steun kan worden toegekend voor al gedane investeringen omdat een dergelijke steun per definitie niet het vereiste stimulerende effect bevat. Dus mag steun pas worden verleend nadat de Commissie de maatregelen heeft goedgekeurd. Dat betekent dat de groep bedrijven die vooruitlopend op de goedkeuring van de Vamil-investeringen heeft geïnvesteerd, dat op eigen risico heeft gedaan. De communautaire rechtspraak biedt wat dat betreft evenmin ruimte voor deze groep. Toch heb ik geprobeerd om bij de Commissie goedkeuring met terugwerkende kracht te krijgen. De Europese Commissie heeft echter nadrukkelijk aangegeven dat terugwerkende kracht tot 1 januari 2007 niet is toegestaan en dat alleen investeringen die zijn gedaan na de goedkeuring door de Commissie, in aanmerking mogen komen. Hoe spijtig het ook is, daarmee is dat pad afgesloten.

Vervolgens is het de vraag of het sneller had gekund, zodat de Vamil-regeling al eind 2007 of begin 2008 open had kunnen gaan. Ik heb aangegeven dat ik het jammer vind dat het niet vlotter is verlopen. Die steunmaatregel vergt echter aan nationale en aan Brusselse kant werk. Indiening en goedkeuring kosten tijd. Ik heb geschreven dat ik het jammer vind dat het niet vlotter is verlopen. Ik betreur dat ook. Ik heb deze week al contact gehad met staatssecretaris De Jager. Wij zullen samen bekijken of en zo ja, wat er mogelijk is voor betrokken groepen. Ik zeg dat nadrukkelijk in deze volgorde: of en zo ja, wat er mogelijk is voor betrokken groepen. Wij zullen de Kamer daarover nader berichten.

Staatssecretaris De Jager: Voorzitter. Ik kan alleen in technische zin iets zeggen, want beleidsmatig heeft de minister van LNV de regie.

Even over de techniek. Het is wel zo, dit misschien ter toezegging naar aanleiding van één van de gemaakte opmerkingen, dat die eerste 50% vervroegde willekeurige afschrijving nog steeds mag. Je mag gewoon willekeurig in één keer tot 50% van de WOZ-waarde afschrijven als je nu die Vamil-beschikking hebt. Je mag echter niet met terugwerkende kracht zonder een positieve beschikking tegen de wettelijke systematiek in door die 50% heen zakken. Het is dan namelijk staatssteun als je geen positieve beschikking hebt. Die positieve beschikking is er nu en is ingegaan per 1 januari 2009. De minister van LNV heeft al aangegeven dat wij daar niets aan kunnen doen. Voor investeringen die zijn gedaan na 1 januari 2009 mag je dus door die grens van 50% heen zakken. Als er een Vamil-beschikking is, mag het voor de eerste 50% wel. Anders is het helaas een inbreuk op de wettelijke systematiek. Men heeft een beschikking nodig en zonder die beschikking is het niet mogelijk.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Er is nog geen duidelijkheid en dat is iets wat wij niet willen.

De minister zei dat het tot onduidelijkheid bij de sector heeft geleid. Laat ik voorlezen wat in alle brochures staat. In de brochure die is uitgegeven nadat wij de discussie hebben gevoerd over de Vamil staat: Afschrijven vanaf aanschaf. Normaal gesproken kunt u een investering in een gewoon bedrijfsmiddel pas afschrijven nadat u het in gebruik heeft genomen. Voor Vamil-investeringen ligt dat anders. Die kunt u namelijk al afschrijven vanaf het moment dat u het bedrijfsmiddel heeft gekocht of vanaf het moment waarop uw onderneming er kosten voor maakt. U kunt uiteraard nooit meer afschrijven dan u daadwerkelijk heeft betaald. Sinds 1 januari 2007 geldt een beperking op de fiscale afschrijving op gebouwen tot 100% of 50% van de WOZ-waarde van een gebouw. Bij Koninklijk Besluit wordt bepaald dat op Vamil-investeringen echter gewoon tot op de restwaarde kan worden afgeschreven.

Eenieder die dit leest, gaat er gewoon van uit dat ervoor gezorgd is dat het KB er is. Het spijt mij, maar ik vind het niet terecht dat de minister het balletje teruglegt bij de sector. Er was gewoon helderheid. Dat het allemaal zo lang heeft geduurd, is triest. Dat kun je tien keer herhalen, maar dat helpt voor de ondernemers helemaal niets.

De staatssecretaris zei dat er al een beschikking ligt. Dat weten wij allemaal. Die zullen wij niet kunnen herzien. Er komen nieuwe beschikkingen voor de ondernemers die na 1 januari hebben geïnvesteerd. Het moet toch mogelijk zijn om met een technische formulering nieuwe beschikkingen af te geven? U kunt toch ook niet met droge ogen verkopen dat dit voor iemand die in 2007 en 2008 heeft geïnvesteerd, dit verhaal lezende en horende, doorgaat, terwijl de nieuwe investeringen gewoon tot 100% kunnen worden afgeschreven? Dit kunnen wij niet maken. Terecht zegt de heer Waalkens dat het ongeloofwaardig is wat wij in Den Haag doen.

De heer Waalkens (PvdA): Voorzitter. Ik sluit mij op zichzelf wel aan bij andere collega’s die het kabinet verzoeken om te bekijken in hoeverre een oplossing kan worden gevonden. Ik vind ook dat die er snel moet komen en dat duidelijk moet zijn wat wel kan en wat niet kan, zodat wij over de oplossing kunnen debatteren als het nodig is. Ik hoop niet dat het nodig is, want de urgentie is groot.

Ik heb de staatssecretaris nog een vraag gesteld over de groenverklaringen. Op dit moment zijn er melkveehouderijprojecten die een forse reductie van broeikasgassen realiseren, niet alleen van ammoniak, maar ook van methaan en lachgas. De groenverklaringen die nu uitgeschreven kunnen worden, worden geblokkeerd omdat de criteria voor de groenverklaringen op dit punt tekortschieten omdat daarin geen rekening wordt gehouden met het klimaatpakket dat wij willen uitvoeren. Als de staatssecretaris er nu niet op kan ingaan, hoop ik dat hij er in het overleg met SenterNovem naar wil kijken.

De heer Cramer (ChristenUnie): Voorzitter. Ik snap het wel zoals de minister het neerzet, maar zij doet dan toch wel onrecht aan de discussie die is gevoerd bij de invoering van de Wet werken aan winst. Daarin is expliciet gevraagd of de regering, gezien het verleden en andere wetgevingstrajecten, er rekening mee hield dat zo’n traject wel eens enkele jaren kan duren en of het wel met terugwerkende kracht kon. Het resultaat van die discussie was dat men het ging doen. Vervolgens is in de folder voor 2007 geschreven dat bij Koninklijk Besluit wordt geregeld dat tot de restwaarde kan worden afgeschreven. Voor 2008 is het iets gewijzigd, maar wij vinden het niet terecht om de bal bij de ondernemers te leggen.

Het antwoord van de staatssecretaris is behoorlijk instrumenteel, maar mag ik hem zo verstaan dat er inderdaad ruimte is voor ondernemers die investeringen hebben gedaan, om het in 2009 alsnog onder het nu geldende besluit te brengen?

De voorzitter: De heer Cramer heeft ook namens de CDA-fractie gesproken.

De heer Van der Vlies (SGP): Voorzitter. Ik heb er niet veel meer aan toe te voegen. Mij is natuurlijk niet ontgaan de onderlijning door de minister van haar woorden «of en zo ja, wat». Zij doet de toezegging om ernaar te kijken. De Kamer zegt: nee, niets ervan; dát er iets gaat gebeuren ter reparatie en genoegdoening van. Ik heb indertijd ook het debat bijgewoond en het namens mijn fractie gevoerd. Ik herinner het mij scherp. De feiten die over het voetlicht zijn gebracht, zijn mijns inziens de juiste. Er ligt dus een morele plicht. Linksom of rechtsom moeten wij er iets op bedenken. De creativiteit moet worden aangeboord. Ik snap natuurlijk de dilemma’s wel, bestuurlijk gesproken, maar laten wij net zo lang zoeken tot wij iets hebben gevonden wat Brusselproof is, waarop wij niet worden teruggefloten en waaraan de ondernemers die op goede gronden uitzicht meenden te hebben op die versnelde afschrijving en die nu het nakijken dreigen te hebben voor het deel dat onder de 50% zakt, iets hebben.

Minister Verburg: Voorzitter. Alle sprekers betreuren het en ook ik betreur het, dat het zo lang heeft geduurd en dat verwachtingen zijn gewekt die niet waar konden worden gemaakt omdat de Europese Unie daarover strikte wetgeving kent. Ik heb al aangegeven dat ik er nog eens specifiek op heb doorgevraagd bij de Europese Commissie. Het is goed dat de leden Waalkens, Van der Vlies en Cramer het nog eens hebben benadrukt. Over wat toen is gezegd bij de behandeling van de Wet werken op winst zal de staatssecretaris iets zeggen.

Nu is het belangrijk om te bekijken of een oplossing mogelijk is en zo ja, welke. Ik benadruk, zoals ook de heer Van der Vlies zegt, dat die oplossing wel Brusselproof moet zijn en dat wij daarmee de ondernemers enigszins tegemoet moeten kunnen komen. Die toezegging heb ik gedaan. Ik zal met de staatssecretaris bekijken of en zo ja, welke mogelijkheden er zijn. Wij zullen de Kamer daarover zo snel mogelijk informeren.

Staatssecretaris De Jager: Voorzitter. De groenverklaring is een zaak van de minister van VROM. Ik kan dus het antwoord op de specifieke vraag niet geven. Als u het goed vindt, zal ik de vraag naar haar doorgeleiden. SenterNovem is de uitvoeringsinstantie. Ook die valt niet onder mij. Dus zowel beleidsmatig als qua uitvoering kan ik er niets over zeggen. De Belastingdienst doet dat niet.

De voorzitter: Dat antwoord kan dan bij het gezamenlijke antwoord in de brief betrokken worden?

Staatssecretaris De Jager: Dat kan in die brief worden meegenomen. Ik dacht dat de groenverklaringen een ander punt betrof. Het wordt in elk geval meegenomen in een brief en als het kan in dezelfde brief.

De heer Cramer vroeg hoe hij mijn opmerking kon verstaan. De eerste 50% willekeurige afschrijving is mogelijk, ook voor de Vamil-investering die na de goedkeuring door de Europese Commissie is gegeven. Voor het door die grens van 50% zakken is geen staatssteunbeschikking of dispensatie van de Europese Commissie nodig. Dat geldt pas vanaf 1 januari 2009. Dat kan niet worden geregeld,ook niet met terugwerkende kracht. Het is gewoon niet mogelijk, want anders is het staatssteun. De Wet werken aan winst is in twee sessies door het parlement gegaan. Door één van de bewindslieden van Financiën is niet gezegd dat het met terugwerkende kracht zou worden geregeld, zo is mij althans verteld. Ik ben er zelf niet bij geweest. Er is toen aangegeven dat in Brussel een staatssteunbeschikking zou worden gevraagd en dat het zo mogelijk, als het mag van Brussel, met terugwerkende kracht zou worden toegepast. De minister van LNV heeft echter al terecht aangegeven dat het niet kan.

Het is misschien nog wat onduidelijk waar wij het precies over hebben. Wij hebben het hier over vervroegde afschrijving. Dat is feitelijk een liquiditeitsvoordeel in de tijd. Uiteindelijk in de tijd maakt het niet zoveel uit. Hier is ook geen budgettair belang, waar Financiën wel eens van wordt beschuldigd. Financiën heeft er geen enkel voordeel van dat het niet mag. In 2007 moest namelijk de Vamil-regeling vervroegd worden gesloten omdat er een overschrijding was. Met nog meer beslag was die alleen maar eerder dichtgegooid. In 2008 is er een onderschrijding geweest, maar die nemen wij mee naar dit jaar. Het is dus geen kwestie van eventjes de schatkist spekken. De onderschrijding van 2008 blijft binnen het meerjarig nagestreefde evenwicht van de Vamil-regeling beschikbaar. Die gaat dus gewoon mee. Ik wilde dat nog even zeggen, voordat men denkt dat ik een beetje op de centjes zit te passen. Dat is trouwens ook niet slecht voor een bewindspersoon van Financiën. In deze regeling gaat het dus niet op, omdat in 2007 de regeling vervroegd is gesloten en de overschrijding in 2008 mag worden meegenomen.

De voorzitter: De minister en de staatssecretaris hebben toegezegd om in een brief terug te komen op alle vragen die gesteld zijn en om te kijken naar de oplossing.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik heb gevraagd of het mogelijk is om een nieuwe beschikking af te geven. Wij zullen toch naar de technische zaak moeten kijken.

Minister Verburg: Als collega De Jager en ik toezeggen dat wij zullen kijken of en zo ja, welke mogelijkheden, kijken wij natuurlijk ook naar mogelijkheden die mevrouw Snijder nu suggereert. Wij moeten dat echter wel netjes doen en het zorgvuldig op een rijtje zetten. Zo zijn er misschien nog vier of vijf voorstellen. Als wij echter iets doen, moet het wel deugen en ook werken.

De voorzitter: De minister en de staatssecretaris gaan hiermee aan het werk. Kan ook een tijdstip worden genoemd?

Minister Verburg: Zo snel mogelijk.

De voorzitter: Zo snel mogelijk. Niet voor 1 december. Is het één maand of twee maanden?

Minister Verburg: Dat zou volgend jaar zijn. Wij zullen proberen er voor 1 april uit te zijn.

De voorzitter: Voor 1 april. Dat is een duidelijk antwoord.

Ik dank de bewindslieden en de Kamerleden voor hun aanwezigheid.

Toezeggingen

– De ministers van LNV en VROM en de staatssecretaris van Financiën zullen zo snel mogelijk de TK informeren over mogelijkheden n.a.v. de Vamil-regeling over 2007 en 2008. Hierbij zal worden ingegaan op de Groenverklaring en de onderschrijding over het jaar 2008.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Atsma

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Waalkens

De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Dortmans


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), voorzitter, Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (ChristenUnie), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Vermeij (PvdA), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD), Dibi (GroenLinks), Polderman (SP) en Elias (VVD).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Pieper (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Kuiken (PvdA), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD), Vendrik (GroenLinks), Lempens (SP) en Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), Atsma (CDA), Van Bommel (SP), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Waalkens (PvdA), voorzitter, Van Baalen (VVD), Ormel (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Jonker (CDA), Irrgang (SP), De Roon (PVV), Boekestijn (VVD), Pechtold (D66), Ten Broeke (VVD), Gill’ard (PvdA), Jasper van Dijk (SP), Thieme (PvdD) en Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie).

Plv. leden: Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), Vos (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Haverkamp (CDA), Lempens (SP), Schermers (CDA), Knops (CDA), Jacobi (PvdA), Samsom (PvdA), Kuiken (PvdA), Teeven (VVD), Spies (CDA), Roemer (SP), Wilders (PVV), Van der Ham (D66), Van der Burg (VVD), Boelhouwer (PvdA), Van Leeuwen (SP), Ouwehand (PvdD), Voordewind (ChristenUnie) en Vendrik (GroenLinks).

Naar boven