21 501-32
Landbouw- en Visserijraad

nr. 32
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 3 juni 2003

Op 26 mei 2003 vond in Brussel een bijeenkomst plaats van de ministers van Landbouw en Visserij van de Europese Unie. Hierbij breng ik u verslag uit van deze vergadering. Voor een gedetailleerde beschrijving van de inhoud van de besproken voorstellen wil ik u verwijzen naar mijn brief van 20 mei 2003 met de agenda van deze Landbouw- en Visserijraad.

Commissaris Fischler bracht verslag uit van de op 24 april jongstleden gehouden Ronde Tafel Conferentie over de coëxistentie van enerzijds transgene en anderzijds conventionele en biologische productieketens. Hij kondigde in dit verband aan in juli te komen met een pakket richtsnoeren voor coëxistentie.

Over de hervorming van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid hield het Voorzitterschap met de Commissie en de afzonderlijke lidstaten zogenaamde trilaterale overleggen. Verder presenteerde de Commissie schriftelijk een verslag over de haalbaarheid van de vaststelling van een positieve lijst van voedermiddelen alsmede een nieuw voorstel voor een verordening tot vaststelling van voorschriften voor diervoederhygiëne. De Commissie informeerde de Raad – eveneens schriftelijk – over een nieuw initiatief om het systeem voor vroegtijdige waarschuwing voor voedsel en diervoeders (Rapid Alert System) meer transparant te maken, als ook over de laatste stand van zaken met betrekking tot BSE. Duitsland vroeg de Commissie naar de stand van zaken betreffende een voorstel voor een nieuwe transportrichtlijn voor dieren. Frankrijk ten slotte vroeg aandacht voor de verslechterende marktsituatie voor varkensvlees.

Op het gebied van visserij sprak de Raad over een verordening betreffende het beheer van de visserij-inspanning voor bepaalde vangstgebieden en visbestanden van de Gemeenschap. Verder informeerde de Commissie de Raad over een resolutie van het Europese Parlement over de sociaal-economische gevolgen van de herstelmaatregelen voor onder meer kabeljauw.

Coëxistentie van genetisch gewijzigde, conventionele en biologische gewassen

De Commissie bracht verslag uit van de op 24 april jongstleden gehouden Ronde Tafel Conferentie voor stakeholders uit alle lidstaten over de coëxistentie van enerzijds transgene productieketens en anderzijds conventionele en biologische productieketens.

Commissaris Fischler zei dat wetenschappers verschillende maatregelen hebben onderzocht om transgene, conventionele en biologische landbouwmethoden naast elkaar te kunnen laten bestaan. Deze onderzoeken hebben onder meer de volgende resultaten opgeleverd. In de eerste plaats is gebleken dat voor ieder gewas afzonderlijk onderzoek nodig is. Verder zijn de kosten voor coëxistentie sterk gerelateerd aan de gekozen tolerantiedrempel voor toevallige vermenging. Hierbij merkte de Commissaris op dat het volledig uitsluiten van vermenging niet realistisch is. De belangrijkste conclusie die volgens de Commissie getrokken kan worden, is dat een uniform pakket van maatregelen voor de Europese Unie als geheel niet mogelijk is. Maatregelen moeten op nationaal niveau worden vastgesteld, aangepast aan de nationale omstandigheden. De Commissaris zegde echter wel toe op korte termijn, waarschijnlijk in juli, te komen met op principes en bouwstenen gebaseerde richtsnoeren voor de aanpak van coëxistentie op nationaal en regionaal niveau. Deze richtlijnen zullen in eerste instantie gericht zijn op raapzaad en maïs.

Alle lidstaten onderstreepten het belang van een goede regeling voor coëxistentie. Vervolgens tekende zich echter een verdeeldheid af tussen de lidstaten over hoe deze regeling eruit zou moeten zien. Ongeveer de helft van de lidstaten is van mening dat coëxistentie een gemeenschappelijk probleem is dat op communautair niveau geregeld moet worden, rekening houdend met regionale omstandigheden. Enkele van deze lidstaten beschouwen de door de Commissie in het vooruitzicht gestelde richtlijnen dan ook als een eerste stap op weg naar communautaire regelgeving. De andere helft van de lidstaten geeft de voorkeur aan de door de Commissie voorgestelde lijn van richtsnoeren en nadere uitwerking van regelgeving op nationaal niveau. De volgende Voorzitter van de Raad – de Italiaanse minister – zei voor de zomer te willen komen met een aantal conclusies.

Nederland heeft conform mijn brief van 20 mei jongstleden, zijn waardering en steun uitgesproken voor het initiatief van de Commissie, maar daarbij enkele opmerkingen geplaatst. Nederland gaat, evenals de Commissie, uit van het principe dat geen enkele landbouwvorm moet worden uitgesloten. In de gehele discussie over coëxistentie moeten we ons rekenschap geven van de aard van de problematiek. Hoewel het vooral een economische en juridische aangelegenheid is, die niet raakt aan de veiligheid voor mens, dier of milieu, is het ook een politiek, emotionele discussie. Verder heeft Nederland opgemerkt dat de discussie over coëxistentie los staat van de toelatingsprocedures voor ggo's en het opheffen van het de facto moratorium daarop.

Tenslotte is het belang aangegeven van een zorgvuldige afweging op EU-niveau van de voor- en nadelen van enerzijds het standpunt van de Commissie en anderzijds het standpunt van de lidstaten die regelgeving op communautair niveau willen. Dit om uiteindelijk te komen tot een praktische, en ook op EU-niveau zonder verstoring van de interne markt, werkbare oplossing.

Op de twijfels bij lidstaten of volstaan kan worden met aanbevelingen c.q. richtsnoeren, riep Commissaris Fischler de lidstaten op pragmatisch te zijn en eerst de richtsnoeren af te wachten. Op basis van de ervaringen met deze richtsnoeren zou op een later tijdstip alsnog bekeken kunnen worden of nadere stappen noodzakelijk zijn.

Beheer van de visserij-inspanning voor bepaalde vangstgebieden en visbestanden (westelijke wateren)

De Raad heeft een oriënterend debat gevoerd op basis van een door het Voorzitterschap in samenwerking met de Europese Commissie opgesteld non-paper. Hierin worden oplossingsrichtingen voor het algemeen beheersregime, de aanpak in de biologisch gevoelige gebieden en de aanpak in de ultraperifere gebieden voorgesteld.

De suggestie om het instrument van visserij-inspanning los te laten en de algemene aanpak te baseren op de vlootcapaciteit werd door het merendeel van de lidstaten afgewezen. Ook van Nederlandse zijde is erop gewezen dat er bij de algemene aanpak aansluiting moet worden gezocht bij bestaande instrumenten zoals visserij-inspanning. Over het voorstel om additionele voorwaarden in biologische gebieden te laten gelden, waren de meningen verdeeld. Met name bestond er verschil van inzicht tussen de Ierse en Spaanse delegaties over de gebiedsafbakening. Enkele lidstaten, waaronder Nederland hebben het voorstel ondersteund. De instelling van een speciale beschermingszone van 50 mijl voor een aantal ultraperifere gebieden (Canarische eilanden, Azoren, Madeira) kreeg weinig steun. Bij een aantal lidstaten bestond verschil van inzicht over de omvang van de beperking. De meeste lidstaten, waaronder Nederland, wensten dit punt te willen bestuderen op hun juridische en biologische consequenties.

Het Voorzitterschap heeft tenslotte de intentie uitgesproken dit voorstel in de komende Raad van juni te willen afronden.

Hervorming van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid

Over de hervorming van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid vond geen plenair debat plaats. In plaats daarvan hield het Voorzitterschap met de Commissie en de afzonderlijke lidstaten zogenaamde trilaterale overleggen. Daarin zijn de lidstaten gevraagd hun standpunten aan te geven over onder meer de ontkoppelde bedrijfstoeslagregeling (ontkoppelde inkomenssteun), overdracht van premierechten, degressiviteit en modulatie.

Daarbij heeft Nederland het regeringsstandpunt uitgezet conform mijn brief aan de Tweede Kamer van 19 februari jongstleden (TK 2002–2003 28 625, nr. 3).

Ten aanzien van de vaststelling van de toeslagrechten heeft Nederland gepleit voor het kiezen van een referentieperiode zo dicht mogelijk bij de datum van invoering. Dit omdat in Nederland per jaar gemiddeld zeven procent van de bedrijven in omvang verandert. Het voorgestelde systeem van de toedeling van de toeslagrechten zal ertoe leiden dat een deel van de bedrijven teveel rechten krijgt en een ander deel te weinig. Tevens is aangegeven dat de rechten zoveel mogelijk bij de actieve boeren terecht moet komen.

Eveneens heeft Nederland nader aandacht gevraagd voor de uitvoerings-lasten, in het bijzonder ten aanzien van mogelijke vormen van niet volledige ontkoppeling.

Daarnaast heeft Nederland nog de volgende specifieke aandachtspunten naar voren gebracht. Nederland heeft zijn zorg uitgesproken over de mogelijke concurrentieverstoring wanneer landbouwers die een ontkoppelde bedrijfstoeslag ontvangen, zogenaamde vrije producten gaan verbouwen. Het verbod op het telen van bepaalde groente en fruit, zoalsnu voorgesteld door het Voorzitterschap, vraagt veel extra controle. Bovendien gaat deze mogelijke oplossing voorbij aan de praktijk van vruchtwisseling.

Ten aanzien van de braakleggingsverplichting heeft Nederland de Commissie aangegeven de voorkeur te hebben voor een roterend systeem.

De Commissie zei nota te hebben genomen van de Nederlandse positie ten aanzien van haar hervormingsvoorstellen.

Diversen

In het kader van de aanpassingen van de werkmethoden van de Raad als gevolg van de uitbreiding van de Raad met de ministers van landbouw en visserij uit de kandidaat-lidstaten als waarnemers en vanaf 1 juni 2004 als volwaardige leden, is besloten dat de Commissie voortaan in principe de Raad niet langer meer mondeling informeert over nieuwe voorstellen en verslagen, maar schriftelijk.

Dit geldt ook voor de onderwerpen die door lidstaten worden geagendeerd onder het punt diversen. Voor deze agendapunten is in beginsel dan ook geen debat of interventie van de lidstaten voorzien.

De Commissie heeft de Raad schriftelijk geïnformeerd over:

a) Voedermiddelen

Positieve lijst van voedermiddelen

De Commissie heeft een verslag gepresenteerd over de haalbaarheid van de vaststelling van een positieve lijst van voedermiddelen. Voor een beschrijving van de inhoud van het verslag wil ik u verwijzen naar mijn brief van 20 mei 2003 met de agenda van deze Landbouw- en Visserijraad.

Voorschriften voor diervoederhygiëne

De Commissie heeft schriftelijk een nieuw voorstel gepresenteerd voor een Verordening tot vaststelling van voorschriften voor diervoederhygiëne.

Voor een gedetailleerde beschrijving van de inhoud van het voorstel wil ik u verwijzen naar mijn brief van 20 mei 2003 met de agenda van deze Landbouw- en Visserijraad.

b) Bovine Spongiforme Encéphalopathie (BSE)

Volgens de schriftelijke informatie van de Commissie zijn in de eerste drie maanden van 2003 2,5 miljoen BSE-testen uitgevoerd. Hiervan zijn 387 positief bevonden. De Commissie constateert dat het aantal nieuwe gevallen van BSE in de meeste lidstaten stabiel is of een dalende trend vertoont. Over de kandidaat-lidstaten merkt de Commissie op dat deze landen vooruitgang hebben geboekt in het opzetten van BSE-controles, maar dat desalniettemin nog de nodige inspanningen nodig zijn om volledig te kunnen voldoen aan de EU-eisen.

Ten aanzien van de feed ban deelt de Commissie mede dat de tijdelijke regeling omgezet zal worden in een definitieve door incorporatie in Verordening 999/2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën. In juni zal dit voorstel aan het Permanent Comité voor de Voedselketen en Diergezondheid ter goedkeuring worden voorgelegd. Dan zal de Commissie tevens komen met een werkdocument over de stand van zaken voor wat betreft de feed ban.

c) Systeem voor vroegtijdige waarschuwing voor voedsel en diervoeders

De Commissie heeft de Raad schriftelijk geïnformeerd over een nieuw initiatief om het systeem voor vroegtijdige waarschuwing voor voedsel en veevoeder (Rapid Alert System/RAS) meer transparant te maken voor onder meer de burgers. Naast een jaarverslag, zal de Commissie van nu af aan wekelijks op het internet een rapport publiceren van alle notificaties.

d) De bescherming van dieren tijdens het vervoer

Duitsland heeft de Commissie gevraagd naar de stand van zaken betreffende een voorstel voor een nieuwe transportrichtlijn voor dieren. De Commissie heeft dit toegezegd in de Raad van september 2002.

Volgens Commissie Byrne bevindt het conceptvoorstel zich in een ver gevorderd stadium. Hij verwacht eind juni, uiterlijk in juli een voorstel te kunnen presenteren. De Commissaris zei te streven naar een betere bescherming voor het welzijn van dieren tijdens transport, met name op lange reizen, maar daarnaast ook sterk te willen inzetten op de naleving van bestaande regelgeving op dit gebied.

e) Economische gevolgen van de herstelplannen voor witvissector

De Commissie heeft de Raad schriftelijk geïnformeerd over een resolutie van het Europese Parlement over de sociaal-economische gevolgen van de herstelmaatregelen voor onder meer kabeljauw. Het Europees Parlement verzoekt daarin om additionele middelen ten behoeve van het verzachten van de sociaal-economische gevolgen van de herstelmaatregelen.

De Raad heeft kennisgenomen van de informatie van de Commissie.

f) Problemen op de markt voor varkensvlees

Frankrijk vroeg aandacht voor de verslechterende situatie op de interne markt voor varkensvlees als gevolg van lage prijzen. Het verzocht de Commissie de exportrestitutie voor vers en bevroren varkensvlees opnieuw te introduceren.

De Franse zorg werd door een groot aantal lidstaten gedeeld. Toch bleken niet alle lidstaten voorstander te zijn van nieuwe exportrestituties. Ook enkele kandidaat-lidstaten vreesden negatieve gevolgen voor hun concurrentiepositie bij exportrestituties.

Commissaris Fischler merkte op dat als gevolg van de reeds ingestelde particuliere opslagregeling er weinig financiële speelruimte is voor aanvullende maatregelen. Hij zegde echter toe de marktsituatie op de voet te volgen en te analyseren.

Op basis hiervan zal de Commissie komen met een schriftelijke reactie.

g) Vergaderrooster

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

C. P. Veerman

Naar boven