Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 21501-32 nr. 314 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 21501-32 nr. 314 |
Vastgesteld 9 december 2008
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft op 13 november 2008 overleg gevoerd met minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over:
– het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 27–28 oktober 2008 d.d. 5 november 2008 (21 501-32, nr. 301);
– de agenda van de Landbouw- en Visserijraad op 18–20 november 2008 d.d. 11 november 2008 (21 501-32, nr. 302);
– de LEI-rapporten Vlas/vezelhennep/gedroogde groenvoeders en herziening van EU-beleid d.d. 17 oktober 2008 (28 625, nr. 62);
– vetmelkers in relatie tot de superheffingsregeling d.d. 27 oktober 2008 (2008D11922);
– de brief van de minister over de toezegging op het algemeen overleg over Blauwtong van 6 november 2008, d.d. 12 november 2008 (30 669, nr. 16).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand woordelijk geredigeerd verslag uit.
Voorzitter: Koopmans Griffier: Dortmans
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De heer Atsma (CDA): Voorzitter. Voor de Landbouwraad staan er tal van onderwerpen op de agenda, die de afgelopen maanden de revue zijn gepasseerd. Ik begin met een enkele opmerking over de health check, omdat die zich in een finale fase bevindt. De komende weken zal duidelijk worden welke kant de discussie over de health check opgaat. Dat het een compromis wordt, is voor niemand een verrassing en dit heeft de Kamercommissie recent in Frankrijk nog eens een keer gehoord. De inzet van de Fransen was volstrekt helder, en als men die op zich in laat werken, weet men dat men op een andere uitkomst moet rekenen dan door anderen soms gewild wordt. Het is goed dat de Kamercommissie zich heeft laten informeren over het standpunt van één van de grootste Europese landen. De CDA-fractie blijft gaan voor een zachte landing in relatie tot het afschaffen van het melkquotum en vindt dat de minister de goede inzet heeft. Het lijkt nog steeds te gaan in de richting van verruiming van 5 keer 1% voor de komende jaren. Wij benadrukken dat, wat ons betreft, de verruiming om te komen tot een zachte landing, ruimer mag worden. Wij hebben ook een alternatief langs zien komen: in drie jaar tijd, tweemaal 2% verhogen en één keer 1%. Dat is wat ons betreft ook een werkzame optie. De ruimte die nu wordt geboden, vinden wij aan de krappe kant en wij hopen dat de minister vasthoudt aan haar eerdere inzet.
Nieuw is voor ons de discussie over het instellen van een zogenaamd melkfonds. Dit is met name vanuit Duitsland geopperd. Wij zijn benieuwd naar de reactie van het kabinet. Een melkfonds lijkt toch haaks te staan op de herziening van het Europees beleid. Wat betekent de introductie van een melkfonds?
De CDA-fractie zit niet te wachten op een verhoging van de modulatie. Wij adviseren de minister om het tegen te houden. Wijs de commissaris, de commissie en de collega’s erop dat er in veel Europese landen bezwaren zijn tegen de verhoging van de modulatie. Ook het Europees Parlement heeft gezegd dat het dit niet wenst. Dan is het raar dat men coûte que coûte vasthoudt aan het voorgenomen modulatiemodel.
De minister kent ons standpunt over het benutten van de artikelen 68 tot en met 70 zodat er wellicht, in het kader van oogstverzekeringen, dier- en plantziekterisicobestrijding, opties binnen handbereik komen.
De CDA-fractie vraagt om de inzet vast te houden over de voedselhulp en de 1 mld. Wij vinden niet dat het een optie is om 1 mld. vanuit het Europees budget over te hevelen voor het beschikbaar stellen van hulp aan derde landen. Dat geld moet terug naar de lidstaten en die bepalen vervolgens zelf wel hoe zij dat invullen.
De gewasbescherming is een ingewikkeld en lastig onderwerp. De milieucommissie heeft vorige week gestemd over aanpassingen van het middelenbeleid en wil nu overleg met de Europese Commissie en het voorzitterschap over een compromis. Het is mooi om naar een compromis te streven, maar het gaat de CDA-fractie er in de eerste plaats om: wat betekent dit voor Nederland? Zoals het zich nu laat aanzien, is ook een compromis desastreus voor een groot aantal kleine teelten in Nederland zoals de tulpen- en bollenteelt. Als dit doorgaat wordt de tulp geknakt en plengt Nederland tranen. Dat kan niet. Wij stimuleren de minister om de hakken in het zand te zetten. De discussie wordt alleen maar actueler; het compromis ziet er niet goed uit.
In het actieplan voor dierziekten zitten veel Nederlandse elementen. Dat is prima. De Kamer zou het zeer op prijs stellen en zij wil van de minister horen dat de Kamer direct bij de voortgang wordt betrokken. Een van de meest actuele onderwerpen is de blauwtong; wij hebben hier vanmorgen nog een brief over gekregen. De minister heeft naar aanleiding van de discussie van vorige week een korte verkenning in Europa gedaan, over wat de mogelijkheden zijn. Ons lijkt dat het noodfonds als één van de weinige opties naar voren komt en wij zullen de minister adviseren om voor exporteurs en anderen die acuut in de problemen komen door het dichtgaan van de grenzen, nadere voorstellen uit te werken, wellicht samen met Brussel. Dat het «staatssteunproof» moet zijn, is denk ik volstrekt helder.
De heer Polderman (SP): Voorzitter, de brief over de blauwtong is ons net uitgereikt dus het lijkt mij dat wij daar in tweede termijn op kunnen terugkomen.
Ik heb het genoegen gehad om de conferentie van de parlementen bij te wonen, die zich boog over de health check op initiatief van het Franse parlement. Mij viel op dat de liberaliseringstendens, waarop dit kabinet inzet, niet gesteund wordt door de meerderheid in Europa. Met name de Fransen waren daar heel duidelijk over. Wij blijven bij ons standpunt dat de tendens naar het vrijer maken van de wereldmarkt niet de oplossing is. Ik ben benieuwd hoe de finale besluitvorming er uiteindelijk uit zal zien; het zal een compromis worden. Wat mij betreft moet de minister van het idee afstappen om die koers te blijven zetten. De boeren hier klagen steen en been dat het een slechte zaak is om de quotering op te heffen; of dat nu wel of niet met een zachte landing gepaard gaat. Men pleit voor meer overheidsbemoeienis in combinatie met productbeheersing. Ik deel de inzet van de minister niet, dat hebben wij al eerder gewisseld, maar ik ben benieuwd naar de betekenis van het compromis in Europa. Ik zal niet treuren als de melkquotering niet de kant opgaat die de minister bepleit, maar die van Franse en Europese boerenorganisaties. Er is aanstaande maandag een demonstratie van boeren hier op het Plein, de minister is ook uitgenodigd, en ik zal acte de présence geven.
De heer Atsma (CDA): Vindt u het belangrijker dat de minister op het Plein demonstreert, of dat zij in Brussel de goede zaak van Nederland bepleit?
De heer Polderman (SP): Ik snap dat de minister zich niet in tweeën kan delen, dus ik ben benieuwd hoe dat uitpakt. Ik neem aan dat de minister in Brussel zal zijn.
Voorzitter. Over het schoolfruit hebben wij de vorige keer gesproken. Wij blijven erbij dat dit vooral een zaak van de lidstaten is. Dat is ook de lijn die de minister heeft.
Anders is het met de marktoelating van de genetisch gemodificeerde sojabonen MON89788. Wij zijn daar niet gelukkig mee. Dit is weer typisch een sojaproduct dat door Monsanto op de markt wordt gebracht en dat resistent is tegen het eigen Roundup bestrijdingsmiddel. Het is toch min of meer pervers, dat men een product maakt, waarmee men andere producten plat kan spuiten en dat het eigen product dan overblijft. Dat is een manier van landbouw bedrijven waarvan ik denk dat het niet goed is. Ik ben er niet gelukkig mee dat de minister akkoord zal gaan. Daar komt bij dat het product is goedgekeurd door de European Food Safety Authority (EFSA), maar dat met EFSA is afgesproken dat er een standstill is, een moment van bezinning om te bekijken in hoeverre EFSA aan haar taken kan voldoen. Alle andere dossiers moeten ook worden bekeken, maar om nu een nieuw dossier groen licht te geven, waarvan gezegd wordt dat EFSA het heeft goedgekeurd, lijkt mij buitengewoon onverstandig.
Ik ben benieuwd wat het Europees Parlement over de gewasbescherming gaat zeggen en hoe het compromis daarover uit gaat pakken. Ik was niet in paniek door de amendementen die het Europees Parlement heeft ingediend; het gaat om gif en dat moeten wij zo veel mogelijk terugdringen. De paniek die hier heerste, omdat er van alles niet meer zou kunnen, deel ik niet. Wij mogen daar wat soepeler in zijn.
Ik wil graag dat de minister iets harder loopt voor de teelt van vlas en hennep. Het is een mooi product. Wij zien dat het in verschillende landen wordt gesubsidieerd als een soort landschapsbescherming. Alleen al uit die overweging zouden wij vlas moeten stimuleren. De teelt van hennep is ook interessant, als wij het hebben over de biobased economie. Ik heb al eerder ingebracht dat er meer uit te halen is dan wij nu doen, zeker als wij luisteren naar de geluiden dat de olie eerder op is dan wij denken. Ik wil meer ondersteuning zien van de vlas- en hennepteelt vanuit de gedachte van de bio-economie.
De heer Cramer (ChristenUnie): Voorzitter. Wij denken wel eens dat wij het in de Kamer druk hebben, maar ook het Europees Parlement kan zo zijn druk beleven. Als men de dag nadat het Europees Parlement over de health check praat, als raad al overeenstemming wil hebben, dan wordt het allemaal wel duwen om het klaar te krijgen.
Een akkoord met de World Trade Organisation (WTO) is zeer wenselijk. Ik wil wel opmerken dat het, wat betreft de ChristenUnie, een akkoord moet zijn, waarin ontwikkelingslanden een bevoorrechte positie hebben. Ik zeg het even zwart-wit; het ligt altijd weer genuanceerder. Ik denk dat wij, wat betreft de voedsel- en klimaatcrisis, erover na moeten denken, hoe wij als rijk land mee kunnen helpen door het exporteren van onze kennis en kunde. Hoe kunnen wij onderdelen waar wij buitengewoon goed in zijn op een hoger plan brengen zodat de economie van ontwikkelingslanden gestimuleerd wordt en ze niet massaal op fossiele brandstof overgaan, maar meekrijgen hoe dat beter kan? Ik hoor graag de mening van de minister daarover.
Voor de health check nadert een belangrijk moment; het Europees Parlement zal er nu over gaan besluiten. Dit is van belang voor de komende periode tot 2013. De ChristenUnie ziet de overstap naar de flat rate best zitten, omdat er veel boeren zijn die net te maken hebben gehad met een wijziging, bijvoorbeeld een ontkoppeling. Als wij kijken naar het principe van de betrouwbare overheid en naar de noodzaak en de randvoorwaarden, dan moeten wij die flat rate pas na 2013 doen. Ik uit nog een keer mijn verlangen om boeren die er sterk op achteruitgaan te compenseren.
Wat is de stand van zaken bij de modulatie? Wij hebben het hier al een aantal keren uitgesproken en langzamerhand moet het naar besluitvorming toe. Kan de minister een tipje oplichten van de sluier over de onderhandelingen? Wat mij betreft hoeft de modulatie niet verder uitgebreid te worden, als het wordt uitgewerkt onder de voorwaarden die de minister heeft aangegeven.
Wij moeten nogmaals stilstaan bij het toevoegen van bufferzones naast waterlopen onder de goede landbouwpraktijk, ofwel de «cross compliance». Gebeurt dit, en zo ja, zijn er uitzonderingen mogelijk? In het veenweidegebied, waar graslandstroken zijn van misschien tien meter, houden wij weinig land over om schapen op te laten lopen als daar links en rechts twee meter vanaf gaat. Dat is nou eenmaal ons landschap. Ik heb begrip voor de vragen, maar men moet ook begrip hebben voor de typisch Nederlandse situatie.
De minister voert nog steeds een warm pleidooi voor de verruiming van de melkquota. De ChristenUnie is daar kritischer over. Vorig jaar werd gedacht dat de vraag toe zou gaan nemen en deed men voorstellen tot verruiming dan wel afschaffing. Neemt de vraag nog steeds toe? Kan de minister de verwachte vraag nog eens toelichten? De Dutch Dairy Board stelt namelijk dat de minister uitgaat van een te grote groei van de vraag. Ik ben er minder gerust op als ik lees dat per 1 januari 2009 een opslag voor boter wordt geopend, om de neerwaartse druk op de zuivelprijzen iets te verlichten. Toen dacht ik weer even aan de goede dagen van Mansholt. Met een bufferopslag heeft de ChristenUnie geen probleem, maar als er voorraad wordt gecreëerd, frons ik de wenkbrauwen.
Hoe is de houding van de minister tegenover het voorstel over het melkfonds van Duitsland en het Europees Parlement? Ik heb er nog geen uitgesproken mening over, maar kan niet helemaal goed plaatsen hoe dit een plek zou moeten krijgen binnen de discussie over het melkquotum.
De minister stemt weer in met een markttoelating van een genetisch gemodificeerd organisme (ggo), ditmaal soja. De permanente commissie kon hierover geen overeenstemming bereiken en het wordt aan de raad voorgelegd. Dat gaat nu al tijden zo. Is het niet beter, ik sluit mij aan bij de heer Polderman, om de discussie af te wachten, die in de EU gevoerd wordt ten aanzien van EFSA en het EU-beleid ten aanzien van de ggo’s? Is het niet beter om eerst een fundamentele discussie te voeren over het samengaan van duurzaamheid, effecten op het milieu, de biodiversiteit en de ggo’s, voor gestemd wordt over nieuwe toelating?
Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. De nieuwe eurocommissaris voor handel, Catherine Ashton, en haar Amerikaanse collega hebben uitgebreid gesproken over de WTO. Wij steunen het signaal dat een snel akkoord van belang is en ik ondersteun de woorden van de collega van de ChristenUnie, dat er juist nu aandacht voor de ontwikkelingslanden moet zijn, omdat die sterk te lijden hebben onder de kredietcrisis.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik heb ook graag een WTO-onderhandelingsresultaat, maar heeft mevrouw Jacobi gezien wat Obama wil? Hij wil alleen zijn Amerikaanse boeren beschermen, dus als u denkt dat Amerika nu gaat voor de ontwikkelingslanden, komt u bedrogen uit.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik heb ook niet gezegd dat Amerika gaat voor de ontwikkelingslanden, maar dat er gesprekken zijn gevoerd. De PvdA vindt het juist belangrijk om de aandacht nu te vestigen op de ontwikkelingslanden. Dat betekent: of meer, of minder inzet vanuit Nederland en Europa. Dat hangt af van de resultaten die uit Amerika komen.
Voorzitter. Er is discussie over een specifieke sojasoort op basis van het positieve advies van de EFSA. De milieuraad komt in december terug op de betrouwbaarheid van de EFSA-adviezen. De PvdA heeft vragen gesteld over de onafhankelijkheid en de betrouwbaarheid van de EFSA. Heeft de minister hier meer duidelijkheid over? Is het niet verstandiger om de milieuraad van december af te wachten, voordat wij hier verdere besluiten over nemen?
Ik wens de minister alle sterkte en wijsheid bij het besluit over de health check. Het zal inderdaad op een compromis aankomen. Ik vind dat de health check vooral coherent en consistent moet zijn en dat het een duurzaam besluit moet worden. De kredietcrisis brengt her en der weer wat verschuivingen in standpunten met zich mee en daarom is het belangrijk dat het compromis gericht is op consistentie en van duurzame aard is. Wat is de ondergrens? Tot hoe ver moet er toezicht op beheer en sturing blijven, als het gaat om bescherming van de markt? Maar wij willen ook de marktwerking haar gang laten gaan. Als het bijvoorbeeld om melk gaat, willen wij niet compleet aan de liberalisering overgeleverd worden, er moet ook een sturingsmechanisme blijven. Maar waar ligt de grens?
Wij vinden dat het schoolfruit niet specifiek een EU-regeling zou moeten zijn. Maar als die er dan toch is, vraag ik mij af waar die 90 mln. jaarlijks voor beschikbaar wordt gesteld. Is dat 3 mln. per lidstaat, hoe gaat dat werken? Wat zijn de restricties op niet-EU-producten?
Het is belangrijk dat de risico’s van gewasbeschermingsmiddelen erkend worden; daar zal niemand op tegen zijn. Het gaat uiteindelijk toch om gezondheid en milieu. Wij zijn er voorstander van dat geïntegreerde teelt meer toekomst krijgt en het uitgangspunt is voor het voorkomen van gevaren voor milieu en gezondheid. Natuurlijk heeft dat effecten, zeker economische, en wij zijn voorstander van effectstudies. De Nederlandse inzet zou moeten zijn, dat wij op basis van die effectstudies kijken naar gezondheids- en milieubescherming. De uien- en de tulpenteelt maken zich op dit moment zorgen; ik denk dat het goed is om niet de emotie, de tranen, in beeld te hebben, maar de rationele zaken. Hoe gaan wij dit traject lopen? Wat betekent dit voor alternatieven? Ik was gisteren met collega Koopmans bij een gesprek met de tuinbranche en daar was onder andere de klacht dat puur natuurlijke gewasbeschermingsmiddelen bijna niet op de markt te krijgen zijn, omdat zij geen erkenning krijgen. Niemand zou piepen als er goede alternatieven zijn. Die zijn op één of andere manier nergens doorheen te krijgen, terwijl die mogelijk beter zijn voor milieu en gezondheid. Ik verwacht hier van de minister meer visie.
De heer Atsma (CDA): Ik proef bijval voor het standpunt dat de minister de hakken in de wal moet zetten, om te voorkomen dat de Nederlandse tulp geknakt wordt. Ik hoor in uw woorden dat u wilt inzetten op een langere overgangstermijn.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Allereerst doe ik niet mee aan meer gif op de wereld als dat niet hoeft. In de hele gewasbeschermingsmiddelenkwestie is harmonisering belangrijk. Ik hoorde gisteren ook dat in Spanje tomaten met Chinese middelen bespoten worden, die dan weer hier worden ingevoerd. Dat soort zaken kan niet. Als wij in de gewasbeschermingsmiddelen stappen zetten die hele grote gevolgen hebben voor de sector, vind ik dat wij moeten kijken hoe wij die sector tegemoet kunnen komen met alternatieven. Mogelijk is dat voor de langere termijn, maar mogelijk zijn er ook andere manieren.
De heer Polderman (SP): Ik beproefde iets anders in de woorden van mevrouw Jacobi dan de heer Atsma. Ze zei dat blijkt dat natuurlijke bestrijdingsmiddelen niet op de markt komen. Dat is volgens mij het cruciale punt: zolang men dit gif erop zet, houdt men andere middelen tegen, want daar is geen markt voor. Bent u het met mij eens, dat het goed is dat die zwaar giftige stoffen verboden worden en de weg vrijkomt voor meer natuurlijke producten?
Mevrouw Jacobi (PvdA): Dat zou geweldig zijn. Laten wij eerst kijken wat er in Europa mogelijk is. Ik vind het raar dat aan de ene kant zaken eruit gehaald worden en dat men aan de andere kant geen zaken binnen kan krijgen. Een teler kan dan geen kant op.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. De minister kent ons standpunt over de health check en de melkquotering: wij moeten inzetten op een zachte landing. Wat onze fractie betreft mogen ook verlaging van de superheffing en verevening op Europees niveau plaatsvinden. Wij mogen geen kans laten liggen om ergens de zaak op te schudden; dus als wij geen 2% per jaar krijgen, moeten wij ook andere mogelijkheden onderzoeken. Ik hoor graag over uw inzet daarop.
Wij hebben niet zo veel op met nog een verhoging van die modulatie. Dat zien wij niet zitten. Evenmin zijn wij verrukt van artikel 68 en 69. Wanneer ik lees dat de minister schrijft dat er een flexibeler inzet van artikel 69 moet komen, ben ik heel benieuwd wat er dan komt. Is het helder, of de doos van Pandora? Wij moeten als Nederland actief mee bepalen wat er dan in die doos van Pandora komt te zitten. Kunnen wij bijvoorbeeld blauwe diensten daaronder laten vallen? Er wordt ook weer gesproken over bufferzones naar aanleiding van de kaderrichtlijn water. Als bij artikel 68 zaken op het boerenerf zouden moeten landen, zou daar een invulling aan mogen worden gegeven. Kijk naar die diensten, kijk naar de effecten van de kaderrichtlijn water. Kunnen wij daarmee iets met betrekking tot artikel 68? Wij hopen dat de minister ervoor zorgt, dat de bufferzones niet over Nederland zullen dalen. Ik moet er niet aan denken dat ons dat overkomt, met al onze waterlopen, en dat wij boeren daarmee moeten confronteren.
Mijn fractie is teleurgesteld over het verloop van de discussie over gewasbeschermingsmiddelen. Er lag een standpunt waar grote zorg over was. Als wij zien dat de cut-offcriteria voor goedkeuring van stoffen worden aangescherpt, zonale toelating van tafel is, de overgangstermijnen zijn verkort en er meer administratieve lasten worden voorzien, dan roepen wij de minister op om hard in te zetten en de hakken in het zand te zetten. Ik had ook begrepen dat de minister de vorige keer zei: «Als het niet anders gaat, dan zeg ik nee.» Er komt een extra Landbouwraad, waarbij de 1 mld aan voedselfaciliteit ter sprake komt. De VVD-fractie wil dat dat geld teruggesluisd wordt naar de lidstaten. Doet de minister ons nog een brief over de voedselzekerheid en het memo van de Fransen toekomen? Wat zal haar inzet zijn op 28 november?
Er wordt gesproken over aanzetten om te komen tot onderhandelingen bij de WTO. Wat is de verwachting van deze minister? Wat is de opstelling van Europa en Nederland als de geluiden juist zijn dat de nieuwe president van Amerika fors zal inzetten op bescherming van de eigen Amerikaanse boeren, waardoor de WTO-onderhandelingen onder druk komen? Het kan niet zo zijn, dat wij als Europa gaan afbouwen en dat Amerika niets doet?
Tot slot weten wij inmiddels dat bijna geheel Nederland op slot zit door de blauwtong, ook wat betreft de exportposities. De minister zegt dat Duitsland en Frankrijk met haar aan het kijken zijn of zij dezelfde maatregelen gaan nemen. Wij signaleren dat ze dat nog steeds niet doen; er wordt vanuit die landen nog steeds geëxporteerd. Ook zijn er veel klanten van buiten Nederland die onze koeien willen hebben, ondanks dat er blauwtong heerst. Wij hebben op zich een hele goede gezondheidsstatus. Kunnen wij hier een andere aanvliegroute kiezen, zodat wij niet het hele land op slot te zetten? Kunnen de exporterende bedrijven zelf de koeien testen op het bedrijf? Men weet dan of een bedrijf veilig is, kan de koeien in quarantaine zetten en daarna tot export overgaan. Onze wens is om de export en de exportpositie zo snel mogelijk te herstellen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik heb een vermakelijk weekend gehad, toen ik las hoe de minister leuke gesprekken heeft gehad met de Telegraaf en hoe zij de aanval inzet op de milieudiscussie over de vleesconsumptie. De minister heeft laten zien dat zij haar brede opdracht als vertegenwoordiger van dit land en belangenbehartiger van alle belangen die in de samenleving spelen, aan de kant zet en zich inzet als de marketingmanager van de varkenssector. In het verslag over de Chinareis lees ik dat wij moeten geloven, dat er nobele doelen worden gediend met het afsluiten van het varkensvleesprotocol dat de export van Nederlands varkensvlees mogelijk maakt. Ik zie hierin vooral een voorbeeld van het gewetenloze VOC-koopmanschap van deze regering, die nietsontziend dieronvriendelijke en onduurzame producten en productiesystemen in het buitenland probeert te slijten. De minister zegt in het Telegraafartikel dat de vraag naar eiwitten de komende jaren verdubbeld volgens de FAO. Ja, dat klopt. Maar zover de klimaatcrisis, de voedselcrisis, de biodiversiteitscrisis en de watercrisis de minister zijn ontgaan, wil ik haar erop wijzen dat dat een zorgelijke ontwikkeling is. De minister moet er niet op inspelen om vanuit marketingmanageroogpunt aan die vraag te voldoen. Zij zegt ook dat zij de mensen die rijker worden en vlees willen toevoegen aan hun dieet, liever onze kennis aandraagt. Heeft zij kennis genomen van de artikelen in het Parool en het Algemeen Dagblad, waarin duidelijk wordt dat China een goudmijn is voor de Weight Watchers, dat obesitas sterk stijgt in China en dat de problemen de pan uit rijzen? De belangrijkste oorzaken zijn verandering in het traditionele dieet dat bestond uit veel groente, veel granen en weinig vlees, fastfood en het toenemende gebruik van auto’s. Hoe verhoudt zich dit tot de stelling van de minister in haar verslag over de Chinareis, dat zij zich in internationaal verband inzet voor duurzame consumptiepatronen?
De heer Atsma (CDA): Vindt u het niet goed dat men met datgene, dat hier niet meer van waarde is en voor een groot gedeelte de destructie in gaat, in China nog iets nuttigs kan doen? In die zin was de handelsmissie, de reis van de minister, buitengewoon belangrijk voor het Nederlands bedrijfsleven en in het algemeen voor de discussie over duurzaamheid.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Zeker niet. Ik denk dat het de ontwikkeling naar een duurzamere samenleving alleen maar in de weg staat, als wij de groeiende groep rijken in China eenzijdig ons consumptiepatroon opleggen, waarvan wij de problemen hier iedere dag kunnen zien: hart- en vaatziekten en obesitas. Als de minister zegt dat wij onze kennis gaan aanreiken, vraag ik me af waar zij de Chinese minister van volksgezondheid mee opzadelt als zij alleen maar als marketingmanager opereert.
Voorzitter. De minister en haar ambtenaren onderhandelen zich blijkbaar nog steeds suf voor een verruiming van het melkquotum. Waarom? Het Planbureau voor de Leefomgeving en de Algemene Rekenkamer hebben al aangegeven dat de realisatie van de ammoniakdoelen hiermee onder druk kan komen te staan en dat verruiming niet verstandig is. Wij wachten nog steeds op het rapport van de collega van de minister hierover, maar wij zien dat in Europa, ook vanuit Nederland, steeds luidere protesten van melkveehouders klinken die de uitdijing van de melkplas en de opstapeling van de boterberg niet zien zitten. De «race to the bottom» lijkt hiermee te worden ingezet ten koste van duurzaamheid, diervriendelijkheid en het gezinsbedrijf. Waarom wil de minister koste wat het kost vasthouden aan de quotumverruiming? Er is immers al sprake van een Europees overschot; in januari opent de Europese Commissie de particuliere opslag van boter. Dat kan weer leiden tot het dumpen van zuivelproducten in ontwikkelingslanden. Hoe verhoudt zich dit tot de lobby van de minister om meer melk te produceren in Nederland?
Over de blauwtong wil ik in tweede termijn iets zeggen, aangezien wij de brief net hebben gekregen. Ik sluit mij wat betreft de ggo aan bij de opmerkingen die door de heer Polderman zijn gemaakt. Wij voeren die discussie iedere keer weer. EFSA maakt een risicoanalyse, daar is om te beginnen al kritiek op, maar bovendien is het een advies en er is geen politiek besluitvorming. Dat de minister achter de EFSA gaat staan, zonder daarin haar eigen afweging te maken, vind ik onvoorstelbaar. Daar moeten wij een halt aan toeroepen.
Het lijkt mij helemaal niet nodig dat de minister de hakken in het zand zet wat betreft de gewasbeschermingsmiddelen, gif dus. Ruim baan voor de biologische bloemkool. Laten wij vooral de voorstellen van het Europees Parlement, als zij worden aangenomen, omarmen.
Minister Verburg: Voorzitter. Ik heb een rubricering aangebracht in de beantwoording. Ik begin met de opmerkingen en vragen over de health check. Daarna komen de gewasbeschermingsmiddelen, de ggo’s, de WTO en de varia aan de orde.
Bijna alle afgevaardigden hebben opgemerkt dat de onderhandelingen over de health check in een beslissend stadium komen. Velen hebben opgemerkt dat er sprake zal moeten zijn van een compromis. Dat is een realistisch beeld, want het zou goed zijn als de meeste lidstaten naar huis gaan met de gedachte dat er goede besluiten zijn genomen voor de rest van de periode van het gemeenschappelijk landbouwbeleid tot 2013 en voor de melkquotering tot 2015. Veel leden hebben ook opgemerkt dat het nog geen gelopen race is, en dat kan ik alleen maar beamen. Wij hebben volgende week een aantal dagen gereserveerd voor overleg en wellicht voor onderhandelingen. Een groot aantal zaken is echt nog ongewis; er is nog weinig dat vastligt. Ik denk dat dat ook wel te begrijpen valt, want op het moment dat alle puzzelstukjes op hun plaats vallen, vallen ze ook allemaal neer en tot die tijd zal er over de onderwerpen en thema’s nog het nodige gediscussieerd en onderhandeld worden. Ook bij de thema’s zal gekeken worden hoe het de vorm kan krijgen, waarvan iedereen zegt dat er een goed besluit is genomen. Ik kan daar dus niet op vooruitlopen, maar zal reageren op aantal punten die gemaakt zijn.
In 2003 is al afgesproken de dat melkquotering zou worden afgebouwd in 2014, 2015. Dat is een oud besluit, daar werken wij naartoe. Verschillende leden hebben gezegd dat 1% te weinig is. Als wij nadenken over de situatie van de Nederlandse veehouderij en een zachte landing, dan is het echt nodig dat er een quotumverruiming komt van tenminste 2% per jaar. Wij zien dat de situatie op de huidige melkmarkt een klein beetje verschilt per lidstaat, maar dat hij minder rooskleurig is. Dat heeft te maken met de indirecte verbindingen en verbanden met de huidige financiële situatie en de crisis. Maar als wij kijken naar de verwachting voor de komende periode, dan is die voor de middellange termijn positief. Voor het komende decennium verwachten alle experts een wereldwijde groei van de vraag naar zuivel en zuivelproducten, van circa 2,5% per jaar. Dat is het langere termijnperspectief waar wij op ons moeten voorbereiden. Natuurlijk kunnen de prijzen fluctueren. In Brussel moeten wij geen beslissing nemen voor de komende vijf of zes jaar, met alleen oog voor de waan van de dag, maar wij moeten vooruitzien en ons baseren op de verwachtingen van de internationale experts, die elkaar niet of nauwelijks tegenspreken. Melkveehouders gaan zelf over hun productie, mits zij binnen het plafond blijven, want anders lopen zij kans op superheffing. Het zou mij vreemd lijken dat, als de vraag in Europa aantrekt, wij de melkveehouders verbieden om meer te produceren en toelaten dat Nieuw-Zeeland, Australië en de Verenigde Staten de markt gaan beleveren. Dat zou ik echt een verkeerde keuze vinden, dus ik denk dat wij volgende week moeten uitkomen op een verruimingsmogelijkheid van het melkquotum. Ik heb mijn inzet daarvoor al eerder gegeven. Nogmaals: het zullen stevige onderhandelingen worden en wij moeten zien waar wij uitkomen. Eén ding is zeker: ik zet niet mijn hakken in zand, maar als het gaat om die laatste onderhandelingen, dan kunnen de leden ervan overtuigd zijn dat ik er voor ga.
De heer Cramer (ChristenUnie): Het is duidelijk wat de minister zegt, maar toch maak ik mij er een beetje zorgen over. Het beeld dat zij schetst, is dat de wereldwijde vraag door Nederland opgevuld moet worden, omdat wij dat liever niet zien gebeuren door Amerika en Australië. Ik heb een pleidooi gehouden dat, als het gaat om de WTO, wij de ontwikkelingslanden meer ruimte bieden. Als wij nadenken over verduurzaming, foodmiles, dan kunnen wij toch niet volhouden dat wij over de hele wereld moeten leveren?
Minister Verburg: Dat is niet wat ik heb betoogd en is ook zeker niet mijn bedoeling. Ook de vraag in Europa zal toenemen. Ik zou het echt vreemd vinden om aan onze boeren te vertellen dat zij niet meer mogen produceren, omdat wij dat hebben afgesproken in Europa tijdens een moeilijke situatie. «Toen was het problematisch, maar wij hebben alleen op de korte termijn gelet, en niet op de wat langere termijn.» Dat zou betekenen dat wij minder produceren dan de Europese markt vraagt en dat men in Nieuw-Zeeland en de Verenigde Staten, waar men geen melkquotering kent, denkt dat de rest van Europese markt voor hen is. Daarom betoog ik dit dat wij die ruimte nodig hebben. Als er andere lidstaten of boeren zijn, die het niet uitkomt, die het op een andere manier zien of andere afspraken hebben, dan is dat prima. Niemand wordt gedwongen om meer te produceren. Het gaat om de mogelijkheid om meer te produceren en om de kijk op de zachte landing in 2015. In Europa is afgesproken dat er voor de periode tussen 2008 en 2013, in 2011 een evaluatie komt. Ook dat is een moment om te wegen en te meten waar wij staan, hoe gaan wij verder en wat vraagt dat voor beslissing.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik heb gevraagd naar de samenhang tussen de verlaging of de verruiming van het melkquotum en onze wens om dat gepaard te laten gaan met verlaging van de superheffing.
Minister Verburg: Ik weet niet wat er volgende week allemaal op tafel komt. Wij weten dat er een voorstel ligt van de Europese Commissie, wij kennen het standpunt van het Europees Parlement en wij hebben zelf onze inzet. Er ligt geen nieuwe mededeling van de commissie op tafel, dus wij weten niet wat er aan de orde is. Ik heb hier de vorige keer aangegeven dat ik geen enkele mogelijkheid uitsluit en dat betekent dat ik ook geen garantie kan geven dat iets er wél in komt. Om een zorgvuldig pakket samen te stellen, moeten wij geen enkele mogelijkheid uitsluiten.
Voorzitter. Er komt geen apart losstaand melkfonds voor Duitsland of voor wie dan ook. Ik verwacht wel dat Duitsland en andere lidstaten ruimte zullen zoeken, krijgen en vinden in artikel 68. Zij kunnen wellicht modulatiegeld, als dat er komt, voor flankerende maatregelen gebruiken. Dat betekent dus geen melkfonds, maar een interne herverdeling van middelen, waar ik onmiddellijk bij zeg dat wij in Europa afspraken moeten maken over het gelijke speelveld. Dat is een belangrijk criterium in de uitwerking van het akkoord dat wij wellicht, en hopelijk, volgende week bereiken.
De heer Atsma (CDA): Toch even wat scherper: u zegt: «Er komt geen melkfonds.» Maar ik begrijp dat Duitsland daarop inzet. Als u de uitkomst al weet, is dat volstrekt helder voor ons. Kennelijk is er al over gesproken. Het melkfonds waarover zou worden gesproken, staat mijns inziens haaks op de uitgangspunten van de herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.
Minister Verburg: Ik zal niet zomaar accepteren dat Duitsland een melkfonds inricht. Het kan net als wij gebruik maken van de ruimte in artikel 68 en de huidige en wellicht toekomstige modulatie. Dat weten wij nog niet, maar dat doen wij wel op basis van een gelijk speelveld.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): De minister zegt: «Duitsland kan gebruik maken van de ruimte in artikel 68.» Wat gaat er allemaal onder die doos van Pandora vallen? Welke lidstaat mag wat? Wat gaat deze minister inbrengen? Ik heb u dat ook gevraagd over de kaderrichtlijn water, want dat is essentieel voor Nederland.
Minister Verburg: Laat ik allereerst vaststellen dat ik blij ben dat ook mevrouw Snijder nu een voorstander van het artikel is.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Dan hebt u mij verkeerd begrepen, maar als een kat gepakt wordt, zoekt zij de beste uitweg. Als het dan toch moet gebeuren, moeten wij de weg zoeken waarop het voor Nederland het beste uitpakt.
Minister Verburg: Ik denk dat dat getuigd van realiteitszin. Wat willen wij onderbrengen bij artikel 68? Het gaat om maatregelen op het gebied van innovatie, verduurzaming en dierenwelzijn. Het voordeel is dan dat het in de eerste pijler blijft en dat wij niet zitten met overheveling en cofinanciering met alle administratieve rimram daarbij, maar dat het op of rond het boerenerf kan worden benut. Dat is ook een belangrijk punt, dacht ik, in de visie van de VVD.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Als u het hebt over verduurzaming, zie ik daar juist de verbetering van het watersysteem.
Minister Verburg: Dat is wel een hele snelle invulling. Watermanagement wordt in Europa ook heel vaak in het kader van de modulatie genoemd. Er is een aantal categorieën onder artikel 68, waar wij gebruik van kunnen maken en die worden benoemd; ook die zijn nog niet helemaal vastgesteld. Wij willen graag de ruimte hebben voor innovatie, verduurzaming en dierenwelzijn, stimuleren van goede landbouwpraktijken en zorgen dat tussen Nederland en andere lidstaten geen sprake is van een ongelijk spelveld.
Voorzitter. De Commissie stelt voor om de modulatie te verhogen van 5% naar 13%. Wij voelen daar niet voor. Wij moeten blijven inzetten op de vermaatschappelijking van de eerste pijler. Extra modulatie vereist ook extra cofinanciering en als er toch extra modulatie zou komen, is 8% veel en veel te veel. Dat zal echt stevig naar beneden moeten. Wij zullen kijken waar wij volgende week uitkomen.
De Europese Commissie heeft de braakleggingsregeling afgeschaft en is daarvoor in de plaats met bufferstroken gekomen. Ik sta niet sympathiek tegenover verplicht stellen. Als men van bovenaf kijkt naar de Nederlandse polders begrijpt iedereen waarom. Wij zijn er dus over in gesprek met de Commissie. Een uitkomst is er nog niet, maar er is wel begrip voor onze situatie want er is geen lidstaat met zoveel waterstroken langs vrij smalle en kleine percelen grond. Ik hoop eigenlijk dat wij op dezelfde voorwaarden kunnen uitkomen, als die wij hebben voor de nitraatrichtlijn. Dat zou ook logisch zijn: anders komen er vanuit Europa twee of drie verschillende regelingen die elkaar tegenwerken en tegenspreken.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik sprak ook over de bufferstroken in relatie tot artikel 68. Mijn belangrijkste conclusie is, dat het bij praten blijft. Als ik dan hoor dat een aantal andere lidstaten heel zorgvuldig zegt wat zij anders wil, bijvoorbeeld de bergboerenregeling in stand houden, dan denk ik dat Nederland de hakken in het zand moet zetten. Het kan niet zo zijn dat wij als specifiek waterrijke lidstaat, hiermee worden geconfronteerd! Die boodschap wil ik aan de minister meegeven en ik denk dat die ook wel gedeeld wordt.
Minister Verburg: Ik denk dat het volgende week een lange sessie zal worden. Ik ga voor een goed resultaat en waar nodig zal ik niet aarzelen om stevig de hakken in het zand te zetten.
Voorzitter. In de health check praten wij over het wegwerken van de laatste handelsverstorende steunregelingen en dat geldt ook voor vlas en hennep. Wij hebben een fasering voor de ontkoppeling en blijven vervolgens innovatie in die sector stimuleren. Dat is natuurlijk ons doel.
De milieucommissie van het Europees Parlement heeft gestemd over de gewasbeschermingsmiddelen. Het volledige parlement moet daar nog over stemmen, maar het is de vraag of daar een ander resultaat uitkomt. Ik heb tijdens de vorige Landbouwraad aangegeven dat ik wil testen wat het resultaat zal zijn, als wij dat compromis aanvaarden. Ik heb aangegeven dat ik daar zeer aarzelend tegenover sta; ik sta niet toe dat de tulpenteelt uit Nederland vertrekt vanwege onverantwoorde beperking van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Dat heb ik in Brussel gezegd en daar zal ik pal voor staan. Dat neemt niet weg dat wij moeten zoeken naar milieu- en gezondheidsvriendelijke alternatieven. Daar zet ik op in, ook bij het zoeken naar een oplossing. Het Europees Parlement gaat nu stemmen, vervolgens is er een overleg met het Europees voorzitterschap en de Landbouwraad om te kijken of wij het eens kunnen worden. Voor de check op de effecten van het potentiële voorstel, heb ik steun van de collega’s uit Engeland, Duitsland en waarschijnlijk Denemarken. Ik wijs er nogmaals op dat in het voorstel wel gewerkt wordt met mogelijke overgangstermijnen van vijf jaar, nog een keer vijf jaar en in extremen nog een keer vijf jaar. Wij moeten echter wel in blijven zetten op die milieu- en gezondheidsvriendelijke alternatieven. Wij stimuleren juist dat dit soort middelen toegang krijgt tot de markt. Het compromisvoorstel voorziet in een stelsel waarin stoffen met een lager risicoprofiel worden gestimuleerd. Op het moment dat zij zijn goedgekeurd, mogen ze langer op de markt blijven, gelden er lagere dossiereisen en eventueel langere dataprotectie. De meer kritische stoffen worden op termijn vervangen door stoffen met een lager risicoprofiel. Wij zullen kijken hoe wij daar de overgangstermijnen kunnen bepleiten. Dat is de stand van zaken. Nogmaals: ik stem niet in met een compromisvoorstel waardoor teelten uit Nederland moeten verdwijnen. Tegelijkertijd zetten wij in op die nieuwe alternatieven, want die markt moet zich blijven ontwikkelen in de goede richting.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Kan de minister nagaan bij het eigen ministerie, maar ook in Europa, hoe het kan dat de sector van de alternatieve, meer natuurlijke, gewasbestrijdingsmiddelen steen en been klaagt dat de middelen niet op de toelatingslijsten komen?
Minister Verburg: Als ik ondernemer was en ik kreeg een Kamerlid op bezoek, zou ik zeer vereerd zijn en al mijn eieren, al mijn wensen, in het mandje leggen. Ik zeg u toe dat alle aanvragen door onze diensten heel zorgvuldig worden bekeken. Daar kunt u echt vanuit gaan. Als u of die ondernemer kan aantonen dat het evident niet zo is, kom dan bij mij. Wij doen dat echt zeer gericht. Wij hebben er alle belang bij en als die alternatieve middelen er zijn, hebben ook telers daar belang bij. Dan scoren wij volgend jaar nog beter in de testen; het is beter voor onze gezondheid. Waarom zouden wij het in vredesnaam niet doen?
Mevrouw Jacobi (PvdA): Dat is ook precies mijn punt. Ik ben het met u eens dat wij dit hier niet openlijk hoeven te bestrijden. Ik wil u wel meedelen dat het niet zomaar van één iemand komt: het gaat om praktijksituaties die in meer dan een jaar zijn verzameld. Het doel heiligt de middelen, dus wij komen zeker langs.
Minister Verburg: Graag dan goed gedocumenteerd, want met alleen een naam en een telefoonnummer kan ik niet zo veel.
Voorzitter. Er is een maatschappelijke maar ook politieke discussie over de markttoelatingen van ggo’s. Tot nu toe is er in de raad geen gekwalificeerde meerderheid voor of tegen markttoelating bereikt. Dat heeft te maken met de politieke en bestuurlijke opvattingen van de lidstaten. Diverse lidstaten wensen niet in te stemmen met toelating, ook niet na een zorgvuldige risicoanalyse met een positief resultaat. Deze lidstaten stemmen dan tegen of onthouden zich van stemming. Bij de bespreking in de raad gaat de discussie echter niet zozeer over de risicobeoordeling, dat doet de EFSA, maar over andere zaken. Soms gaat het om principiële bezwaren tegen ggo’s, maar het kan ook gaan om lokale landbouwpraktijken die onverenigbaar zouden zijn met de teelt van ggo’s. De maatschappelijke meerwaarde van ggo’s zou onvoldoende zijn en de publieke opinie over ggo’s is in veel lidstaten niet positief. Zolang dit soort argumenten ten grondslag blijft liggen aan posities, zal de verdeeldheid in de raad blijven. Daarom ben ik er voorstander van om, eerst in Nederland, maar vervolgens in Europa, een heldere discussie te voeren over wat wij met ggo’s willen. Wat zijn de pro’s en contra’s? Hoe gaan wij daar op een verantwoorde manier mee om? De discussie wordt, ook in Nederland meer op grond van politieke overwegingen en argumenten gevoerd, dan op basis van feiten. Ik heb het initiatief genomen, ik zal dat ook op Europees niveau doen, tot een bijeenkomst waar alle feiten en perspectieven op tafel komen. De leden krijgen daar ook een uitnodiging voor. Wat zijn de perspectieven: wat kan ggo-materiaal aan positieve zaken betekenen, mits het voldoet aan de randvoorwaarden voor gezondheid voor mens, milieu en dier? Welke argumenten zien wij over het hoofd of leiden tot maatschappelijke weerstand? Alles moet op tafel, zodat wij ook weten welke kansen wij missen als wij zo aarzelend blijven tegenover ggo’s. Welke risico’s ontlopen wij als wij het beleid zo voortzetten? Dat kan natuurlijk ook. Het debat moet uit de taboesfeer komen en moet een publiekmaatschappelijk debat worden, anders blijven wij met die spooktoestanden en -argumenten zitten.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Het verhaal begon leuk: laten wij een discussie starten. Maar als ik de minister verder beluister, hoor ik vooral dat zij de weerstand wil overwinnen. Dat is geen geheim, maar er is ook discussie over de randvoorwaarden die zij noemt. Hoe wordt een discussie geframed, als zij zegt: dit zijn de randvoorwaarden voor mens, dier en milieu? Juist op de lange termijn is niet duidelijk wat de gevaren zijn en hoe wij die randvoorwaarden vorm moeten geven. Ik begrijp niet dat de minister van de stelling dat de publieke opinie in de Europese landen tegen ggo is, af wil met een mooi aangeklede discussie. Ik vind dat de weerstand vanuit de publieke opinie net zo gerechtvaardigd is, als de pro’s waar de minister achterstaat.
Minister Verburg: Ik vind op dit moment alle posities legitiem. Alleen: wij kunnen zo niet blijven, wij staan in blokkadestand tegenover elkaar. Er zijn geen stoffen of materialen waar meer onderzoek naar gedaan is of wordt, dan naar ggo’s. Alles wordt onderzocht en nog eens onderzocht en nog eens getest en dat is op zichzelf gerechtvaardigd. Ik wil openheid in de discussie; argumenten en feiten naast elkaar leggen, zodat wij weten waar wij het overhebben en de spookverhalen eruit kunnen halen. Wij hebben in Nederland tegenover de plantaardige ggo’s de opvatting: ja, mits ze voldoen aan de randvoorwaarden. Daar moeten wij zorgvuldig mee omgaan, maar dan moeten wij ook in alle openheid met alle spelers op dat terrein spreken en debatteren.
De heer Polderman (SP): Ik kan met de minister meegaan dat wij de discussie uit de emotionele sfeer moeten halen en rationeel moeten voeren. Daar ben ik voor in. Ik wil nog even terug naar het voorstel zoals het er nu ligt. Zolang die discussie niet gevoerd wordt, blijft de weerstand. U bent van plan, lees ik in de brief, om conform staand kabinetsbeleid voor markttoelating te stemmen. U zei dat er tot nu toe geen gekwalificeerde meerderheid is, maar uw stem is daarin wel doorslaggevend. In dit debat hoor ik twee leden van de coalitie, de PvdA en de ChristenUnie, zeggen dat wij in de discussie rond de EFSA niet moeten oversteken voor wij het zeker weten. Wil de minister vasthouden aan haar standpunt om dit in Europa aan een meerderheid te helpen? Dat zou bijzonder zijn, als ik hoor wat de collega’s hier zeggen.
Minister Verburg: Het is tot nu toe nog nooit zo geweest dat Nederland de raad of een voorstel aan een meerderheid heeft geholpen, dus dat zal deze keer ook zeer waarschijnlijk niet gebeuren. Laat daar geen misverstand over bestaan. Uw voorstel herken ik uit een eerder voorstel dat de heer Vendrik heeft gedaan bij het plenaire debat over biotechnologie. Dat gaat mij nu te ver. De EFSA is een gezaghebbend instituut met de nodige deskundigheid, dat volstrekt te goeder trouw is en zeer zorgvuldig onderzoek doet naar de risico’s, zoals de EFSA opgedragen is. Er spelen twee problemen bij de EFSA en minister Cramer zit in een werkgroep om daar aan te werken. In de eerste plaats is dat de stuwing van de aanvragen en de vraag of er voldoende capaciteit is om dat goed te kunnen doen. Ten tweede is het de vraag of de EFSA op een goede manier is georganiseerd. Er is nog niet zo lang geleden een brief van iemand verschenen, die zegt dat de EFSA effectiever georganiseerd kan worden zodat er slagkrachtiger gewerkt kan worden. Dat is een probleem dat in eerste instantie binnen de EFSA opgelost moet worden, maar het andere, de stuwing van de aanvragen, de enorm lange wachttijden, is ook een probleem. Het vraagstuk van Europa zelf en de Europese raden is, of wij naar een systeem willen waarbij de EFSA een helder mandaat heeft en dat, op het moment dat EFSA zegt dat een ggo voldoet aan de toelatingscriteria op het gebied van gezondheid, milieu enzovoorts, de Europese raad moeten zeggen dat het gaat om een onafhankelijk deskundig advies en dat het aan de lidstaten zelf is om het wel of niet te telen, binnen de Europese spelregels van de interne markt. De producten die er dan zijn, vallen onder de interne markt. Dat zou een mooie oplossing zijn: wij halen het uit de politiek, gaan toe naar een wetenschappelijke weging en passen de Europese spelregels toe.
De heer Polderman (SP): Dat is een mooi verhaal om een simpele vraag te beantwoorden. Ik word geconfronteerd met het feit dat de minister een ander standpunt in wil nemen, dan de meerderheid van de Kamer naar voren brengt. Om allerlei ingewikkelde toestanden van een motie en een voortgezet algemeen overleg (VAO) te voorkomen, vraag ik of de minister er voldoende kennis van heeft genomen dat zowel de PvdA als de ChristenUnie zeggen dat de minister dat niet moet doen. Wij kunnen afwachten of de PvdA en de ChristenUnie in tweede termijn volharden in hun standpunt, maar anders moeten wij een VAO aanvragen en moet ik via een motie de minister vragen om te luisteren naar de Kamer.
Minister Verburg: Ik heb het iets anders beluisterd. De heer Cramer en mevrouw Jacobi hebben een vraag gesteld en zo loopt dat ook normaal gesproken. Ik wijs erop dat met dit voorstel niets anders aan de orde is, dan bij eerdere verzoeken en toelatingen. Daar heeft Nederland een consistente lijn in gevolgd: als het veilig is en voldoet aan de criteria, stemmen wij voor het voorstel tot toelating. Er is nu geen sprake van een andere situatie.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Mijn inbreng was dat de milieuraad in december terugkomt op de betrouwbaarheid van de adviezen van de EFSA. Het advies van de PvdA aan de minister is om dat advies van de Milieuraad af te wachten en dan de zaak erin te sluizen.
Minister Verburg: U bedoelt de milieuraad van ministers?
Mevrouw Jacobi (PvdA): De milieuraad van de ministers die in december met een advies komt over de EFSA. Is het niet verstandiger om dit op te schorten en in dat traject opnieuw te beoordelen?
Minister Verburg: Die milieuraad gaat over de organisatie van EFSA: moeten wij voorstellen hebben waarin de capaciteit van de EFSA wordt uitgebreid en kan de EFSA efficiënter worden georganiseerd? Er is ook in de milieuraad, minister Cramer zit in die werkgroep en wij hebben daar frequent overleg over, geen twijfel aan de deskundigheid en de inhoudelijke beoordeling van de EFSA. Ik zou het een vreemd signaal vinden om dat nu te doen; ik denk dat het als een motie van wantrouwen tegen de kwaliteit van de werking van de EFSA wordt gezien.
Voorzitter. Ik zou willen dat de WTO-onderhandelingen zo snel mogelijk weer geopend worden. De realiteit gebiedt te zeggen, dat er nu niet zo veel meer zal gebeuren. Obama komt in januari in de Oval Office van het Witte Huis en dan zal het nog wel even op stoom moeten komen. Ik spreek hier de hoop uit dat zijn internationale oriëntatie breed zal zijn. Wij zijn vanuit Europa al bezig om die contacten te leggen, de leden hebben daar wellicht minister Verhagen over gehoord, omdat het belangrijk is om Obama een goede Europese oriëntatie mee te geven en om de bilaterale betrekkingen sterk te maken. Hoe dat uitpakt valt nu nog niet te schetsen, maar ik ben het zeer eens met de heer Cramer en mevrouw Jacobi dat, als de volgende ronde start, de ontwikkelingsdimensie daar niet in mag worden vergeten. Integendeel, het was nu een sterk onderhandelingsonderdeel van het pakket en dat zal het ook in de komende ronde moeten zijn, waarbij ik de hoop uitspreek dat die onderhandelingen kunnen beginnen waar wij nu zijn opgehouden.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Natuurlijk, dat is één van de voorwaarden voor een goed onderhandelingspakket. Ik heb daar de zin aan toegevoegd dat er voor Europa ook wat te halen moet zijn, en dat het niet zo kan zijn dat wij eerst iets weggeven.
Minister Verburg: Het mooiste is het als er na een akkoord alleen maar winnaars zijn. Ik vind dat wij daarnaar moeten streven. Het is jammer dat dit in juni van dit jaar niet is gelukt, want het zat er echt in. Wij hadden dan een goed gebalanceerd pakket gehad, met goede afspraken voor Europa en rond de ontwikkelingsdimensie; een pakket waar wij weer een poosje mee vooruit zouden kunnen.
Voorzitter. Er is gevraagd hoe het zit met het plafond van 90 mln. en de verdeling daarvan wat betreft het schoolfruit. Mevrouw Jacobi zat er niet zo ver naast: voor Nederland zit er 2,9 mln. in dat moet worden gecofinancierd. Naast Europees fruit mag ook sprake zijn van ander fruit, dat laat de Europese Commissie vrij. Wij staan wel op het punt dat er niet te veel administratieve rompslomp moet ontstaan. Wij kijken nog hoe wij bestaande programma’s effectief in kunnen sluizen of in ieder geval erop aan kunnen laten sluiten.
Verschillende leden hebben de brief over de blauwtong gelezen, die ik gisteravond naar de Kamer heb gestuurd. Het borgstellingsfonds is niet meer toepasbaar; het noodfonds dat wij eerder hebben ingesteld voor mond- en klauwzeer (MKZ) en vogelgriep is in staat van ontbinding. Ik ben bereid om een regeling te treffen onder dezelfde voorwaarden, waarmee wij indertijd het borgstellingsfonds ook hebben overgezet, namelijk dat het is voor die ondernemingen die levensvatbaar zijn, maar die door deze gang van zaken zodanig worden getroffen, dat zij door de uitbreiding van dit nieuwe blauwtongtype zouden kunnen omvallen. De regeling zal snel en effectief in elkaar worden gezet, maar wel zorgvuldig. Dit moet worden aangemeld bij Brussel. Ik heb laten nagaan of andere Europese lidstaten ook iets dergelijks doen. Dat is niet het geval, dus ik ben de eerste minister die een maatregel treft. De Dienst Regelingen zal de regeling gaan uitvoeren. Ik hoop dat de regeling zo snel mogelijk in elkaar zit, maar dat vergt wel even omdat er een nieuwe gemaakt moet worden.
Ik heb vorige week donderdag gezegd dat kwaliteit de reclame moet zijn voor Nederland. Wij mogen wat betreft de export van koeien met blauwtong niet op de korte termijn denken. Wij moeten oppassen dat wij hier geen water bij de wijn doen, want dat zou op de langere termijn wel eens «pennywise and pound-foolish» kunnen zijn. Onze veterinairen zijn in gesprek met Frankrijk en Duitsland. Frankrijk wil op dezelfde wijze gaan werken als Nederland en Duitsland zegt ook dat wij daar een punt hebben. Ik heb vrijdagochtend aanstaande een overleg met mijn Duitse collega, de nieuwe minister van Landbouw Ilse Aigner, en ik stel dit punt aan de orde. Als het gaat om export en drachtige dieren moet de gezondheid volstrekt in orde zijn.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Het is nu inmiddels vier, vijf weken dat wij de grenzen hebben gesloten voor export, maar Frankrijk, Duitsland en Oostenrijk gaan gewoon door. Het is dan ook logisch dat wij maatregelen moeten nemen voor onze exporteurs. Ik steun de minister, maar het moet niet zo zijn dat wij zaken optuigen en andere landen niet. Ik ben er niet gerust op dat u Duitsland en Frankrijk aan uw zijde krijgt. Wij zetten in die zin onze exportpositie op het spel. Natuurlijk klinkt het goed, als u zegt dat wij voor de reclame moeten gaan en het braafste jongetje moeten zijn. Maar als nu andere landen zoveel vertrouwen in het Nederlandse vee hebben dat ze bereid zijn het te accepteren, mits aan de quarantaineverplichtingen is voldaan, dan denk ik: waar zijn wij mee bezig?
Minister Verburg: Het is niet zo dat Duitsland en Frankrijk blijven exporteren alsof er helemaal niets aan de hand is. In Duitsland zijn vrij recent vijf nieuwe gevallen gevonden van blauwtong type 6. Overigens breidt het ook in Nederland uit: het heeft de sprong gemaakt naar Utrecht. Daar zit het in Hollandsche Rading en dat is buitengewoon zorgelijk omdat wij het insluitingsgebied hebben moeten vergroten. Frankrijk wil op eenzelfde manier gaan werken als Nederland; ik vind dat terecht, zeker als het gaat om belangrijk uitgangsmateriaal. Ik spreek daar morgen zeer indringend over met mijn Duitse collega.
Voorzitter. Er komt inderdaad eind november een aparte Europese Landbouwraad waar ook de 1 mld wordt besproken. Ik zal de leden een brief sturen over wat er op de agenda staat. Er is al een AO voor gepland; ik zal daarin ook de stand aangeven met betrekking tot de ontwikkeling van de blauwtong.
Ik heb vorige week in een vraaggesprek met een journalist weergegeven wat het rapport Blonk, dat op verzoek van minister Cramer en mij is gemaakt, zegt inzake de eiwitdiscussie. Mevrouw Ouwehand refereert regelmatig aan het belang van eiwitten en dan vooral de duurzame productie en consumptie van eiwitten. Het kabinet vindt dat ook belangrijk, zowel voor dierlijke als plantaardige eiwitten. Wij hebben bureau Blonk gevraagd om een analyse te maken en alles op een rijtje te zetten; want op basis van zorgvuldige cijfers en analyses kunnen wij beleid maken. Dat is gebeurd. De krant had er belangstelling voor en ik heb toen besloten een vraaggesprek te doen. Het is overigens volstrekt normaal om dat soort dingen te doen. In een andere krant stond dat wij op de LNV-begroting vrij veel geld uittrekken, 6 mln. per jaar, om de verduurzaming van de plantaardige en dierlijke eiwitproductie en -consumptie te stimuleren. Dat betekent dat wij gericht investeren.
Mevrouw Ouwehand ziet in China obesitas toenemen en de Weight Watchers op de markt verschijnen. Mag ik er op wijzen dat er geweldig veel ondervoeding en problemen zijn in China? Als de Chinese regering zelfvoorzienend wil worden in productie, dan is dat een goed streven. Waar wij kunnen helpen met onderzoek en wellicht met het leveren van uitgangsmateriaal, zullen wij dat zeker doen. Als China zegt dat het voor die tijd ervoor wil zorgen dat de totale bevolking gevoed kan worden en het er vertrouwen in heeft dat Nederland een bijdrage kan leveren via de levering van varkensproducten, dan maken wij daar nette afspraken over, maar gaan wij dat wel doen. Het is in het belang van Chinese bevolking en de Nederlandse varkenshouders, de exporteurs en de vleessector. Daar is niets mis mee.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. De minister zegt dat er in China sprake is van ondervoeding: ja, dat klopt. Maar het zijn de mensen die nu rijk aan het worden zijn, die geen last hebben van ondervoeding, die meer vlees gaan eten, dat door Nederland wordt aangeleverd. De minister zegt in haar verslag over haar Chinareis dat het kabinet zich in gaat zetten in internationaal verband voor duurzame consumptiepatronen en dat dit wordt gekoppeld aan de kabinetsambities, die aanvankelijk voorzichtig waren geformuleerd. De eiwitconsumptie wordt verduurzaamd, zowel plantaardig als dierlijk. In de Miljoenennota wordt ingezet op de terugdringing van de consumptie van dierlijke eiwitten. Wij zien de problemen in China: het zijn de rijken die het vlees gaan eten, dus de ondervoeding gaat de minister niet oplossen. Vervolgens zijn er drie factoren aan te wijzen die de volksgezondheid in China in de problemen gaan brengen en één daarvan is verandering in het traditionele dieet. Nederland gaat die veranderingen aanbrengen. De minister belooft, ook internationaal, duurzame consumptiepatronen, maar dat zie ik niet terug. Ik zie alleen maar die export. Ik weet dat de minister dat vierkantsverwaarding noemt, maar ik heb al aangegeven dat wij zo niet de goede kant opgaan. De minister is voor meer verantwoordelijk dan alleen het milieu, zij gaat ook over het dierenwelzijn. Ook de minister voor Ontwikkelingssamenwerking zegt dat wij wat minder biefstuk moeten eten, dus het klopt gewoon niet.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Ik ben blij dat de minister helder en krachtdadig is in het gewasbeschermingsmiddelenbeleid. Zet de hakken in het zand, als het ons niet aanstaat. Over een aantal onderwerpen heeft de minister dat ook uitgesproken. Dat is goed: wij moeten gaan waar wij als Nederland voor staan.
Over artikel 68 heb ik nog twijfels. De minister zegt: als het dan toch gaat gebeuren, moet het op het boerenerf landen. Zij noemt daar een breed spectrum voor: verduurzaming, goede landbouwkundige praktijken enzovoorts. Worden die straks ook daadwerkelijk vastgelegd in een document, als wij de health check vanuit Brussel naar ons toe zien komen? Een passende maatregel, als wij het hebben over verduurzaming, is dat er gekeken wordt naar het hele waterbeleid: dus geen bufferzones.
De minister geeft in de brief aan dat er nog nader onderzoek moet komen naar de verschillende soorten vaccins en het verzwakt vaccin voor blauwtong. Wat is nu de stand van zaken, want als wij blijven onderzoeken, onderzoeken en onderzoeken, komen wij er niet achter. De minister schrijft dat de genomen maatregelen effectief zijn om de verspreiding tegen te gaan. Wij merken nu dat dat niet zo is. Zijn wij in het onderzoek naar het verzwakte vaccin op de verkeerde weg? Is het misschien niet een verzwakt vaccin tegen blauwtong, maar een besmetting van een vaccin op een ander vaccin? Wij zien nu namelijk dat er geen grote aantallen beesten besmet zijn, maar dat het steeds om een incidenteel geval gaat. Heeft het vaccin een ander, meer algemeen vaccin besmet dat bij individuele koeien wordt gebruikt voor bijvoorbeeld een ontsteking? Richt het onderzoek daarop, want de verspreiding gaat door en wij moeten wellicht andere wegen zoeken.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Wij steunen de zaken die door de minister zijn ingebracht op het gebied van WTO-onderhandelingen, de health check, de inzet op de gewasbeschermingsmiddelen en de strijd om aan te sturen op meer alternatieven.
Ik wil graag dat de minister in Europees verband wat betreft de blauwtong, de nadruk legt op het sturen op de handel in vaccins. De lijn Zuid-Afrika is al in het eerste overleg over de blauwtong aan de orde geweest. Als het actieve immunisatie is geweest, zitten wij mogelijk op een lijn die ons in deze problemen heeft gebracht. De internationale handel moet behoorlijk wordt aangepakt. Ik hoop dat het noodfonds werkelijkheid wordt; dat is belangrijk voor de sector. Ik ondersteun ook wat mevrouw Snijder heeft gezegd, dat er tussen de lidstaten een eenduidig beleid moet worden gevoerd.
Wat betreft de ggo hoeft het, denk ik, geen motie van wantrouwen te zijn. Als de minister nu akkoord gaat, terwijl er over een paar weken in december een specifiek beleid kan worden besproken naar aanleiding van onderzoek, onafhankelijkheid en betrouwbaarheid van de EFSA, lijkt het of het wordt doorgeduwd. Ik denk dat het een aspect van zorgvuldigheid is om voor te stellen om, na dat specifieke onderzoek en de bespreking daarvan, de zaak opnieuw te beoordelen. Zorgvuldigheid zal zeker worden beloond.
De heer Cramer (ChristenUnie): Ik vat mijn bijdrage in de tweede termijn als volgt samen: ik heb goed nieuws, grappig nieuws en slecht nieuws. Het goede nieuws is, dat ik de minister steun in haar visie op de health check. Wij zullen met belangstelling volgen wat daar uitkomt. Goed nieuws ook als het gaat om de blauwtong: ik steun de minister voluit in haar maatregelen, ook in het verder uitzoeken hoe dit nou toch kan gebeuren. Ik maak mij er wel zorgen over, als zou blijken dat een verzwakt vaccin de aanleiding is. Rondom de gewasbescherming onderstreep ik de opmerking over de sector, die met voorbeelden moet komen dat het allemaal zo ingewikkeld is. Ook onze fractie ervaart dat van fabrikanten en van telers de opmerking komt, dat het moeilijk is om voldoende middelen voor de kleine teelt over te houden.
Het grappige nieuws gaat over de WTO-onderhandelingen. Aan de ene kant zeggen wij nadrukkelijk dat de markt open moet, maar aan de andere kant hoor ik twee opmerkingen. Ten eerste een pleidooi, in lijn met wat de ChristenUnie zegt, over het zelfvoorzienend maken van China als het gaat om de varkensproductie. Prima, maar hoe zit het met, ik chargeer, «het aanvullen van de varkensvoorraad, want dat doen wij uitstekend». Het tweede is de melk: aan de ene kant moet het vrij zijn, terwijl de minister aan de andere kant wil dat wij in Europa zelf het gat opvullen. Dit staat op gespannen voet met elkaar.
Het slechte nieuws: ik steun de minister niet in de ggo. Zij constateert terecht dat ik in de eerste termijn een vraag heb gesteld, dat is volgens mij inderdaad de normale gang van zaken, maar het was wel een kritische vraag. Ik beluister onvoldoende dat wij eerst het fundamentele debat voeren over de duurzaamheid en het effect op milieu. Ik maak mij daar ernstig zorgen over. De ChristenUnie is daar consistent in, want collega Wiegman vraagt daar keer op keer aandacht voor in de discussies bij Verkeersveiligheid, Ruimtelijke Ordening en Milieu. Op dat punt heeft de minister niet de steun van de ChristenUnie.
De heer Polderman (SP): Dank u voorzitter, dat u aan de andere kant van de tafel bent begonnen. Dat heeft mij in de gelegenheid gesteld om te luisteren naar de bijdragen van de PvdA en de ChristenUnie over de ggo-inzet. Dat ligt mij namelijk zwaar op de maag. De minister is erg duidelijk in haar beleid en geen doetje. Maar zij zal toch moeten luisteren wat de Kamer ervan vindt en dat is toch wel een principieel punt. Ik ben blij met de inzet van de PvdA en de ChristenUnie die zeggen: «Minister, ga met deze boodschap naar Brussel: voer eerst de discussie over EFSA en wacht even af tot het duidelijk is geworden hoe het zit.» Ik ben benieuwd naar het antwoord van de minister in de tweede termijn, anders moeten wij vandaag nog via een motie in de Kamer daarover duidelijkheid krijgen. Ik ga er vanuit dat de minister luistert naar de inbreng van de meerderheid van de Kamer, anders moeten wij er haastwerk van gaan maken en daar zit de plenaire vergadering niet op te wachten.
De minister en ik blijven over de health check van mening verschillen. Ik mis in de bijdrage van de minister het probleem dat, door loslaten van de quotering de prijs van de melk enorm onder druk staat en boeren niet meer in staat zijn voor een kostendekkende prijs te produceren. De enige uitvlucht is de vlucht naar voren om steeds meer te produceren, om nog enigszins aan een inkomen te komen. Dat is het creëren van overschotten en ik vind dat een buitengewoon verkeerd signaal. De minister zegt dat het niet zo kan zijn, dat voor een vraag in de Europese markt de boeren niet zouden mogen produceren. Dat is geen realistisch beeld van de werkelijkheid, want er is sprake van een overschot en dus van daling van de prijzen. Die weg op gaan, is jammer en het is ook jammer dat de minister daar geen oog voor heeft.
Ik ben in het algemeen voor de ontkoppeling van vlas. Voor vlas gelden echter ook andere problemen. Is het een oplossing om te kijken wat de artikelen 68 en 69 voor de vlasteelt bieden, om het te stimuleren?
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Nog een vraag die ik was vergeten. De minister heeft niet duidelijk gereageerd op de opslag van boter. Hoe ziet zij dat in het licht van de quotumverruiming?
De heer Atsma (CDA): Mijn eerste vraag sluit aan bij de opmerking van de heer Polderman over vlas en hennep. Ik wijs op de rapportage van het Landbouw Economisch Instituut (LEI) en de zorgelijke ontwikkeling die het LEI constateert. Ik wijs de minister op de conclusies van dit onafhankelijke instituut en vraag haar hier aandacht aan te besteden, zodat deze kleine sector kan overleven.
Een opmerking over blauwtong die nog niet aan de orde is geweest, maar die in het verlengde staat van wat collega Snijder heeft gezegd, is dat Frankrijk bereid zou zijn om onder voorwaarden levend vee – schapen met name – te accepteren in combinatie met quarantainegaranties enzovoorts. Dat zou wellicht een opening bieden in de suggestie die mevrouw Snijder naar voren bracht. Kan de minister ook nog wat zeggen over het inzetten van combinatievaccins en -cocktails? Ik ben blij met de optie van het noodfonds, maar ik stel wel vast dat het borgstellingsfonds, dat hulp biedt aan vee-exporteurs en anderen, een fonds is waarvan de ruimte wordt bepaald door regels die wij zelf stellen. Als wij vinden dat het moet kunnen, moet het aanpassen of oprekken van de regels ook mogelijk zijn.
Minister Verburg: Voorzitter. Misschien is het mevrouw Ouwehand ontgaan, maar wij gaan aan China niet alleen varkensproducten leveren. Wij werken ook samen op het gebied van kennis. Wageningen Universiteit en de Chinese Academy of Agricultural Sciences (CAAS) – een goede universiteit in China– werken ook samen, niet alleen op het gebied van kennisuitwisseling, maar ook op «green genetics». Daar zitten mogelijkheden voor veredeling en verduurzaming, inclusief de verduurzaming van eiwitten. Op dat spoor zetten wij niet alleen in vanuit Nederland, maar ook vanuit China. Ik vind dat mevrouw Ouwehand romantisch redeneert rondom voedsel, maar dat mag. Ik ben het niet met haar eens. Het is de verantwoordelijkheid van de Chinese regering om op het gebied van gezondheid aan voorlichting te doen en te zorgen dat mensen zoveel mogelijk obesitas voorkomen. Tegelijkertijd heeft de Chinese overheid zelf de verantwoordelijkheid om monden te voeden. Het is echt het vingertje van de dominee, betuttelend, om te zeggen tegen de Chinese collega’s dat wij niet leveren, omdat anders misschien de Weight Watchers te veel markt krijgen in China.
Het punt dat gemaakt werd over de boteropslag en de voorraden is terecht. Er komt een voorstel voor de mogelijkheid van private opslag en niet voor het aanleggen van nieuwe voorraden. De heer Cramer zei dat wij dan weer terug zijn in de goede dagen van Mansholt. Ik weet niet of dat toen nog zulke goede dagen waren; toen kreeg hij al een beetje buikpijn, ook politiek en bestuurlijk gezien. Wij moeten dat inderdaad voorkomen. Deze werkwijze, private opslag, gaat om een beperkte periode en valt wat mij betreft onder de snelle interventiemethoden: zo lang als nodig, zo kort als mogelijk. Zo zal ik ook naar dit voorstel kijken. Laten wij hopen dat het kort mogelijk is; daar ziet het er wel naar uit, denken de indieners van het voorstel.
Ik dank mevrouw Snijder voor het vertrouwen dat zij heeft uitgesproken. Ik voel mij daarin gesterkt, maar het zal nog wel een stevig gevecht worden. Het wordt een spannende week. Over artikel 68 worden de afspraken netjes vastgelegd; daar zal ook dat gelijke speelveld uit moeten blijken. Waterbeheer valt daar niet onder maar onder de modulatie en is één van de redenen van de Commissie om te pleiten voor meer modulatie.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Dat vind ik nu zo vreemd. Andere landen gaan nu toch zaken invullen onder artikel 68. Kan de minister dan dat verhaal niet inbrengen? Want Nederland heeft waar het gaat om de invulling van de kaderrichtlijn water een specifieke positie.
Minister Verburg: Ik vraag mij dan nog af of het verstandig is om dat onder artikel 68 te brengen, want u toont nu de realiteit en zegt dat er misschien verruiming komt van artikel 68 en daar willen wij dan bij zitten voor de invulling. Maar het is echt de vraag of wij zo’n brede verantwoordelijkheid in willen vullen in artikel 68. Op dit moment liggen er geen voorstellen rond water en artikel 68 op tafel en dat betekent dat als Nederland dat niet kan, andere lidstaten dat ook niet kunnen.
Voorzitter. Wat betreft blauwtong serotype 6 onderzoeken wij alles wat kan en nodig is. De meeste onderzoeken lopen nog. Er is op dat punt een goede uitwisseling en samenwerking met Duitsland. Er zijn binnen twee weken nieuwe uitslagen te verwachten. Dan weten wij of er inderdaad sprake is van verspreiding via dat vaccinvirus. De mogelijke introductieroutes via andere vaccins worden onderzocht. Daar zijn nu nog geen aanwijzingen voor, omdat de getroffen bedrijven niet dezelfde producten hebben gebruikt. De heer Atsma vroeg of het al mogelijk is om nieuwe gecombineerde vaccins, cocktails of bivalente vaccins te maken. Dat soort zaken loopt nu, maar hij weet dat het vaccin voor blauwtong serotype 8 niet op een achternamiddag is gemaakt. Wij hebben gezien dat er onder druk veel kan, maar ook dit is een route die wij aan het bewandelen zijn.
Ik dank mevrouw Jacobi voor de steun en het vertrouwen dat zij heeft in de aanpak van de health check en de gewasmiddelenbescherming. Zij vroeg of de handel in een illegaal vaccin voor blauwtong niet op Europees niveau aan de orde moet worden gesteld. Dat kan, maar heeft geen meerwaarde, want handel in illegale vaccins is gewoon verboden onder de diergeneesmiddelenrichtlijn die wij in onze wetgeving hebben verankerd. Dat mag gewoon niet en op het moment dat zou blijken dat er sprake van is en wij de daders pakken, zijn natuurlijk de rapen gaar. Dat is echt vreselijk. Maar het moet nog blijken dat dit het geval is, daar zijn geen bewijzen voor.
De heer Atsma wil dat het borgfonds verruimd kan worden. Op zichzelf is dat zo, maar dat zou een aanpassing vergen die wij in Brussel moeten melden. Dat is dus een hele procedure die wij moeten gaan lopen en er moet eerst een voorstel voor komen. Mijn advies en overtuiging is dat wij het beter kunnen doen op de manier zoals ik heb voorgesteld. Wij maken een regeling die nu kan worden toegepast op de situatie van de exporteurs, die ziet op dezelfde argumenten die wij indertijd hebben gebruikt rond het borgstellingsfonds en de bedrijven en de afgeleide bedrijven die daarmee te maken hadden. Wij hoeven niet opnieuw het wiel uit te vinden, maar het is wel een regeling die wij sneller en efficiënter kunnen inpassen dan verruiming van het borgstellingsfonds.
De heer Cramer heeft zijn zorgen over de kleine teelt uitgesproken, dat begrijp ik en daar houden wij ook rekening mee. Ten aanzien van de ggo’s wil ik tegen hem, mevrouw Jacobi en de heer Polderman het volgende zeggen. Als zij zeggen dat ik de stemming hierover kan tegenhouden, dan zeg ik: nee. Voor het tegenhouden van een stemming in de Landbouwraad hebben wij unanimiteit nodig. Die unanimiteit krijgen wij niet, omdat het gaat om verschillende discussies. De milieuraad is bezig met het stuwmeer bij de EFSA en hoe de EFSA efficiënter en effectiever ingezet kan worden. Er is geen verband met de inhoud en de keuzen of beoordelingen die de EFSA maakt. Er is geen twijfel aan de gezaghebbendheid waarmee de EFSA komt tot zijn afweging en adviezen. Dat betekent dat als ik vraag om de stemming uit te stellen en mijn onderbouwing daarvoor geef, men zegt dat dit niet aan de orde is. Ook niet in december; dan gaat het om de organisatie en de effectiviteit van de EFSA. De stemming gaat dan door en wij kunnen daar geen invloed op uitoefenen. Ik ontraad het ten zeerste: ik ben het ermee eens dat de EFSA goed moet opereren en dat de afwegingen zorgvuldig gemaakt moeten worden, maar ik geloof niet dat dit een wijze keuze is.
De heer Cramer (ChristenUnie): Ik begrijp wat u zegt, maar ik begrijp ook dat u dan voor toelating van die teelt zult stemmen. Wat mij betreft zegt u niet dat u namens de ChristenUnie voor bent, maar dat u namens de ChristenUnie tegen bent. Die argumenten staan er los van, dat u daar een bepaalde stem in hebt. U gaat niet in op uw stem, maar zegt alleen dat u de stemming niet kan tegenhouden.
Minister Verburg: Ik wijs op de bestendige lijn in het kabinet, die wij ook hebben afgesproken in het coalitieakkoord, dat op het moment dat het gaat om plantaardige ggo’s, wij voor stemmen als aan de randvoorwaarden is voldaan. Deze beoordeling voldoet aan die randvoorwaarden en dat betekent dat van de Nederlandse regering consistentie mag worden verwacht. Er zijn geen nieuwe feiten om nu plotseling een andere koers te gaan varen.
De heer Polderman (SP): Ik vind dit niet goed «afgehecht». De minister kan dan de stemming in Brussel niet tegenhouden, maar zij kan wel haar positie bepalen en zeggen hoe de Nederlandse regering erin zit. De minister is gezegd dat zij haar stemming op moet houden vanwege de argumenten die genoemd zijn. Dat is de vraag van de Kamer.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Als het zo is dat de minister niet de stemming kan tegenhouden en de EFSA meer gaat over de organisatie dan over de inhoudelijke effecten van het ggo-beleid, dan verzoek ik dat zij haar stem onthoudt. Is het daarnaast mogelijk dat zij erop inzet, als lidstaat Nederland, om deze discussie ten spoedigste te houden in de vergadering van december?
Minister Verburg: Ik heb helder gemaakt dat ik de stemming niet tegen kan houden, maar dat ik ook inhoudelijk geen enkel argument heb om anders te opereren dan de Nederlandse regering regelmatig doet. Wij kijken goed naar de beoordeling van de EFSA. Als die voldoet aan de criteria die wij bestendig hanteren, dan volgen wij die koers. Als mevrouw Jacobi wil dat ik aandring op behandeling in de decembervergadering zegt zij eigenlijk: «bevestig wat al afgesproken is in de milieuraad». Zij geeft net aan dat er onderhandeld wordt over de positie van de EFSA en onthouding zou net zo min begrepen worden als tegenstemmen of een pleidooi voor uitstel van stemming. Het gaat dus niet om de inhoud, maar om de procedurele werkwijze bij de achterstanden van de EFSA.
Voorzitter. Ik zei in de eerste termijn en al eerder, dat er binnen artikel 68 mogelijkheden zouden moeten zijn voor de innovatie van vlas en hennep. De opmerking die de heer Atsma maakte over blauwtong en slachtschapen zal ik nagaan. Ik zal u hierover informeren in de brief die ik volgende week ga sturen, als voorbereiding op de Landbouwraad die op deze volgt.
De voorzitter: Wij vervolgen met de Visserijraad en zie dat de heer Van der Vlies is aangeschoven. Wilt u als eerste het woord voeren?
De heer Van der Vlies (SGP): Dank u voor het gebaar, voorzitter, maar ik ben in de luisterhouding.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Een paar korte vragen, omdat wij over een ruime week een uitgebreid begrotingsoverleg hebben over visserijzaken. Wij maken een aantal duidelijke afspraken op Europees niveau, waar het gaat om de quota. Naar aanleiding van alle effecten en geluiden die tot ons komen, wil ik één cruciale vraag stellen: hoe is het gesteld met de controle en de handhaving van visquota? Tot ons komen geluiden dat de zeeën worden leeggevist. Als wij daarover afspraken maken, moet helder zijn dat wij ons daar ook aan houden.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Het maken van afspraken over quota voor de Oostzee is op zich een goede zaak. In het kader van de duurzame visserij is het vooral ook winst dat er afspraken zijn gemaakt over het beperken van de inzet van bepaalde vistuigen. Wat betreft de haring vinden wij het spijtig dat er onder het advies van de regionale adviesraad (RAC) is gegaan. Dat advies was 63% en is 39% geworden. Kan dat nader worden verklaard?
Met de minister maken wij ons grote zorgen over de toestand van de diepzee. De visbestanden worden over de hele linie gereduceerd, maar mogelijk is het beter dat er helemaal niet gevist wordt in de kwetsbare delen van onze wereld. Het aangekondigde voorstel om de visserijinspanning met 10% in te perken is een minimale maatregel. Wanneer verwacht de minister verdere voorstellen voor inspanningsbeperkingen voor te leggen aan de raad? In de brief staat in de loop van 2009, maar misschien kan de minister aangeven wat zij hier graag in wil zien staan?
De minister schrijft dat voor Noorwegen de discards erg belangrijk zijn en dat er aangedrongen wordt op concrete maatregelen, zoals meer selectieve vistuigen, waarnemers aan boord van de vaartuigen en realtime closures; kortom datgene wat in de ogen van de PvdA moet worden gedaan om te komen tot meer duurzame visserij. Dit komt ook aan de orde in de inaugurele rede van professor Rijnsdorp en in het rapport van de Rekenkamer over duurzame visserij. Er worden afspraken gemaakt over taks en quota en op papier zal het zeker kloppen. Maar zoals de Rekenkamer aangeeft, omdat men de controle en het toezicht niet goed regelt, de aangelande vis wel meetelt en de discards niet, krijgt men een enorm vertekend beeld. In die zin is er veel voor te zeggen om te werken met zeedagen in plaats van taks en quota. De minister zou met ons in discussie moeten gaan over de vraag wat het beste systeem is, om dat doel te bereiken.
Wij zijn verheugd om in het verslag te lezen dat op verzoek van de minister de effectieve maatregelen gericht op bescherming van het blauwvintonijnbestand aangescherpt zijn. Wij hopen dat de inzet er zal blijven om het ambitieniveau nog hoger te maken. In Noorwegen en Schotland heeft men besloten de gebieden waar veel jonge kabeljauw zit tijdelijk te sluiten, om de kans te verminderen dat kabeljauw als bijvangst gevangen wordt. De kans is wellicht aanwezig dat het bestand zo onder druk staat, dat men door deze bijvangsten de plank misslaat. Hoe staat de minister tegenover deze maatregelen?
De heer Cramer (ChristenUnie): De ChristenUnie verwelkomt het initiatief voor de duurzame aquacultuur, met name in Europees verband. Ik kom tijdens de begroting terug op een aantal punten. Ik vraag nog aandacht voor de dossiers van de non-trade concerns, die zijn ook op dit terrein van groot belang om de duurzame aquacultuur in Europa een kans te geven en de schadelijke effecten van het kweken van vis in Azië en Afrika te beperken. Mooi is natuurlijk als de consument kiest voor een duurzame vissoort in de winkel, want dat helpt allemaal. Daarnaast wil de ChristenUnie alleen inzetten op een Europese aquacultuur als die ook echt duurzaam is. Wil de minister toezeggen dat er volop ingezet wordt op de ontwikkeling voor die alternatieve voeding voor de kweekvis, waar nu nog een heleboel gewone vis in gaat zitten?
De heer Polderman (SP): Voorzitter. De minister schrijft dat de onderhandelingen met Noorwegen moeizaam gaan. Dat is eigenlijk ieder jaar hetzelfde verhaal. We kunnen hier zien hoe een Europees, maar niet EU-lid, toch zijn positie kan versterken. Met betrekking tot de discards kunnen wij iets van Noorwegen leren; het verspillen en overboord zetten, doet Noorwegen toch kennelijk slimmer. Wordt die Noorse aanpak opgepakt door de EU en wat leert onze minister daarvan voor Nederland?
Polen heeft zijn quota voor kabeljauw in de Oostzee overschreden. Wat wordt eraan gedaan om dit in de toekomst te voorkomen? Er moet een proportionele inzet zijn vanwege de bijvangst op de platvis, schrijft de minister. Ik vind dat versluierend taalgebruik voor de twijfels die de minister heeft over de inspanning die daarvoor nodig is. Ik wil graag een uitleg wat zij daar onder verstaat. Ik lees erin dat zij het jammer vindt dat de platvis hier die inspanning moet leveren, terwijl ik denk dat het absoluut noodzakelijk is.
Ik sluit mij aan bij de vragen die collega Cramer over de aquacultuur heeft gesteld. Er wordt gezegd dat wij naar een verduurzaming hiervan gaan, maar tot nu toe is het nog steeds zo dat men er drie kilo wilde vis in moet stoppen, om één kilo commercieel verkoopbare vis te krijgen. Hoe moet dat duurzaam worden? Ik heb onlangs vragen gesteld over het mislukken van een tilapiaproject in Brabant en ik ben benieuwd of ik die antwoorden op korte termijn tegemoet kan zien. Dat project was hoopvol omdat die vis een vegetarisch voedingspatroon heeft en ik vind het jammer dat dit mislukt is. Wat is hiervan de toekomst?
Er is veel commotie over het aalbeheerplan. Kan de minister zeggen wanneer dat naar de Kamer komt, zodat wij dit goed kunnen voorbereiden voor de komende begrotingsbesprekingen?
De heer Koppejan (CDA): Kan de minister de laatste stand van zaken geven en in het bijzonder ingaan op het verordeningsvoorstel over de discards? Wat is de voorbereiding en wat zullen de gevolgen zijn voor de Nederlandse visserij? Zullen Noorwegen en de EU dezelfde richtlijn op het gebied van discards gaan hanteren?
Kan de minister aangeven wat de impact is voor de Nederlandse visserij van de herziening van de controleverordening? Welke nieuwe elementen worden ingevoerd om de strijd tegen illegale, ongerapporteerde en ongereguleerde visserij tegen te gaan?
De CDA-fractie is met de minister teleurgesteld over het ontbreken van een apart kader voor de visserijinspanningen voor platvis in de Noordzee. Welke inspanningen gaat de minister verrichten om hier toch aandacht voor te vragen?
Ten slotte de strategie voor het ontwikkelen van een duurzame aquacultuur; het is de vraag in hoeverre de Nederlandse aquacultuursector betrokken is geweest bij de opstelling van het actieplan. Verder steunt de CDA-fractie de inzet van de minister en onderschrijft zij haar zienswijze.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik had wat uitgebreider stil willen staan bij het uitgebreide lesje van de Rekenkamer, maar dat kunnen wij gezien de tijd tijdens het wetgevingsoverleg doen. Duidelijk is dat de koehandel voortdurend leidt tot onverantwoord hoge quota; ik vind die werkwijze gênant. Ik verbaas mij erover dat de minister het betreurt dat wij het kabeljauwherstelplan aanhouden. Ik begrijp daar echt niets van: die stand bevindt zich al jaren onder het biologisch minimum. Wij moeten daar uiterst zorgvuldig mee omgaan en niet proberen het onderste uit de kan te krijgen, want dan krijgen wij het deksel op de neus. Ook de onderhandelingen met Noorwegen bestaan weer uit die koehandel. Ik vraag de minister de voorzorgsprincipes in de hand te nemen en die leidend te laten zijn.
De minister zegt dat er over duurzame aquacultuur een gedachtewisseling zal zijn en dat zij aandacht zal vragen voor het welzijn van vissen. Dat is prachtig. Wat gaat zij daarop inbrengen? Ze zegt dat er wetgeving moet komen, dat lijkt mij goed, maar zij zegt ook dat die rekening houdt met het economisch belang van de aquacultuur. Mag ik denken aan wetgeving die het welzijn van de dieren beschermt?
Om welke concrete vereenvoudiging van technische maatregelen gaat het bij de vereenvoudiging van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB)? Hoe verhouden deze vereenvoudigen zich tot het doel van het GVB: een duurzame exploitatie van het zeeleven?
Minister Verburg: Voorzitter. Mevrouw Snijder vroeg hoe het zit met de controle en de handhaving. Zij snijdt een belangrijk punt aan, want dat is iets dat echt nog beter moet. Het is goed om hier te zeggen dat de Nederlandse wijze van handhaven en controle in Europa als voorbeeld wordt gesteld, maar wij zijn er nog echt niet. Wij zoeken naar een systeem dat effectief, eenvoudig en controleerbaar is en dat een goed sanctiesysteem heeft. Het is voorbehouden aan de lidstaten, maar het is zaak om dit op Europees niveau goed met elkaar af te spreken. Als het goed is, publiceert de commissie deze week een controlevoorstel en daar komen weer voorstellen in om die controle verder te verbeteren. Ik zal die beoordelen op de punten die ik zojuist heb genoemd, om te kijken waar wij ons als Nederland positioneren.
Mevrouw Jacobi heeft gevraagd wat interessanter is: doorgaan op taks of op zeedagen. Dat debat is actueel en wordt vrij stevig gevoerd. Het is niet zomaar te voorspellen wat beter is, daar moet heel goed naar gekeken worden. Als men bijvoorbeeld met zeedagen gaat werken, worden dan de vangsttuigen niet groter en hebben wij dan een ander probleem? Het hangt ook af van de soort visserij. Wij kunnen daarnaar kijken bij de hervorming van het GVB die eraan komt.
Mevrouw Jacobi vroeg naar de haring in de Oostzee en of dat niet sterker had gekund. De raad heeft inderdaad een lagere reductie vastgesteld. Dat heeft te maken met het verzoek dat Duitsland daartoe had ingediend. In mijn hart had ik liever een hogere reductie gehad, maar zo gaan de dingen soms. Soms winnen wij wat, soms moeten wij toegeven, ook in een Europese raad.
De heren Cramer, Polderman en Koppejan en mevrouw Ouwehand hebben gevraagd naar de ontwikkeling van de aquacultuur. Ik ben het zeer eens met diegene die zegt dat, op het moment dat men aquacultuur stimuleert, dat op een duurzame wijze moet gebeuren. In Nederland vinden wij het heel belangrijk dat die duurzaamheid handen en voeten krijgt. De nieuwe strategie van de Europese Commissie heeft als prioriteit: duurzame groei en ontwikkeling, concurrentievermogen, beheren, aansturing en controle. Wetgeving die rekening houdt met het welzijn van vissen en het economisch belang van de aquacultuur is evenzeer belangrijk. Het is cruciaal om een goede balans te vinden tussen ontwikkeling van de sector en de duurzaamheid. Op het moment dat wij daar innovatieve zaken kunnen toepassen, is dat ook van groot belang. Als het gaat om duurzaamheid heb ik het ook over welzijn en gezondheid van vissen, voor zover wij daarbij over de kennis beschikken.
Mevrouw Jacobi maakte een punt over de maatregelen van Schotland en Noorwegen om de kabeljauwvangst te vermijden. Wij kijken daarnaar om te kunnen leren, want het lijkt een effectieve methode om discards, bijvangsten, te voorkomen. Ik kom hier zo op terug.
In de onderhandelingen met Noorwegen is de eerste ronde geweest. Er zijn nog geen besluiten genomen, maar wij weten dat die onderhandelingen ieder jaar lastig zijn. Noorwegen onderhandelt als één land met zevenentwintig lidstaten, die niet allemaal dezelfde doelstellingen hebben en ook niet allemaal dezelfde ambities en motieven. Dat is heel complex, maar ik zie niet hoe wij daar heel snel verandering in kunnen brengen. Wij zoeken wel naar mogelijkheden om die onderhandelingen effectiever te laten verlopen en niet het gevoel te hebben dat wij als lidstaten tegen elkaar uitgespeeld worden door Noorwegen. Een goede dialoog met Noorwegen vind ik belangrijk. Noorwegen heeft een bepaald systeem voor het beperken van bijvangst en ik vind het interessant om, niet tijdens de onderhandelingen, aandacht te besteden aan de vraag of wij kunnen leren van Noorwegen. Bijvangst is echt één van de grote problemen, als het gaat om de verduurzaming van de visserijsector. Ik ben voornemens om na afronding van de onderhandelingen te kijken wat wij van Noorwegen en eventueel van Schotland kunnen leren. Dat geldt niet alleen voor ons, maar voor alle Europese lidstaten. Noorwegen maakt de discards, de teruggooi, tot een onderhandelingspunt, heeft zelf vergaande maatregelen genomen en vraagt de Europese vissers om dat ook te doen. Het concentreert zich overigens op de discards in de kabeljauw en andere witvis. De discards in de visserij op tong en schol is nu niet in beeld. Het is, zoals ik al zei, moeilijk om dit als een onderdeel van de onderhandelingen af te ronden en af te spreken, maar ik vind dat hierover in de Europese Unie een positie moet komen. Hoe eerder, hoe beter.
De heer Polderman vroeg naar Polen dat vorig jaar het quotum voor kabeljauw in de Oostzee stevig heeft overschreden. Naast het terugbetalen van deze overschrijding moet Polen zijn controlestructuur en het vlootbeleid aanpassen, op basis van actieplannen die het land ontwikkelt. De commissie zal de raad informeren over de verbeteringen. Het is goed dat er strak toezicht wordt uitgevoerd, want Polen moet volwaardig lid worden van de Europese Unie, ook in dat opzicht.
Ik kan mij voorstellen dat de mevrouw Snijder zit te wachten op het aalbeheerplan. Het komt er één dezer dagen. De heer Polderman vroeg hoe het zit met het onderzoek naar de aquacultuur en de tilapia. De antwoorden op zijn vragen komen er ook aan. Bij carnivore vissen richten wij het onderzoek vooral op minder vismeel, dus meer plantaardig voedsel en een verlaging van de voerconversie, dus minder voer per vis.
De heer Koppejan vraagt naar de ongelegitimeerde en illegale visserij. Er komt een nieuwe controleverordening. Het voorstel voor de ongereglementeerde en illegale visserij is dit voorjaar aangenomen en de uitvoering is in voorbereiding.
Wij hebben het voorstel voor het herstel van de kabeljauwbestanden in april ontvangen. Het nieuwe plan bevat goede elementen; er moest echt een tandje bij, want het huidige herstelplan heeft niet geleverd wat wij ervan hoopten. Wij ontkomen niet aan een verdere beperking van de vissterfte. Het plan voorziet in automatische reducties in de vissterfte totdat het langetermijndoel van «maximum sustainable yield» is bereikt. Dat is een aanpak die sterk lijkt op ons meerjarenplan voor tong en schol en ook op andere elementen steunen wij dat voorstel. Er zijn wel punten van kritiek. Het is jammer dat het totale inspanningsregime in de Noordzee opgehangen blijft aan het kabeljauwherstel; ik had liever een algemeen kader voor het beheer van de visserijinspanningen in de Noordzee gezien. De platvisvisserij zou buiten het kabeljauwherstelplan moeten vallen, hiervoor is echter te weinig steun bij andere lidstaten. Daarnaast is een punt van kritiek dat de vissers die geringe hoeveelheden kabeljauw vangen, evenveel in zeedagen worden gekort als de gerichte kabeljauwvissers. Dat is natuurlijk niet terecht. Ik heb erop aangedrongen dat er een oplossing gevonden wordt die proportioneel is, maar ook de kabeljauw gelegenheid biedt om zich te herstellen. De commissie is hierop met een voorstel gekomen dat in onze richting komt, maar ik denk dat wij nog een paar meters te gaan hebben en ik hoop dat in de komende Visserijraad te kunnen doen.
Mevrouw Ouwehand heeft gevraagd naar het voorstel voor de codificatie en de modernisering van de controleregeling van het gemeenschappelijke visserijbeleid. De voorstellen van die illegale en niet-gereguleerde visserij zijn in juni aangenomen. Er komt nu een nieuwe controleverordening en dat is tegelijkertijd een reactie op de kritiek van de Europese rekenkamer. De leden hebben zelf al het Nederlandse Rekenkamerrapport voor een ander overleg geagendeerd. Het Nederlandse standpunt ten aanzien van de voorstellen is dat het goed is dat de visserijcontrole prominent op agenda staat. Visserijcontrole is één van de belangrijke elementen in het gemeenschappelijk visserijbeleid, maar wij zijn er nog lang niet. Gelijke communautaire regels worden niet altijd gelijk geïmplementeerd en gelijk gehandhaafd. Wij moeten ook werken aan een «level playing field». De nieuwe aanpak is echt noodzakelijk: een goede naleving van de visserijregels betekent ook een grotere duurzaamheid van de visserij. Ik ondersteun het voorstel op hoofdlijnen, maar wij moeten nog zien hoe het naar de praktijk wordt vertaald.
Mevrouw Ouwehand heeft nog een pleidooi gehouden voor de wetgeving voor dier en welzijn. Op dit gebied is nog veel onbekend, daarom doen wij onderzoek. Het liefst op Europees niveau, want waarom zouden wij dat allemaal in ons eentje doen? De wetgeving ten aanzien van het doden van vissen moet bij voorkeur op EU-niveau ontwikkeld worden.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): De minister zei dat wij een Europees standpunt over de discards moeten innemen. Ik heb een tijd geleden gevraagd om naar de voorstellen van Noorwegen te kijken. Wanneer neemt de minister zelf een standpunt in en hoe gaat het verder lopen met de Europese standpuntbepaling?
Minister Verburg: Ik dring eropaan om hier in Europees verband aandacht aan te besteden; een «Alleingang» heeft geen zin. Het is niet reëel om de discards nu uit te onderhandelen, want Noorwegen is veel verder dan wij. Wij gaan wel kijken wat wij van Noorwegen kunnen leren en of wij dit op Europees niveau kunnen invoeren. Dan maken wij slagen en doen wij iets aan de verduurzaming van de visserij.
De voorzitter: De minister heeft een aantal toezeggingen gedaan:
– voor het wetgevingsoverleg komt zij met het aalbeheerplan en het onderzoek naar de tilapia;
– de minister betrekt de Kamer bij een brede discussie over de ggo;
– voor de Landbouwraad die mogelijk eind november wordt gehouden en waarvoor de Kamer een AO heeft gepland op 26 november, stuurt de minister een brief over de afspraken rond de voedselhulp en de blauwtong.
De heer Polderman (SP): Wij zijn niet gelukkig met het antwoord van de minister op de ggo-kwestie en met wat voor insteek de minister naar Brussel gaat. Ik vraag een VAO aan om duidelijkheid te krijgen. Omdat het ook gaat om de inzet van de minister van aanstaande dinsdag, zullen wij daarover moeten stemmen.
De voorzitter: Wij melden het per ommegaande aan de Voorzitter van onze Kamer en dan weet de minister dat zij de rest van de dag alert moet blijven, iets wat zij overigens altijd is.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Van Gent (GroenLinks), Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (ChristenUnie), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Vermeij (PvdA), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD) en Polderman (SP).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Vendrik (GroenLinks), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Kuiken (PvdA), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD) en Lempens (SP).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-32-314.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.