Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 augustus 2024
Van 8–10 september a.s. vindt de informele Landbouwraad (hierna: de informele Raad)
plaats in Boedapest, Hongarije. Tijdens de informele Raad zal een gedachtewisseling
plaatsvinden over de toekomst van het Europees Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB).
Middels deze brief informeer ik de Kamer over de Nederlandse inbreng.
Informele Landbouwraad
Het Hongaarse voorzitterschap heeft de toekomst van het GLB geagendeerd voor de informele
Raad. Naar verwachting publiceert de Europese Commissie (Commissie) in 2025 een voorstel
voor de volgende GLB-periode (2028–2034), na publicatie van het voorstel voor het
volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK). Het Hongaarse voorzitterschap streeft ernaar
om tijdens de Landbouw- en Visserijraad op 21–22 oktober a.s. Raadsconclusies aan
te nemen over de toekomst van het GLB om hiermee sturing te geven aan hoe het GLB
na 2028 aangepast zou moeten worden. De Kamer zal geïnformeerd worden over de Nederlandse
inzet en het proces omtrent de Raadsconclusies middels de geannoteerde agenda en het
verslag van de Landbouw- en Visserijraad in oktober.
Het voorzitterschap stelt de volgende onderwerpen centraal in de discussie tijdens
de informele Raad: het verminderen van administratieve lasten, concurrentiekracht
en een GLB dat «vriendelijker» is voor boeren (farmer-friendly). Specifiek vraagt het voorzitterschap hoe het nieuwe prestatiemodel kan worden verbeterd
en welke regelingen moeten worden versterkt, hoe het GLB zowel kan blijven bijdragen
aan de duurzame transitie als aan het concurrentievermogen van de agrarische sector,
en hoe lidstaten aankijken tegen maatregelen voor preventie, risicomanagement en crisissituaties.
Het komende jaar zal ik de Nederlandse positiebepaling voor de volgende GLB-periode
verder vormgeven in samenspraak met uw Kamer, medeoverheden en belanghebbenden. Daarin
zal het regeerprogramma leidend zijn voor mij. Omdat in Brussel het nadenken over
de vormgeving van het toekomstige GLB al in volle gang is, steun ik het voornemen
van het Hongaarse voorzitterschap om tijdens zijn mandaat richting te geven aan de
discussie tussen de lidstaten over de toekomst van het GLB. Het is verstandig om in
een vroeg stadium beelden die leven te delen, zodat de Commissie deze mee kan nemen
in het voorstel voor het toekomstige GLB dat zij gaat formuleren. Voor dat voorstel
en voor de discussies over de toekomst van het GLB die nog zullen volgen, zal ook
het in september a.s. verwachte rapport van de Commissie over de strategische dialoog
over de toekomst van de landbouw een belangrijke rol spelen. Deze strategische dialoog
met diverse stakeholders heeft de voorzitter van de Commissie begin dit jaar geïnitieerd
in navolging op de boerenprotesten. Daarnaast heeft de voorzitter van de Commissie
aangekondigd om in de eerste honderd dagen van de nieuwe Commissie te komen met een
visie op voedsel en landbouw. Ook deze visie zal van belang zijn voor de vormgeving
van het toekomstige GLB.
Ten algemene zal ik tijdens de informele Raad benoemen dat het GLB gericht moet zijn
op de landbouw van de toekomst. Daarbij vind ik de volgende thema’s met name belangrijk:
langetermijn concurrentievermogen, boereninkomen, innovatie, doelgerichtheid, plattelandsontwikkeling,
een stabiel GLB, vereenvoudiging en uitvoerbaarheid. Het verminderen van de complexiteit
en administratieve lasten van het GLB is een prioriteit. Dit is noodzakelijk voor
de uitvoerbaarheid van het GLB. Ik wil daarbij de systematiek van de Nationaal Strategische
Plannen (NSP’s) handhaven en verbeteren. Door de NSP’s hebben lidstaten zelf meer
ruimte om te kiezen hoe ze de GLB-middelen besteden en kan de uitvoering beter aansluiten
op de nationale geografische situatie.
Verder moet het GLB primair bijdragen aan de langetermijn veerkracht en weerbaarheid
van de agrarische sector in de EU door in te zetten op innovatie en het versterken
van het concurrentievermogen. Dit kan bereikt worden door een meer resultaatgericht
GLB en door een uitbreiding van de doelgerichte betalingen, zoals de eco-regeling,
het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb), regelingen voor kennis en innovatie,
plattelandsontwikkeling en generatievernieuwing.
Naast het versterken van het concurrentievermogen en de economische weerbaarheid van
boeren, is een vitaal landelijk gebied belangrijk. Daarom moet het toekomstige GLB
blijven bijdragen aan plattelandsontwikkeling en behoud van cultuurlandschap. Het
GLB moet daarnaast jongeren blijven ondersteunen die het agrarische vak willen leren
en agrarisch ondernemer willen worden. Tot slot is het van belang om synergiën te
zoeken tussen het GLB en andere Europese investeringsfondsen.
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma