21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1642 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 mei 2024

Met deze brief informeer ik de Kamer over de Landbouw- en Visserijraad (hierna: Raad) die maandag 29 april jl. plaatsvond te Luxemburg. Verder maak ik graag van de gelegenheid gebruik om de Kamer te informeren over de jaarlijkse prestatieverslagen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid – Nationaal Strategisch Plan 2023–2027 (hierna: GLB NSP), bijgevoegd vindt u een publieksversie van de Annual Performence Review (APR).

I. Verslag Landbouw- en Visserijraad

Voorafgaand aan de discussiepunten werden de hamerpunten behandeld, waarbij de richtlijn tot wijziging van verschillende ontbijtrichtlijnen werd aangenomen.

Snelle en structurele antwoorden op de huidige crisissituatie in de landbouwsector: follow-up van de routekaarten

Eurocommissaris Wojciechowski sprak met tevredenheid over de snelle goedkeuring door het Europees Parlement (hierna: EP) van het voorstel van de Europese Commissie (hierna: Commissie) tot wijziging van de verordeningen betreffende het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) om de administratieve lasten van boeren in de EU te verminderen. Het EP heeft de voorstellen tijdens de plenaire stemming op 22 april jl. aangenomen. De verwachting is dat de Raad het akkoord in mei als hamerstuk zal bekrachtigen. Tevens werden de conclusies van de Europese Raad van 17 en 18 april jl. over de landbouw genoemd door de Commissaris (Kamerstuk 21 501-20, nr. 2085), die het belang van een concurrerende, duurzame en weerbare landbouwsector voor de EU onderschrijven en sturen op het opzetten van een stabiel en voorspelbaar kader voor boeren in de EU. De Commissie zei op dit moment aan een voorstel voor een dergelijk kader te werken, om de ambities van de Europese Raad te realiseren.

Met betrekking tot het pakket aan vereenvoudigingsvoorstellen lichtte de Commissie toe dat de aangenomen voorstellen zorgen voor meer flexibiliteit voor lidstaten rondom de conditionaliteiten van het GLB en het beperken van administratieve lasten. De Commissie is voorts van plan om verheldering te bieden omtrent het gebruik van geo-tagged foto’s onder bestaande wetgeving en de daaraan gekoppelde vereisten in een verordening vast te leggen.

Veel lidstaten gaven aan blij te zijn met de wijzigingen van de GLB-verordeningen, maar tegelijkertijd nog meer kansen tot vereenvoudiging te zien. Verschillende lidstaten verwezen daarbij naar de mogelijkheden tot vereenvoudiging van de EU-Ontbossingsverordening en de controlevereisten van het GLB. Ik heb aangegeven verdere vereenvoudigingsvoorstellen te verwelkomen, maar tegelijk het belang van uitvoerbaarheid en stabiliteit van regelgeving voor boeren benadrukt. Verder pleitte ik voor een soortgelijke vereenvoudigingsexercitie ten aanzien van de visserijsector. Ik heb hiertoe een brief gestuurd aan Eurocommissaris Sinkevicius, gesteund door twaalf andere lidstaten.

De Commissie heeft daarnaast voorstellen voorgelegd aan de lidstaten om de positie van boeren te versterken in de keten. Dit moet ervoor zorgen dat boeren een eerlijkere vergoeding krijgen voor hun inspanningen, dat de leveringsketen goed functioneert en dat winstmarges eerlijk door de keten heen worden verdeeld.

Met die gedachte wil de Commissie op korte termijn een EU-prijsobservatorium inrichten met deelnemers vanuit lidstaten en belanghebbenden, om de prijsontwikkeling van landbouwproducten, de margeverdeling in de keten en oneerlijke handelspraktijken in kaart te brengen. Het observatorium zal tweemaal per jaar bijeenkomen en het eerste overleg is medio juli 2024 voorzien.

Ook heeft de Commissie op 23 april jl. een rapport gepubliceerd over de tenuitvoerlegging van de richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken (OHP). Het bevat een analyse van de implementatie en handhaving door lidstaten van de richtlijn. De Commissie hoopt in het derde kwartaal van 2024 een nieuwe verordening met betrekking tot grensoverschrijdende handhaving te presenteren, aanvullend op deze richtlijn OHP, om de uitdagingen die handhavingsautoriteiten nu ervaren weg te nemen. De OHP-richtlijn zelf zal in 2025 geëvalueerd worden.

De Commissie beoogt daarnaast om rechtsbepalingen met betrekking tot contracten met boeren op Europees niveau te bekrachtigen en hoopt samen met boeren op te trekken om de onderhandelingspositie van producentenorganisaties in collectieve onderhandelingen te verbeteren. Verder werkt de Commissie aan een uitbreiding van de Gemeenschappelijke Marktordening voor landbouwproducten in de EU, met nieuwe bepalingen met betrekking tot bijvoorbeeld duurzaamheidsclaims. De Commissie zal het voorstel nog voor het zomerreces voorleggen aan de Raad en het EP.

Wat betreft het versterken van de positie van de boer in de keten heb ik aangegeven met aanvullende voorstellen te komen met betrekking tot het creëren van een gelijk speelveld, geharmoniseerde duurzaamheidsstandaarden en transparantie over de prestatie en productiemethoden van alle partijen in de keten, zowel in de EU en als in derde landen.

Onder dit agendapunt werd tevens een diversenpunt besproken van Duitsland, met steun van een groot aantal andere lidstaten, over het verhogen van het plafond van de de-minimissteun voor de landbouw, de visserij en de aquacultuursector naar 50.000 euro. Sommige lidstaten droegen de verhoging aan als oplossing voor het gebrek aan fondsen op het gebied van duurzaamheidsinspanningen, waar andere de inflatie van de afgelopen jaren en de Russische invasie in Oekraïne als redenen opgaven voor het indienen van het verzoek tot ophoging. Een enkele lidstaat gaf aan niet akkoord te zijn met een ophoging van de de-minimissteun als daar geen duurzaamheidseisen aan worden verbonden. Ik heb mijn steun voor een herziening van het de-minimis uitgesproken en de Commissie gevraagd om de discussie hierover voort te zetten, om zo tot een weloverwogen voorstel te komen. Een enkele lidstaat wees erop dat extra staatssteun niet het antwoord is op de toenemende complexiteit van EU-regelgeving.

Tevens werd gesproken over de autonome handelsmaatregelen in relatie tot Oekraïne, waarvoor verschillende lidstaten nogmaals hun steun lieten blijken. Enkele lidstaten verzochten de Commissie om de TCTF-crisismaatregel, die eind juni afloopt, te verlengen. De Commissie gaf aan te werken aan een reactie op dit verzoek. Daarbij benoemde een aantal lidstaten het voorstel tot het opleggen van beperkingen en hogere importtarieven aan de handel vanuit Rusland en Belarus.

Handelsgerelateerde landbouwvraagstukken

De Commissie lichtte de EU-handelsbalans op landbouwgoederen toe. De EU heeft na Brazilië het hoogste surplus ter wereld, ter waardevan 70,1 miljard euro (22% hoger dan in 2022). Vervolgens ging de Commissie in op het rapport van het Joint Research Center over de cumulatieve effecten van aankomende handelsakkoorden op de landbouwsector. Uit deze studie blijkt dat sommige delen van de landbouwsector profiteren van de aankomende handelsakkoorden. Tegelijkertijd blijkt dat een aantal sensitieve producten concurrentie kan ervaren, zoals rundvlees en pluimveevlees. Bijna alle lidstaten benadrukten in hun interventies het gebruik van tariefcontingenten in handelsakkoorden als een adequaat middel om deze sensitieve producten te beschermen. Ik heb de sensitiviteit van pluimveevlees benoemd in het kader van de lopende onderhandelingen over een handelsakkoord tussen de EU en Thailand, en de mogelijkheden voor de EU om bij besprekingen over markttoegang 1) bepaalde tarieflijnen niet te liberaliseren, 2) tariefcontingenten te gebruiken, en 3) preferentiële toegang conditioneel te maken van het voldoen aan specifieke EU-dierenwelzijnseisen.

Het Belgisch voorzitterschap legde twee vragen aan de lidstaten voor. Ten eerste: hoe kunnen we handelsakkoorden gunstiger maken voor boeren en deze voor iedereen aanvaardbaarder maken? En ten tweede: welke concrete maatregelen kunnen op korte termijn worden genomen om de meest kwetsbare landbouwsectoren te beschermen? Lidstaten gaven aan zowel te hechten aan diversificatie van handelsstromen en voedselzekerheid, als aan bescherming van een gelijk speelveld. Sommige lidstaten gaven aan dat geïmporteerde producten, naast het voldoen aan de EU-regels voor voedselveiligheid, in generieke zin ook zouden moeten voldoen aan Europese productiestandaarden. Andere lidstaten benoemden dat een generieke maatregel niet mogelijk is, en dat er per geval naar de WTO-conformiteit gekeken moet worden van dergelijke maatregelen. Door een aantal lidstaten – waaronder door mijzelf – werd het nastreven van hoge productiestandaarden in handelsakkoorden genoemd (in lijn met de motie van de leden Thijssen en Bromet (beide GL-PvdA), Kamerstuk 21 501-32, nr. 1390), zoals het kijken naar specifieke conditionaliteiten als het gaat om het verlenen van markttoegang. Ik vroeg de Commissie om bij nieuwe EU-voorstellen voor dierenwelzijnswetgeving ook te kijken naar geïmporteerde producten. In antwoord op de vragen van het voorzitterschap noemde ik een aantal mogelijke concrete maatregelen die ook door andere lidstaten genoemd werden, te weten het multilateraal adresseren van hoge productiestandaarden bij de WOAH en WTO, het monitoren van implementatie en handhaving van akkoorden die in werking zijn getreden, het betrekken van belanghebbenden (inclusief MKB) om potentiële zorgen en belangen te adresseren, het opnemen van een hoofdstuk over handel en duurzaamheid en een hoofdstuk over duurzame voedselsystemen in handelsakkoorden en het monitoren van de Europese landbouwmarkt om verstoringen tijdig te identificeren.

Jaarlijkse prestatieverslagen in het kader van het GLB

De Commissie had met betrekking tot de jaarlijkse prestatieverslagen in het kader van het GLB de lidstaten gevraagd naar hun ervaringen met het nieuwe model van rapporteren, middels twee vragen. Ten eerste vroeg de Commissie of het nieuwe model voldoet aan de verwachtingen en ten tweede of de lidstaten specifieke ervaringen wilden delen over het opstellen van het prestatieverslag. Ik gaf aan achter het nieuwe prestatiegerichte model te staan en de daarin meer aanwezige doelsturing aan te moedigen. Verder herhaalde ik, samen met verschillende andere lidstaten, het streven naar vereenvoudiging en riep ik de Commissie op om geen onnodige gegevens op te vragen van betrokken partijen. Verder gaf ik aan, net als vele lidstaten, dat het te vroeg is voor een gedegen evaluatie van het nieuwe model, aangezien er nog niet veel betalingen hebben plaatsgevonden en er volgend jaar veel meer interventies worden verwacht. Wel konden veel lidstaten al ervaringen delen met betrekking tot het functioneren van het IT-systeem, en spraken zij spraken de wens uit dat dit wordt verbeterd.

Ministeriële lunch over de strategische dialoog over de toekomst van de landbouw

De voorzitter van de strategische dialoog over de toekomst van de landbouw, professor Strohschneider, informeerde de Raad over de stand van zaken. Bij de strategische dialoog zijn 29 experts uit de keten, de wetenschap en de financiële sector betrokken. Professor Strohschneider benadrukte dat landbouw niet ten koste hoeft te gaan van het milieu en de natuur, en vice versa en onderstreepte de noodzaak tot het inperken van polarisatie over deze onderwerpen in de EU. Hij beoogt tot coherente aanbevelingen te komen voor de volgende Commissie. Hierbij noemde hij een eerlijk inkomen voor boeren, concurrentiekracht, verduurzaming van de landbouwsector en het gebruikmaken van technologische innovaties als aandachtspunten. Naar verwachting worden de aanbevelingen in september aan de voorzitter van de Commissie aangeboden. Verschillende lidstaten benadrukten het belang van meer financiële middelen, vermindering van regelgeving en het belang van beter inzicht in administratieve lasten. Lidstaten vonden daarnaast vooral voorspelbaarheid en stabiliteit belangrijk. Ik benadrukte het belang van doelsturing en betrouwbare en uitvoerbare regelgeving. Daarnaast benoemde ik het belang van een gelijk speelveld, een eerlijke vergoeding voor inspanningen en voedselzekerheid in tijden van geopolitieke spanningen en klimaatverandering.

Diversenpunt Finland: Bio-economie

Op verzoek van Finland, met steun van een groot aantal andere lidstaten, besprak de Raad het centraal stellen van bio-economie in het werkprogramma van de nieuwe Commissie. Finland heeft hiertoe tevens een brief aangeboden aan het Belgisch voorzitterschap. De Commissie gaf aan met een herziening te komen van de EU-Bio-economiestrategie in 2025. Nederland onderschreef het belang van de bio-economie in het mogelijk maken van de groene transitie, behoud en beheer van biodiversiteit en natuur, het verbeteren van concurrentiekracht en het verhogen van werkgelegenheid en veerkracht van de Europese markt. Nederland benoemde daarbij ook het belang van het cascadegewijs gebruikmaken van grondstoffen, zoals andere plant-gebaseerde- en restproducten, ter bevordering van circulariteit.

Diversenpunt Litouwen en Letland: Problemen met de uitvoering van artikel 14 van de Controleverordening wat betreft de toegestane tolerantiemarge in de pelagische visserij

Tot slot besprak de Raad het diversenpunt van Litouwen en Letland over problemen met de uitvoering van artikel 14 van de Controleverordening wat betreft de toegestane tolerantiemarge in de pelagische visserij. De twee lidstaten gaven aan dat de kleine pelagische visserij in hun landen uitkomt op een bijvangst van ongereglementeerde soorten van 3% per bestand. Dit is hoger dan oorspronkelijk ingeschat werd (1–2%), waardoor bij 72% van de aanlandingen sprake zou zijn van een ernstige inbreuk. De lidstaten hopen dat de Commissie begrip hiervoor kan opbrengen aangezien dit soort inbreukgevallen bijna onvermijdelijk zijn en het bestraffen van kleine vissers zal kunnen voorkomen. Een groot deel van de lidstaten steunde het verzoek van Letland en Litouwen en benadrukte het belang van uitvoerbare regels. Ook werd aangegeven dat alleen inbreuken met grote ecologische impact als ernstig aangemerkt zouden moeten worden. De Commissie zei toe met Letland en Litouwen verder te werken aan een technische oplossing.

II. Jaarrapportage Gemeenschappelijk Landbouwbeleid – Nationaal Strategisch Plan 2023–2027 (GLB-NSP)

Op 1 januari 2023 is het Nationaal Strategisch Plan (NSP) 2023–2027 inwerkinggetreden. Over de uitvoering van het NSP moet Nederland jaarlijks verantwoording afleggen aan de Commissie in een Annual Performance Report (hierna: APR). Op 15 februari 2024 heeft Nederland een eerste APR ingediend. Het APR gaat over de periode 1 januari 2023 tot 15 oktober 2023. De impact en voortgang van het NSP worden gemeten aan de hand van vooraf bepaalde doelen en indicatoren in samenspraak met de Commissie. In 2023 zijn verschillende subsidiemaatregelen voor het eerst opengesteld. De interventies inkomenssteun, eco-regeling, ANLb en LEADER zijn in 2023 opengesteld, deze waren echter op 15 oktober 2023 nog niet uitbetaald. Omdat alleen de daadwerkelijke betalingen meetellen voor de prestaties van het NSP, zijn deze interventies nog geen onderdeel van dit jaarverslag. Voor de sectorale regelingen voor groenten en fruit (SIG&F) en bijen (SIB) zijn al enkele betalingen gedaan. Zij tellen daarom wel mee in de prestaties voor 2023. De bijgevoegde publieksversie is een samenvatting van het volledige APR.1

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

Naar boven