21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1632 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT EN VOOR NATUUR EN STIKSTOF

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 maart 2024

In juni 2024 vinden de verkiezingen voor het Europees Parlement plaats. Daaropvolgend zal een nieuwe Europese Commissie (Commissie) worden benoemd die haar mandaat voor de periode 2024–2029 zal vaststellen. Nederland heeft een ambitieuze agenda, waarbij LNV binnen Europa met de Commissie en de andere lidstaten van de Europese Unie (EU) werkt aan verduurzaming van de landbouw, tuinbouw en visserij, en het herstel en behoud van onze natuur. Daarbij zetten we in op perspectief, eerlijke concurrentie en verdienvermogen voor boeren, tuinders en vissers, en anderzijds op kwalitatieve verbetering en behoud van de natuur, onze wateren, het klimaat en onze bodems.

In deze brief schetsen wij, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister voor Natuur en Stikstof, onze ambities, speerpunten en prioritaire thema’s die de komende tijd leidend zullen zijn voor de inzet van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) in de contacten met de Commissie, het Europees Parlement en binnen de Raad van de EU (Raad). Door middel van deze brief geven wij tevens gevolg aan de motie Van Campen c.s.1

Uiteraard blijven wij hiernaast uw Kamer informeren over lopende EU-onderhandelingen volgens de staande EU-informatieafspraken2, zoals door middel van de geannoteerde agenda’s en verslagen van vergaderingen van de Landbouw- en Visserijraad en de Milieuraad en BNC-fiches. Ook blijven wij uw Kamer informeren over actuele Europese ontwikkelingen, zoals de initiatieven en voorgestelde maatregelen van de Commissie naar aanleiding van de recente EU-brede boerenprotesten en de inzet van Nederland daarbij.

In deze brief gaan wij eerst in op de vijf speerpunten van de LNV-inzet in de EU. Vervolgens staan wij stil bij de bijbehorende uitgangspunten. Tot slot kijken wij vooruit hoe wij de LNV-inzet in de EU gaan vormgeven en hoe wij uw Kamer daarbij zullen betrekken.

1. Algemeen

LNV werkt aan een transitie van de landbouw en de mariene omgeving, opdat er op een efficiente manier betaalbaar voedsel kan (blijven) worden geproduceerd binnen de grenzen van klimaat, natuur en leefomgeving, met een fatsoenlijk verdienmodel voor boeren en ruimte om dieren op een dierwaardige wijze te houden. LNV werkt daarnaast ook aan het herstel en behoud van de natuur. Voor deze complexe samenstelling van opgaven zoeken we naar beleidskeuzes die ons op zoveel mogelijk terreinen een stap verder brengen.

De EU is een heterogene entiteit, waarin de lidstaten op geografisch, economisch en demografisch gebied van elkaar verschillen. Zo loopt Nederland als klein, dichtbevolkt, internationaal georiënteerd land, met grote druk op de schaarse grond door de uiteenlopende functies (wonen, landbouw, industrie, recreatie en natuur), dikwijls als eerste tegen grenzen aan waar later ook andere lidstaten tegenaan lopen. Dit dwingt ons voortdurend naar oplossingen te zoeken. De heterogeniteit van de EU-lidstaten noodzaakt ertoe om Europese regels dusdanig vorm te geven dat alle lidstaten er ook daadwerkelijk mee uit de voeten kunnen. Dat gebeurt nu nog te weinig. Nederland wil dat er in toekomstige voorstellen meer wordt gestuurd op doelen in plaats van dat middelvoorschriften worden gesteld. Dit voorkomt onwerkbare situaties op het boerenerf en geeft de agrarische ondernemers de ruimte om zelf te kiezen op welke manier zij produceren en werken aan verdere verduurzaming. Deze inzet sluit aan bij de door de Kamer aangenomen moties Bisschop/Van der Plas3 en Van Campen/Van der Plas4.

Nederland beschikt over toonaangevende kennis en innovatief vermogen. Die dragen eraan bij dat Nederland op landbouwgebied een belangrijke speler is, in de EU en wereldwijd. LNV deelt die kennis en de oplossingsrichtingen die daaruit voortkomen ook met de Commissie, andere EU-instellingen en de andere EU-lidstaten om tot werkbare oplossingen te komen voor de complexe problemen waar we voor staan.

Wij vinden het positief dat de strategische dialoog over de toekomst van de landbouw van start is gegaan, die Commissievoorzitter Von der Leyen in haar Staat van de Unie-toespraak afgelopen najaar aankondigde. Nederland steunt het doel van deze dialoog om te komen tot een langetermijn toekomstvisie voor een bestendig landbouwbeleid die een brug slaat tussen concurrentievermogen, ruimte voor agrarisch ondernemerschap en een robuust verdienmodel en versterking van natuur en biodiversiteit. Deze dialoog is nodig voor de transitie van de agrarische sectoren en kan de verbinding tussen de sectoren, de samenleving en overheden Europabreed versterken. Hierbij spelen ook andere factoren een rol, zoals een weerbare, autonome EU, de geopolitieke positie van de voedselproductie in Europa en de aankomende agendering van de EU-uitbreiding met (kandidaat-) lidstaten aan de oostgrens van de EU. Toetreding van nieuwe lidstaten tot de EU zal alleen al vanwege het communautaire karakter van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) grote gevolgen hebben.

2. Vijf speerpunten van de LNV-inzet in de EU

Gelet op het voorgaande, zal LNV de komende tijd in EU-verband inzetten op de volgende speerpunten: een gezonde markt en keten met perspectief voor de boer en de visser inclusief aandacht voor plattelandsontwikkeling, transitie naar een duurzaam voedselsysteem, verbetering dierenwelzijn en diergezondheid, gezonde bodem, water en lucht, versterking van biodiversiteit, natuurbehoud en natuurherstel.

2.1. Gezonde markt en keten met perspectief voor de boer en de visser inclusief aandacht voor plattelandsontwikkeling

De natuuropgave, de voedselopgave en de leefbaarheidsopgave vragen om een duidelijk langetermijnbeleid voor het landelijk gebied, de plattelandsontwikkeling en de kustgemeenschappen. Landbouw en visserij zijn pijlers van de lokale economie en spelen een belangrijke rol waar het gaat om de leefbaarheid van het platteland. Tegelijkertijd vraagt de transitie om veranderingen die ingrijpen op de samenleving en de landbouw- en visserijactiviteiten. Voor Nederland zijn de sociaaleconomische aspecten van een leefbaar platteland belangrijke maatschappelijke thema’s. De Mededeling van de Commissie over een langetermijnvisie voor de plattelandsgebieden van de EU5 richt zich daar ook op.

Het landelijk gebied in Nederland heeft andere kenmerken dan het landelijk gebied in veel andere EU-lidstaten, dat vaak verder van steden is verwijderd en dunner bevolkt is. Dat neemt niet weg dat er ook urgente sociaaleconomische vraagstukken spelen in het Nederlandse landelijk gebied. Wij blijven aandacht vragen voor de Nederlandse situatie bij verdere ontwikkelingen van de Europese langetermijnvisie plattelandsgebieden. Daarnaast richt Nederland zich op uitwisseling met andere lidstaten op het gebied van brede welvaart en sociaaleconomisch perspectief in het landelijk gebied.

Plattelandsontwikkeling, duurzame ontwikkeling van de landbouw en de visserij, voedselzekerheid en natuurherstel en -behoud vragen om concrete doelen en reële stimulering en vergoeding voor een evenwichtige balans tussen ecologie en economie. En duurzame ketens vragen om toekomstbestendige landbouw- en visserijpraktijken die beter bestand zijn tegen demografische en ecologische ontwikkelingen.

2.2. Transitie naar een duurzaam voedselsysteem

De transitie naar een duurzaam voedselsysteem is essentieel, mede in het licht van voedselzekerheid en open strategische autonomie, maar ook om voor boeren en vissers een verdienmodel te creëren dat ook in de toekomst robuust blijft. Voedselzekerheid begint bij sterke, innovatieve en duurzame sectoren met voldoende perspectief voor ondernemers in de landbouw en visserij. Om tot een duurzaam voedselsysteem te komen, heeft Nederland zich aan Europese doelen gecommitteerd, variërend van de Nederlandse ambitie, zoals in de eiwitstrategie (NES), om toe te werken naar een meer plantaardig eetpatroon (50/50 plantaardige en dierlijke eiwitten in 2030) tot de internationale Sustainable Development Goal (SDG 12.3) om voedselverspilling in 2030 bij de retail en consument met 50% te verminderen ten opzichte van 2015. Deze doelen vragen om inzet van de gehele voedselketen inclusief de primaire sector (van boer tot bord) en vragen Europese inzet om te komen tot een gelijk speelveld en heldere duurzaamheidskaders. Dit is de lijn van de ambitieuze inzet van Nederland bij de herziening van de Kaderrichtlijn afvalstoffen6.

Het GLB is één van de instrumenten waarmee we boeren kunnen ondersteunen in de transitie naar een duurzaam voedselsysteem. Het huidige GLB gaat over de periode 2023–2027, voor het daaropvolgende GLB zal deze transitie wat Nederland betreft een cruciaal thema zijn. Het GLB zal daartoe nog doelgerichter moeten worden, door met name lidstaten meer keuzevrijheid te bieden welke specifieke doelen en instrumenten wel of juist niet met het GLB moeten worden ondersteund. Daarbij hoort ook meer flexibiliteit voor het in te zetten Europese budget door vermindering van Europese budgettaire restricties. Het GLB zal zich vooral moeten richten op de (middel)lange termijn: het ondersteunen van de transitie naar een veerkrachtige, duurzame en diverse landbouw. Alleen in extreme noodgevallen zetten we het GLB in voor vergoedingen voor crises.

Eveneens zet Nederland, in balans met de (mariene) natuur, in op stimulering van een innovatieve, duurzame en toekomstbestendige visserij met een robuust verdienmodel voor de visser. Dit vraagt om aanpassing van het GVB. Ook het gewenste alternatief voor de aanlandplicht en grotere flexibiliteit van technische maatregelen voor stimulering van innovatie vragen om aanpassing van GVB-verordeningen. LNV blijft aandacht vragen voor de positieve effecten van het pulstuig, met het oog op opheffing van het verbod op deze visserijvorm. En in de transitie naar een duurzaam, volhoudbaar voedselsysteem en een gebiedsgerichte aanpak, is internationale samenwerking een prioriteit voor voedselwinning uit zee.

Naast de stimulering van de aanbodkant van een duurzaam voedselsysteem, is brede stimulering van de vraagkant op EU-niveau een aandachtspunt. Om bij te dragen aan de Europese doelen hebben we in Nederland de ambitie om de biologische productie en consumptie fors te laten groeien. Dit betekent onder andere een groei van het biologisch landbouwareaal van 4% (in 2021) naar 15% in 2030. Met name van de ketenpartijen die voedsel verwerken en aanbieden, verwachten wij een concrete bijdrage aan de verduurzaming van voedsel. Voor een gelijk speelveld voor – en transparantie over – duurzaam voedsel en het tegengaan van voedselverspilling is totstandkoming van Europese normen voor duurzaam voedsel noodzakelijk, moet het EU-biologische keurmerk onomstreden zijn en moet het EU-controlesysteem op orde zijn. Ontwikkelingen als het Product Environmental Framework, de groene claims richtlijn, de richtlijn voor duurzaamheidsrapportering door ondernemingen, de Kaderrichtlijn afvalstoffen en een Kaderrichtlijn duurzame voedselsystemen zijn belangrijk voor verdere nationale stappen.

Verder werken wij constructief mee aan een strategische Europese handelspolitiek, die voedselzekerheid in de toekomst en internationale handel op het terrein van de landbouw op de lange termijn borgt, een gelijk speelveld creërt en strategische afhankelijkheden vermindert. In de onderhandelingen over handelsakkoorden met derde landen zetten wij, in lijn met de door de Kamer aangenomen moties op dit punt7, op het terrein van de landbouwaspecten in op een eerlijk speelveld, diversificatie van bronnen, duurzaamheid, innovatie en gelijkwaardige productiestandaarden. Het gemeenschappelijk handels- en visserijbeleid vallen beide onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie. We zetten ons ervoor in dat de EU de mogelijkheid om gezamenlijk en eensgezind op te treden als mondiale speler gebruikt om de genoemde doelen te bereiken.

Investeringen in kennisopbouw en de (door)ontwikkeling van nieuwe technologieën, zoals nieuwe genomische technieken in de plantveredeling, kweekvlees, precisiefermentatie en veredelingstechnieken bieden Nederland de mogelijkheid om bij te dragen aan de langetermijn voedselzekerheid en de duurzaamheid van het Europese voedselsysteem, binnen de planetaire grenzen en met meer oog voor dierwaardigheid. Nederland zal zich hard maken om deze innovaties ook in Europees verband onder de aandacht te brengen en mogelijk te maken. Tevens blijft Nederland zich onverminderd inzetten voor nieuwe technologieën voor de verwaarding van rest- en afvalstromen, zoals bijvoorbeeld het ontwikkelen van biobased materialen. Deze onverminderde inzet geldt eveneens voor het Nederlandse pleidooi bij de Commissie om, vooruitlopend op de evaluatie en eventule herziening van de nitraatrichtlijn, het gebruik van hoogwaardig bewerkte dierlijke mest, die voldoet aan de zogenaamde RENURE-criteria, toe te staan.

2.3. Verbetering dierenwelzijn en diergezondheid

Dierenwelzijn en diergezondheid zijn al een lange tijd belangrijke onderwerpen waar de EU wereldwijd voorloper in is. Met de steun van Nederland en de inzet van LNV op deze dossiers zijn al veel resultaten geboekt. Nederland blijft ambitieus en zal ook de komende periode inzetten op het verbeteren van dierenwelzijn en diergezondheid in de EU, in lijn met de wens van de Kamer.8 Zo zal Nederland waar mogelijk samen met een aantal andere EU-lidstaten, verenigd in de zogenaamde Vughtgroep9, bij de nieuwe Commissie pleiten voor het aanbieden van de overige onderdelen van het dierenwelzijnspakket dat in het kader van de Van-Boer-tot-Bord-strategie is aangekondig. Het gaat hierbij om voorstellen over dierenwelzijn van gehouden productiedieren, welzijn bij doden en etikettering. Op het terrein van diergezondheid zal de Nederlandse inzet zich concentreren op preventie en detectie van en respons op zoönosen volgens een integrale One Health-aanpak. Risico’s voor de volksgezondheid (waaronder ook antimicrobiële resistentie) worden zoveel mogelijk voorkomen. Daarbij ligt de aandacht nu vooral op vogelgriep. Een belangrijke preventieve maatregel in de pluimveehouderij is vaccinatie. LNV heeft daarbij gekozen voor een stapsgewijze aanpak van het vaccinatietraject voor een beoogde brede vaccinatiecampagne met oog voor dier- en volksgezondheid. Daarnaast is er aandacht voor de mogelijk negatieve effecten van vaccinatie op de handel in pluimvee en pluimveeproducten. Binnen de EU en wereldwijd pleit LNV voor vaccinatie als aanvullende maatregel om de kans op uitbraken te verlagen en is het de inzet van LNV om producten van (gevaccineerd) pluimvee algemeen geaccepteerd te krijgen.

2.4. Gezonde bodem, water en lucht

Een veerkrachtig bodem- en watersysteem is een vereiste voor een natuurlijk functionerend ecosysteem en een duurzame landbouw. Het vormt de basis voor onze voedselvoorziening en levert een belangrijke bijdrage aan de opgaven voor klimaat, water, biodiversiteit en stikstof. Het kabinetsbeleid ten aanzien van luchtkwaliteit is erop gericht om overal te blijven voldoen aan de overeengekomen Europese normen.

Voor de bescherming tegen de gevolgen van de klimaatverandering en voor het tegengaan van de opwarming van de aarde door het terugdringen van broeikasgassen is Nederland voorstander van een gericht Europees klimaatbeleid. De Nederlandse inzet op de Mededeling over het klimaatdoel 2040 en de weg naar klimaatneutraliteit in 205010 is neergelegd in een aan de Kamer toegezonden BNC-fiche11. Deze mededeling die de Commissie op 6 februari 2024 heeft gepresenteerd, daartoe verplicht door de EU-Klimaatwet12, gaat ook in op de landbouwemissies. Hierbij pleit de Commissie voor een «whole-of-food-sector» aanpak. De Commissie stelt dat samenwerking met de landbouwsectoren moet zorgen voor aandacht voor het verdienvermogen en de concurrentiepositie van de landbouw. Door natuurlijke, biologische processen zal de landbouw altijd in zekere mate schadelijke stoffen en gassen blijven uitstoten, maar de uitstoot van deze stoffen en gassen moet zoveel als mogelijk verder worden teruggedrongen. Er lijkt relatief veel winst te behalen met het reduceren van de uitstoot van broeikasgassen van de Europese landbouw door middel van mestvergisting, staltoepassingen en voermanagement. Nederland heeft veel kennis en kunde in huis om de landbouw klimaatvriendelijker te maken. EU-gericht klimaatbeleid kan daarmee op de langere termijn een verdienmodel zijn voor de Nederlandse landbouw en de Nederlandse economie. Om dit te realiseren trekken de Nederlandse overheid, de Commissie en andere EU-lidstaten met brancheverenigingen en non-gouvernementele organisaties op het gebied van landbouw en natuur samen op.

Binnen het Nationaal Programma Landbouwbodems (NPL), dat is vastgesteld in 2019, werkt LNV samen met de agroketen en de regio aan duurzaam bodembeheer en extra koolstofvastlegging. In de afgelopen periode bij de totstandkoming van het voorstel van de EU-bodemmonitoringsrichtlijn heeft Nederland zijn kennis over en ervaringen met het NPL met de Commissie gedeeld wat betreft de inhoud (wat kan wel/niet?), de kansen (meeliften met andere beleidsvelden), strategie (manieren en maatregelen om tot het doel te komen) en monitoring door middel van de Bodemindicatoren voor Landbouwgronden (BLN). Vooralsnog sluit het voorstel aan bij de Nederlanse aanpak. Het voorstel bevat aanknopingspunten voor blijvend bodemherstel door bodembeheer en terugdringing van bodemverontreiniging. De Nederlandse inzet in de onderhandelingen over dit richtlijnvoorstel is in een BNC-fiche met uw Kamer gedeeld13.

Nederland betreurt de beslissing van de Commissie om het water resilience initiative niet meer in haar huidige zittingstermijn uit te brengen. Waar er reeds veel aandacht is voor de kwaliteit van water, zou de Commissie hierin naar verwachting meer gaan kijken naar kwantitatief waterbeleid, zoals rondom droogte en overstromingen, en hoe de Europese veerkracht op dit terrein zou kunnen verbeteren. Nederland herkent deze problematiek. Nederland zal bij de Commissie pleiten dit initiatief op de agenda voor de volgende termijn van de Commissie te zetten.

2.5. Versterking biodiversiteit, natuurbehoud en natuurherstel

Het Nederlandse natuurbeleid is erop gericht om biodiversiteitsverlies te voorkomen en te komen tot biodiversiteitsherstel door de natuur en de biodiversiteit te versterken, deze zo min mogelijk te belasten en door de ecosysteemdiensten optimaal te benutten. Om deze doelen te bereiken beschermt en herstelt Nederland niet alleen natuur in natuurgebieden, maar ook daarbuiten. Het Nederlandse natuurbeleid is verbonden met de grote maatschappelijke opgaven van dit moment, zoals de landbouwtransitie, de energietransitie, het tegengaan van – en het omgaan met – klimaatverandering, het versterken van natuurlijke en weerbare bossen, het vergroenen van de financiële sector, duurzame visserij en stedelijke ontwikkeling.

Met het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) richt Nederland zich via een integrale en gebiedsgerichte aanpak op het halen van de doelen voor klimaat, water en natuur, waaronder de vermindering van stikstofdeposities. De stikstofaanpak richt zich behalve op de landbouwsector ook op de transport-, de industrie- en de energiesector. Deze integrale aanpak dragen we actief uit richting de EU-instellingen en andere EU-lidstaten. Daarnaast is Nederland continu in gesprek om te komen tot generiek nationaal en Europees instrumentarium dat bijdraagt aan het realiseren van deze transitie.

De basiskwaliteit en de klimaatrobuustheid van de natuur op land en in de mariene omgeving en ecosysteemdiensten die de natuur levert, moeten worden geborgd, bijvoorbeeld via nature based solutions en een natuurinclusieve ruimtelijke inrichting. Zonder afdoende biodiversiteit is de voedselproductie in gevaar en staan andere ecosysteemdiensten, die de natuur levert, onder druk. Dit wordt versterkt door klimaatverandering.

Robuuste biodiversiteit draagt bij aan klimaatmitigatie en -adaptatie. In 2024 ontwikkelt LNV samen met stakeholders een actieprogramma Klimaatadaptatie Natuur om de effecten van de grootste klimaatrisico’s op natuur in te perken en natuur in te blijven zetten bij klimaatadaptatie in de fysieke leefomgeving. De mededeling van de Commissie over klimaatadaptatie, met daarin aandacht voor biodiversiteit, is een steun voor dit nationale programma.

In het kader van de totstandkoming van de Natuurherstelverordening was Nederland met de Commissie in gesprek om bij de implementatie van de verordening de uitvoerbaarheid en aansluiting op bestaande trajecten in Nederland zoveel mogelijk te borgen. Echter, op dit moment is het ongewis of, en zo ja wanneer, de Natuurherstelverordening in werking zal treden. Weliswaar heeft het Europees Parlement op 27 februari jl. ingestemd met het voorstel voor de Natuurherstelverordening, maar de besluitvorming in de Milieuraad van 25 maart jl. is door het huidige Belgische voorzitterschap uitgesteld. Op dit moment is onbekend of en wanneer het voorstel aan de Raad van de EU voor besluitvorming zal worden voorgelegd. Nederland zal bij deze besluitvorming in de Raad tegen de Natuurherstelverordening stemmen. Daarmee geeft het kabinet uitvoering aan de motie Van der Plas-Hertzberger14.

Tevens zijn de Raad en het Europees Parlement gestart met de behandeling van het voorstel voor een EU-verordening over een monitoringskader voor veerkrachtige bossen15. Dit voorstel beoogt de harmonisatie van gegevens over bossen op EU-niveau, omdat veerkrachtige bossen belangrijk zijn voor klimaat, biodiversiteit, gezondheid en de bio-economie. Nederland zet in op een robuuste verordening, waarbij de doelen van de verordening niet worden afgezwakt.

3. Uitgangspunten LNV-inzet in de EU

Zoals uit het voorgaande volgt, heeft het EU-beleid grote invloed op ons Nederlandse beleid. Vooral op de terreinen van landbouw, visserij en handel, maar ook op de terreinen van klimaat, natuur en milieu. Voor de realisatie van de transitie naar een volhoudbaar voedselsysteem en een gelijk speelveld is het essentieel dat Nederland met de Commissie en andere EU-lidstaten de krachten bundelt en samenwerkt op basis van wederzijds begrip en vertrouwen.

In die samenwerking neemt LNV de volgende aspecten in acht: een coherente en consistente LNV-inzet en positiebepaling, een constructieve opstelling van Nederland (positieve grondhouding en ruimte voor flexibiliteit), beperking van de administratieve en uitvoeringslasten en meer coalitievorming met andere EU-lidstaten bij gezamenlijke doelen.

3.1. Coherente en consistente LNV-inzet en positiebepaling

LNV geeft invulling aan een coherente LNV-inzet en positiebepaling door het actief en strategisch agenderen van de Nederlandse opgaven en belangrijke dossiers en het consistent uitdragen van de Nederlandse positie bij de EU-instellingen. Voor effectieve beïnvloeding en voor het tijdig in beeld brengen van de gevolgen van EU-voorstellen is het belangrijk om vroegtijdig aangehaakt te zijn bij het Europese proces van het formuleren van beleidsinitiatieven.

3.2. Actieve opstelling van Nederland: positieve grondhouding en flexibiliteit

Veel beleid, dat van toepassing is op de agrarische sector, komt uit Brussel: verduurzaming van de landbouw en visserij, ontwikkeling van het platteland en bevordering van de biodiversiteit. Nederland speelt daarom een actieve rol in Brussel. Nederland werkt constructief samen met de Commissie en de andere EU-lidstaten om de Europese aanpak in te vullen. Echter, soms loopt Nederland als klein en dichtbevolkt land eerder aan tegen de grenzen van de transitieopgaven. Het is dan de inzet van Nederland om te pleiten voor flexibiliteit, zodat lidstaten de ruimte krijgen om zelf naar oplossingen te zoeken voor gemeenschappelijke problemen. Een transitie kan immers alleen slagen als dit samengaat met een robuust verdienmodel voor agrariërs en vissers.

Wanneer een voorstel voor EU-wetgeving of -beleid er (mogelijk) toe leidt dat Nederland tegen problemen aanloopt, dan is het belangrijk dat Nederland zijn bedenkingen vroegtijdig kenbaar maakt en onderbouwt bij de Commissie, andere EU-instellingen en de andere EU-lidstaten en dat het constructief op zoek gaat naar werkbare oplossingen samen met andere lidstaten voor wie het EU-voorstel nationaal ook tot problemen leidt.

3.3. Betere regelgeving met beperking van administratieve- en uitvoeringslasten

Om onwerkbare situaties op het boerenerf te voorkomen, is het belangrijk dat de EU de kwaliteit van regelgeving in Europa blijft verbeteren en de regeldruk zoveel mogelijk vermindert. Bij de totstandkoming van nieuwe Europese (beleids)voorstellen en wet- en regelgeving is en blijven regeldruk en beperking van administratieve en uitvoeringslasten voor de agrarische ondernemer en voor toezicht- en uitvoeringsorganisaties als de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) een permanent aandachtspunt bij de Nederlandse inzet. Een gebalanceerde administratieve uitvoeringslast en het vermijden van onnodige regeldruk en een stapeling van administratieve lasten is belangrijk voor het vertrouwen tussen de LNV-sectoren en overheden en voor het draagvlak bij boeren om mee te gaan in de transitie.

3.4. Coalitievorming met andere EU-lidstaten bij gezamenlijke doelen

LNV levert gedegen inspanningen om vanuit een beleidsbeïnvloedingsstrategie met gelijkgestemde EU-lidstaten binnen de EU samen te blijven werken, bijvoorbeeld door het actief organiseren van onder andere bi- en multilaterale politieke overleggen en overleggen op ambtelijk niveau of het gezamenlijk agenderen van relevante onderwerpen in de Landbouw- en Visserijraad. Dat betekent ook dat LNV toenadering blijft zoeken tot EU-lidstaten die belangrijk zijn in het behalen van meerderheden of blokkerende minderheden.

4. Vooruitblik

De nationale en Europese uitdagingen op de beleidsterreinen van LNV zijn groot en grensoverschrijdend. Om ze het hoofd te bieden is samenwerking binnen de EU met begrip voor nationale omstandigheden cruciaal. Nederland heeft de kennis en kunde in huis om de transitie naar een volhoudbaar voedselsysteem en het herstel van onze natuur te bewerkstelligen, maar we kunnen het niet alleen.

In deze brief hebben wij de hoofdlijnen geschetst waar wij in EU-verband op inzetten. Over de verschillende deelonderwerpen zullen wij uw Kamer nader (blijven) informeren conform de EU-informatieafspraken.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink


X Noot
1

Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 27.Kamerstukken II, 2022–23, 36 200 XIV, nr. 27.

X Noot
2

Kamerstuk 22 112, nr. 2898.

X Noot
3

Kamerstuk 30 252, nr. 114.

X Noot
4

Kamerstuk 33 037, nr. 511.

X Noot
5

COM (2021) 345 final, 30 juni 2021.

X Noot
6

Kamerstuk 22 112, nr. 3770.

X Noot
7

Kamerstuk 21 501-32, nr. 1476.

Kamerstuk 28 286, nr. 1281.

Kamerstuk 28 286, nr. 1309.

X Noot
8

Kamerstuk 21 501-32, nr. 1396.

Kamerstuk 21 502-32, nr. 1481.

Kamerstuk 28 807, nr. 270.

Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 66.

Kamerstuk 21 501-32, nr. 1605.

Kamerstuk 35 746, nr. 21.

X Noot
9

De Vught-groep bestaat uit België, Denemarken, Zweden, Duitsland, Oostenrijk en Nederland.

X Noot
10

COM (2024) 63, final, 6 februari 2024.

X Noot
11

Kamerstuk 22 112, nr. 3916.

X Noot
12

Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 («Europese klimaatwet»).

X Noot
13

Kamerstuk 22 112, nr. 3798.

X Noot
14

Kamerstuk 36 508, nr. 1.

X Noot
15

Kamerstuk 22 112, nr. 3867.

Naar boven