Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 oktober 2023
Via de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bereikte mij het verzoek
om een schriftelijke appreciatie te geven op motie met Kamerstuk 21 501-32, nr. 1584 die woensdag 11 oktober jl. door het lid Van de Plas is ingediend tijdens het twee
minutendebat over de Landbouw en Visserijraad (Handelingen II 2023/24, nr. 11, Tweeminutendebat
Landbouw- en Visserijraad 18 september 2023 (eerste en tweede deel)).
De motie vraagt het kabinet zich in de Landbouw- en Visserijraad uit te spreken voor
subsidiariteit en landen-specifieke doelstellingen inzake bodemkwaliteit en -monitoring,
omdat de ambitie binnen de Richtlijn bodemmonitoring en bodemweerbaarheid om tegen
2050 alle verontreinigingen tot nul terug te dringen weinig flexibiliteit overlaat
voor boeren.
Het op 5 juli jl. gepubliceerde voorstel voor een Richtlijn inzake bodemmonitoring
en -veerkracht (richtlijn bodemmonitoring) stelt als lange termijn doel dat in 2050
alle bodems in de EU gezond zijn. Het Kabinet steunt dit doel. Gezonde bodems zijn
van groot belang voor koolstofopslag, voedselzekerheid, voorkoming van wateroverlast,
klimaatadaptatie en verbetering van de biodiversiteit en waterkwaliteit. Het streven
naar verbetering van de gezondheid van de bodems sluit ook aan op het Nederlandse
bodembeleid.
Het Kabinet is niet op voorhand van mening dat de gepubliceerde richtlijn te weinig
flexibiliteit biedt en geen ruimte zou bieden voor specifieke nationale doelstellingen.
Tegelijkertijd is het kabinet uiterst kritisch op het thans voorliggende voorstel
en acht dit op belangrijke onderdelen niet werkbaar, waarbij overigens nog veel onduidelijk
is. De gesprekken over het voorstel van de Europese Commissie moeten nog van start
gaan. Als verwoord in het BNC-fiche, zet het kabinet hierbij in op ondersteuning van
het voorstel, mits dit op onderdelen wordt aangepast.1
Eén van de aanpassingen die het kabinet bepleit is dat bij beoordeling van de gezondheid
van een bodem, rekening moet worden gehouden met de historische en natuurlijke omstandigheden
en met het bodemtype en bodemgebruik.
Het kabinet onderkent dat de overgang naar duurzaam bodembeheer met stappen gaat en
dat onze boeren de ruimte en tijd moeten krijgen om hun bedrijfsvoering hierop aan
te passen. Dit laat onverlet dat we moeten inzetten op verbetering van de gezondheid
van onze bodems.
Gezien het voorstaande ontraad ik deze motie.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen