De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de ophanden zijnde EU-Verordening tot natuurherstel, oftewel het
natuurverslechteringsverbod voor natuur, ook buiten Natura 2000-gebieden tot verstrekkende
gevolgen kan leiden die ons gehele land op slot dreigen te zetten;
overwegende dat er al een motie is aangenomen die het kabinet opdraagt zich maximaal
in te zetten om dit verslechteringsverbod in de Verordening natuurherstel van tafel
te halen, zodat Nederland niet verder op slot komt te zitten op het gebied van woningbouw,
infrastructuur en energietransitie;
overwegende dat lidstaten in Europa soeverein zijn;
overwegende dat de EU, binnen de Vogel- en Habitatrichtlijn en binnen een aantal artikelen,
lidstaten de ruimte geeft om af te wijken;
overwegende dat artikel 16, lid c, van de Habitatrichtlijn stelt dat afwijken mogelijk
is «in het belang van de volksgezondheid en de openbare veiligheid of om andere dwingende
redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische
aard, en voor het milieu wezenlijke gunstige effecten»;
overwegende dat lidstaten van de EU zelf mogen bepalen en aanwijzen wat «groot algemeen
belang» is;
verzoekt de regering zich in de EU verder actief te blijven verzetten tegen deze verordening
en in de Landbouwraad van 24 en 25 april uit te spreken dat Nederland deze verordening
natuurherstel niet zal implementeren, met verwijzing naar artikel 16, lid c, in de
Habitatrichtlijn, zodat Nederland, met oog voor natuurherstel het land niet verder
op slot hoeft te zetten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van der Plas