21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1467 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 november 2022

Op 17 oktober 2022 vond de Landbouw- en Visserijraad (hierna: LVR of Raad) plaats te Luxemburg. Met deze brief informeer ik de Kamer over de uitkomsten.

Vaststelling vangstmogelijkheden in de Oostzee in 2023

Voorafgaand aan de Raad was al een politiek akkoord bereikt over vangstmogelijkheden in de Oostzee in 2023 door de lidstaten met directe visserijbelangen in de Oostzee. De Ministers gaven tijdens de plenaire vergadering van de Raad op maandag een unaniem politiek akkoord op de voorliggende concept Raadsverordening. Om tot een definitief akkoord te komen, is een schriftelijke procedure gevolgd.

Het conceptakkoord is in lijn met de wetenschappelijke adviezen en een belangrijke stap in de richting van herstel van veel bestanden in de Oostzee. Het bereikte compromis heeft grote impact voor lidstaten met een direct belang in de Oostzee; voor veel bestanden gaat een nul-vangst gelden en voor andere bestanden betekent het akkoord een substantiële vermindering van vangsten. Lidstaten met en zonder direct belang in de Oostzee erkenden echter breed het belang van duurzame visserij en stabiele bestanden in de Oostzee. Hierbij benoemden verschillende lidstaten de noodzaak om ook breder te kijken naar, en te werken aan, oorzaken van de slechte staat van de bestanden. De Europese Commissie benoemde in dit verband zaken als klimaatverandering, eutrofiëring, stikstof, etc. Tevens zijn zorgen gedeeld over de houding van Rusland, die zich niet aan afspraken over vangstquota houdt.

Nederland heeft, gesteund door twee andere lidstaten, aangegeven dat het mogelijk voortzetten van de volledige gebiedsflexibiliteit die vorig jaar is geboden, gezien de ook voor dit jaar geldende nul-vangsten voor Westelijke Oostzeeharing in de Oostzee en het Skagerrak, geen gewenste oplossing is. Bij volledige gebiedsflexibiliteit kunnen de betrokken lidstaten hun vangstmogelijkheden voor Noordzeeharing volledig in de Noordzee opvissen, waar dit eerder tot 50% was gelimiteerd en de rest dus in het Skagerrak diende te worden gevist.

ICCAT-jaarvergadering (14-21 november 2022)

De Commissie startte de gedachtewisseling over de jaarvergadering van de International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas (ICCAT), die van 14 tot en met 21 november 2022 is, door haar prioriteiten uiteen te zetten. De basis voor alle totaal toegestane vangst (TAC’s) zal worden gevormd door beschikbaar wetenschappelijk advies. Na jaren van onderzoek en analyses gaat de ICCAT waarschijnlijk een nieuwe beheer procedure goedkeuren voor Oostelijke blauwvintonijn. Deze procedure kan in de toekomst automatisch de TAC vaststellen, neemt het mengen van Oostelijke en Westelijke bestanden voor het eerst mee en vormt een betere basis voor monitoring en beheeronderzoek. De EU zal ook met een voorstel komen om bijvangst te verminderen en de overlevingskans van zeeschildpadden te verbeteren. Tevens gaf de Commissie aan veel aandacht te geven aan betere naleving en handhaving van afspraken.

Lidstaten gaven ook in het kader van de ICCAT aan de wetenschappelijke adviezen te willen volgen om te zorgen voor stabiliteit van bestanden. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, riep op tot een ambitieuze houding ten behoeve van duurzame visserij. Tegelijkertijd benadrukten een aantal lidstaten ook de (sociaaleconomische) offers die de afgelopen jaren zijn gebracht door de visserijsector. Tot slot werd gesproken over de eenzijdige vaststelling van een eigen quotumaandeel voor witte tonijn door Turkije; een volgens lidstaten en Commissie onaanvaardbare actie.

Marktsituatie, met name na de invasie in Oekraïne

Diversen punt Biologisch eiwitvoer uit Oekraïne

Zoals iedere maand begon de Commissie de gedachtewisseling over de situatie op de landbouwmarkten met een overzicht van de recente marktontwikkelingen. Deze verschilt amper van de vorige update tijdens de Raad van september. Daarnaast bracht Litouwen onder dit punt een AOB in over het tijdelijk toestaan (derogatie) van het voederen van biologisch vee met niet biologisch eiwithoudend diervoeder. Dit vanwege het tekort dat eerder dit jaar ontstond toen biologisch eiwithoudende gewassen maar beperkt uitgevoerd konden worden vanuit hoofdleverancier Oekraïne. Nu Oekraïne heeft aangegeven weer voldoende biologisch eiwithoudend diervoer uit te kunnen voeren, riep de Litouwse delegatie lidstaten op om de derogatie niet meer toe te passen en weer Oekraïense biologische eiwitten te kopen. Bijna alle lidstaten gaven aan geen gebruik te hebben gemaakt van de derogatiemogelijkheid voor biologisch eiwitrijk veevoer. Nederland had vóórdat het punt op de agenda van de LVR werd gezet, al het voornemen om per 1 december de toepassing van de derogatie te beëindigen.

Ook vanuit de lidstaten was het beeld van de situatie op de landbouwmarkten nagenoeg gelijk aan dat van vorige Raad; er werd tegelijkertijd breed steun en solidariteit met Oekraïne en de Oekraïners uitgesproken als ook gesproken over de hoge kosten. Speciale aandacht ging, net als tijdens het aparte «diversen punt» (later in deze brief), uit naar de situatie omtrent de productie van kunstmest. Lidstaten riepen op om te zoeken naar (en toestaan van) alternatieven (RENURE – REcovered Nitrogen from manURE). Ook Nederland onderstreepte het belang van RENURE. In het licht van de voortdurende Russische invasie van Oekraïne, wezen verschillende lidstaten op het belang van het openhouden van de Zwarte Zee route voor export van landbouwproducten.

Handelsgerelateerde landbouwvraagstukken

Onder handelsgerelateerde landbouwvraagstukken gaf de Commissie een stand van zaken over lopende onderhandelingen voor handelsakkoorden en multilaterale onderhandelingen. Hierbij benadrukte de Commissie het thema voedselzekerheid. Onder lidstaten lijkt er consensus te bestaan over de noodzaak om handelsstromen open te houden, te werken aan een veerkrachtig en duurzaam voedselsysteem en de noodzaak om innovatie te bevorderen. Dat blijkt bijvoorbeeld tijdens de G20 bijeenkomst op Bali die in het teken van voedselzekerheid stond. Ten aanzien van lopende onderhandelingen over handelsakkoorden gaf de Commissie aan dat er een onderhandelaarsakkoord met Nieuw Zeeland is bereikt, en dat de onderhandelingen met Australië en India voortduren. De Commissie gaf aan dat de Russische invasie in Oekraïne en de gevolgen daarvan hebben laten zien dat de EU moet voorkomen te sterk afhankelijk te zijn van één land voor kritieke goederen.

Veel lidstaten benadrukten het belang van deze open strategische autonomie. Er was daarnaast een brede consensus dat handelsakkoorden en/of opbouw van bilaterale relaties van groot belang zijn voor de EU, juist om door middel van diversificatie ongewenste afhankelijkheden van individuele derde landen te voorkomen. Vooral wanneer deze gestoeld zijn op de normen en waarden van de Unie. Een meerderheid van de lidstaten gaf aan duurzaamheidsafspraken in mogelijke akkoorden erg belangrijk te vinden, zowel in relatie tot een eerlijke concurrentiepositie als manier om de wereld duurzamer te maken, wat bijdraagt aan wereldwijde voedselzekerheid. Een aantal lidstaten sprak expliciet steun uit voor de opgenomen duurzaamheidaspecten in het onderhandelaarsakkoord met Nieuw Zeeland. Tegelijkertijd riepen veel lidstaten de Commissie op om voorzichtig te werk te gaan tijdens onderhandelingen wanneer het gaat om gevoelige sectoren in de EU.

De oproep van Nederland om de studie van begin 2021 naar cumulatieve effecten van handel op landbouw van een update te voorzien kreeg veel steun. De Commissie heeft toegezegd ernaar te kijken. Daarnaast heeft Nederland steun uitgesproken voor de, tevens op 17 oktober, bij de Raad Buitenlandse Zaken aangenomen raadsconclusies over de mededeling «handel en duurzame ontwikkeling». Dit vanwege het belang om de lat hoger te leggen als het gaat om duurzaamheid en biodiversiteit.

Einde maken aan het systematisch doden van ééndagshaantjes in de EU (AOB)

Frankrijk en Duitsland, gesteund door België, Cyprus, Finland, Ierland, Luxemburg, Oostenrijk en Portugal, riepen tijdens dit diversen punt op tot een EU breed verbod op het systematisch doden van ééndagshaantjes. Lidstaten spraken uit dat het systematisch doden van mannelijke kuikens onethisch en maatschappelijk onacceptabel is. Een aantal lidstaten sprak in dit kader over mogelijke alternatieven voor doding, zoals in-ovo technieken (geslachtsbepaling in het ei). Ook Nederland sprak tijdens de Raad steun uit voor dit punt, maar gaf daarbij wel als dringende oproep mee om oog te hebben voor mogelijke negatieve bijeffecten die kunnen ontstaan, zoals het verplaatsten van kuikenboerderijen naar derde landen. Tevens gaf Nederland aan belang te hechten aan het meenemen van de bevindingen van de effectenbeoordeling die eerdaags uitkomt.

De Commissie herhaalde het standpunt dat eerder dit jaar ook gegeven is; namelijk dat zij toe werkt naar een einde aan de praktijk van het systematisch doden van ééndagshaantjes en hoopt op de steun van lidstaten hiervoor. In de effectenbeoordeling die binnenkort uitkomt, zullen ook de sociaaleconomische gevolgen meegenomen worden. Doordat we in een veranderende economische context zitten, is het nog meer zaak om te kijken naar innovatie -zoals vroege geslachtsbepaling, aldus de Commissie.

Cofinancieringsbeperkingen van fytosanitaire en veterinaire programma's (AOB)

Dit diversen punt, dat werd opgebracht door Oostenrijk en Hongarije, was vooraf medeondertekend door 21 andere lidstaten, waaronder Nederland. Het betreft de aankondiging van de Commissie om de cofinancieringspercentages voor fytosanitaire en veterinaire programma’s te verlagen, waardoor lidstaten zelf extra geld bij moeten dragen. Deze aankondiging komt op een ongelukkig moment; het geldt óók voor programma’s die al lopen en inmiddels zijn veel nationale begrotingen voor 2023 al ingediend. Ook voor Nederland heeft dit financiële gevolgen, die opgevangen worden in het diergezondheidsfonds. Lidstaten riepen de Commissie daarom op om nogmaals goed te kijken of er ergens in het budget financiële ruimte gevonden kan worden.

Lidstaten wezen op het belang van fytosanitaire en veterinaire programma’s voor de volksgezondheid, voedselveiligheid, maar ook milieu en duurzaamheid. De programma’s zorgen immers voor een vermindering van de noodzaak van het gebruik van bestrijdingsmiddelen en geneesmiddelen. Enkele lidstaten vroegen daarnaast ook om een brede strategische discussie met de Commissie over een zo hoog mogelijke veterinaire en fytosanitaire bescherming binnen de EU. Tevens vroeg een aantal lidstaten om het programma van de PSE (The Phytochemical Society of Europe) te herzien. De Commissie vroeg om begrip voor de lastige financiële situatie, mede omdat COVID en de invasie van Oekraïne een grote druk op de EU begroting leggen. Gezien de enorme toename van gevallen van vogelgriep en varkenspest, zijn de oude cofinancieringspercentages niet meer houdbaar. De Commissie zal tegen het einde van het jaar met een voorstel komen en dit in het COREPER voorleggen.

Samenwerking bij EU-kader voor bosmonitoring en strategische plannen (AOB)

Oostenrijk en Finland leidde het diversen punt over samenwerking tussen de Commissie en lidstaten bij het opstellen van een EU-kader voor bosmonitoring en strategische plannen in. Ook dit AOB was vooraf door een groot aantal (17) lidstaten medeondertekend. De ondertekenende lidstaten vroegen, evenals Nederland, om een stroomlijning van nationale (monitoring)gegevens m.b.t. bossen wanneer de EU gaat kijken naar een EU breed kader. Dit omdat er al veel gegevens bekend zijn op nationaal niveau en om de administratieve lasten zo veel mogelijk te beperken. Verschillende lidstaten benadrukten het belang van het betrekken van lidstaten door de Commissie om tot een goed systeem te komen. Nederland, net als een aantal andere lidstaten, legde ook de nadruk op het belang van bossen voor de EU voor klimaat, biodiversiteit, gezondheid, de economie en samenleving in brede zin. De Commissie erkende het belang van het voortbouwen op bestaande gegevensverzameling, zoals op nationaal niveau.

Het voorzitterschap kondigde aan de bossenstrategie voor 2030 op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad van november te zetten. De Tsjechische voorzitter verzocht de Commissie om de Raad dan ook te informeren over wat er is gebeurd met de aanbevelingen die in de eerdere Raadsconclusies m.b.t. dit onderwerp zijn opgenomen.

Bevordering RENURE-meststoffen als onderdeel van de circulaire economie (AOB)

België diende tijdens de Raad, mede namens Nederland, Hongarije, Malta, Portugal en Spanje een diversen punt in over het gebruik van RENURE-meststoffen als onderdeel van een circulaire economie en landbouw. In het licht van de stijgende grondstofprijzen, moeten alle alternatieve meststoffen gebruikt kunnen worden. Bovendien past de productiewijze van RENURE perfect bij het toewerken naar een circulaire economie. België, en de andere lidstaten die het woord namen, vroegen de Commissie dan ook om (het gebruik en de stimulering van) RENURE op te nemen in de door de Commissie aangekondigde mededeling over meststoffen. Naast de medeondertekenende lidstaten, kon deze oproep rekenen op steun van een groot aantal lidstaten.

De Commissie zei het hergebruik van meststoffen te ondersteunen, en tegelijkertijd maar beperkte toegevoegde waarde voor RENURE te zien; het grootste deel van nutriënten uit dierlijke mest wordt al over landbouwgrond uitgereden. RENURE zou vooral interessant kunnen zijn op plekken waar geen vee gehouden wordt of een tekort is aan nutriënten. De limiet van 170 kg N uit dierlijke mest per hectare geldt alleen in nitraatgevoelige gebieden. Er is geen beperking van RENURE producten in 30% van landbouwgebieden in Europa. Echter, in vervuilde gebieden zouden algeheel minder meststoffen gebruikt moeten worden. Daarnaast moet voorkomen worden dat met het gebruik van RENURE meer ammoniak vervuiling zou gaan optreden. De Commissie riep tot slot op tot het indienen van concrete ideeën en voorstellen die mogelijk meegenomen kunnen worden in de verwachtte mededeling. Nederland zal hier gebruik van maken en voorstelen indienen. De mededeling zal vervolgens leiden tot een actieplan Nutriëntenbeheer begin 2023.

Uitdagingen en kansen m.b.t. EU-initiatieven voor koolstoflandbouw (AOB)

Vanuit de V4 + 4 landen1 kwam een AOB punt over de uitdagingen en kansen m.b.t. EU initiatieven voor koolstoflandbouw. De Commissie is momenteel bezig met een voorstel voor een verordening betreffende de certificering van koolstofverwijdering. De V4 + 4 landen noemden tijdens de Raad een aantal voorwaarden waaraan deze verordening zou moeten voldoen. Genoemd werd onder andere vrijwilligheid, financiële ondersteuning voor boeren, beperking van monitoringskosten/administratieve lasten.

Lidstaten riepen de Commissie op om hen te betrekken bij het opstellen van de verordening. De Commissie zegde dit toe, evenals het betrekken van mogelijke afnemers en landbouwers. Het doel van de Commissie is om barrières weg te nemen en koolstoflandbouw aantrekkelijk te maken.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema


X Noot
1

Visegrad-groep van Slowakije, Hongarije, Polen, en Tsjechië (onthield zich van ondertekenen i.v.m. voorzitterschap) en Bulgarije, Kroatië, Roemenië en Slovenië.

Naar boven