21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1275 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 februari 2021

Met deze brief informeer ik uw Kamer over de agenda van de videoconferentie voor landbouw- en visserijministers van 22 februari aanstaande. Op het moment van schrijven is er nog geen definitieve agenda beschikbaar. Tevens informeer ik uw Kamer over andere visserijconsultaties (trilateraal VK en Noorwegen, en bilateraal Noorwegen) en de uitbetaling van het agrarisch natuur- en landschapsbeheer (ANLb).

I. AGENDA VIDEOCONFERENTIE

Bilateral EU-UK Consultations for fishing opportunities for 2021, and, for deep-sea stocks, for 2021 and 2022 – State of play of the consultations

In de eerste week van februari 2021 zijn de consultaties met het VK inhoudelijk gestart. Zoals gemeld aan de Kamer op 14 januari 2021 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1272) wordt er in de bilaterale consultaties met het VK gesproken over de definitieve vangsthoeveelheden voor 2021 voor de 76 gedeelde en samen beheerde bestanden. Dit betreft onder andere de voor Nederland belangrijke visbestanden tong, tarbot, horsmakreel, griet, zeeduivel, Noorse kreeft en roggen. De inzet voor deze consultaties heb ik in de hiervoor genoemde brief met uw Kamer gedeeld. Omdat afspraken die worden gemaakt in deze consultaties van groot belang zijn, is tijdens de videoconferentie voor Landbouw- en Visserijministers van 25 januari jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1274) besproken dat de Commissie de Raad regelmatig informeert over de voortgang. De verwachting is dat de Commissie tijdens de videoconferentie op 22 februari een terugkoppeling zal geven over de eerste weken van de consultatie.

Naast de afspraken over definitieve vangstmogelijkheden voor 2021, wordt in deze consultaties ook gesproken over een groot aantal technische aspecten die voortvloeien uit de nieuwe situatie na Brexit. Zoals aangegeven in de eerder genoemde brief aan uw Kamer hecht ik groot belang aan het instellen van een goedwerkend quota ruilmechanisme zodat idealiter er gedurende het jaar eigenstandig door lidstaten quota geruild kunnen worden met het VK. Ik ben me er evenwel van bewust dat in de nieuwe constellatie een ruil op het niveau van de EU dient plaats te vinden; mijn streven is dat er een praktische en doelmatige procedure met het VK overeengekomen kan worden. Dit is essentieel zodat de visserij optimaal kan functioneren en om verstikkingsproblematiek te voorkomen.

Daarnaast zullen naar verwachting de volgende technische punten besproken worden: flexibiliteit van quota tussen gebieden, jaarflexibiliteit ten behoeve van meerjarenbeheer van de visbestanden, technische maatregelen die nodig zijn ter bescherming van bepaalde visbestanden in de Keltische en Ierse zee, de implementatie van de aanlandplicht en uitzonderingen daarop en het visserijbeheer op niet-gequoteerde bestanden.

Zoals gezegd zijn de bilaterale consultaties met het VK begin februari 2021 gestart en bevinden deze zich nog in een beginfase. Daarom is het momenteel nog niet duidelijk wat de reikwijdte is van de technische discussies. Dat laat onverlet dat ook met betrekking tot de eerder genoemde punten het Nederlandse uitgangspunt is, dat er vastgehouden wordt aan de regelgeving zoals onder andere vastgelegd in het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) en de meerjarenplannen waar van toepassing. Daarnaast zal ik pleiten voor convergentie van regels in EU en VK wateren om zo duidelijkheid te scheppen voor de vissers. Ik zal uw Kamer informeren wanneer er meer duidelijkheid is over deze technische punten.

II. Andere consultaties: trilaterale consultatie (VK en Noorwegen) en bilaterale consultatie (Noorwegen)

Zoals gemeld aan uw Kamer op 4 december (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1268) wordt er in de trilaterale consultaties met het VK en Noorwegen met name gesproken over de vangsthoeveelheden voor de 6 gedeelde en samen beheerde bestanden. Dit betreft schol, kabeljauw, haring, wijting, schelvis en koolvis in de Noordzee. Mijn inzet voor deze consultaties heb ik in de hiervoor genoemde brief met de Kamer gedeeld. Deze consultaties zijn begin januari 2021 gestart. Op dit moment zijn deze consultaties vergevorderd, maar nog niet afgerond. Er is met name discussie over de hoogte van de Total Allowable Catch (TAC) voor kabeljauw en haring. Op het moment dat er een akkoord is met het VK en Noorwegen zal ik uw Kamer hier uiteraard over informeren.

Voor de uittreding van het VK uit de EU werd in de (toen nog alleen bilaterale) consultaties met Noorwegen ook gesproken over toegang tot de wateren en de ruil van quota tussen de EU en Noorwegen. Deze twee onderwerpen zijn in de nieuwe situatie geen trilaterale, maar bilaterale onderwerpen tussen de EU en Noorwegen. Het VK heeft immers niets te maken met toegang tot Noorse wateren voor Europese vissers. Ook heeft het VK geen rol bij de onderhandelingen over een ruil van quota tussen de EU en Noorwegen. Daarom moeten deze onderwerpen worden besproken in een bilaterale setting.

Deze bilaterale consultatie over toegang tot de wateren en de balans, is op dit moment nog niet begonnen. Zowel de EU als Noorwegen geven aan dat er eerst duidelijkheid moet zijn over de TAC’s voor de 6 hierboven genoemde bestanden die in trilaterale context besproken worden. Daarnaast is er ook enige samenhang met bestanden die in de bilaterale consultaties tussen de EU en het VK aan de orde komen. Er zijn bijvoorbeeld bepaalde bestanden onderdeel van de quotumruil met Noorwegen, waarvan de vangsthoeveelheid eerst moet worden vastgesteld in de bilaterale consultaties met het VK (bijvoorbeeld voor horsmakreel en zeeduivel). Ook moeten er nog afspraken worden gemaakt met het VK over de verdeelsleutel van blauwe wijting in het kader van de kuststatenonderhandelingen. Hierbij vind ik het belangrijk dat de verdeling die in het verleden gehanteerd is, blijft gelden.

Aangezien de trilaterale consultaties in vergevorderd stadium zijn, verwacht ik dat er op redelijk korte termijn over deze bilaterale aspecten met Noorwegen gesproken zal worden. Dit zal overigens afhankelijk zijn van de discussie die op dit moment loopt over kabeljauw in het Svalbard gebied. De EU heeft unilateraal een TAC voor de EU vastgesteld voor dit kabeljauwbestand. Noorwegen is het hier echter niet mee eens, en heeft unilateraal een lager quotum vastgesteld, zonder hier evenwel toelichting op te geven. Het lijkt er nu op dat Noorwegen de bilaterale consultaties, die feitelijk los staan van deze discussie over kabeljauw in Svalbard, hoewel die onderdeel zijn van een ander akkoord, hier toch aan wil verbinden.

Een belangrijk punt voor Nederland in de bilaterale onderhandelingen met Noorwegen is de jaarlijkse uitruil van quota, met als grootste onderdeel de ruil van blauwe wijting voor Arctische kabeljauw (niet te verwarren met Svalbard kabeljauw). Zoals ik in voorgaande jaren heb aangegeven moeten de lidstaten die quota willen hebben van Noorwegen, hier ook voor betalen. Nederland draagt al jaren relatief meer bij aan deze balans, aangezien er voornamelijk voor de Arctische kabeljauw betaald wordt met blauwe wijting. Nederland heeft een groot aandeel in de TAC van blauwe wijting, maar ontvangt geen Arctische kabeljauw.

De totale balans tussen de EU en Noorwegen is door het vertrek van het VK uit de EU fundamenteel veranderd. Het VK was in het verleden een netto ontvanger van de quotaruil met Noorwegen. Dat betekent dat zij meer quotum kreeg, dan waar ze voor betaalde. Nu het VK geen rol meer speelt bij deze ruil, biedt dit ruimte om de balans in de jaarlijkse ruilen met Noorwegen onder de lidstaten beter te verdelen. Concreet betekent dit dat Nederland zich inzet om dit jaar niet of veel minder met blauwe wijting in te leggen in ruil voor de voor Nederland niet interessante arctische kabeljauw.

III. Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer regeling uitbetaald

Begin januari is RVO gestart met de betalingen Agrarisch Natuur en Landschapsbeheer (ANLb). Eind januari waren alle aanvragen uitbetaald, waarmee de betaaldoelstelling die met uw Kamer is afgesproken, is gehaald. In totaal is € 77,1 mln uitbetaald aan de 40 agrarische collectieven (2019: € 71,2 mln). De aanvragen waren ook dit jaar van hoge kwaliteit; 99,8% van de aangevraagde subsidie is uiteindelijk uitbetaald.

Het ANLb is onderdeel van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). RVO voert deze subsidieregeling uit in opdracht van de provincies. Hierbij wordt nauw samengewerkt met het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dat als beheersautoriteit van het Europees Fonds voor de Plattelandsontwikkeling (ELFPO) verantwoordelijk is voor de financiering van het ANLb. Het ANLb heeft als doel het verbeteren van de biodiversiteit en het creëren van leefgebieden voor de doelsoorten.

Hierbij gaat het vooral om de weide- en akkervogels. De collectieven beheren in totaal 152 leefgebieden. In deze leefgebieden zijn 11.180 beheerders actief, die ruim 136.000 regelingspercelen beheren met een totale netto omvang van bijna 100.000 hectare.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven