21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1259 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 19 november 2020

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van 6 november 2020 over de geannoteerde agenda Videoconferentie voor Landbouwministers van 16 november 2020 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1258).

De vragen en opmerkingen zijn op 10 november 2020 aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 11 november 2020 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Kuiken

Adjunct-griffier van de commissie, Goorden

Inhoudsopgave

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

7

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

8

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

9

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

11

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

11

     

II

Antwoord/ Reactie van de Minister

13

     

III

Volledige agenda

18

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad op 16 november 2020

Herziening Controleverordening

De leden van de VVD-fractie hebben kritische vragen over de herziening van de Controleverordening. Deze leden lezen dat de Minister hecht aan «uitvoerbare en handhaafbare» regelgeving. In dit verband vragen zij allereerst of de Minister meent dat de huidige verplichtingen voortvloeiend uit de aanlandplicht «uitvoerbaar en handhaafbaar» zijn.

Deze leden lezen eveneens dat «zwaardere controle-eisen» onder de Remote Electronic Monitoring (REM)-plicht gebaseerd moeten zijn op een risico-assessment. Is voorafgaand aan het vaststellen van deze controle-eisen dit risico-assessment reeds afgerond? Zo ja, kan de Minister delen wat de uitkomsten van dit assessment waren? Zo nee, deelt zij dan de mening dat het niet bekend is of de zwaardere controle-eisen op dit moment wel proportioneel zijn? Kan de Minister toelichten voor welke vissers de voorgestelde controlevereisten van toepassing zullen zijn? Om welke reden is afgestapt van het principe dat aangescherpte controle-eisen alleen gelden voor vaartuigen waarvan aantoonbaar is dat de naleving van de regels in het verleden onvoldoende is geweest? Klopt het dat op alle vaartuigen die vallen onder de «hoog risicogroep» de voorgestelde vereisten van toepassing zullen zijn? Zo ja, wat zijn de kenmerken van deze groep, op basis waarvan wordt een vaartuig onder de hoogrisicogroep geschaard en kan de Minister een inschatting maken per sector van welk deel van de Nederlandse visserij te maken zal krijgen met deze verplichtingen? Deelt de Minister de opvatting van deze leden dat met een dergelijke classificatie een grote groep vissers bij voorbaat verdacht gemaakt wordt omdat zij, zonder dat dit op individueel niveau is aangetoond, als geheel worden bestempeld als een hoog risicogroep? Heeft de Minister overleg gevoerd met de Nederlandse visserij over het voorstel voor een herziening van de Controleverordening? Zo ja, wanneer was dit en wat was de conclusie van dit overleg? Zo nee, waarom niet? Is voor de Minister duidelijk wat de financiële en bedrijfsmatige consequenties zijn van de verregaande logboekverplichtingen en het elektronische en cameratoezicht voor de visserij? Zo ja, kan zij dit kwantificeren en inzichtelijk maken? Zo nee, waarom is zij voornemens om in te stemmen met een voorstel zonder dat zij op de hoogte is van de bredere consequenties van het voorstel voor een sector die het op dit moment toch al moeilijk heeft? Kan de Minister aangeven of er in de visserij draagvlak is voor het voorstel? Als dat niet het geval is, welke consequenties moet dit wat haar betreft hebben? Kan de Minister inzichtelijk maken en kwantificeren welke kosten er voor de handhavingsautoriteiten gepaard zullen gaan met deze nieuwe vereisten? Kan de Minister toelichten waaruit de registratieplicht voor recreatieve visserij precies bestaat? Welke administratieve handelingen en vereisten worden door middel van deze plicht opgelegd aan recreatieve vissers? Op basis van welke noodzaak worden deze eisen opgelegd? Valt ecologisch te onderbouwen dat de impact van recreatieve visserij dusdanig is dat dergelijke registratieplichten proportioneel zijn? Zo nee, waarom is de Minister desondanks voornemens om een voorstel te steunen waarin dergelijke vereisten opgenomen zijn?

Concluderend menen de leden van de VVD-fractie dat het onwenselijk is dat in plaats van het werkbaar en uitvoerbaar maken van de vereisten van de aanlandplicht de Europese Commissie voorstelt om nog meer onwerkbare en onuitvoerbare verplichtingen aan vissers op te leggen om de naleving van de aanlandplicht te controleren. Er is op dit moment nog veel te weinig duidelijkheid over de mogelijke gevolgen van deze herziening, voor zowel de visserij als voor de handhavingsautoriteiten. Zonder deze duidelijkheid, zonder goed overleg met de visserij en zonder (ten dele) een draagvlak onder de vissers kan wat deze leden betreft niet ingestemd worden met de herziening van de Controleverordening nu deze zulke verstrekkende verplichtingen aan de visserij oplegt. Deelt de Minister deze mening? Zo ja, is zij bereid om bij de aanstaande Raad duidelijk te maken dat Nederland geen steun geeft aan het voorstel zoals het nu voorligt?

Marktsituatie van de Nederlandse land- en tuinbouw & visserij

De leden van de VVD-fractie vragen daarnaast een uitgebreidere toelichting op de risico’s en zorgen die de Minister heeft met betrekking op de marktsituatie van de Nederlandse land- en tuinbouw en visserij door de coronacrisis. Om welke sectoren maakt de Minister zich het meeste zorgen en waarom? Welke sectoren worden hard geraakt door een «harde» brexit en wat kan de Minister doen om een «harde» brexit zo goed als mogelijk op te vangen? Welke maatregelen heeft de Minister gesuggereerd om een crisis in de landbouwsector te voorkomen?

Steun kalverhouders

De leden van de VVD-fractie vinden het niet meer dan logisch dat de Minister heeft toegezegd in gesprek te gaan met kalverhouders over hun situatie als gevolg van de huidige coronacrisis. De gevolgen van de coronacrisis voor ondernemers in deze sector zijn groot. De markt ligt stil, maar de kosten lopen op. Het is zorgelijk dat, nu er meerdere landen in EU-verband pleiten voor een steunregeling, Nederland zich hier niet bij aansluit. Deze leden maken een punt van de argumentatie van de Minister. Zij acht de gezette verduurzamingsstappen als te gering om de oproep tot een EU-steunmaatregel te steunen. Deze leden vragen aan welke andere sectoren aanvullende randvoorwaarden zijn gevraagd om gebruik te kunnen maken van coronasteun. Zij vinden de argumenten van de Minister daarnaast niet opportuun. De Minister spreekt over verduurzamingsstappen, maar welke verduurzamingsstappen kan een kalverhouder de komende periode zetten als deze door de coronacrisis en gebrek aan steun nagenoeg op omvallen staat? Kan de Minister ingaan op het gesprek dat zij met kalverhouders gaat hebben? Heeft dit gesprek al plaatsgevonden? Zo nee, wanneer vindt dit plaats? Zo ja, wat is er besproken en welke conclusies kunnen er getrokken worden? Deze leden doen een dringend beroep op het kabinet om steun voor het voorstel van Spanje, Frankrijk, Kroatië, Hongarije en Letland over EU-steun voor de kalverhouderijen te heroverwegen.

Verslag van de Landbouw- en Visserijraad op 19 en 20 oktober 2020

Raadsconclusies Farm-to-Forkstrategie

De leden van de VVD-fractie lezen dat verschillende landen commentaar hebben op de Van boer tot bord-strategie. Deze leden herkennen zich in de commentaren over de betaalbaarheid van de strategie. Is de Europese Commissie nog tegemoetgekomen aan de commentaren van verschillende lidstaten? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet? Heeft Nederland ook commentaar gegeven op onderdelen van de Raadsconclusies over de Van boer tot bord-strategie? Deze leden lezen daarnaast in het verslag van de vorige Landbouw- en Visserijraad dat enkele lidstaten «reserves hebben uitgesproken» ten aanzien van de Van boer tot bord-strategie met betrekking tot «de gevolgen voor de marktpositie van Europese landbouwproducten en een verwijzing naar handelsverdragen». Kan de Minister deze «reserves» verder toelichten? Welke lidstaten hebben deze bezwaren geuit, met welke onderbouwing en met betrekking tot welke handelsverdragen?

Daarnaast hebben de leden van de VVD-fractie met interesse kennisgenomen van de publiekssamenvatting van het jaarverslag over 2019 van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij. Deze leden lezen dat 72% van het beschikbare budget is gecommitteerd en 27% is gedeclareerd. Kan de Minister toelichten welke redenen ten grondslag liggen aan het feit dat – kennelijk – niet het hele beschikbare budget gecommitteerd of gedeclareerd wordt om de innovatie in de Nederlandse visserij te bevorderen? Kan de Minister toelichten wat de doorlooptijd van aanvraag tot uitkering is? Welke lopende projecten onder de regeling «Aanlandplichtinnovatieprojecten» zijn tot dusver afgerond en vastgesteld?

Raadspositie hervorming GLB

Het stemt de leden van de VVD-fractie tevreden dat er op 21 oktober dan eindelijk een akkoord is bereikt over een Raadspositie rond het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Deze leden lezen dat er naar verwachting in het voorjaar van 2021 een politiek akkoord wordt bereikt over het nieuwe GLB. De Raad is nu tot een algemene oriëntatie gekomen. Welke rol speelt de Europese Commissie in het te bereiken politieke akkoord tussen het Europees Parlement en de Raad? Wat zijn de grootste verschillen tussen het voorstel van de Europese Commissie en de standpunten van de Raad en het Europees Parlement en wanneer wordt er een akkoord verwacht?

De leden van de VVD-fractie pleiten al langer voor meer aandacht voor innovatie in de land- en tuinbouw. Deze leden vinden het dan ook niet meer dan terecht dat er in het nieuwe GLB veel ruimte is voor het bevorderen van innovatiekracht en de overdracht van kennis en innovatie. Zij vragen op welke manier de afspraken uit het voorliggende nieuwe GLB meer ruimte geven aan innovaties dan nu het geval is. Hoe wordt geborgd dat er daadwerkelijk meer ruimte komt voor de boer om te experimenteren over de hele breedte, van gewasbescherming tot stalsystemen?

De leden van de VVD-fractie lezen over de terechte en broodnodige steun voor de jonge boer. Deze leden maken zich daarbij wel zorgen over de uitwerking en de criteria tot het verkrijgen van steun. Zij verwijzen bijvoorbeeld naar het fonds van het kabinet voor jonge boeren ter ondersteuning van bedrijfsovernames waarvoor zich maar twee jonge boeren hebben aangemeld. De 2% van het GLB die beschikbaar komt voor de inkomenssteun en gerichte investeringssteun voor de jonge boeren moet daar dan ook terecht komen. De beschikbare gelden moeten daadwerkelijk bereikbaar zijn voor de jonge boer en niet, zoals bij het hiervoor genoemde fonds voor bedrijfsovernames, dusdanig zware criteria met zich meebrengen dat de gelden voor jonge boeren onbereikbaar blijven. Kan de Minister hierop reageren? Hoe waarborgt de Minister zowel in EU-verband als in nationaal verband dat jonge boeren niet aan dusdanig zware criteria moeten voldoen dat gelden ter ondersteuning van de jonge boer blijven liggen? Is de Minister tevens voornemens om met de sector in gesprek te gaan over behapbare criteria? Zo nee, waarom niet?

De leden van de VVD-fractie achten het verstandig dat de Minister in samenwerking met lagere overheden al aan de slag is met voorbereidingen rond het Nationaal Strategisch Plan (NSP). Kan de Minister aangeven welke stappen inmiddels zijn gezet en welke uitwerking wacht op nadere besluitvorming? Kan de Minister bevestigen dat er voor de definitieve besluitvorming afstemming met de Kamer plaatsvindt?

De leden van de VVD-fractie lezen over de aangebrachte grens in de flexibiliteit rond de ecoregelingen. Kan de Minister toelichten hoe de Raad voornemens is deze grens in te bouwen? Deze leden delen het belang van een gelijk speelveld in relatie tot het aanbieden van eco-regelingen, maar hebben daarbij, zeker in relatie tot het EU-speelveld, wel zorgen.

De leden van de VVD-fractie vragen naar de overwegingen om uiteindelijk wel de Kaderrichtlijn Water, Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn op te nemen in de lijst van EU-richtlijnen en niet de Nitraatrichtlijn. Waarom achtte de Minister dit een gewenste stap? En waarom is er uiteindelijk besloten om niet de Nitraatrichtlijn op te nemen?

De leden van de VVD-fractie lezen verschillende keren dat de specifieke maatregelen als bijvoorbeeld de nationale overgangssteun en het oormerken van ecoregelingen tot verstoringen op de markt of het gelijke speelveld leiden. Dit baart deze leden zorgen. Zij vragen of de Minister kan reflecteren op de concurrentiepositie van de Nederlandse boer, tuinder en visser in EU-verband wanneer de voorliggende hervorming van het GLB wordt aangenomen.

Voortgang totstandkoming Nationaal Strategisch Plan (NSP) in het kader het nieuwe GLB

De leden van de VVD-fractie hebben een aantal vragen rond de behoefteanalyse. Kan de Minister toelichten hoe de behoeften worden geïnventariseerd? Hoe en op welke manier wordt de afweging gemaakt welke behoeften en doelen wel en welke niet relevant zijn voor het NSP? De Minister schrijft over een hoge prioritering voor drie groepen. Zijn deze groepen gelijkwaardig aan elkaar of maakt het kabinet in de verschillende groepen een eigen prioritering? Deze leden ontvangen graag een toelichting. Zij lezen dat de Minister nu specifiek de mogelijkheden laat onderzoeken van ecoregelingen in de vorm van een integraal puntensysteem. Welke andere vormen zijn onderzocht en waarom zou het voorliggende puntensysteem beter en haalbaarder zijn? Deze leden zijn voorstander van het inzetten op specifiek doelen zonder dat de route ernaartoe wordt dichtgetimmerd. Kunnen zij uit de inzet van de Minister en het GLB op de sturing richting doelbereik concluderen dat het nieuwe GLB inderdaad ruimte geeft aan ondernemerschap voor het behalen van de afgesproken doelen en dat ondernemers ruimte hebben en kunnen nemen voor innovatieve ontwikkelingen en experimenten bij het, op een voor het eigen bedrijf passende manier, behalen van het doel? Zij ontvangen graag een toelichting.

Plattelandsontwikkelingsprogramma in de transitieperiode

De leden van de VVD-fractie lezen over de voortzetting van het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) 2014–2020. De invulling van het POP is een gezamenlijke taak van provincies, waterschappen en het Rijk. Hoe is de verdeling in afspraken, wie heeft de regie en hoe wordt voorkomen dat er straks 12 geheel verschillende POP’s liggen, wat zorgt voor onduidelijkheid voor de grotere ondernemers in de agrarische sector die soms in meerdere provincies en waterschappen economische activiteiten hebben? Deelt de Minister de mening dat het Rijk de regierol moet pakken, juist vanwege het landelijke karakter van bijna alle pilots? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wordt dit opgepakt? Kan voorkomen worden dat de ene provincie andere criteria in het POP voor bijvoorbeeld kringlooplandbouw heeft opgenomen dan een andere provincie en dat dus dezelfde aanvraag in de ene provincie wel wordt goedgekeurd en in de andere niet? De leden ontvangen graag een uitgebreide toelichting op de mogelijkheid en de wenselijkheid hiervan. Is er over de opzet van het programma ook contact geweest met de sector zelf? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat was de reactie? Is voorliggende programmaopzet voor de ondernemer haalbaar in criteria en administratieve lasten bij de aanvraag, als uitvoerbaar op het moment dat de aanvraag is goedgekeurd? Hoeveel POP-3 aanvragen zijn er over de afgelopen programmaperiode aangevraagd? Hoeveel aanvragen zijn toegekend? Kan de Minister het (ambtelijke) traject schetsen op het moment dat een agrarische ondernemer een innovatief plan indient dat mogelijk kan bijdragen aan de bodemkwaliteit?

Besmetting van wilde zwijnen met Afrikaanse varkenspest in Duitsland en gevolgen voor Nederland

De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor de stand van zaken brief over de Afrikaanse varkenspest (AVP). Terecht dat de Minister verschillende preventieve maatregelen heeft genomen om de kans op AVP in Nederland zo klein mogelijk te maken. Deze leden maken zich zorgen over de oprukkende ziekte en het totale aantal gemelde besmettingen van 71. Wanneer acht de Minister actief ingrijpen nodig? Zij vragen of de Minister inmiddels met de sector afspraken heeft gemaakt over het transport van dieren uit, naar en door besmette gebieden? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet? Zij vragen de Minister om de Kamer te informeren wanneer er meer bekend is over de verspreiding van het virus in het oosten van Duitsland.

De leden van de VVD-fractie maken zich daarnaast zorgen over de oprukkende vogelgriep. Deze leden vragen de Minister naar de resultaten van onderzoek naar de besmettingen in Altforst en Puiflijk. Is al bekend waar de oorsprong van de vogelgriep ligt en of de besmetting in Puiflijk inderdaad te herleiden is naar het bedrijf in Altforst? Hoe monitort de Minister andere pluimveebedrijven en wilde dieren in de regio? Waarom kiest de Minister ervoor alleen de pluimveebedrijven te bemonsteren in het driekilometergebied en niet de bedrijven in het tienkilometergebied? Hoe is de monitoring van pluimveebedrijven in de rest van Nederland? Hoe is de sterfte van wilde vogels in vergelijking met andere jaren? Is hier een toename in te zien? Zijn er andere afwijkingen geconstateerd in aantallen in relatie tot het moment (begin november)? Zo ja, welke?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de achterliggende stukken met betrekking tot de Landbouw- en Visserijraad 16 november 2020 en willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.

GLB

De leden van de CDA-fractie lezen dat het Europees Parlement en de Raad hetzelfde denken over het belang van de vereenvoudigingen voor kleine boeren. Hoe ziet de Minister dit concreet voor zich voor Nederlandse boeren? Wat wordt verstaan onder een «vereenvoudigde conditionaliteitscontrole» waar lidstaten voor kunnen kiezen?

De leden van de CDA-fractie lezen dat het Europees Parlement en de Raad in de NSP’s een uitgebreidere definitie hebben opgenomen van «blijvend grasland». Daarbij zijn een aantal opties voorgesteld naast het verplichte element dat het gaat om grond die gedurende ten minste vijf jaar niet in de vruchtwisseling is opgenomen. Wat is de visie van de Minister op de andere twee voorgestelde elementen – «ten minste vijf jaar niet omploegen» en «ten minste vijf jaar niet bewerken» – en is zij voornemens deze ook op te nemen in de definitie van blijvend grasland?

De leden van de CDA-fractie zijn verheugd om te lezen dat in de doelstellingen van het GLB wordt opgenomen dat korte ketens worden bevorderd en ervoor gezorgd wordt dat veilig en kwaliteitsvol voedsel tegen eerlijke prijzen ter beschikking wordt gesteld om zo de afname van het aantal landbouwers af te laten vlakken en de economische duurzaamheid van de landbouwproductie in de EU te waarborgen. Maar hoe wordt er concreet voor gezorgd dat er een eerlijke prijs komt voor voedsel? Wat betekent dit voor Nederland, aangezien wij hier doorgaans veiliger en voedsel van betere kwaliteit produceren dan andere landen? Dezelfde vragen stellen deze leden voor het voorstel van het Europees Parlement over een regeling ter bevordering van het concurrentievermogen. Hoe ziet de Minister dit concreet voor zich voor Nederland? Wat vindt de Minister van het voorstel voor een regeling ter bevordering van het concurrentievermogen?

De leden van de CDA-fractie lezen dat de Europese Commissie en het Europees Parlement voorstander zijn van het verplicht verlagen van de betalingen, wat zou betekenen dat boerenbedrijven nog maximaal 100.000 euro aan inkomenssteun mogen ontvangen. Wat is hier de aanleiding voor geweest en waarom wordt specifiek voor 100.000 euro gekozen? Wat betekent dit in de Nederlandse situatie?

De leden van de CDA-fractie lezen dat de Raad en het Europees Parlement instemmen met het voorstel van de Commissie dat lidstaten ervoor kunnen kiezen om aanvullende inkomsenssteun voor jonge landbouwers te verstrekken. De Raad en het Europees Parlement vinden dat deze steun ook in de vorm van een vast bedrag kan worden uitgekeerd. Deze leden vragen de Minister wat dat bedrag dan zal zijn en op basis waarvan dat bepaald wordt. Ook zouden lidstaten een maximumaantal hectaren vast mogen stellen per jonge landbouwer. Wat wordt het maximumaantal hectaren per jonge landbouwer in Nederland? Wat voor invloed heeft deze maatregel op de Nederlandse agrarische sector?

De leden van de CDA-fractie lezen dat de Raad voorstelt om bij de gekoppelde inkomenssteun niet 20%, maar 15% van de interventies in de operationele programma’s te besteden aan (1) milieu en klimaat en (2) de afzetbevordering, ontwikkeling en uitvoering van milieuvriendelijke productiemethoden- en technieken et cetera. Waarom is dit percentage verlaagd, terwijl de eisen op het gebied van milieu steeds strenger worden?

Situatie landbouwmarkten

De leden van de CDA-fractie lezen dat de Europese Commissie een overzicht zal geven van de situatie op de landbouwmarkten, waarbij zij waarschijnlijk ook in zal gaan op de ontwikkelingen op de landbouwmarkten in relatie tot de COVID-19-pandemie en het naderende einde van de overgangsperiode voor de brexit. Welke risico’s en zorgen heeft de Minister doorgegeven aan het Duitse voorzitterschap?

Raadsconclusies over de EU-bosstrategie post-2020

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de Raadsconclusies over de EU-bosstrategie post-2020. Wat vindt de Minister van de Raadsconclusies over de EU-bosstrategie post-2020?

Visserij

De leden van de CDA-fractie zijn met de Europarlementsleden van SGP, CDA en ChristenUnie van mening dat de vissers een groter deel van de vangst moeten kunnen uitstellen tot volgend jaar, wegens de coronacrisis. Gaat de Minister zich ook hiervoor inzetten? Door de huidige coronamaatregelen is er dit jaar veel minder vraag naar vis. De eerdergenoemde parlementsleden pleiten ervoor om vissers tot 25% van bepaalde visquota te laten meenemen naar het nieuwe jaar. Deze leden herinneren de Minister eraan dat een dergelijke noodmaatregel in 2014 ook goed bleek te werken. Toen was de vraag naar vis gekelderd door een Russische boycot.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda en het verslag over de uitkomsten van de afgelopen Raad. Deze leden hebben over deze stukken enkele vragen en opmerkingen.

Ten eerste willen de leden van de D66-fractie de Minister complimenteren vanwege de successen die zij heeft weten te boeken in de Raad, zoals het mogelijk maken dat het budget voor inkomenssteun aan jonge boeren ook besteed mag worden aan gerichte investeringssteun. Daarnaast zijn deze leden blij te vernemen dat de Minister ook een hectarepremie voor natte teelten heeft bedongen. Dit achten zij net als de Minister een belangrijke stap in het behoud en herstel van veenweidegebieden, wat nodig is om bodemdaling te stoppen en de hoge CO2-uitstoot als gevolg van veenverdroging en -oxidatie te verminderen.

Geannoteerde agenda

De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat er op 30 oktober door COREPER een definitieve versie van de Raadsconclusies over de EU-bossenstrategie voor na 2020 is opgesteld. Kan de Minister een appreciatie geven van deze Raadsconclusies?

Uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad van 19 en 20 oktober

De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat ten aanzien van de ecoregelingen het Europees Parlement voorstelt ook dierenwelzijn toe te voegen als thema. Hoe denkt de Minister hierover? Hoe schat zij het krachtenveld hieromtrent in?

De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat het Europees Parlement een regeling ter bevordering van het concurrentievermogen wil, naast de basisinkomenssteun voor duurzaamheid, aanvullende herverdelende inkomenssteun voor duurzaamheid, aanvullende inkomenssteun voor jonge landbouwers en regelingen voor klimaat en milieu. Hoe beoordeelt de Minister dit standpunt? Hoe staat de Minister tegenover een dergelijke regeling?

De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat er verschillende opties zijn voor de definitie van «blijvend grasland» die lidstaten in hun NSP dienen op te nemen. Naast het verplichte element dat het grond betreft die gedurende minimaal vijf jaar niet in de vruchtwisseling is opgenomen, constateren deze leden dat er twee andere mogelijke elementen zijn, namelijk «minimaal vijf jaar niet omploegen» en «minimaal vijf jaar niet bewerken». Hoe staat de Minister er tegenover deze elementen ook op te nemen in de definitie van blijvend grasland?

De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister schrijft dat de trilogen rondom het GLB nu daadwerkelijk kunnen beginnen. Hoe verwacht de Minister dat de trilogen tussen de drie instellingen zullen verlopen? Wanneer wordt er een akkoord verwacht?

De leden van de D66-fractie constateren dat het Europees Parlement wil dat lidstaten ten minste 30% reserveren voor de ecoregelingen, 10%-punt meer dan het voorstel van de Commissie en de Raad. Hoe schat de Minister in dat deze discussie verder zal verlopen?

De Minister schrijft geen voorstander te zijn van flexibiliteit tussen pijlers. Toch stelt de Raad voor maximaal 25% flexibiliteit van pijler 1 naar pijler 2 en vice versa te hanteren. Dat terwijl het Europees Parlement maximaal 12% flexibiliteit van pijler 1 naar pijler 2 voorstelt en maximaal 5% van pijler 2 naar pijler 1. De Europese Commissie stelt 15% voor. Deze leden constateren dat dit aanzienlijke verschillen zijn. Hoe zal deze discussie verder verlopen denkt de Minister? Welke mogelijkheden ziet zij waarop de drie instellingen nader tot elkaar kunnen komen?

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de rapportage van cijfers van het Europees Milieuagentschap. Uit deze rapportage blijkt dat het slecht met de staat van instandhouding van zowel habitats als soorten in de EU. Nederland presteert onder het EU-gemiddelde. Hoe beoordeelt de Minister deze rapportage? Op welke manier wordt de rapportage in de Raad en met betrekking tot het GLB besproken? Welke conclusies verbindt de Minister aan de rapportage, met name het feit dat Nederland onder het EU-gemiddelde scoort?

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de documenten ter voorbereiding op de Landbouw- en Visserijraad die op 16 november zal worden gehouden. Deze leden hebben grote zorgen over de ontwikkelingen rondom het GLB.

Als eerst hebben de leden van de GroenLinks-fractie vragen over de brief over de besmetting van wilde zwijnen met AVP in Duitsland en de gevolgen voor Nederland. Deze leden betreuren dat er besmette wilde zwijnen zijn gevonden in Duitsland en delen de zorgen van de Minister en varkenssector hierover. Zij vinden het dan ook goed en belangrijk dat Nederland ervoor probeert te zorgen dat de Afrikaanse varkenspest zich niet verplaatst naar Nederland. Wel zij zorgen over de eventuele toename van de jacht op wilde zwijnen. De Minister verwijst in haar brief namelijk naar de kamerbrief van 12 oktober 2018. In deze brief staat dat voor een adequate bestrijding van AVP onder wilde zwijnen een effectiever beheer van wilde zwijnen van belang is. Het reduceren van het aantal dieren door middel van jacht valt hier ook onder. Al eerder hebben deze leden hier hun zorgen over geuit. Kan de Minister vertellen of de jacht op wilde zwijnen zal worden geopend naar aanleiding van de besmettingen in Duitsland? Deelt de Minister de mening van deze leden dat de jacht op wilde zwijnen alleen als laatste redmiddel tegen AVP zou moeten worden gebruikt? Kan zij dit toelichten?

De leden van de GroenLinks-fractie maken zich verder grote zorgen over de voortgang van het GLB na de standpuntbepaling van de Raad en het Europees Parlement. De Europese Commissie zegt dat de Green Deal haar hoofdprioriteit is. Echter staan de voorwaarden voor de besteding van honderden miljarden euro’s landbouwsubsidies haaks op de doelstellingen uit de Green Deal. Deze leden vinden het belangrijk dat de landbouwsector verduurzaamt en dat de subsidies hier optimaal voor worden ingezet. Alleen op die manier kunnen de milieudoelstellingen uit de Green Deal worden behaald. Deelt de Minister de mening van deze leden dat het GLB niet verenigbaar is met de doelen uit de Green Deal? Kan zij dit toelichten? Blijft zij erbij dat zij staat achter de doelen van de Van boer tot bord- en biodiversiteitsstrategie? Kan de Minister via het NSP de gebrekkige ambitie van de EU met het GLB repareren en gaat zij dit ook doen? Wanneer komt dat NSP? Er is veel geld voor subsidies voor vergroening bij boeren, maar de afgelopen jaren is gebleken dat ondanks deze subsidies toch bijvoorbeeld het aantal boerenlandvogels daalde en een groot deel van de insecten verdween. Deze leden zijn dan ook van mening dat er in het GLB hoog moet worden ingezet op de vergroening van de landbouw, door middel van de doelstellingen uit de Green Deal. Wat gaat de Minister doen om ervoor te zorgen dat de landbouwsector daadwerkelijk gaat vergroenen? Gaat zij inzetten op bindende doelstellingen voor de landbouwsector als het gaat om het verstrekken van subsidies?

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de trilogen tussen de Europese Commissie, de Raad en het Europees Parlement over het GLB op 10 november zullen beginnen. Kan de Minister schetsen hoe zij verwacht dat de trilogen tussen de drie instellingen zullen verlopen? Denkt de Minister dat er nog grote veranderingen kunnen plaatsvinden wat betreft het GLB? Zo ja, op welk onderwerp zal dit voornamelijk zijn? Het Europees Parlement wil dat er naast basisinkomenssteun voor duurzaamheid, aanvullende herverdelende inkomenssteun voor duurzaamheid, aanvullende inkomenssteun voor jonge landbouwers en regelingen voor klimaat en milieu ook een regeling ter bevordering van het concurrentievermogen komt. Wat vindt de Minister van dit standpunt? Wat betreft de ecoregelingen zouden deze leden graag in willen zetten op bindende doelstellingen, zodat de klimaatdoelen behaald kunnen worden. De Commissie, de Raad en het Europees Parlement zetten echter in op vrijwillige schema’s die de lidstaten zelf opstellen. Kan de Minister toelichten in hoeverre zij in wil zetten op ambitieuze en bindende doelstellingen? Kan zij schetsen hoe de doelen van de Green Deal gehaald gaan worden op basis van vrijwilligheid?

De reden dat de leden van de GroenLinks-fractie het belangrijk vinden dat het GLB bindende en ambitieuze doelstellingen heeft, blijkt onder andere uit het rapport van het Europees Milieuagentschap. Deze leden zijn teleurgesteld over het feit dat de doelstellingen uit de EU 2020 biodiversiteitsstrategie niet worden gehaald. Nederland zit zelfs onder het EU gemiddelde als het gaat om de goede staat van instandhouding van beschermde habitats. Daarnaast zit Nederland ver boven het gemiddelde als het gaat om het aandeel habitats die een slechte staat van instandhouding hebben. Net als bij de habitats blijkt uit de cijfers dat Nederland onder het EU-gemiddelde ligt als het gaat om de goede instandhouding van soorten. Wat vindt de Minister er van dat Nederland het vergeleken met de andere lidstaten niet goed doet? Wat wil zij hieraan gaan doen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben met ontzetting kennis genomen van de stemming van het Europees Parlement over het nieuwe GLB. Deze leden zien de uitkomst als onacceptabel waar het gaat om de noodzakelijke modernisering en vergroening van het GLB. Zij vragen de Minister in de Raad te bepleiten dat het standpunt van het Europees Parlement in dezen onacceptabel is en om proberen te bewerkstelligen dat de Raad niet akkoord gaat.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

Nederland in gebreke bij het naleven van de visserij-regels

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn bezorgd over het in gebreke stellen van Nederland door de Europese Commissie vanwege het niet naleven van Europese wetgeving met betrekking tot de controle en inspectie van het wegen, het transport en de traceerbaarheid van verse en bevroren vis. De Europese Commissie signaleerde onder meer dat de procedures van controle en handhaving maar ook de capaciteit van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) tekortschieten. De Commissie wijst er in haar audit op dat Nederland, door het uitblijven van effectieve controle en handhaving, onvoldoende garantie kan bieden dat de definitieve vangsthoeveelheden juist zijn vastgesteld. Deze leden vragen hoe het mogelijk is dat Nederland op deze onderdelen in gebreke is gebleven en of de Minister hier al eerder aanwijzingen voor heeft gehad. Ook vragen zij hoe lang dit al speelt en sinds wanneer Nederland geen duidelijkheid kan geven over de exacte vangsthoeveelheden. Kan de Minister aangeven hoe lang de controle en handhaving al niet op orde zijn? Wat betekent de uitkomst van deze audit voor het vaststellen van de werkelijke vangsthoeveelheden en voor het vaststellen van een Total Allowable Catch (TAC) in Nederland en in Europa? Kan de Minister aangeven of ze voornemens is de capaciteit van de NVWA te vergroten om de gebrekkige controles te verbeteren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze en per wanneer?

Paling

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de International Council for the Exploration of the Seas (ICES) op 30 oktober stelde dat er meer maatregelen nodig zijn om de paling te redden. In tegenstelling tot vorig jaar, toen ICES nog stelde dat de trend sinds 2011 licht positief was, blijkt dit jaar sprake van een dieptepunt in de glasaalintrek langs de Noordzee. De intrek van glasaal in de Noordzee is nog maar 0,5% van de referentieperiode 1960–1979. Bijna drie keer zo laag als vorig jaar, toen de intrek 1,4% was. ICES brengt daarom opnieuw het advies uit dat aalsterfte door menselijke activiteiten (inclusief visserij en barrières, zoals waterkrachtcentrales en gemalen) «zo dicht bij nul als mogelijk» moet zijn om de paling te laten herstellen. In het algemeen overleg Visserij op 12 oktober stelde de Minister echter dat de Nederlandse aalaanpak werkt, omdat uit een evaluatie uit 2019 naar voren kwam dat de menselijke impact op de aalstand sterk was afgenomen. De Minister vond daarom dat aanscherping van het huidige beleid niet nodig is. Erkent de Minister, op grond van deze nieuwe informatie, dat de palingstand wel degelijk achteruitgaat en dat dit mede door menselijk ingrijpen gebeurt? Is de Minister bereid om opnieuw de aal-aanpak te evalueren? Erkent de Minister dat extra maatregelen onvermijdelijk zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is de Minister bereid om het vangen van wilde paling aan banden te leggen? Is de Minister bereid om het importeren van glasaal tijdelijk aan banden te leggen?

Bossenstrategie

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat de huidige EU-bossenstrategie op 31 december 2020 afloopt en dat de Europese Commissie het voorstel om te komen met een nieuwe EU-bossenstrategie heeft uitgesteld tot 2021. De Commissie stelt nu voor om middels een schriftelijke procedure over de Raadsconclusie van de bossenstrategie te stemmen. Kan de Minister aangeven wat het Nederlandse standpunt is ten aanzien van een schriftelijke stemming over de Raadsconclusie? Kan de Minister inhoudelijk reageren op de conclusie van de Raad aangaande de EU-bossenstrategie? Deze

leden merken op dat in de EU-Bossenstrategie onder andere wordt voorgesteld om in de EU drie miljard extra bomen te planten. Zij vinden dit een goed begin, maar het planten van nieuwe bomen is slechts een begin. Jonge bomen en nieuwe bossen zullen namelijk pas over vele jaren een significante bijdrage leveren aan het tegengaan van de klimaatverandering en aan de biodiversiteit. De komende jaren zijn oude bomen veel belangrijker dan jonge bomen. Erkent de Minister de waarde van oude bomen en beaamt de Minister dat het voor Europa en Nederland van belang is om oude bomen en bossen beter te beschermen? Kan de Minister in haar antwoord ingaan op de beoogde inzet van Nederland met betrekking tot de EU-bossenstrategie en dan met name welke rol de houtsector volgens Nederland heeft bij het beter beschermen van oude bestaande bossen? Kan de Minister in haar reactie ook ingaan op de beoogde inzet van Nederland met betrekking tot het opstellen van wet- en regelgeving om ontbossing elders tegen te gaan? Hoeveel van de drie miljard bomen is Nederland van plan om te planten?

Natuur in Nederland

De leden van de Partij voor de Dierenfractie hebben kennisgenomen van de zesde Voortgangsrapportage Natuur en hebben hierover nog enkele vragen. Kan de Minister aangeven uit welke aparte onderdelen het Natuurnetwerk Nederland (NNN) bestaat: hoeveel hectare bos zit er in het NNN, hoeveel hectare agrarisch natuurbeheer is er en wat houdt dit concreet in? Kan de Minister aangeven hoeveel hectare natuur buiten het NNN valt en om welke natuur dit gaat? Hoeveel van de natuur die buiten het NNN valt is Natura 2000-gebied (uitgedrukt in hectaren)? Hoeveel van het binnenwater, buitenwater en zee is onderdeel van het NNN en hoeveel is onderdeel van Natura 2000-gebied (graag uitgedrukt in hectaren en uitgesplitst per NNN en Natura 2000-gebied en per type water)?

II Antwoord/Reactie van de Minister

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Marktsituatie van de Nederlandse land- en tuinbouw & visserij

De leden van de VVD-fractie vragen daarnaast een uitgebreidere toelichting op de risico’s en zorgen die het kabinet heeft met betrekking op de marktsituatie van de Nederlandse land- en tuinbouw & visserij door de coronacrisis. Om welke sectoren maakt het kabinet zich het meeste zorgen en waarom? Welke sectoren worden hard geraakt door een «harde» Brexit en wat kan het kabinet doen om een «harde» Brexit zo goed als mogelijk op te vangen? Welke maatregelen heeft het kabinet gesuggereerd om een crisis in de landbouwsector te voorkomen?

Antwoord

Het Duitse voorzitterschap heeft de lidstaten gevraagd om schriftelijk hun zorgen en de grootste risico's die zij voor de komende maanden zien, in het licht van nieuwe maatregelen om de verspreiding van Covid-19 te beperken en van het einde van de Brexit-overgangsperiode, in te brengen.

Ik heb het voorzitterschap in de eerste plaats gewezen op de gevolgen van de voortdurende coronacrisis voor de landbouw als economische activiteit. Zolang de pandemie voortduurt, kan het gebeuren dat er maatregelen moeten worden genomen zoals het sluiten van de horeca en andere plaatsen waar veel mensen bijeenkomen, in Nederland en in andere landen. Dit raakt binnen de landbouw vooral die sectoren die leveren aan de horeca en andere zogenaamde «out of home» afzetmarkten. Het verlies van die markten wordt niet altijd gecompenseerd door meer afzet via de detailhandel. Dat leidt tot prijsdruk en doet zich in bijna alle landbouwsectoren in meer of mindere mate voor. Naarmate dit soort maatregelen vaker en langer nodig zijn, zijn de gevolgen, ook voor de landbouwsector, groter.

Ik heb in de tweede plaats gewezen op de verspreiding van (dier)ziekten als de Afrikaanse Varkenspest en Aviaire Influenza. Een dergelijke uitbraak is een hard gelag voor direct betrokken ondernemers, maar kan ook indirect gevolgen hebben voor andere ondernemers in de betrokken sectoren door het wegvallen van afzetbestemmingen, waardoor er prijsdruk ontstaat op de producten van alle producenten in de betreffende sector. Een actueel voorbeeld daarvan is de prijsdruk in de varkenssector in de gehele EU doordat de exportbestemmingen voor Duitse varkens deels wegvallen door de uitbraak van Afrikaanse Varkenspest in dat land.

Een «no deal»-Brexit is de derde zorg die ik onder de aandacht heb gebracht. Vanwege de economische verwevenheid is soepele markttoegang in het Verenigd Koninkrijk (VK) voor Nederland van groot belang, waarbij zowel tarifaire als non-tarifaire belemmeringen zo veel als mogelijk beperkt worden. Nederland zet daarom nog altijd in op een zo ambitieus mogelijk akkoord binnen de randvoorwaarden zoals gesteld in het EU-mandaat. In de onderhandelingen heeft de EU echter te maken met de rode lijnen van het VK (voor handel: geen douane-unie, geen onderdeel van EU interne markt, niet gebonden aan EU-regelgeving voor een gelijk speelveld) waardoor beperkingen ontstaan met betrekking tot soepele markttoegang. Met het aflopen van de overgangsperiode zal, onafhankelijk van de uitkomst van de onderhandelingen over het toekomstig partnerschap, het derdelanden-regime voor in- en uitvoer gaan gelden tussen de EU en VK en is het VK vrij haar eigen grenzen in te richten. De mate van soepele markttoegang voor onze export hangt dan ook af van de manier waarop het VK haar grenzen zal beheren (en wat het VK aan eisen gaat stellen aan import) en de mate waarin het bedrijfsleven zich daarop aanpast. Het ligt in de lijn der verwachting dat de logistiek niet de efficiëntie van handelsverkeer binnen de EU interne markt zal behouden. Hoe dan ook zullen per 1 januari 2021 (grens)controles volgens de VK-regels bij invoer gelden waarbij door Nederland voor export naar het VK wordt gecertificeerd naar de eisen die het VK kenbaar gaat maken. Het VK lijkt in het recent weer vernieuwde «border operating model» een gefaseerde aanpak te kiezen. Dit vergt ingrijpende aanpassingen en extra werklast voor het bedrijfsleven. De handel in versproducten zoals groente, fruit, zuivel, eieren, vlees en snijbloemen kan hierdoor hard geraakt worden.

Daarnaast wordt ook de visserijsector hard geraakt bij het uitblijven van een akkoord over het EU-VK toekomstig partnerschap. Het VK zal in die situatie naar verwachting haar wateren sluiten voor EU-gevlagde schapen. De EU is exclusief bevoegd voor het sluiten van visserijverdragen. Nederland brengt daarom constant de Nederlandse visserijbelangen onder de aandacht bij de Europese Commissie zoals behoud van de relatieve stabiliteit en onvoorwaardelijke toegang tot de VK-wateren. Daarnaast staat Nederland in nauw contact met de meest betrokken visserijlidstaten en vertegenwoordigers uit de visserijsector. Een akkoord is in ieders belang, maar ook hier zijn we afhankelijk van het VK.

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en de landbouwgerelateerde keuringsdiensten hebben vanwege Brexit hun capaciteit uitgebreid, zoals eerder aan uw Kamer is gecommuniceerd.

De focus ligt momenteel op het behoud van de capaciteit en in een enkel geval nog het aanvullend werven/opleiden in aanloop naar het einde van de overgangsperiode veranderende omstandigheden (bijvoorbeeld bij natuurlijk verloop). Daarnaast staat het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) via stakeholderbijeenkomsten in nauw contact met het bedrijfsleven, de NVWA en de landbouwgerelateerde keurings- en uitvoeringsdiensten over de stand van zaken met betrekking tot de readiness voorbereidingen. Ook biedt de NVWA nog altijd serious games aan voor het bedrijfsleven om ondernemers te helpen zich voor te bereiden op het aflopen van de overgangsperiode. Bedrijven ervaren dit als zeer nuttig.

Ik heb gesuggereerd dat het van groot belang is om de monitoring van de marktontwikkelingen in de landbouw, die op EU-niveau al intensief gebeurt, verder voort te zetten aangezien correcte feitelijke informatie over de ontwikkelingen in de markten een belangrijke voorwaarde is om de meest accurate beleidsreactie te kunnen geven. In de tweede plaats heb ik gevraagd om opnieuw de marktmaatregelen en de crisismaatregelen uit de verordening voor de Gemeenschappelijke Marktordening (EU Verordening 1308/2013) in te zetten voor sectoren die ernstig in de problemen komen door genoemde risico’s.

Steun kalverhouders

De leden van de VVD-fractie vinden het niet meer dan logisch dat de Minister van LNV heeft toegezegd in gesprek te gaan met kalverhouders over hun situatie als gevolg van de huidige coronacrisis. De gevolgen van de coronacrisis voor ondernemers in deze sector zijn groot. De markt ligt stil, maar de kosten lopen op. Het is zorgelijk dat, nu er meerdere landen in EU-verband pleiten voor een steunregeling, Nederland zich hier niet bij aansluit. De leden maken een punt van de argumentatie van de Minister van LNV. De Minister acht de gezette verduurzamingsstappen als te gering om de oproep tot een EU-steunmaatregel te steunen. De leden vragen aan welke andere sectoren aanvullende randvoorwaarden zijn gevraagd om gebruik te kunnen maken van coronasteun? De leden vinden de argumenten van de Minister daarnaast niet opportuun. De Minister spreekt over verduurzamingsstappen, maar welke verduurzamingsstappen kan een kalverhouder de komende periode zetten als deze door de coronacrisis en gebrek aan steun nagenoeg op omvallen staat? Kan het kabinet ingaan op het gesprek dat de Minister van LNV met kalverhouders gaat hebben. Heeft dit gesprek al plaatsgevonden? Zo nee, wanneer vindt dit plaats? Zo ja, wat is er besproken en welke conclusies kunnen er getrokken worden?

De leden van de VVD-fractie doen een dringend beroep op het kabinet om steun voor het voorstel van Spanje, Frankrijk, Kroatië, Hongarije en Letland over EU-steun voor de kalverhouderijen te heroverwegen.

Antwoord

Ik heb bij de Europese Unie bij herhaling aangedrongen op het instellen van een Particuliere Opslagregeling voor kalfsvlees. Deze steun heb ik gekoppeld aan het verbeteren van het dierenwelzijn in de kalverhouderij, met name op het gebied van lang transport. De EU heeft ervoor gekozen geen Particuliere Opslagregeling voor kalfsvlees in te stellen.

De EU heeft voor de zomer wel een Particuliere Opslagregeling voor rundvlees opengesteld. Deze was ook toegankelijk voor vlees van oud-rosékalveren, de deelsector die hard getroffen is door de coronacrisis. Van deze regeling is weinig gebruik gemaakt. Ik blijf me inspannen voor een Particuliere Opslagregeling voor kalveren onder genoemde voorwaarden. De verklaring van Spanje, Frankrijk, Hongarije en Letland voegt aan dat verzoek niets toe. Ik heb deze verklaring daarom niet onderschreven.

Het kabinet heeft gekozen om voor ondernemers die getroffen zijn door de coronacrisis generieke maatregelen te treffen. Zo kunnen kalverhouders gebruik maken van de aangepaste Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL), de borgstelling MKB-Landbouwkredieten en uitstel van belastingbetaling. Ik zal hierover met LTO – vakgroep kalverhouderij in gesprek gaan en meedenken over hoe de kalverhouderij gebruik kan maken van deze generieke maatregelen. Aan deze steunmaatregelen zijn geen randvoorwaarden gekoppeld op het gebied van verduurzaming.

Raadsconclusies Farm-to-Forkstrategie

De leden van de VVD-fractie lezen dat verschillende landen commentaar hebben op de Farm-to-Fork strategie. De leden herkennen zich in de commentaren over de betaalbaarheid van de strategie. Is de EC nog tegemoet gekomen aan de commentaren van verschillende lidstaten? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet? Heeft Nederland ook commentaar gegeven op onderdelen van de raadsconclusies rond Farm-tot-Fork?

De leden van de VVD-fractie lezen daarnaast in het verslag van de vorige Landbouw- en Visserijraad dat enkele lidstaten «reserves hebben uitgesproken» ten aanzien van de Farm-to-Fork-strategie met betrekking tot «de gevolgen voor de marktpositie van Europese landbouwproducten en een verwijzing naar handelsverdragen». Kan de Minister deze «reserves» verder toelichten? Welke lidstaten hebben deze bezwaren geuit, met welke onderbouwing en met betrekking tot welke handelsverdragen?

Antwoord

De Raadsconclusies over de van Boer-tot-Bord-Strategie zijn een verklaring van lidstaten over wat zij vinden van de strategie. De Europese Commissie wordt verzocht rekening te houden met de inhoud van de Raadsconclusies, maar is daartoe niet verplicht. De vraag of de Europese Commissie tegemoet gaat komen aan de inhoud van de Raadsconclusies, kan derhalve niet worden beantwoord. In de Raad heb ik de raadsconclusies gesteund, omdat ze een ambitie bevat die aansluit bij het kabinetsbeleid, maar ook omdat uit deze verklaring blijkt dat alle lidstaten de van Boer-tot-Bord-Strategie ondersteunen. Dat is belangrijk voor de implementatie ervan.

Daarnaast heb ik de Commissie gevraagd om in haar aanbevelingen voor het nationale strategische plan rekening te houden met nationale omstandigheden en dat de te volgen procedures transparant en juridisch solide zijn.

Bij de reserves die door een aantal lidstaten zijn gemaakt over de gevolgen voor de marktpositie van Europese landbouwproducten op de mondiale markt is meer in algemene en niet in specifieke zin verwezen naar handelsverdragen. Deze lidstaten maken zich zorgen over de concurrentiepositie van Europese landbouwproducten als de EU op basis van de van Boer-tot-Bord-Strategie aan Europese producten aanvullende productie-eisen stelt die niet aan niet-Europese producten worden gesteld. Zoals de regering ook in de Kamerbrief over de kabinetsinzet met betrekking tot de herziening van het Europese Handelsbeleid (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2197) heeft aangegeven zet Nederland zich in voor een EU-handelsbeleid dat bijdraagt aan een betere samenwerking met derde landen, dat inzet op de gewenste ontwikkeling naar duurzame landbouw, het zoveel mogelijk sluiten van kringlopen en het bevorderen van een gelijk speelveld. Verder moeten (nieuwe) handelsakkoorden aansturen op ambitieuze afspraken op belangrijke gebieden als dierenwelzijn. Ook het Frans-Nederlandse non-paper over handel, duurzaamheid en sociaaleconomische ontwikkeling (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1541), is onderdeel van de inzet bij nieuwe handelsakkoorden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

Situatie landbouwmarkten

De leden van de CDA-fractie lezen dat de Europese Commissie een overzicht zal geven van de situatie op de landbouwmarkten, waarbij zij waarschijnlijk ook in zal gaan op de ontwikkelingen op de landbouwmarkten in relatie tot de COVID-19 pandemie en het naderende einde van de overgangsperiode voor de Brexit. Welke risico’s en zorgen heeft de Minister doorgegeven aan het Duitse voorzitterschap?

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag van de leden van de CDA-fractie verwijs ik naar mijn antwoord hiervoor op een vraag van de leden van de VVD-fractie.

Raadsconclusies over de EU-bosstrategie post-2020

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de Raadsconclusies over de EU-bosstrategie post-2020. Wat vindt de Minister van de Raadsconclusies over de EU-bosstrategie post-2020?

Antwoord

Momenteel loopt er nog een schriftelijke procedure op COREPER-niveau om met deze raadsconclusies in te stemmen. Met deze raadsconclusies verzoekt de Raad de Commissie onder andere om bij het opstellen van de EU-bossenstrategie te zorgen voor consistentie en samenhang in de bosgerelateerde beleidsmaatregelen van de EU voor de periode na 2020. Een eerste appreciatie van de voorgenomen EU Bossenstrategie heeft het kabinet al gegeven in haar reactie op de EU Biodiversiteitstrategie in het BNC-fiche dat u d.d. 10 juli 2020 is toegezonden (Kamerstuk 22 112, nr. 2897). De Nederlandse inzet ten aanzien van de aangekondigde EU Bossenstrategie is dat we de strategie verwelkomen evenals de voornemens om tot 2030 3 miljard bomen te planten en om alle resterende «oerbossen» en oude bossen in Europa strikt te beschermen. Eveneens ziet het kabinet graag dat de Commissie in de aangekondigde EU-bossenstrategie een afwegingskader presenteert voor het gebruik van bossen voor biodiversiteit, klimaat en biogrondstoffengebruik in een circulaire economie. Deze elementen komen ook terug in de huidige raadsconclusies en ik kan er daarom mee instemmen. Naar verwachting zullen ook de andere lidstaten ermee instemmen.

Bij het uitbrengen van de EU-Bossenstrategie door de Commissie zal het kabinet u op de gebruikelijke wijze informeren over haar standpunt ten aanzien van de EU-Bossenstrategie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

Geannoteerde agenda

De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat er op 30 oktober door COREPER een definitieve versie van de Raadsconclusies over de EU-bossenstrategie voor na 2020 is opgesteld. Kan de Minister een appreciatie geven van deze Raadsconclusies?

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag van de leden van de D66-fractie verwijs ik naar mijn antwoord hiervoor op een vraag van de leden van de CDA-fractie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVDD-fractie

Bossenstrategie

De leden van de Partij voor de Dierenfractie hebben kennisgenomen van het feit dat de huidige EU-bossenstrategie op 31 december 2020 afloopt en dat de Europese Commissie het voorstel om te komen met een nieuwe EU-bossenstrategie heeft uitgesteld tot 2021. De EU Commissie stelt nu voor om middels een schriftelijke procedure over de Raadsconclusie van de bossenstrategie te stemmen. Kan de Minister aangeven wat het Nederlandse standpunt is ten aanzien van een schriftelijke stemming over de Raadsconclusie? Kan de Minister inhoudelijk reageren op de conclusie van de Raad aangaande de EU-bossenstrategie?

De leden van de Partij voor de Dierenfractie merken op dat in de EU-Bossenstrategie onder andere wordt voorgesteld om in de EU drie miljard extra bomen te planten. De leden vinden dit een goed begin. Maar het planten van nieuwe bomen is slechts een begin. Want jonge bomen en nieuwe bossen zullen pas over vele jaren een significante bijdrage leveren aan het tegengaan van de klimaatverandering en aan de biodiversiteit. De komende jaren zijn oude bomen veel belangrijker dan jonge bomen. Erkent de Minister de waarde van oude bomen en beaamt de Minister dat het voor Europa en Nederland van belang is om oude bomen en bossen beter te beschermen? Kan de Minister in de haar antwoord ingaan op de beoogde inzet van Nederland met betrekking tot de EU-bossenstrategie en dan met name welke rol de houtsector volgens Nederland heeft bij het beter beschermen van oude bestaande bossen? Kan de Minister in de reactie ook ingaan op de beoogde inzet van Nederland met betrekking tot het opstellen van wet- en regelgeving om ontbossing elders tegen te gaan? Hoeveel van de drie miljard bomen is Nederland van plan om te planten?

Antwoord

Voor het antwoord op het eerste deel van de vraag van de leden van de PvdD-fractie verwijs ik naar mijn antwoord hiervoor op een vraag van de leden van de CDA-fractie.

Met betrekking tot de inzet van Nederland tot het opstellen van wet- en regelgeving om ontbossing elders tegen te gaan heb ik u al eerder laten weten dat Nederland zich inspant om te komen tot EU-beleid om de marktvraag naar gecertificeerde duurzame en ontbossingsvrije producten binnen de Unie en daarbuiten te vergroten, en heeft daarom steeds bij de Europese Commissie erop aangedrongen om op de kortst mogelijke termijn in beeld te brengen welke mogelijkheden er zijn om handelsketens volledig vrij te maken van ontbossing, bosdegradatie en ecosysteemconversie. De Commissie is daarmee nu aan de slag en heeft in het werkprogramma van de Europese Commissie 2021 dit onderwerp ook opgenomen om in het tweede kwartaal met een initiatief te komen. Ik wil eerst het voorstel en de beoordeling van zowel regelgevende als niet-regelgevende maatregelen aan de vraagzijde door de Europese Commissie afwachten. Verder ben ik van mening dat uit oogpunt van subsidiariteit, maatregelen op EU-niveau een meerwaarde hebben ten opzichte van alleen maatregelen door de afzonderlijke lidstaten.

In Nederland is mijn ambitie, samen met de provincies, 37.000 hectare nieuw bos te realiseren. Dit sluit goed aan bij het initiatief van de Europese Commissie. In de EU Bossenstrategie zal de Commissie onder andere beschrijven hoe zij de aanplant van 3 miljard extra bomen in de EU, zoals genoemd in de EU-Biodiversiteitsstrategie, wil realiseren. Dan zal duidelijk worden welke rol Nederland daarin kan spelen.

III Volledige agenda

Geannoteerde agenda Videoconferentie voor Landbouwministers die plaatsvindt op 16 november 202. Kamerstuk 21 501-32, nr. 1258.

Verslag Landbouw- en Visserijraad 19 en 20 oktober 2020. Kamerstuk 21 501-32, nr. 1256.

Besmetting van wilde zwijnen met Afrikaanse varkenspest in Duitsland en gevolgen voor Nederland. Kamerstuk 29 683, nr. 253.

Naar boven