21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1195 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 september 2019

Met deze brief informeer ik uw Kamer over de uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad die op 15 juli jl. plaatvond in Brussel.

I. Onderwerpen op de Landbouw- en Visserijraad

High Level Group suiker (HLGS)

Informatie van de Commissie

Zoals ik uw Kamer afgelopen april heb bericht (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1167), heeft Commissaris Hogan een «High Level Group on Sugar» ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten. De High Level Group had de opdracht om de huidige marktsituatie en de posities van lidstaten en belanghebbenden te bespreken en om mogelijke oplossingen en beleidsmaatregelen te verkennen en te evalueren. Eurocommissaris Hogan presenteerde bij dit agendapunt het definitieve rapport van de HLGS. Volgens Hogan moet de suikermarkt opnieuw evenwicht vinden nu het quotasysteem is afgeschaft. De suikerproductie is na het afschaffen van de quotasysteem toegenomen, wat heeft geleid tot de zeer lage prijzen. Hogan gaf aan de ontwikkelingen op de suikermarkt nauwlettend te volgen. Op dit moment zijn er vooralsnog geen marktordeningsmaatregelen nodig.

De lidstaten tonen zich verdeeld in twee kampen: aan de ene kant de landen die voorstander zijn van het nu wel nemen van marktmaatregelen in het kader van de Gemeenschappelijke Marktordening, en aan de andere kant de landen die de markt tijd willen gunnen om opnieuw evenwicht te vinden. De voorstanders van ingrijpen spreken van een crisis binnen de suikersector en menen dat marktordeningsmaatregelen noodzakelijk zijn om de Europese suikersector te redden en de leegloop van het plattenland te voorkomen. De tegenstanders, waaronder Nederland, wijzen op het risico dat ingrijpen ertoe leidt dat het langer duurt voordat producenten een nieuw evenwicht op de suikermarkt hebben gevonden.

Verschillende lidstaten, waaronder Nederland ervaren nationale derogaties van het verbod op het gebruik van neonicotinoïden ook als marktverstoring en roepen de Europese Commissie op dit heel kritisch te volgen. Ook de relatie met derde landen wordt door verschillende lidstaten aan de orde gesteld; geconstateerd wordt dat er suiker producerende landen zijn die concurrentieverstorende maatregelen hebben genomen die waarschijnlijk strijdig met de WTO-regels zijn. Een groep lidstaten vindt dat suiker en ethanol altijd als «gevoelige producten» in vrijhandelsakkoorden moeten worden beschouwd.

Ik deel de hoofdconclusie van de HLGS dat inzet van marktmaatregelen op dit moment niet zinvol is. Ik heb namens Nederland aangegeven dat het van groot belang is dat telers en suikerproducenten een goede marktoriëntatie ontwikkelen. Een belangrijke voorwaarde daarbij is een gelijk speelveld, zowel binnen de EU als mondiaal. In de EU betekent dit een strenge toetsing van eventuele inzet van gekoppelde steun voor suikerbieten in het GLB en van eventuele uitzonderingen op het verbod op gebruik van neonicotinoiden om oneerlijke concurrentie te voorkomen. Mondiaal is het van belang om op te treden tegen concurrentieverstoring door ongeoorloofde subsidiering van suikerproductie en -export en te zorgen voor gelijkwaardige productievoorwaarden. Tot slot heb ik aangegeven dat het belangrijk is om de weerbaarheid van de suikersector te vergroten door inzet op innovatie, vergroten van de markttransparantie en versterken van het risicobeheer.

Toekomst GLB

Gedachtewisseling

Het Fins voorzitterschap is voornemens om tijdens haar voorzitterschap van de Raad naar een algemene oriëntatie toe te werken, met de kanttekening dat onzekerheden zoals de lopende onderhandelingen omtrent het Meerjarig Financieel Kader en de Brexit de voortgang kunnen vertragen. De focus van het voorzitterschap zal met name liggen op de afronding van de groene architectuur en het uitvoeringsmodel.

Commissaris Hogan sprak zijn zorg uit over het teruglopende ambitieniveau van de lidstaten op het milieu- en klimaatgebied. De regeringsleiders lijken ambitieuzer t.a.v. wat het GLB moet bijdragen aan milieu- en klimaatuitdagingen dan de verantwoordelijke ministers zelf, aldus Hogan. De milieu- en klimaatambities worden volledig uitgehold als lidstaten tornen aan de conditionaliteit, het verplichte aanbieden van eco-regelingen en de milieuambities in de sectorprogramma's voor groenten en fruit. Hij waarschuwt ook dat dit niet zal helpen om het huidige GLB-budget te handhaven.

De tafelronde die het betoog van Hogan volgde, betrof voornamelijk een herhaling van zetten van de lidstaten. Een groep lidstaten onderstreepte het belang van hoge milieu- en klimaatambities, maar benadrukte ook dat hier een evenredig budget tegenover moet staan. Volgens deze groep lidstaten is de belangrijkste prioriteit van het GLB het voorzien in de voedselbehoefte. Deze lidstaten beklemtoonden dat er wat hen betreft een koppeling is tussen het ambitieniveau voor klimaat en het beschikbare landbouwbudget. Een andere groep lidstaten zette zich juist af tegen deze stellingname en stelt dat de milieu- en klimaatambitie hoog moet zijn, ongeacht de omvang van het GLB-budget. Een aantal lidstaten hecht sterk aan de verzwaarde conditionaliteitsregels en meent dat deze regels ook op kleine boeren van toepassing moeten zijn. Anderen pleitten weer voor de uitzondering van de kleine boeren van de conditionaliteitsregels om zo disproportionele controlelast te voorkomen. Tot slot was er een tweedeling in het al dan niet verplicht aanbieden van eco-regelingen door lidstaten.

Ik heb de Nederlandse ambities nogmaals onderstreept, gelet op het doel van klimaatneutraliteit in de EU in 2050, en het ophogen van het CO2-reductiedoel naar 55% in 2030. Met betrekking tot het belang van de inzet van eco-regelingen om de ambities voor klimaat- en leefomgeving te realiseren, heb ik gepleit voor de verplichting voor lidstaten om eco-regelingen in het strategisch plan op te nemen. Vrijblijvendheid op dit gebied zet de positieve bijdrage die het GLB aan het klimaat en leefomgeving kan leveren onder druk. Daarnaast heb ik aandacht gevraagd voor de financiële allocatie voor eco-regelingen, omdat het lastig is voor lidstaten om een inschatting voor zeven jaar te maken. Er moet namelijk worden voorkomen dat financiële middelen ontbreken of onbenut blijven, indien deelname aan eco-regelingen hoger of lager uitkomt dan gepland. Verder heb ik voor een extra vergoeding gepleit voor boeren voor de nationaal vastgelegde doelen die verder gaan dan de EU-wetgeving. Tot slot heb ik erop aandrongen om die onderdelen van de conditionaliteit die ook door de Controleverordening worden gedekt, uit het oogpunt van vereenvoudiging te schrappen.

Diversenpunt: Terugkoppeling uitkomst van de derde AU-EU Ministeriële Conferentie

Informatie van de Commissie

De Europese Commissie bracht bij dit agendapunt verslag uit van de derde AU-EU Landbouw Ministeriële Conferentie die op 21 juni jl. te Rome plaatsvond. Voor de eerste keer is een ministeriële verklaring ondertekend, waarmee een belangrijke stap naar versterking van het partnerschap is gezet op de terreinen samenwerking in de keten, voedselveiligheid, en onderzoek en innovatie.

Veel lidstaten spraken hun waardering uit voor het werk van de Commissie. Portugal memoreerde dat tijdens het Portugees voorzitterschap in de eerste helft van 2021 opnieuw een EU-AU ontmoeting op de agenda staat.

Ik heb de presentatie van de Europese Commissie aangehoord.

Diversenpunt: Afrikaanse varkenspest

Informatie van de Commissie

De Europese Commissie informeerde de Raad over de stand van zaken rondom Afrikaanse varkenspest (AVP). De aanleiding voor de agendering van dit punt is de ontwikkeling van de ziekte in Zuidoost Azië en de recente onderschepping van met AVP-virus verontreinigd vlees op een luchthaven in het Verenigd Koninkrijk. De Europese Commissie riep de lidstaten op om waakzaam te zijn, de controles aan de buitengrenzen van de EU aan te scherpen en extra aandacht te hebben voor passagiersbagage en vrachten uit Zuidoost Azië.

Alle lidstaten reageerden met instemming op deze oproep en onderstreepten het belang van preventieve maatregelen, meer voorlichting en nauwe samenwerking bij de aanpak van AVP.

Ik heb ook mijn steun uitgesproken voor de aanbeveling van de Europese Commissie om alert te blijven.

Diversenpunt: Transport van dieren tijdens de warme zomermaanden

Informatie van de Commissie

De Europese Commissie riep bij monde van Commissaris Andriukaitis de Raad op om geen langeafstand transporten van dieren toe te staan als voorspelde temperaturen hoger dan 30°C zijn. Vooral bij het vervoer van levende dieren naar Midden Oosten en Afrika komt dierenwelzijn in het gedrang. Ook beschikken veel havens in zuid Europa niet over de juiste verkoelingsfaciliteiten om dieren tegen extreme hitte te beschermen. Volgens Andriukaitis kan de EU een voorbeeld nemen aan Australië die transport van levende dieren bij hoge tempraturen heeft gestaakt.

De oproep van de Commissie kreeg veel bijval van de lidstaten. Slechts enkele lidstaten waren het oneens met de Commissie. Volgens deze lidstaten zou door het staken van transport van levende dieren in de zomer een belangrijke handelsroute stil gelegd worden waardoor de Europese boeren hun handelspositie kunnen verliezen.

Ik heb de Europese Commissie ook gesteund en namens Nederland de oproep gedaan om de dierentransport wetgeving op EU-niveau te herzien om dierenleed te voorkomen. Ik kreeg daarbij steun van een groot aantal lidstaten.

Diversenpunt: voortgangsverslag over beschikbaarheid laag-risicomiddelen en uitvoering geïntegreerde gewasbescherming

Informatie van de Commissie

De Europese Commissie informeerde de Raad over het voortgangsverslag over het uitvoeringsplan om de beschikbaarheid van gewasbeschermingsmiddelen met een laag risico te vergroten en de uitvoering van geïntegreerde gewasbescherming in de lidstaten te versnellen.

Het voortgangsverslag bevat een opsomming van de acties die momenteel lopen of al zijn uitgevoerd in het kader van het versnellen van de beschikbaarheid van laag-risicostoffen en -middelen. Enkele voorbeelden hiervan zijn het in werking treden van de criteria voor laag-risicostoffen en – middelen (2017), het publiceren van een lijst met daarin potentiële laag-risicostoffen (2018) en het actualiseren van de gegevensvereisten en beoordelingsmethoden voor micro-organismen binnen het huidige regelgevingskader. Er wordt geconstateerd dat het nog enige tijd zal duren, voordat deze acties leiden tot een groter aantal goedgekeurde laag-risicostoffen en toegelaten laag-risicomiddelen.

Het voortgangsverslag geeft ook een overzicht van acties die zijn uitgevoerd in het kader van het versnellen van de uitvoering van geïntegreerde gewasbescherming, zoals cursussen die de Europese Commissie georganiseerd heeft voor opleiders, voor controleurs van apparatuur en het financieren van onderzoek van niet-chemische alternatieven voor gewasbeschermingsmiddelen via Horizon 2020. De Commissie erkent dat er voortuitgang is geboekt op het terrein van geïntegreerde gewasbescherming, maar dat de lidstaten nog de nodige inspanningen zullen moeten leveren.

Enkele lidstaten geven aan vooral beducht te zijn voor disruptie van eigen landbouw ten gevolge van het verdwijnen van gewasbeschermingsmiddelen die nog noodzakelijk zijn. Anderen vragen specifiek naar het verlagen van de kosten van registratie van laag-risicomiddelen en om een verkorte toelatingsprocedure.

Ik heb namens Nederland het belang van de versoepeling van de toelatingseisen voor laag-risicostoffen en middelen en de versnelling van de beoordelingsprocedures benadrukt. Laag-risicostoffen en -middelen komen wat mij betreft niet snel genoeg beschikbaar in de EU. De huidige toelatingssystematiek en datavereisten zijn nog teveel gestoeld op de traditionele middelen en verordening (EG) nr. 1107/2009 biedt nauwelijks ruimte voor versimpelde procedures voor de goedkeuring van laag-risicostoffen. Daarom heb ik samen met een groep lidstaten gepleit voor de aanpassing van de EU-regelgeving.

Diversenpunt: BIOEAST

Informatie van de Slowaakse delegatie

Onder dit diversenpunt gaf de Slowaakse delegatie – namens lidstaten die deel uitmaken van het BIOEAST initiatief1 – een presentatie over de gezamenlijke verklaring over het BIOEAST-initiatief onder het toekomstig (2021–2027) kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, Horizon Europe. Slowakije hoopt dat de Europese Commissie bij de strategische planning van Horizon Europe rekening houdt met de inhoud van de verklaring. Specifiek gaat de verklaring in op de thematische Policy Support Facility (PSF) van de Commissie en wordt er een link gelegd met financiering vanuit Horizon Europe. De PSF is een voorziening die de Commissie heeft voorgesteld in de vorig jaar gepresenteerde Europese bio-economie strategie2, speciaal gericht om landen die nog geen nationale bio-economie strategie hebben te ondersteunen.

De Europese Commissie juicht het BIOEAST-initiatief toe en steunt het initiatief met drie miljoen euro.

Diversenpunt: Mercosur

Informatie van de Commissie

De Europese Commissie gaf een korte uiteenzetting van de voor landbouw belangrijke elementen uit het Mercosur-akkoord. Commissaris Hogan wees op de winstpunten in het akkoord voor de EU maar ging ook in op de voor de EU gevoelige concessies op het vlak van de landbouw. Hogan benadrukte dat die concessies geleidelijk worden geïntroduceerd en legde uit dat er een vrijwaringsclausule in het akkoord opgenomen is om ernstige marktverstoringen te voorkomen. Ook benadrukte Hogan dat door het tot stand komen van dit handelsakkoord de Mercosur-landen, waaronder landen als Brazilië, zich niet kunnen onttrekken aan de afspraken in het Klimaatakkoord van Parijs.

Veel lidstaten gaven aan dat er onvoldoende tijd was geweest om de details van het handelsakkoord te kunnen bestuderen. Ook waren er nog onderdelen waar de informatie over ontbrak zoals de afgesproken tarieven en tariefcontingenten. Een groep lidstaten vroeg om meer details over de afgesproken vrijwaringsclausule en de SPS-afspraken in het akkoord. Veel lidstaten uitten ook hun zorgen. Verscheidene lidstaten vroegen zich af hoe de Commissie de naleving van de EU-standaarden gaat monitoren. Deze lidstaten, waaronder Nederland, vreesden voor de gevolgen van het Mercosur-akkoord op gevoelige landbouwproducten. Vooral de concessies voor pluimveevlees en rundvlees liggen zeer gevoelig. Ook werd door een aantal lidstaten, waaronder Nederland, zorgen geuit over het kunnen toezien op de naleving van het Klimaatakkoord van Parijs en het voorkomen van verdere ontbossing vanwege uitbreiding landbouwproductie.

Namens Nederland heb ik aangegeven in het algemeen voorstander van gebalanceerde handelsverdragen te zijn, mits level playing-field en dierenwelzijn geborgd worden. Verder heb ik aangedrongen op de afronding van de lopende impact assessment van het Mercosur-akkoord, die in opdracht van de Europese Commissie wordt uitgevoerd, met specifieke aandacht voor de pluimvee- en suikersector. Tot slot heb ik aangegeven dat Nederland streeft naar import in de EU van volledig ontbossingsvrij geproduceerde soja. Nederland heeft daartoe een alliantie georganiseerd van op dit moment zeven Europese landen, de Amsterdam Declarations Partnerschip.3

De Europese Commissie zegde een cumulatieve effectenanalyse in 2020 toe, waarbij niet alleen de effecten van het Mercosur-akkoord maar ook de mogelijke effecten van Brexit worden meegenomen.

Diversenpunt: Toename van de invoer van Japonicarijst in de EU

Italië sprak onder diversenpunt haar zorg uit over de toenemende import van Japonicarijst uit Myanmar en riep de Europese Commissie op om hier maatregelen tegen te nemen. Volgens Italië ondervinden de Italiaanse producten hierdoor oneerlijke concurrentie. De oproep van Italië kon op bijval van een aantal Zuid-Europese lidstaten rekenen.

De Europese Commissie stelde dat de import van Japonicarijst uit Myanmar in de afgelopen tijd juist was afgenomen en dat marktmaatregelen voorbarig zouden zijn. De Commissie zal de situatie wel nauwlettend in de gaten houden.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

BioeAST is een initiatief voor een op kennis gebaseerde landbouw, aquacultuur en bosbouw in de bioeconomie van 11 Midden- en Oost-Europese lidstaten; de Visegrad Groep (Tsjechië, Hongarije, Polen en Slowakije) en Bulgarije, Kroatië, Roemenië, Slovenië, Estland, Letland en Litouwen.

X Noot
3

Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Italië, Nederland, Noorwegen en het VK.

Naar boven