21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1168 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 april 2019

Met deze brief informeer ik uw Kamer over de uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad die op 18 maart jl. plaatsvond te Brussel. Tevens maak ik gebruik van de gelegenheid om u te informeren over de eerste wijziging van de TAC (totale toegestane vangsten) en Quota Verordening.

Onderwerpen op de Landbouw- en Visserijraad

Toekomst GLB

Tijdens de Raad is er een gedachtewisseling geweest over het voortgangsverslag van het Roemeense voorzitterschap over de drie voorstellen voor het toekomstig GLB en de werkzaamheden van de werkgroepen, de CSA en de Raad. Daarnaast heeft het voorzitterschap aan de lidstaten gevraagd of er ingestemd kan worden met de herziene teksten van het Roemeense voorzitterschap voor de drie verordeningen. Over het algemeen verwelkomden de lidstaten veel elementen van het voortgangsverslag en de herziene teksten van de verordeningen naar aanleiding van de onderhandelingen. Een aantal lidstaten maakte echter ook kenbaar dat het niet realistisch is dat hierover op korte termijn overeenstemming wordt bereikt.

Wat betreft de verordening voor strategische GLB-plannen waren de lidstaten over het algemeen tevreden over de vorderingen, maar sommigen wezen erop dat er nadere technische besprekingen nodig zijn voor het prestatiemodel en de mijlpalen, evenals voor de groene architectuur. Verder hadden de lidstaten uiteenlopende opvattingen over de definities voor blijvend grasland, jonge boer en echte boer, het duurzaamheidsinstrument voor nutriënten, de toepassing van herverdelingsbetalingen en investeringen.

De verordeningen inzake de horizontale verordening en gemeenschappelijke marktordening (GMO) beschouwden de lidstaten als het meest gevorderd. Voor de horizontale verordening is er echter nog verschil van inzicht over de drempel van 2.000 euro voor de financiële discipline, de ongebruikte bedragen uit de huidige crisisreserve in 2020 en de betaalorganen. Wat betreft de GMO-verordening is er nog enige bezorgdheid over wijngerelateerde bepalingen, marktmaatregelen en schoolregelingen.

Tijdens de Raad heb ik de prioritaire punten voor Nederland met betrekking tot het toekomstig GLB toegelicht. Ik heb laten weten voorstander te zijn van een beperktere conditionaliteit om meer ruimte te maken voor prestatiebetalingen voor maatschappelijke diensten. Daarbij heb ik gepleit dat eco-regelingen ook uitgevoerd moeten kunnen worden door groepen van boeren (agrarische collectieven). Zoals ook eerder aan uw Kamer gemeld heb ik er ook voor gepleit dat wanneer Nederland verplicht is bepaalde Europese doelen te halen waarvoor boeren bepaalde maatregelen moeten uitvoeren, zij daarvoor gecompenseerd kunnen worden via eco-regelingen. Bovendien moeten eco-regelingen aantrekkelijker gemaakt kunnen worden door een passende bonus bovenop kosten en gederfde inkomsten te plaatsen. Ik heb mijn steun uitgesproken voor een serieuze ambitie in het nieuwe GLB voor milieu en klimaatgerelateerde doelstellingen. Niet alleen voor plattelandsontwikkeling, maar ook voor de eerste pijler zou een minimale toewijzing van middelen aan maatregelen voor leefomgeving en het klimaat moeten gelden, mede met het oog op een gelijk speelveld in Europa. Ik heb mijn steun uitgesproken voor het voorgestelde nieuwe prestatiemodel, wat moet leiden tot meer subsidiariteit en vereenvoudiging en betere prestaties. In dat verband heb ik kenbaar gemaakt dat de single audit-aanpak cruciaal is en dat dubbele audits (nationaal en Europees) moeten worden vermeden. Een ander belangrijk punt is dat voorkomen wordt dat middelen niet benut kunnen worden. Op dit gebied is maximale flexibiliteit van belang, aangezien er binnen het GLB meer gedaan moet worden met minder geld. Tot slot heb ik ook gepleit voor ruimte voor brancheorganisaties om bij te dragen aan duurzaamheidsdoelen en risicobeheer.

Bio-economie

Aan de hand van drie vragen, die door het voorzitterschap waren geformuleerd, is er tijdens de Raad van gedachten gewisseld over de bio-economie. Ten eerste had het voorzitterschap gevraagd of de lidstaten hun beste praktijken bij de implementatie van de bijgewerkte bio-economie Strategie konden delen. Verschillende Oost-Europese lidstaten noemden als beste praktijk de activiteiten van de BIOEAST-groep, terwijl anderen hun ervaringen met onder andere nationale of regionale bio-economie strategieën, transnationale onderzoeksinitiatieven en de samenwerking tussen bedrijven en onderzoekscentra deelden. Ten tweede had het voorzitterschap gevraagd hoe het toekomstige GLB en andere instrumenten een bijdrage kunnen leveren aan de bio-economie Strategie.

Enkele lidstaten prezen de opname van bio-economie in de specifieke doelstellingen van het toekomstige GLB en vonden dat plattelandsontwikkeling in het bijzonder van cruciaal belang is om het potentieel van bio-economie in de lidstaten tot zijn recht te laten komen. Het is daarbij van belang dat administratieve obstakels worden verminderd en dat het GLB goed aansluit op gerelateerde fondsen en beleidsmaatregelen, zoals op het gebied van de circulaire economie. Bovendien moet een goede samenwerking tussen landbouwers, bosbouwers en andere actoren in de agrovoedingsketen worden gewaarborgd.

Ten derde had het voorzitterschap gevraagd wat de bijdrage van het nieuwe kaderprogramma Horizon Europa zou kunnen zijn aan de ontwikkeling van de bio-economie. In juni 2018 had de Commissie een nieuw voorstel gedaan voor Horizon Europa. Het kaderprogramma heeft als doel om het innovatievermogen van Europa te vergroten, duurzame welvaart te genereren en de internationale concurrentiepositie veilig te stellen. Een aantal lidstaten was ingenomen met de opname van bio-economie en landbouwprioriteiten in het nieuwe kaderprogramma. Zij benadrukten daarbij de positieve bijdrage van technologie en innovatie in de landbouw. Sommigen merkten echter op dat cluster 7 van het kaderprogramma, genaamd bio-economie, voedsel, natuurlijke hulpbronnen en milieu, beter afgestemd zou kunnen worden op de behoeften in de landbouw.

Tijdens de Raad heb ik ingebracht meer dan bereid te zijn om goede praktijken te delen voor een effectieve implementatie van de bio-economie Strategie. Voor een effectief gebruik van groene hulpbronnen wordt de innovatie in Nederland ondersteund door het ontwikkelen van de onderzoekscapaciteit.

Wat betreft de tweede vraag heb ik kenbaar gemaakt dat het stimuleren van publiek-private partnerschappen en het bij elkaar brengen van verschillende spelers in de keten kan helpen om het potentieel van de bio-economie te benutten. Het GLB kan er zeker aan bijdragen om innovaties die de bio-economie versterken te ontwikkelen en toe te passen.

Voor de derde vraag heb ik kenbaar gemaakt dat publiek-private samenwerking, steun voor nieuwe technologieën en investeringen in bedrijven een goede aanvulling zijn, zeker op het gebied van landbouw, bosbouw en plattelandsontwikkeling. Daarnaast vind ik het een positieve ontwikkeling dat de besprekingen over het nieuwe kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, waaronder cluster 7, zich in een vergevorderd stadium bevinden en dat een algemene oriëntatie hiervoor binnenkort kan worden bereikt.

Diversen: gekoppelde steun

De Tsjechische delegatie heeft namens Bulgarije, Kroatië, Hongarije, Letland, Slowakije en Slovenië de aandacht van de Raad gevraagd voor de toekomst van gekoppelde inkomenssteun binnen het toekomstig GLB. Deze lidstaten vroegen om verhoging van de maximale financiële toewijzing voor gekoppelde inkomenssteun, het vergroten van de flexibiliteit voor lidstaten en het uitsluiten van gekoppelde inkomenssteun van degressiviteit en aftopping van rechtstreekse betalingen. Een aantal lidstaten sprak steun uit voor uitbreiding van de mogelijkheden om gekoppelde steun te verlenen. Een minderheid van de lidstaten, waaronder Nederland, is echter geen voorstander van gekoppelde steun, vanwege de marktverstorende werking. Daarom heb ik juist gepleit voor het terugbrengen van gekoppelde steun in het nieuwe GLB, om zo het negatieve effect op het gelijk speelveld en de kans op overproductie te verminderen.

Diversen: Uitkomsten workshops Taskforce Water en Agricultuur

Tijdens de Landbouw- en Visserijraad heeft de Europese Commissie kort een terugkoppeling gegeven van de uitkomsten van de workshops van de Taskforce Water en Landbouw. De Taskforce Water en Landbouw werd opgericht om te onderzoeken hoe water en landbouw in het EU-beleid integraal benaderd kunnen worden. De Commissie had hiervoor in april 2017 een werkdocument opgesteld over Landbouw en duurzaam waterbeheer in de EU. Inmiddels is de Commissie verheugd dat de samenwerking tussen landbouw en milieu sterker is geworden en wil lidstaten verder ondersteunen bij het uitdiepen van bestaande kennis en onderlinge samenwerking.

Diversen: Terugkoppeling conferentie over strategische GLB-plannen in Leeuwarden

Van 6 tot en met 8 februari jl. is een conferentie gehouden in Leeuwarden, met als thema CAP strategic plans – exploring Eco-environment schemes. De conferentie werd georganiseerd door de provincie Friesland in samenwerking met het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Namens Nederland heb ik dit punt geagendeerd voor de Raad en een terugkoppeling gegeven van de uitkomsten van de conferentie. Ongeveer 150 deelnemers van de Europese Commissie, 25 lidstaten, boerenorganisaties, NGO's en onderzoekers hebben gezamenlijk onderzocht hoe de nationaal strategische plannen voor het toekomstige GLB kunnen worden opgesteld, met bijzondere aandacht voor de eco-regelingen. Een belangrijke conclusie van de conferentie was dat het toekomstig GLB lidstaten kansen biedt om eco-regelingen te ontwikkelen die zowel leiden tot betere milieu en klimaatomstandigheden als passen bij de landbouwpraktijken. Tijdens de Raad spraken de lidstaten hun steun uit en gaven complimenten over de organisatie en uitkomst van de conferentie.

Diversen: Uitspraak Europees Octrooibureau over octrooien op producten van klassieke plantenveredeling

Namens Nederland heb ik dit punt geagendeerd voor de Raad. Conform mijn toezegging tijdens het VAO van 12 december 2018 over de Landbouw- en Visserijraad van 17 en 18 december 2018 (Handelingen II 2018/19, nr. 35, item 3) heb ik mijn zorgen geuit over de recente beslissing van het Europees Octrooibureau over octrooien op eigenschappen van planten die door klassieke veredeling verkregen zijn. Het kabinet is nog steeds van mening dat het niet mogelijk moet zijn om producten van klassieke plantenveredeling te octrooieren. De Europese Commissie heeft hierover eerder een interpretatieve verklaring opgesteld, gesteund door Europees parlement en Raad. Ik heb de Europese Commissie en lidstaten verzocht om hun mening in dezen te herbevestigen, zodat er een stevig signaal uitgaat richting het Europees Octrooibureau. De Commissie en een meerderheid van de lidstaten steunden mijn verklaring en spraken hun zorg uit over de uitspraak van het Europees Octrooibureau. De Europese Commissie heeft laten weten nog steeds van mening te zijn dat octrooien van het Europees Octrooibureau op eigenschappen van planten die door klassieke veredeling verkregen zijn niet geldig zijn in de EU. De nationale rechtbanken en het Europees Hof van Justitie zouden hier in de toekomst een uitspraak over kunnen doen ten behoeve van de rechtszekerheid. In de tussentijd is de Commissie in gesprek met het Europees Octrooibureau over de juridische gevolgen en de mogelijkheden voor rechtszekerheid in de EU.

Diversen: Non-paper over de kleinschalige kustvisserij onder het EFMZV 2021–2027

Slovenië heeft namens Bulgarije, Kroatië, Cyprus, Griekenland, Malta, Polen en Portugal een gezamenlijke verklaring gepresenteerd om het belang van de kleinschalige kustvisserij te benadrukken in de context van het Europese Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) 2021–2027. De onderhandelingen over de invulling van het EFMZV bevinden zich momenteel in een gevorderd stadium.

Met name de bovengenoemde lidstaten riepen op tot ondersteuning van kleinschalige visserijen in de nieuwe EFMZV-verordening. Naast de andere ondertekenaars namen verschillende delegaties het woord om de verklaring te ondersteunen, terwijl anderen vreesden dat het EFMZV zou kunnen worden gebruikt ter ondersteuning van activiteiten die indruisen tegen de doelstelling van duurzame visserij.

Het huidige voorstel van de Commissie biedt al ruime mogelijkheden om de kleinschalige kustvisserij te steunen. Daarom ben ik van mening dat de in het non-paper voorgestelde verruiming niet noodzakelijk is en het fonds ingezet moet worden voor het ondersteunen van echte innovaties en verduurzaming in de visserij.

Diversen: Situatie vleesmarkt

De Poolse delegatie heeft tijdens de Raad aandacht gevraagd voor de moeilijkheden die men op nationaal niveau ondervindt vanwege snelgroeiende invoer van pluimveevlees uit de Oekraïne, de mogelijke toekenning van preferenties aan vleesproducenten en exporteurs in het kader van onderhandelingen over vrijhandelsovereenkomsten met Mercosur, Australië en Nieuw-Zeeland, evenals een eventuele no deal voor Brexit. Een aantal lidstaten deelde de zorgen van de Poolse delegatie.

De Commissie toonde begrip voor de zorgen van Polen, maar wees erop dat de productie van pluimveevlees in Polen meer is toegenomen dan de invoer van pluimveevlees vanuit de Oekraïne. De Commissie is in onderhandeling met de Oekraïne om de uitvoer van pluimveevlees te beperken. De Commissie is ook van mening dat de Europese Markt over het algemeen in staat is om een stabiele prijs te bieden voor haar vleesproducten. Daarvoor blijft het van belang om de kwaliteit van Europese producten hoog te houden zodat de marktpositie niet onder druk zal komen.

Eerste wijziging TAC en Quota Verordening

De Commissie heeft een voorstel voor de eerste wijziging van de TAC en quota Verordening voorgelegd. Dit past in het gebruikelijke patroon, waarbij de Commissie in de loop van het jaar amenderingen voorstelt op de in december vastgestelde TAC en Quota Verordening. Met het voorstel worden de internationale afspraken die in de Western and Central Pacific Fisheries Commission (WCPFC) zijn gemaakt, omgezet in Unierecht. Het is de bedoeling om dat ook te doen voor onlangs gemaakte afspraken door de South Pacific Regional Fishering Management Organisation (SPRFMO). Daarnaast is de Commissie voornemens om op basis van de International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas (ICCAT) het aantal toegestane kleinschalige kustvisserijschepen aan te passen in de Verordening. Deze aanpassing heeft geen invloed op de TAC voor tonijn. Verder is op basis van het advies van de International Council for the Exploration of the Sea (ICES) een TAC voor zandspiering opgenomen. Tot slot zijn er enkele technische correcties doorgevoerd, waaronder voor haring. De wijzigingen leiden niet tot veranderingen voor de Nederlandse vangstmogelijkheden en zijn in lijn met staand beleid.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven