Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 juni 2018
In het Algemeen Overleg Landbouw- en Visserijraad op 12 juni jl. zijn door het lid
Weverling (VVD) vragen gesteld over de Europese besluitvorming in het kader van de
Verordening Invasieve Uitheemse Soorten (IUS). Bij dezen vindt u mijn antwoord op
deze vragen.
Het lid Weverling gaf aan dat onderschreven wordt dat deze verordening een duidelijk
doel dient en dat ik vanaf de inwerkingtreding van de verordening in nauw overleg
ben geweest met de sector. Het lid Weverling geeft echter ook aan dat dezelfde sector
zorgen heeft over de uitvoerbaarheid van de verordening en vraagt of ik hier van op
de hoogte ben. Verder vroeg hij of ik bereid ben Denemarken te steunen in haar bezwaar
tegen de gepubliceerde Delegated Act, zodat er gezorgd kan worden voor een goede uitvoering
die recht doet aan rechtszekerheid, proportionaliteit en daarmee juridisch houdbaar
is. In het bijzonder vraagt het lid Weverling ook of een regionale aanpak mogelijk
is.
In mijn beantwoording ter plekke heb ik reeds gemeld dat ik veel belang hecht aan
een goede onderbouwing van de plaatsing van invasieve soorten op de Unielijst. Daarom
juichen wij toe dat de Commissie – mede op verzoek van Nederland – met een uitvoeringshandeling
is gekomen, waarin nauwkeurig wordt omschreven aan welke eisen de wetenschappelijke
risicobeoordeling van voorgestelde soorten moet voldoen. Dat omvat ook de sociaaleconomische
effecten van plaatsing van soorten op de Unielijst, waaronder mogelijke effecten op
de sierteelt zoals het lid Weverling deze noemt. De Delegated Act is uitvoerig besproken
in het Wetenschappelijk Forum, waar Nederland ook zijn invloed heeft aangewend. Over
deze voorgestelde uitvoeringshandeling is uiteindelijk in het Wetenschappelijk Forum
unaniem een positief advies uitgebracht. Dat heeft een grote verbetering van de voorbereiding
bewerkstelligd en daarmee is de rechtszekerheid ook gediend.
Het is mij bekend dat de sierteelt nog niet tevreden is over de uitkomst van de Delegated
Act, maar het is in mijn ogen een duidelijke stap vooruit. Ik ben het dan ook niet
eens met de stelling dat soorten met een slechte onderbouwing op de Unielijst zouden
worden geplaatst.
Een ander punt is dat de sociaaleconomische gevolgen van plaatsing van soorten op
de lijst een minder grote rol spelen in de wetenschappelijke discussie. Het blijkt
voor de sector moeilijk om geschikte gegevens aan te leveren die bij besluitvorming
betrokken kunnen worden, vooral vanwege een gebrek aan geaggregeerde data. Dit blijkt
ook uit onderzoek van de Wageningen Universiteit naar de sociaaleconomische aspecten
van de uitbreiding van de lijst. Ook de Europese Commissie heeft stakeholders uitgenodigd
om met informatie te komen, zodat dit in de besluitvorming kan worden meegenomen.
In Europees verband is over deze aspecten echter vaak weinig bekend.
De bezwaren van Denemarken hebben vooral te maken met de plaatsing van de Amerikaanse
nerts op de Unielijst. Denemarken zoekt naar mogelijkheden om de nertsenfokkerij te
behouden vanwege het grote economische belang. De Amerikaanse nerts veroorzaakt schade
aan de inheemse martersoorten in de hele EU.
Ik steun in dit geval de bezwaren van Denemarken niet. Ook bij de andere lidstaten
krijgen de bezwaren van Denemarken tegen de Delegated Act weinig steun. Eerder heeft
Nederland wel steun gegeven aan een Deens voorstel om wat minder frequent de lijst
aan te passen en dat is overgenomen door de Commissie. Dit heb ik u ook gemeld tijdens
het Algemeen Overleg op 12 juni jl.
Verder is de door het lid Weverling genoemde regionalisering in de voorbereiding van
de verordening aan de orde geweest, aangezien sommige soorten alleen invasief zijn
in bepaalde delen van de EU. De Commissie vindt het gezien de interne markt van de
EU niet gewenst om invasieve soorten alleen voor bepaalde delen van de EU op de Unielijst
te zetten, vanwege de open grenzen en open markt binnen de EU. De Commissie is hier
dan ook niet toe bereid en heeft dit op verschillende momenten ook kenbaar gemaakt.
Ik acht het van belang dat er bij de verdere ontwikkeling van het Europese exotenbeleid
een goed contact blijft bestaan tussen mijn departement en de betrokken sectoren,
zodat ieder op tijd zijn inbreng kan leveren en er wederzijds rekening gehouden kan
worden met elkaars inzichten en belangen.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten