21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1093 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 maart 2018

Met deze brief informeer ik u over de uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad die 19 februari jl. plaatsvond in Brussel. Tevens informeer ik uw Kamer over het gebruik van gemeentelijke gronden door boeren en de minimale teeltperiode voor vanggewassen.

Onderwerpen Landbouw- en Visserijraad

Hoofdonderwerpen

Toekomst van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Informatie van de Europese Commissie en gedachtewisseling

Diversen: Bijdrage van het cohesiebeleid en ander EU-beleid aan plattelandsontwikkeling na 2020

Informatie van de Poolse delegatie

Diversen: Gemeenschappelijke verklaring van de Visegrad-groep en Kroatië over de mededeling van de Commissie over de toekomst van voeding en landbouw

Informatie van de Hongaarse delegatie, met de steun van de Kroatische, de Poolse, de Slowaakse en de Tsjechische delegatie

De Raad heeft van gedachten gewisseld over de op 29 november 2017 door de Europese Commissie gepubliceerde Mededeling over de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Dit onderwerp werd gezamenlijk behandeld met de twee diversenpunten ingediend door Polen (doc. 6151/18), respectievelijk Hongarije (doc. 6060/18).

Deze tweede gedachtewisseling vond plaats aan de hand van een drietal door het Voorzitterschap aangegeven thema's, te weten de rol van directe betalingen, de bijdrage van het GLB aan milieu-, natuur- en klimaatdoelen, en plattelandsontwikkeling (doc. 6066/18). Het Voorzitterschap gaf aan de uitkomsten van de huidige en aanstaande discussies over de Mededeling te willen bundelen in Raadsconclusies.

Het grote merendeel van de lidstaten onderschreef het belang van directe betalingen, sommigen als noodzakelijke inkomensondersteuning, anderen als risicobeheersinstrument. Meerdere lidstaten gaven aan dat steun uitsluitend naar actieve landbouwers zou moeten gaan. Een aantal lidstaten greep dit punt aan op te roepen tot een eerlijker GLB, met een gelijkwaardiger verdeling van steun tussen de lidstaten, gebaseerd op het landbouwareaal. Andere lidstaten, waaronder Nederland, wezen er echter op dat een verdeling die alleen gebaseerd is op hectare, geen recht doet aan de grote economische verschillen die nog steeds tussen lidstaten bestaan. Er was brede steun voor het verbinden van betalingen aan milieubescherming en klimaatmitigatie. Enige lidstaten gaven aan dat deze maatregelen vrijwillig moeten blijven. Meerdere lidstaten vroegen aandacht voor de rol die aan productie gekoppelde steun vervult in het in stand houden van specifieke sectoren. Ik heb gezegd dat Nederland daar geen voorstander van is vanwege de marktverstorende werking. Er was brede steun voor grotere flexibiliteit en subsidiariteit, waardoor lidstaten meer ruimte krijgen invulling te geven aan het GLB rekening houdend met de specifieke context. Sommige lidstaten pleitten voor een betere integratie tussen het GLB en cohesiefondsen, ten behoeve van banen en een sterke lokale economie in plattelandsgebieden.

Ik heb aangegeven dat ik vind dat het GLB minder gericht moet worden op inkomensondersteuning en meer op innovatie, duurzaamheid, voedselzekerheid en voedselveiligheid. Betalingen die worden ingezet als prestatiebetalingen voor maatschappelijke diensten zijn daar een goed voorbeeld van.

Tijdens de aansluitende Ministerslunch werden bovenstaande standpunten grotendeels herhaald. Ik heb tijdens de lunch aangegeven dat de discussie over financiën gevoerd moet worden in de Raad Algemene Zaken en de Europese Raad, en dat Nederland niet vooruit wil lopen op de voorstellen voor het nieuwe MFK.

Herziening van de EU-strategie voor de bioeconomie en de rol van de landbouwsector

Gedachtewisseling

De Raad sprak over de herziening van de EU-strategie voor de bioeconomie (doc. 5757/18). De Commissie gaf hierbij aan dat de bioeconomie een belangrijke motor vormt voor de vitaliteit van het platteland en dat de landbouw een prominente rol speelt in de bioeconomie. Het is van belang producten te produceren met verminderd gebruik van fossiele grondstoffen. De Mededeling over de bioeconomie volgt in de tweede helft van 2018.

Lidstaten onderschreven de sleutelrol die landbouw vervult in de bioeconomie en benoemden het grote economisch potentieel van de bioeconomie voor zowel land- als bosbouwers. Meerdere lidstaten gaven hierbij aan dat het van belang is dat deze primaire producenten voldoende aangesloten raken op de uitkomsten van onderzoek en innovatie. Verschillende lidstaten stelden een sterkere integratie van de bioeconomie in het GLB voor. Ook werd bepleit goed gebruik te maken van goede praktijkvoorbeelden voortkomend uit ervaringen van lidstaten.

Ik heb er voor gepleit dat het Manifest van het Europese bioeconomiepanel wordt gebruikt als richtinggevend bij de ontwikkeling van de nieuwe strategie. Ook heb ik het meenemen van nationale ervaringen gesteund, evenals het versterken van de positie van primaire producenten in de bioeconomieketen.

Eiwitplan van de EU

Informatie van de Europese Commissie

De Europese Commissie heeft de Raad geïnformeerd over de redenen voor, en het proces omtrent, het aankomende EU-eiwitplan (doc. 5841/18). Commissaris Hogan gaf daarbij aan dat de zelfvoorzieningsgraad van Europa voor eiwitgewassen laag is en verbeterd dient te worden. Het plan wordt voorzien eind 2018 en zal zich richten op onderzoek en innovatie, agronomische uitdagingen, de milieuvoordelen van eiwitgewassen, het ontwikkelen van waardeketens en marktpotentieel voor in de EU geproduceerde eiwitgewassen.

Lidstaten gaven aan de ontwikkeling van een dergelijk plan te steunen, omdat het belangrijk is de voorzieningsgraad in de EU te verhogen. Daarbij vroegen enkele lidstaten ook aandacht voor de impact die de Europese behoefte aan eiwitgewassen elders in de wereld heeft en verwelkomden een aanstaand actieplan tegen ontbossing van de Europese Commissie.

Ik heb hierbij aangegeven de ontwikkeling van het eiwitplan te steunen, waarbij breder gekeken moet worden dan alleen de traditionele eiwitgewassen. Verder heb ik de oproep gedaan voor gezamenlijke Europese onderzoeksprogramma’s rond veredeling, zodat rassen eiwitgewassen worden ontwikkeld die kunnen groeien onder Europese omstandigheden. Ook heb ik de oproep om een EC-actieplan tegen ontbossing gesteund.

Diversen

Taskforce voor het Afrikaanse platteland

Informatie van de Commissie

De Europese Commissie heeft de Raad geïnformeerd over de aanstaande oprichting van een Taskforce voor het Afrikaanse platteland (doc. 6115/18). Deze Taskforce zal bestaan uit een groep experts die de Commissie ondersteunen met advies, aanbevelingen en expertise in relatie tot het versterken van het EU-Afrika partnerschap op het gebied van voedsel en landbouw. Doel is mede om te zorgen dat de plattelandsbevolking in Afrika perspectief heeft op werk en inkomen, zodat de druk om te migreren afneemt.

Lidstaten steunden het voorstel van de Commissie en gaven aan het wederzijdse belang van een dergelijk partnerschap te zien. Ik heb aangeven het voorstel te steunen.

Minimale teeltperiode vanggewassen

Tijdens het AO Landbouw- en Visserijraad van 14 februari jl. heb ik mevrouw Lodders toegezegd na te zullen gaan of de verkorting van de minimale teeltperiode voor vanggewassen naar 8 weken reeds dit jaar van kracht kan worden. Normaal gesproken moeten wijzigingen over de uitvoering van de vergroening uiterlijk 1 augustus voorafgaand aan het jaar van inwerkingtreding aan de Europese Commissie worden gemeld. Dit zou betekenen dat de aanpassing van de minimale teeltperiode pas in 2019 van kracht zou kunnen worden. Hierover is na het AO overleg geweest met de diensten van de Europese Commissie. Dit heeft ertoe geleid dat Nederland alsnog de notificatie over 2018 kan aanpassen, waarmee de wijziging nog dit jaar inwerking kan treden.

De Uitvoeringsregeling Rechtstreekse Betalingen zal ik hier zo spoedig mogelijk op aanpassen.

Gebruik van gemeentelijke gronden door boeren

Naar aanleiding van berichten in de media in december 2017 over het gebruik van bermen door boeren in de gemeente Berkelland, heb ik uw Kamer op 6 december 2017 gemeld dat het ministerie met de gemeente Berkelland zou overleggen om helder te krijgen wat er precies speelt (Kamerstuk 28 625, nr. 253).

Met deze brief informeer ik u over het overleg dat het ministerie en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) op 20 februari jl. hebben gehad met de gemeente Berkelland.

De gemeente heeft geconstateerd dat boeren in het verleden geleidelijk gemeentelijke bermen en landschapselementen bij hun percelen hebben getrokken en in gebruik genomen zonder hiervoor toestemming te hebben. Deze praktijk gaat ten koste van de biodiversiteit en het typische karakter van het coulissenlandschap. De gemeente wil nu deze ontwikkeling zoveel mogelijk ongedaan maken, door waar mogelijk handhavend op te treden.

In het overleg met de gemeente Berkelland is afgesproken dat RVO.nl bij wijze van proef de gemeente Berkelland hierin zal ondersteunen door er voor te zorgen dat de gronden van de gemeente niet meer ten onrechte door boeren als landbouwgrond kunnen worden opgegeven bij de aanvraag voor subsidie in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, of kunnen worden meegeteld voor de plaatsing van mest.

Hiervoor zal de gemeente Berkelland gegevens aanleveren aan RVO.nl, waarmee de gronden van de gemeente kunnen worden ingetekend. Daar waar sprake is van overlap met de opgave van boeren, zal die opgave worden gecorrigeerd. Op deze wijze wordt de gemeente Berkelland aan de voorkant ondersteund in haar handhaving.

De gemeente kan er desgewenst (nog steeds) voor kiezen om boeren in te zetten om de gemeentelijke bermen te maaien, maar zij zal daar dan per activiteit opdracht voor geven. Er wordt geen gebruiksrecht aan boeren toegekend. De gemeente Berkelland zal als pilot fungeren voor deze werkwijze.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven