21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1012 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 april 2017

Met deze brief informeer ik u over de uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad die 3 april jl. plaatsvond in Luxemburg. Daarnaast informeer ik u over de stand van zaken bij het meerjarenplan Noordzee en over het voorstel voor de verordening visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan.

Onderwerpen Landbouw- en Visserijraad

Omnibusverordening

Stand van zaken en gedachtewisseling

De Raad heeft van gedachten gewisseld over de landbouwbepalingen in het voorstel voor een nieuw Financieel Reglement (Omnibusverordening). Het voorzitterschap had hiertoe een achtergrondnotitie voorbereid met de belangrijkste discussiepunten (ST 7077/17).

Commissaris Hogan verwelkomde de voortgang en herhaalde zijn wens om de Omnibusverordening per 1 januari 2018 in werking te laten treden. Hij benadrukte dat de Omnibusverordening gericht moet zijn op vereenvoudiging. Het compromispakket van het voorzitterschap bevat volgens Commissaris Hogan echter enkele zorgelijke punten, waarop hij zal terugkomen tijdens de triloog. Ook in de Raad waren enkele lidstaten kritisch dat de voorstellen verder zouden gaan dan slechts vereenvoudiging. De Raad uitte over het algemeen echter steun voor de compromistekst en voor een spoedige inwerkingtreding van de verordening.

In het kader van de verordening plattelandsontwikkeling verwelkomden veel lidstaten het voorstel tot het optioneel maken van de definitie van actieve landbouwer. Enkele lidstaten pleitten echter voor geharmoniseerde toepassing. Nederland kon de tekst steunen, omdat de toedeling van betalingsrechten al aan het begin van de hervorming is uitgevoerd en Nederland daarom geen grote gevolgen verwacht. De Raad was verdeeld over het voorstel voor een sectorspecifiek inkomensstabilisatiemechanisme met een lagere drempel van 20%. Tegenstanders, waaronder Nederland, gaven aan dat dit niet aansluit bij de marktoriëntatie, kan leiden tot concurrentieverstoring en niet binnen de green box van de Wereldhandelsorganisatie valt. Nederland vond het voorstel om de drempel vast te stellen op «ten minste» 20% in plaats van 20% weliswaar een verbetering ten opzichte van het Commissievoorstel, maar nog altijd een substantiële versoepeling van het huidige regime. Andere lidstaten uitten juist steun voor het voorstel of wilden de lagere drempel ook laten gelden voor andere risicobeheersinstrumenten.

Er was steun voor de compromistekst van het voorzitterschap over de horizontale verordening, waaronder het handhaven van de 50/50-regel voor verrekening van openstaande vorderingen op begunstigden. Daarmee blijven de openstaande vorderingen wat betreft de Raad voor de helft voor rekening van de lidstaat en voor de andere helft voor rekening van de Europese Commissie komen.

De Raad was verdeeld over enkele voorstellen in de verordening rechtstreekse betalingen. Zo steunden veel lidstaten het voorstel tot wijziging van de definitie van blijvend grasland. Enkele lidstaten vreesden echter concurrentieverstoring of wilden het voorstel pas in het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) behandelen.

Verscheidene lidstaten steunden het voorstel om lidstaten jaarlijks hun systeem van gekoppelde steun te laten herzien. Enkele lidstaten pleitten voor nog meer flexibiliteit, bijvoorbeeld door uitbreiding van de lijst sectoren die in aanmerking komen voor gekoppelde steun. Er waren ook lidstaten die een reductiecoëfficiënt wilden kunnen toepassen bij het overschrijden van de kwantitatieve limieten. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, was daarentegen kritisch over deze voorstellen. Met het oog op het compromis heeft Nederland aangegeven de tijdelijke ontkoppeling in geval van crisis te kunnen steunen, om te voorkomen dat begunstigden het productieniveau handhaven ondanks structurele onbalans op de markt. Nederland heeft echter aangegeven het voorstel over jaarlijkse herziening van de gekoppelde steun en de lidstaatvoorstellen voor meer flexibiliteit niet te steunen.

Meerdere lidstaten betreurden dat het Commissievoorstel om de EU-begrenzing van 90 hectare voor steun aan jonge landbouwers te vervangen door een verplichting aan de lidstaten om zelf limieten te stellen, niet is overgenomen in de compromistekst. Nederland steunt de aanpak van het voorzitterschap, waarbij de huidige tekst wordt gehandhaafd. Nederland uitte teleurstelling over het feit dat het voorzitterschap het voorstel niet heeft overgenomen om, conform de motie van de leden Geurts en Dik-Faber (Kamerstuk 21 501-32, nr. 929), de tweede zin van paragraaf 5 van artikel 50 te schrappen.

Eén lidstaat wilde dat de tekst aangeeft dat lidstaten het besluit over vermindering van de betalingen en het invoeren van plafonnering jaarlijks kunnen herzien. De Europese Commissie had hierover een verklaring voorbereid die zal worden toegevoegd aan de compromistekst, waarin staat dat dit al mogelijk is op basis van artikel 11 van de verordening.

In de compromistekst over de verordening gemeenschappelijke marktordening wilden enkele lidstaten de huidige tekst over nationale financiering van producentenorganisaties handhaven. Lidstaten waren verdeeld over de voorstellen over wijn. Eén lidstaat pleitte voor een regionaal crisisbeheerssysteem op basis van inkomstendaling. Ook over dit onderwerp zal een Commissieverklaring worden toegevoegd aan de compromistekst, waarin staat dat het adresseren van regionale crises al mogelijk is onder artikel 219–222 van de verordening.

Het Speciaal Landbouwcomité zal op 10 april 2016 worden gevraagd akkoord te gaan met de concept-geconsolideerde tekst voor de Raadspositie over de landbouwdelen van de Omnibusverordening. Het voorzitterschap beoogt begin mei een Raadsstandpunt over de verordening te bereiken.

Vereenvoudiging: Commissieverslag over de uitvoering van de ecologische aandachtsgebieden

Presentatie door de Europese Commissie en gedachtewisseling

Commissaris Hogan gaf een toelichting op het evaluatieverslag over ecologische aandachtsgebieden, dat op 29 maart jl. is aangenomen (ST 7766/17). Dit verslag bevat, overeenkomstig het eerste lid van artikel 46 van Verordening (EU) 1307/2013, informatie over de uitvoering van de verplichting om vanaf 2015 tenminste 5% van het areaal bouwland in te richten als ecologisch aandachtsgebied.

Van alle bouwland in de EU valt 70% onder de ecologisch aandachtsgebied-verplichting. Hiervan is 13%, oftewel 8 miljoen hectare grond, verklaard tot ecologisch aandachtsgebied (10% na toepassing van de wegingsfactoren). Braaklegging en stikstofbindende gewassen vormen bijna 90% van de aandachtsgebieden; bufferzones en landschapselementen vormen circa 2,5%.

De mogelijke milieueffecten (bijvoorbeeld op biodiversiteit, stikstofbinding en het tegengaan van erosie), blijken af te hangen van het soort ecologisch aandachtsgebied. De grootste voordelen komen voor bij landschapselementen en braakland, de laagste bij vanggewassen. De effecten verschillen daarnaast door bijvoorbeeld het soort bodembedekking en de wijze van beheer. Braaklegging gedurende een lange periode en het afzien van gebruik van pesticiden zorgen voor minder habitatverstoring, vooral tijdens de broedperiode.

Gezien het hoge areaal ecologisch aandachtsgebied achtte Commissaris Hogan verhoging van het percentage niet nodig. Hij verwees verder naar zijn inzet op vereenvoudiging in de gedelegeerde handeling over vergroening, bijvoorbeeld door het stroomlijnen van vereisten voor milieuvriendelijke maatregelen zoals landschapselementen. De Commissaris stelde dat het nu aan de Raad en het Parlement is om te beslissen over goedkeuring van de verordening. De Europese Commissie blijft de gevolgen van de maatregelen monitoren, mede vanwege de evaluatie van de vergroening die eind dit jaar verschijnt en de mededeling over de effecten van de vergroening.

De Raad verwelkomde het rapport en de conclusies, waaronder het besluit van de Europese Commissie om niet met een voorstel te komen tot verhoging van het percentage ecologisch aandachtsgebied. Sommige lidstaten wilden de bevindingen over de ecologische bijdragen van de verschillende maatregelen verwerken in de wegingsfactoren. Enkele lidstaten wezen hierbij specifiek op de positieve effecten van de teelt van eiwithoudende gewassen. Ze waren om deze reden en uit vrees voor toegenomen complexiteit kritisch over het eerder door de Europese Commissie in een gedelegeerde verordening voorgestelde verbod op gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in ecologische aandachtsgebieden. Enkele lidstaten pleitten voor meer flexibiliteit. Eén lidstaat was kritisch dat de verlenging van de bestuderingsperiode van de gedelegeerde verordening door het Europees Parlement de vaststelling zal vertragen.

Nederland heeft aangegeven dat ambitieuze vergroening belangrijk is om het GLB duurzamer te maken en betalingen gerichter te maken op het realiseren van maatschappelijke doelen. Nederland heeft verwelkomd dat boeren meer dan 5% ecologisch aandachtsgebied hebben ingericht. Gezien de bevinding dat niet alleen de omvang maar ook het type ecologisch aandachtsgebied bepalend is voor de effecten ervan, heeft Nederland aangegeven dat maatregelen nodig zijn om de kwaliteit van het ecologisch aandachtsgebied te vergroten. Daarom stelde Nederland voorstander te zijn van het voorstel van de Europese Commissie om gewasbeschermingsmiddelen in ecologische aandachtsgebieden te verbieden.

In zijn reactie stelde Commissaris Hogan dat de vergroening een impuls nodig heeft en dat het voorgestelde verbod daaraan bijdraagt. Hij wees erop dat de 14 miljard euro aan jaarlijkse vergroeningsbetalingen aan de maatschappij moeten kunnen worden uitgelegd. Een gebrek aan geloofwaardige vergroening zou de druk op het GLB-budget in de onderhandelingen over het nieuwe GLB en Meerjarig Financieel Kader kunnen verhogen.

Diversen: Vereenvoudiging van het gemeenschappelijk landbouwbeleid

Informatie van de Deense, de Estse, de Finse, de Letse, de Litouwse en de Zweedse delegatie

De Deense delegatie gaf een toelichting op een notitie met 68 voorstellen tot vereenvoudiging van het GLB (ST 7763/17+ADD1). Het zijn zowel voorstellen die op de korte termijn zouden kunnen worden overgenomen als voorstellen voor het nieuwe GLB. Ze gaan onder andere over risicogebaseerde controles, herziening van de competentieverdeling tussen de Europese Commissie en lidstaten, proportionelere controles en sancties, en meer gebruik van satellietfoto’s. Denemarken vroeg om bespreking van de notitie in het Speciaal Landbouwcomité.

In de Raad bestond veel steun voor dit initiatief. Lidstaten waren kritisch over de complexiteit van de huidige regelgeving en wilden de voorstellen graag verder bespreken, zowel voor de korte termijn als met het oog op de toekomstige GLB-hervorming. Verscheidene lidstaten deelden de wens tot aanpassing van de competentieverdeling, meer proportionaliteit van controles en sancties en risicogebaseerde controles met gebruik van satellietbeelden. Ook pleitten ze voor vereenvoudiging op het gebied van plattelandsontwikkeling, minder rapportageverplichtingen, een single audit-aanpak, en het combineren van instrumenten op gebied van vergroening en cross-compliance. Ook Nederland heeft de notitie verwelkomd. Nederland heeft gepleit voor vereenvoudiging voor landbouwers, lidstaten en betaalorganen. Nederland heeft steun uitgesproken voor een meer risicogebaseerde aanpak, en aangegeven open te staan voor reflectie op de taakverdeling en het single audit-concept.

Commissaris Hogan verwelkomde de notitie en wees op de verschillende vereenvoudigingsgolven in de afgelopen twee jaar, waarbij al 300 wijzigingen worden uitgevoerd. De Commissaris wees ook op zijn inzet op vereenvoudiging in de komende GLB-hervorming. Hij benadrukte echter het belang van evenwicht tussen de belangen van de belastingbetaler en van de landbouwers. Hij stond open voor het nadenken over de synergie tussen GLB-instrumenten en de inrichting van een resultaatgericht systeem waarin gebruik wordt gemaakt van moderne technologieën. Hij wees op workshops die hierover zijn georganiseerd, en voorstellen die de komende tijd worden besproken. De Europese Commissie gaf aan de komende maanden de uitvoering van de aangenomen voorstellen te zullen volgen.

Diversen: Vleesfraude in Brazilië

Informatie van de Europese Commissie over de stand van zaken

Commissaris Andriukaitis gaf informatie over de stand van zaken van de vleesfraude in Brazilië (ST 7845/17). Toen het nieuws van de fraude op 17 maart jl. bekend werd, heeft de Europese Commissie de lidstaten verzocht om alle partijen van de frauduleuze bedrijven terug te sturen aan Brazilië. Ook zijn versterkte fysieke voedselveiligheidscontroles ingevoerd en heeft de Europese Commissie Brazilië gevraagd te zorgen dat er geen uitvoer is van bedrijven waar het risico bestaat dat de productie niet voldoet aan de EU-vereisten. De situatie is besproken op de bijeenkomst van Chief Veterinary Officers op 24 maart jl. en in de vergadering van het permanent comité voor planten, dieren, voeding en veevoer (SCoPAFF) op 29 maart jl. Hier is afgesproken versterkte controles bij buitengrensinspectieposten te ontwikkelen en om zo spoedig mogelijk en uiterlijk medio mei audits uit te voeren in Brazilië. Er is besloten tot een geharmoniseerd EU-controleprotocol met 100% fysieke controles op alle partijen, en 20% microbiologische controles.

Commissaris Andriukaitis heeft de Braziliaanse landbouwminister Blairo Maggio op 28 maart jl. gesproken. Hij heeft gevraagd om informatie over de stand van zaken en erop gewezen dat de betrouwbaarheid van en het vertrouwen in het Braziliaanse inspectiesysteem moeten worden hersteld. De Braziliaanse Minister heeft toegezegd meer informatie te sturen over de bevindingen van de controles. Naar aanleiding hiervan zullen de lidstaten en de Europese Commissie besluiten of er aanvullende maatregelen nodig zijn.

Commissaris Andriukaitis gaf verder aan dat Brazilië heeft ingestemd met concrete stappen voor de (nu lang durende) aanvragen voor uitvoer uit de EU naar Brazilië. Er is afgesproken dat de uitkomst voorspelbaarder moet zijn en dat een gezamenlijke aanpak op sanitair en fytosanitair (SPS-) gebied zal worden ontwikkeld. Ook heeft Brazilië aangegeven het regionalisatiebeginsel te aanvaarden, en is gesproken over dierenwelzijn en antibioticaresistentie. Op 3 april jl. heeft de Europese Commissie een brief gekregen van de Braziliaanse Minister. Hierin staat dat de aspecten die door de federale inspectie zijn onderzocht in de vier bedrijven geen risico inhouden voor de veiligheid van de consument. Commissaris Andriukaitis zegde toe verdere informatie te zullen doorsturen, vooral over de versterkte controles en de resultaten van de audits. Hij stelde dat de invoer uit Brazilië altijd zal moeten voldoen aan het hoge niveau van voedselnormen in de EU, gewaarborgd door een geloofwaardig certificerings- en controlesysteem.

De Raad onderschreef de ernst van de situatie en stelde dat de naar de EU uitgevoerde producten moeten voldoen aan de Europese normen, met robuuste waarborgsystemen. Lidstaten waren positief over de in Europa genomen stappen en de geharmoniseerde aanpak. Sommige lidstaten stelden echter dat we waakzaam moeten blijven en indien nodig verdere maatregelen moeten nemen, waaronder mogelijk een invoerverbod op vlees uit de drie deelstaten. Enkele lidstaten vonden dat Brazilië te weinig informatie en waarborgen had verstrekt, en wezen op eerdere overtredingen. Zij vonden een embargo op vlees uit de betrokken drie deelstaten nu al gerechtvaardigd. Eén lidstaat pleitte juist voor een boodschap van betrouwbaarheid. Enkele lidstaten wilden dat meer onderzoek zou worden gedaan. Een andere lidstaat stelde controles te hebben uitgevoerd op 92 monsters Braziliaans vlees, en daarbij tientallen gevallen van overtreding te hebben geconstateerd.

Nederland heeft aangegeven dat het fraudeschandaal onacceptabel is, en zelf zoveel mogelijk doet om verkeerd vlees tegen te houden. Nederland heeft echter onderstreept dat Brazilië maatregelen moet nemen. Nederland heeft verder gepleit voor een grondig onderzoek en maatregelen om soortgelijke situaties in de toekomst te voorkomen, en het belang van coördinatie via het protocol onderstreept. Als de noodzakelijke maatregelen niet worden genomen door Brazilië, moet de EU volgens Nederland maatregelen overwegen om te voorkomen dat onveilig vlees wordt geëxporteerd uit Brazilië, hierbij een invoerverbod voor deze producten niet uitsluitend. Commissaris Andriukaitis reageerde dat Brazilië vastbesloten is actie te ondernemen, maar stelde indien nodig strengere maatregelen niet uit te sluiten.

Meerjarenplan Noordzee

Voorafgaand aan de Raad heeft het Coreper op 22 maart jl. de Raadspositie (algemene oriëntatie) over de Verordening Meerjarenplan Noordzee vastgesteld. Met dit besluit kan de Raad, zodra ook het Europees Parlement zijn eerste lezing heeft vastgesteld, de onderhandelingen in triloog met het Europees Parlement beginnen. Dat zal naar verwachting niet eerder dan na de zomer het geval zijn.

Het Meerjarenplan beoogt de visbestanden in de Noordzee aan de doelstellingen van de Maximale Duurzame Opbrengst (Maximum Sustainable Yield- MSY) te laten voldoen. Centraal onderdeel van het plan zijn de zogenoemde «bandbreedtes voor de visserijsterfte» op basis waarvan de Raad de jaarlijkse TAC's (Total Allowable Catch) zal vaststellen. ICES (the International Council for the exploration of the Sea) levert de onder- en bovenwaarden van de visserijsterfte, die corresponderen met de doelstellingen van MSY.

Ik heb ingestemd met het voorliggende compromis, omdat hierin mede op Nederlands verzoek voldoende flexibiliteit is ingebouwd. Flexibiliteit om bij het vaststellen van de TAC's zowel rekening te houden met het gegeven dat in de gemengde visserij op de Noordzee vis tegelijk uit meerdere bestanden wordt gevangen, als met de invoering van de aanlandplicht op de Noordzee. Artikel 5 is daartoe zo aangepast dat, gelet op het probleem dat in de gemengde visserij niet alle bestanden tegelijk op MSY bevist kunnen worden, de visserijmogelijkheden voor bijvangstsoorten, zoals tarbot, worden vastgesteld op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies. Hierbij kan de voorzorg benadering worden toegepast.

Ook uw Kamer heeft steeds aangedrongen om voor het probleem van choke species, bijvoorbeeld in het geval van tarbot, een oplossing te vinden. Ik zal mij ervoor inzetten dat de positie die de Raad met deze algemene oriëntatie inneemt in de onderhandelingen met het Europees Parlement overeind blijft.

Het voorstel kon rekenen op algehele steun van lidstaten, met uitzondering van Denemarken. Denemarken wenst dat het plan meer rekening houdt met de sociaaleconomische gevolgen voor de visserijsector. De Commissie en andere lidstaten menen dat de basisverordening van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid al in deze doelstelling voorziet, zodat deze niet expliciet in een Meerjarenplan behoeft te worden opgenomen.

Verordening visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan

De Europese Commissie heeft op 29 maart jl. het voorstel gepubliceerd tot omzetting in EU-recht van de instandhoudings-, controle- en handhavingsmaatregelen die zijn vastgesteld door de regionale organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan (SPRFMO), waarbij de Europese Unie als verdragsluitende partij is aangesloten. De maatregelen richten zich voornamelijk op beheersmaatregelen voor Chileense horsmakreel, maatregelen om de impact van de visserij op zeevogels te verminderen en maatregelen ten aanzien van bepaalde visserijmethoden. De meest recente in EU-recht om te zetten maatregelen die in dit voorstel zijn opgenomen zijn in januari 2017 door de SPRFMO vastgesteld en zijn bindend voor de verdragsluitende partijen. Omdat met de verordening geen nieuwe wet- en regelgeving is gemoeid, maar reeds bindende afspraken worden omgezet in EU-recht, wordt geen BNC-fiche opgesteld.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Naar boven