21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

31 544 Europees voorstel voor richtlijn gelijke behandeling

BV1 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 13 mei 2024

De leden van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken2 hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de formele raad werkgelegenheid en sociaal beleid (WSBVC) van 7 mei 2024.3 De inzet die Nederland tijdens deze formele raad gaat plegen kan op steun rekenen van de leden van de D66-fractie, maar toch hebben deze leden nog enkele vragen, met name over wat niet wordt vermeld in de voorgenomen inzet.

Naar aanleiding hiervan is op 22 april 2024 een brief gestuurd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De Minister heeft op 6 mei 2024 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, Bergman

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN

Aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Den Haag, 22 april 2024

De leden van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de formele raad werkgelegenheid en sociaal beleid (WSBVC) van 7 mei 2024.4 De inzet die Nederland tijdens deze formele raad gaat plegen kan op steun rekenen van de leden van de D66-fractie, maar toch hebben zij nog enkele vragen, met name over wat niet wordt vermeld in de voorgenomen inzet.

Allereerst zijn de leden van de D66-fractie ervan overtuigd dat de richtlijn voor sommige EU-landen erg belangrijk kan zijn omdat uit onderzoek (bijvoorbeeld rapportages van het Fundamental Rights Agency) is gebleken dat discriminatie op de in de richtlijn vermelde gronden daar nog steeds meer dan incidenteel voorkomt. Dus ook al heeft Nederland de wetgeving grosso modo op orde, in het belang van minderheidsgroepen in andere EU-landen achten de leden van de D66-fractie een enthousiaste inzet van de Nederlandse regering op zijn plaats. Hoe schat u in dat de landen die in het verleden afhoudend reageerden op het opnemen van de discriminatiegronden leeftijd en seksuele gerichtheid nu zullen reageren? Welke landen zijn dit? Deze leden vragen dit omdat ook via het verband van interparlementair overleg (bijvoorbeeld in de PACE of de PA van de OVSE) door de Nederlandse parlementsleden initiatieven kunnen worden ontplooid om met parlementsleden uit die landen overleg te plegen om vooruitgang te boeken.

In Nederland heeft de Raad van State in het verleden advies uitgebracht over de opname van de non-discriminatiegrond «leeftijd» in artikel 1 van de Grondwet. Dit advies was negatief en de regering heeft het overgenomen. Daarom staat «leeftijd» niet in de huidige tekst van artikel 1 van de Grondwet. Hoe verhoudt zich dit standpunt van de Nederlandse regering tot de compromistekst over leeftijdsdiscriminatie die door het Belgisch voorzitterschap is voorgesteld? Ziet de regering ruimte en noodzaak om in Nederland extra (grond-)wettelijke maatregelen te nemen om aan de compromistekst op dit punt te voldoen?

De leden van de fractie van D66 zien het belang van uitvoerige discussies over de naam van de Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken (WSBVC) niet. Beter zou het zijn wanneer de deelnemers aan de Raad van 7 mei 2024 zich inhoudelijk met de andere non-discriminatiegrond «seksuele gerichtheid» bezig zouden houden. Het valt deze leden op dat de regering niets vermeldt over de Nederlandse inzet op dit punt, terwijl de positie van lesbiennes, homo’s en biseksuelen in nogal wat EU-landen door gebrek aan beschermende wetgeving ernstig in de verdrukking is. Hoe zullen bijvoorbeeld de Hongaarse, Slowaakse en Italiaanse regeringen zich opstellen waar het gaat om anti-discriminatiemaatregelen die seksuele minderheden moeten beschermen. Kunt u de inzet van de Nederlandse regering op 7 mei a.s. op dit punt nader toelichten?

In Nederland is het juridische standpunt dat transgender mensen (genderidentiteit en genderexpressies) onder de beschermingscategorie «geslacht» van artikel 1 van de Grondwet vallen en dat genderidentiteit en genderexpressies dus niet apart in artikel 1 van de Nederlandse Grondwet genoemd hoeven te worden. Hoe is de visie op dit punt in andere EU-landen waar wettelijke maatregelen om transgender mensen te beschermen tegen discriminatie ontbreken? Waar ziet de Nederlandse regering de bescherming van transgender mensen tegen discriminatie in de voorgestelde richtlijn? Wat is de Nederlandse inzet op dit punt?

De leden van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken zien uw antwoord met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag tijdig vóór 7 mei 2024.

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, I.M. Lagas MDR

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 mei 2024

De leden van de D66-fractie hebben enkele vragen gesteld naar aanleiding van de geannoteerde agenda voor de formele raad werkgelegenheid en sociaal beleid (WSBVC) van 7 mei 2024.

Allereerst stellen de leden van de D66-fractie de vraag welke inschatting kan worden gemaakt van de reactie van landen die in het verleden afhoudend reageerden op het opnemen van de discriminatiegronden leeftijd en seksuele gerichtheid.

Het kabinet vindt het belangrijk dat deze richtlijn wordt aangenomen, juist ook omdat de bescherming tegen discriminatie hierdoor in de hele Unie wordt verhoogd. Gezien de beslotenheid van de voorbereidende vergaderingen in Brussel, kan ik helaas niet ingaan op de specifieke standpunten van bepaalde landen. Ik kan wel aangeven dat enkele lidstaten die voorheen kritisch waren, na enkele tekstuele aanpassingen van het voorstel wel akkoord lijken te kunnen gaan met de richtlijn. Sommige lidstaten hebben echter ook nog een voorbehoud, waardoor het niet duidelijk is of zij op dit moment met de richtlijn kunnen instemmen. Deze posities zullen zich de komende weken verder uitkristalliseren, met hopelijk tot gevolg dat alle lidstaten kunnen instemmen met de richtlijn tijdens de WSBVC-Raad. Het kabinet zet zich in haar bilaterale contacten in om de vereiste unanimiteit te behalen.

De leden van de D66-fractie vragen vervolgens hoe het standpunt van de Nederlandse regering over de opname van de discriminatiegrond «leeftijd» in artikel 1 van de Grondwet zich verhoudt tot het standpunt van de Nederlandse regering tot de compromistekst over leeftijdsdiscriminatie die door het Belgisch voorzitterschap is voorgesteld. Daarbij vragen de leden van de D66-fractie zich af of de regering ruimte en noodzaak ziet om in Nederland aanvullende (grond-) wettelijke maatregelen te nemen om aan de tekst op dit punt te voldoen.

Het kabinet ziet leeftijdsdiscriminatie, met name op de arbeidsmarkt, als een groot maatschappelijk probleem. Het kabinet treft maatregelen om dat aan te pakken. De Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid biedt een wettelijk kader om leeftijdsdiscriminatie op de arbeidsmarkt tegen te gaan. Als het richtlijnvoorstel wordt aangenomen, dan is dat de eerste stap om ook een verbod van onderscheid op grond van leeftijd bij het aanbieden van goederen en diensten en bij de sociale bescherming in de gelijkebehandelingswetgeving op te nemen. Het kabinet ziet niet direct aanleiding om leeftijd als expliciet benoemde grond aan artikel 1 van de Grondwet toe te voegen.5 Het kabinet wil niet uitsluiten dat daartoe in de toekomst mogelijk wel aanleiding bestaat. De ervaringen met de uitbreiding van het verbod van leeftijdsdiscriminatie in de gelijke behandelingswetgeving kunnen bij deze afweging worden betrokken.

De leden van de D66-fractie vragen om een toelichting op de inzet van de Nederlandse regering ten aanzien van EU-landen waar de positie van seksuele minderheden door gebrek aan beschermende maatregelen in de verdrukking is.

Het kabinet zet zich binnen EU-verband altijd vol in voor gelijke rechten van lhbtiq+ personen, zoals recent nog geschetst in de Voortgangsbrief over inzet van het kabinet voor gendergelijkheid, seksuele en reproductieve rechten, en gelijke rechten van lhbtiq+ personen in de Europese Unie.6 Ook tijdens de komende WSBVC-Raad zal Nederland het belang van het bestrijden van discriminatie op grond van genderidentiteit en seksuele gerichtheid onder de aandacht brengen.

Tot slot vragen de leden van de D66-fractie naar de visie van andere EU-landen waar wettelijke maatregelen om transgender mensen te beschermen tegen discriminatie ontbreken. Ook vragen deze leden waar de Nederlandse regering de bescherming van transgender mensen tegen discriminatie in de voorgestelde richtlijn ziet en wat de Nederlandse inzet op dit punt is.

Nederland zet zich actief in voor gendergelijkheid en voor gelijke rechten van lhbtiq+ personen. Integraal onderdeel hiervan is de inzet om transgender personen tegen discriminatie te beschermen – ook in landen waar wettelijke maatregelen voor de vrijheid, veiligheid en participatie van transgender personen ontbreken. De Nederlandse inzet bestaat onder andere uit coalitievorming, feministisch buitenlandbeleid, Nederlandse diplomatie in de EU en de VN, internationale onderhandelingen en de inzet op de bescherming van grondrechten in de EU en van financiële middelen.7 Over de voortgang en inhoud van deze inzet informeert het kabinet u jaarlijks.8 Een overzicht van de wettelijke maatregelen om transgender personen te beschermen in EU-landen, treft u jaarlijks aan in de Rainbow Europe Map and Index.9

De richtlijn die ter stemming voorligt, ziet op bescherming van personen tegen discriminatie op grond van godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid. Bescherming tegen discriminatie op grond van geslacht is vastgelegd in andere richtlijnen.10

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge


X Noot
1

De letters BV hebben alleen betrekking op 21 501-31.

X Noot
2

Samenstelling:

Kemperman (BBB), Lagas (BBB) (voorzitter), Kroon (BBB),Van Langen-Visbeek (BBB), Lievense (BBB), Fiers (GroenLinks-PvdA), Recourt (GroenLinks-PvdA), Janssen-Van Helvoort (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Roovers (GroenLinks-PvdA), Geerdink (VVD), Van den Berg (VVD), Meijer (VVD) (ondervoorzitter), Doornhof (CDA), Prins (CDA), Van Toorenburg (CDA), Dittrich (D66), Van Meenen (D66), Van Hattem (PVV), Nicolaï (PvdD), Nanninga (JA21), Janssen (SP), Talsma (CU), Dessing (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
3

Kamerstukken I 2023/2024, 21 501-31, BT.

X Noot
4

Kamerstukken I 2023/2024, 21 501-31, BT.

X Noot
5

Handelingen I 2020/21, 32 411, p. 8.

X Noot
6

Kamerstuk 2023/24, 30 420, nr. 388.

X Noot
7

Kamerstuk 2023/24, 30 420, nr. 388.

X Noot
8

Toegezegd door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in het Wetgevingsoverleg Emancipatie op 6 december 2021. Kamerstuk 2022/23, 30 420, nr. 376 en Kamerstuk 2021/22, 30 420, nr. 367.

X Noot
10

Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep. Richtlijn 2004/113/EG van de Raad van 13 december 2004 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten.

Naar boven