21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Nr. 455 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 augustus 2017

Hierbij ontvangt u het verslag van de Informele Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, van 19 en 20 juli jl. te Tallinn, Estland.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Verslag Informele Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, 19 en 20 juli 2017 te Tallinn, Estland

Het thema van deze Raad was de balans tussen werk en privéleven. Er is specifiek van gedachten gewisseld over nieuwe werkvormen, verschillende gezinssamenstellingen en de rol van mannen in het vervullen van zorgtaken. Het recent uitgebrachte «EU-voorstel voor een richtlijn betreffende evenwicht tussen werk en privéleven COM (2017) 253» stond niet op de agenda. Desalniettemin benadrukten verschillende lidstaten en sociale partners de noodzaak om de onderhandelingen over dit voorstel voorspoedig te laten verlopen.

De eerste dag begon met een gedachtewisseling over het belang van een balans tussen werk en privéleven en gendergelijkheid in de Europese Unie en in hoeverre deze in de verschillende lidstaten reeds gerealiseerd is. Alle lidstaten onderschreven in deze sessie de doelen van een effectief beleid op het terrein van werk-privéleven. Veel landen gaven vervolgens gedetailleerde samenvattingen van hun nationale beleid. Zo kennen bijna alle lidstaten professionele kinderopvang en bevallings- en ouderschapsverlof. Zorgverlof en flexibele arbeidsvormen blijken minder vaak voor te komen. De vergrijzingsproblematiek en hiermee samenhangend het stimuleren van de geboorte van (meer) kinderen is vaak een belangrijk motief voor het werken aan een breed en effectief beleid op het terrein van werk-privéleven.

Nederland heeft in deze gedachtewisseling het beleid van het kabinet op dit terrein toegelicht. Hierbij werd gewezen op het grote belang van een goede balans tussen werk- en privéleven, waarbij mannen en vrouwen in gelijkere mate zorgtaken op zich nemen en ruimte hebben om door participatie op de arbeidsmarkt economische zelfstandigheid te verwerven dan wel te behouden, nu en in de toekomst. Dit vergt beleid gericht op een modern stelsel met onder meer passende verlofregelingen en de wettelijke mogelijkheid om flexibel te werken, maar ook beleid gericht op het stimuleren van burgers in het nemen van weloverwogen en toekomstbestendige beslissingen in de verdeling van werk- en zorgtaken.

Vervolgens wisselde de Raad tijdens twee parallelle workshops van gedachten over de effectiviteit van huidige maatregelen op het terrein van werk-privébalans in relatie tot nieuwe werkvormen en verschillende gezinssamenstellingen. De discussies toonden aan dat er een grote diversiteit aan maatregelen bestaat in de verschillende lidstaten, waaronder op het terrein van het faciliteren van flexibele werkvormen en kinderopvangmogelijkheden. Er was consensus dat de inrichting van dergelijke maatregelen behoort te passen bij de behoeften van de personen in kwestie, ongeacht de specifieke gezinssamenstelling. De cruciale rol van sociale partners in de vormgeving van de maatregelen en het toesnijden hiervan op de specifieke situatie werd tevens breed benadrukt. Hierbij werd herhaaldelijk aangegeven dat, indien goed vormgegeven, maatregelen op dit terrein een win-win situatie kunnen opleveren: zowel vanuit het oogpunt van de werknemer als werkgever vanwege de te verwachten productiviteitswinst. Tijdens deze workshop heeft Nederland enkele maatregelen benoemt die recent zijn genomen, zoals de Wet modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden en de Wet flexibel werken. Hiermee zijn belangrijke stappen gezet om het stelsel beter aan te laten sluiten op de toegenomen arbeid- en zorgverantwoordelijkheden van werkenden en niet-werkenden. Ook is tijdens deze deelsessie gewezen op de cultuurcampagne «Hoe Werkt Nederland?» waarmee meer aandacht gevraagd wordt voor de onderlinge verdeling van arbeid, zorg en andere taken.

Op de tweede dag gingen de lidstaten en aanwezige sociale partners in op de evenwichtige verdeling van zorgtaken tussen mannen en vrouwen. Daarbij is met name gekeken naar de rol van mannen bij zorgtaken binnen het gezin maar ook ten aanzien van andere zorgbehoevenden zoals ouderen. Een grote meerderheid van de lidstaten geeft aan dat mannen in hun lidstaat nog steeds minder zorgtaken vervullen dan vrouwen, iets waarin verandering dient te worden gebracht. Sommige lidstaten signaleerden hierbij ook dat regelgeving op het terrein van werk-privébalans een noodzakelijke maar niet voldoende voorwaarde is om dit te bewerkstelligen; er zal ook een cultuur- en mentaliteitsverandering moeten plaatsvinden.

Nederland heeft in deze deelsessie benadrukt dat een evenwichtige verdeling van zorgtaken tussen mannen en vrouwen door het kabinet wordt bevorderd, maar dat partners uiteindelijk zelf beslissen hoe zij hun taken verdelen. De overheid en werkgevers kunnen hierin een ondersteunende rol vervullen. Zo stimuleert de overheid met een cultuurcampagne partners over de verdeling van zorgtaken na te denken en dit met elkaar te bespreken. Dit teneinde een bewuste, afgewogen en toekomstbestendige keuze te maken die recht doet aan zowel het belang van arbeidsparticipatie en economische zelfstandigheid van vrouwen als aan de rol van mannen bij zorgtaken.

Naar boven