21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Nr. 423 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 november 2016

Op 8 december aanstaande vindt de Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, in Brussel plaats. Tijdens de Raad zijn er gedachtewisseling voorzien over het Europees Semester en de Social Pillar. Verder staan er o.a. de herziening van de instellingsverordeningen voor Eurofound, EU-OSHA, CEDEFOP en raadsconclusies over «Roma integratie», vrouwen en armoede en de Jeugdgarantie op de agenda.

Conform de vastgestelde afspraken1 informeer ik uw Kamer middels de Geannoteerde Agenda over de voortgang van de onderhandelingen inzake de herziening van de Detacheringsrichtlijn.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

GEANNOTEERDE AGENDA RAAD WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID (WSBVC) 8 DECEMBER 2016

Agendapunt: Herziening instellingsverordeningen Eurofound, EU-OSHA en CEDEFOP

Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer

Algemene Oriëntatie, EU-extranetnummer document n.t.b, Interinstitutional files: Eurofound 2016/0256 (COD) (COD), EU-OSHA: 2016/0254 (COD), CEDEFOP: 2016/0257 (COD)

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

Ondanks dat er nog enkele discussiepunten resteren heeft het Slowaakse voorzitterschap de ambitie te komen tot een algemene oriëntatie inzake de herziening van de instellingsverordeningen van deze drie EU agentschappen. De laatste Raadswerkgroep is 28 november. Hierna wordt duidelijk of een algemene orientatie haalbaar is of dat er een voortgangsrapportage zal worden uitgebracht.

De voorgestelde herziening van de drie instellingsverordeningen van de Europese agentschappen Eurofound (Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden), EU-OSHA (Agentschap gezond en veilig werken) en CEDEFOP (Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding) heeft tot doel om de bepalingen van deze verordeningen in lijn te brengen met de door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie vastgestelde gemeenschappelijke bepalingen voor EU agentschappen (de «Common Approach», 2012). De drie agentschappen kennen overlappende beleidsopdrachten en tripartiete besturen. Om die redenen zijn de wijzigingen van de instellingsverordeningen op elkaar afgestemd en zijn ze als één pakket gepubliceerd.

De doelstellingen van de «Common Approach» richten zich vooral op een stroomlijning van bestuur en management en verbetering van het functioneren van gedecentraliseerde agentschappen. De belangrijkste wijzigingen hebben betrekking op de rechtsbasis, er wordt getracht een uniforme structuur van de besturen in lijn met de «Common Approach» (Raad van Bestuur, Uitvoerend Comité, uitvoerende directeur) te creëren. Daarnaast krijgt De Raad van Bestuur de bevoegdheid tot het aanstellen van personeel, vindt er harmonisering van de bepalingen inzake «programmering en rapportage» met de eisen vastgelegd in de herziene financiële kaderregeling (verordening 1271/2013) plaats, worden er antifraude maatregelen genomen, een beleid inzake belangenverstrengeling ingevoerd en een evaluatiebepaling in lijn met de principes van «better regulation» opgenomen.

Inzet Nederland

Het kabinet hecht aan het werk van de drie agentschappen en de expertise en ondersteuning die zij bieden aan het Europese beleid rond de arbeidsmarkt, werkomgeving, levensomstandigheden, beroepsonderwijs en -opleiding en vaardigheden. Het kabinet kan op hoofdlijnen instemmen met de voorstellen en de inzet van de Commissie om de bepalingen van de agentschapsverordeningen zo veel mogelijk in overeenstemming te brengen met de gezamenlijke verklaring voor gedecentraliseerde agentschappen.

Het kabinet is voorstander van de versterking van de sociale dialoog in de Europese Unie. Het tripartiete karakter van het bestuur van de agentschappen draagt hier aan bij. Daarom waardeert het kabinet het behoud van de bestaande vertegenwoordiging van lidstaten en nationale vertegenwoordigingen van werkgevers- en werknemersorganisaties in het bestuur.

Ten aanzien van de bevoegdheid van het bestuur speelt momenteel een kwestie in de onderhandelingen. Vanwege het tripartiete karakter is Nederland samen met andere lidstaten kritisch ten aanzien van het voornemen om de Raad van Bestuur meer een managementrol te geven. In de optiek van het kabinet dient er een duidelijke scheiding te blijven tussen de strategische bestuursrol van de Raad van Bestuur en het management van het Agentschap. De managementrol is een taak van de directeur van het Agentschap mede gelet op zijn verantwoordelijkheid als wettelijke vertegenwoordiger van het Agentschap. Het kabinet kan ermee instemmen om de bevoegdheid tot benoeming van de directeur bij de Raad van Bestuur onder te brengen maar meent dat het minder wenselijk is de Raad van Bestuur ook de bevoegdheid tot benoeming van het overige personeel van de agentschappen toe te kennen.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Vanwege de voorstellen tot wijzigingen in de bestuursstructuur geldt er momenteel een blokkerende minderheid ten aanzien van de voorstellen. Een kleine minderheid kan al instemmen met de voorstellen en enkele lidstaten hebben momenteel nog een studievoorbehoud.

Het standpunt van het EP ten aanzien van de voorstellen is nog niet bekend.

Agendapunt: Herziening Detacheringsrichtlijn

Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer

Voortgangsverslag, EU-extranetnummer document n.t.b, Interinstitutional file: 2016/0070 (COD)

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

De Raad zal kennis nemen van het voortgangsverslag inzake de herziening van de Detacheringsrichtlijn.

Onder het Slowaakse voorzitterschap is uitgebreid over de herziening van de detacheringsrichtlijn gesproken. Hoewel er voortgang is geboekt, heeft dit nog niet geleid tot overeenstemming over belangrijke uitgangspunten. Het voorzitterschap zal hoogstwaarschijnlijk een voortgangsverslag formuleren voor de Raad WSBVC van 8 december.

De Europese Commissie heeft op 8 maart jl. een gerichte herziening van de detacheringsrichtlijn voorgesteld. Het voorstel is er op gericht het vrij verkeer van diensten te bevorderen door onduidelijkheid over de toepasselijke arbeidsvoorwaarden weg te nemen, een gelijk speelveld te creëren en oneigenlijke verdringing van binnenlands arbeidsaanbod tegen te gaan. De Commissie vindt dat de oorspronkelijke detacheringsrichtlijn uit 1996 niet meer recht doet aan de huidige realiteit. Opeen competitieve interne markt moet volgens de Commissie voornamelijk geconcurreerd worden op basis vande kwaliteitvan dienstverlening, productiviteit en innovatie. Door concurrentie op loonkosten te beperken, wil de Commissie dit bevorderen.

Inzet Nederland

Nederland ziet arbeidsmobiliteit binnen Europa als een essentieel onderdeel van de Europese integratie en vindt het daarom van belang dat dit in goede banen wordt geleid. Daarnaast is Nederland voorstander van een diepere en eerlijker interne markt. Nederland heeft zijn welvaart voor een groot deel te danken aan de open economie die sterk internationaal georiënteerd is.

Nederland ondersteunt over het algemeen de initiatieven binnen Europa die tot doel hebben oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden te bestrijden en een gelijk speelveld voor bedrijven te bevorderen. Dit voorstel wordt als een gewenste aanvulling op het bestaande regelgevende kader beschouwd.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Naast Nederland steunt een grote groep andere lidstaten het voorstel. Daarentegen maken ook meerdere lidstaten bezwaar tegen herziening.

Het Europees Parlement heeft Agnes Jongerius (NL, S&D) en Elisabeth Morin-Chartier (FRA, EPP) als co-rapporteurs voor dit dossier benoemd. Hun rapport zal naar verwachting tegen het einde van het jaar gereed zijn. Een verdere duiding van het krachtenveld binnen het Europees Parlement is op dit moment nog niet mogelijk.

Agendapunt: Toegankelijkheidsakte

Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer

Voortgangsverslag, EU-extranetnummer document n.t.b., Interinstitutional file: 2015/0278 (COD)

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

De Raad zal kennis nemen van het voortgangsverslag inzake de Europese Toegankelijkheidsakte.

Sinds januari 2016 is in de WSBVC (tot eind juni onder Nederlands voorzitterschap) gesproken over het Richtlijnvoorstel. Het gehele voorstel is doorgenomen, zowel in algemene zin als per artikel. Het Slowaakse voorzitterschap is sinds 1 juli 2016 voortvarend aan de slag gegaan met de verdere behandeling. Het Richtlijnvoorstel heeft tot veel discussie geleid onder lidstaten. Veel fundamentele vragen zijn in dit stadium nog niet (in voldoende mate) beantwoord, bijvoorbeeld over de noodzaak tot het stellen van normen gelet op reeds bestaande regelgeving. De vraag of sprake is van belemmeringen op de interne markt is voor een aantal lidstaten nog onvoldoende aangetoond. Verschillende lidstaten pleitten voor een smallere reikwijdte van het voorstel, mede vanwege de (veronderstelde) kosten voor het bedrijfsleven, met name voor het midden- en kleinbedrijf. Het voorzitterschap zal een voortgangsrapportage maken die bestaat uit een weergave van de besprekingen in de raadswerkgroep.

De voorgestelde richtlijn gaat over de toegankelijkheid van bepaalde producten en diensten voor personen met een functionele beperking. Het voorstel is bedoeld om de toegankelijkheid van producten en diensten voor personen met een functionele beperking te vergroten, want deze worden geconfronteerd met uiteenlopende en vaak tegenstrijdige nationale toegankelijkheidseisen. Hierdoor profiteren zij niet optimaal van het potentieel van de interne markt. Met geharmoniseerde normen zal de interne markt beter functioneren en worden belemmeringen voor het vrije verkeer van producten en diensten (in enkele met name genoemde sectoren) weggenomen. De Commissie ziet het voorstel als een invulling van de verplichtingen op het gebied van toegankelijkheid uit hoofde van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (UNCRPD).

Inzet Nederland

De Nederlandse opstelling is opgenomen in het BNC-fiche dat op 12 januari 2016 naar de Kamer is gestuurd (Kamerstuk 34 386, nr. 2). Het kabinet onderschrijft in het fiche in beginsel de doelstellingen van het voorstel maar plaatst er wel enige kanttekeningen bij. Zo is behoefte aan meer informatie over de kosten van het voorstel voor burgers, overheden, bedrijven en instellingen voordat een definitieve Nederlandse positie kan worden bepaald.

Samen met andere lidstaten heeft Nederland de positie ingenomen dat eerst fundamentele algemene vragen zouden moeten worden beantwoord voordat er concreet over tekstvoorstellen kan worden gesproken. Aangekondigd is dat het Maltese voorzitterschap (eerste helft 2017) het dossier verder zal bespreken op basis van een door de lidstaten in te vullen vragenlijst, waarin de nationale posities preciezer moeten worden aangegeven. Deze vragenlijst zal binnenkort door de Slowaken en Maltezen gezamenlijk worden opgesteld.

Maatschappelijke Kosten- en baten analyse (MKBA)

De Staatssecretaris van VWS heeft in februari jl. in uw Kamer toegezegd om, in samenwerking met diens collega van EZ, een MKBA te laten doen. Ook enkele andere lidstaten laten de impact van het voorstel nader onderzoeken in eigen land. Op dit moment onderzoeken beide departementen in samenwerking met ACTAL de wijze waarop een dergelijk onderzoek kan worden gedaan.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Van niet alle lidstaten is de positie bekend. Lidstaten zijn verdeeld over het voorstel, maar eens over het «in beginsel» onderschrijven van de doelstelling voor zover het gaat om het wegnemen van belemmeringen en het openen van de markt voor producten en diensten voor mensen met beperkingen.

Het Europees Parlement moet nog beginnen aan de behandeling van het voorstel. De rapportage zal in januari 2017 worden uitgebracht.

Agendapunt: Richtlijn gelijke behandeling

Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer

Voortgangsverslag, EU-extranetnummer document n.t.b, Interinstitutional file: 2008/0140 (CNS)

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

De Raad zal kennis nemen van de voortgangsrapportage van het Slowaakse voorzitterschap over het voorstel voor de richtlijn gelijke behandeling. Het afgelopen half jaar zijn enige redactionele voorstellen besproken. Deze tekstvoorstellen bouwden voornamelijk voort op discussies die onder het Nederlandse voorzitterschap zijn gestart. In het bijzonder werd stilgestaan bij de wens van diverse lidstaten, waaronder Nederland, om in de richtlijn te verduidelijken hoe deze zich verhoudt tot andere EU-wetgeving, daarbij wordt onder meer gedacht aan de verhouding met het Commissievoorstel voor een Europese Toegankelijkheidsakte (richtlijnvoorstel betreffende standaarden m.b.t. de toegankelijkheid voor gehandicapten van een aantal specifieke producten en diensten), dat in december 2015 werd gepresenteerd en waarover de onderhandelingen volop gaande zijn.

Op 2 juli 2008 heeft de Commissie een voorstel gepubliceerd voor gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of levensovertuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid. Deze conceptrichtlijn is van toepassing buiten de arbeid. Het voorstel schept een kader voor het verbod van discriminatie op de hierboven genoemde gronden. Het vormt een aanvulling op het sinds 2000 bestaande communautaire rechtskader dat discriminatie op grond van godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid verbiedt in arbeid, beroep en beroepsopleiding. Voor de gronden ras en geslacht bestaat het communautair rechtskader voor zowel binnen als buiten arbeid reeds sinds 2000, respectievelijk 2004. De onderhavige ontwerp-richtlijn wordt dan ook beschouwd als het sluitstuk. Het voorstel bestrijkt het verbod van discriminatie in zowel de overheidssector als in de particuliere sector ten aanzien van sociale bescherming (met inbegrip van sociale zekerheid en gezondheidszorg), sociale voordelen, onderwijs en toegang tot en het aanbod van goederen en diensten die voor het publiek beschikbaar zijn, met inbegrip van huisvesting. Volgens het richtlijnvoorstel kunnen lidstaten voor de verstrekking van financiële diensten proportionele verschillen in behandeling op basis van leeftijd en handicap toestaan. Voor privépersonen geldt de richtlijn uitsluitend voor zover zij een professionele of commerciële activiteit uitoefenen.

Inzet Nederland

Nederland heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de totstandkoming van een richtlijnvoorstel op dit gebied. Nederland hecht grote waarde aan de bescherming van fundamentele rechten, waaronder het recht op gelijke behandeling. Nederland is echter wel bezorgd over de wijze waarop de doelstellingen volgens het voorstel gerealiseerd zouden moeten worden. De Nederlandse inzet is de richtlijn zoveel mogelijk te laten aansluiten op de nationale beleidskeuzes en, daar waar dat niet mogelijk is, het creëren van voldoende ruimte voor lidstaten om eigen afwegingen te maken bij de naleving van de verplichtingen uit de richtlijn en de nakoming van die verplichtingen waar nodig in de tijd te spreiden. Voorts pleit Nederland voor expliciete en duidelijke afbakening van de werkingssfeer van de richtlijn met inachtneming van de bevoegdheidsverdeling tussen de lidstaten en de EU, alsmede voor een verduidelijking van de gehanteerde terminologie en de financiële en administratieve impact.

Bijzondere aandacht heeft daarbij de verhouding met het VN-gehandicaptenverdrag. Nederland heeft de indruk dat de conceptrichtlijn gelijke behandeling nog steeds ruimere verplichtingen oplegt dan dit verdrag en daarmee mogelijk grotere financiële en economische consequenties heeft. Dit acht Nederland onwenselijk.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Een groot aantal lidstaten deelt de zorgen van Nederland over de mogelijke financiële, juridische en praktische gevolgen. Een aantal lidstaten is daarnaast tegen het voorstel om redenen van subsidiariteit. Aangezien de besluitvorming met unanimiteit plaatsvindt, verlopen de onderhandelingen zeer moeizaam.

Een meerderheid van het EP is voorstander van de richtlijn.

Agendapunt: Europees Semester 2017

Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer

Presentatie door Commissie/ goedkeuring/ presentatie door EMCO, EU-extranetnummer document n.t.b.

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

De Europese Commissie heeft op woensdag 16 november de start van het Europees Semester van 2017 ingeluid met de publicatie van de jaarlijkse analyse van groeiprioriteiten van de Europese Unie voor 2017 (Annual Growth Survey, AGS), het jaarlijkse rapport over het waarschuwingsmechanisme (Alert Mechanism Report, AMR) in het kader van de macro-economische onevenwichtighedenprocedure (MEOP), en de aanbevelingen voor de coördinatie van het economisch beleid van de lidstaten van de eurozone.

De Commissie stelt voor om in 2017 verder te werken aan de drie prioriteiten die ook al in voorgaande jaren centraal stonden: 1) bevorderen van investeringen, 2) implementatie van structurele hervormingen en 3) verantwoord begrotingsbeleid. Lidstaten zouden daarbij volgens de Commissie moeten inzetten op eerlijke sociale uitkomsten en inclusieve groei.

Als bijlage bij de AGS heeft de Commissie tevens het jaarlijks terugkerende Joint Employment Report (JER) gepubliceerd. De JER schetst de belangrijkste trends en uitdagingen voor werkgelegenheid en sociaal beleid en bevat een scorebord met indicatoren op werkgelegenheids- en sociaal gebied. De Commissie schetst in dit document dat het economische herstel in toenemende mate gepaard gaat met groeiende werkgelegenheid, mede dankzij recente structurele hervormingen die lidstaten hebben doorgevoerd. Wel blijkt uit het «sociaal scorebord» dat er nog steeds grote verschillen tussen de lidstaten bestaan op sociaal gebied.

In de aanbevelingen voor het eurogebied benoemt de Commissie gezamenlijke beleidsuitdagingen voor het eurogebied. Op werkgelegenheid en sociaal terrein beveelt de Commissie lidstaten aan om hervormingen door te voeren die baancreatie, sociale convergentie en eerlijke sociale uitkomsten stimuleren, ondersteund middels een effectieve sociale dialoog. Hierbij dient volgens de Commissie ingezet te worden op arbeidscontracten die zekerheid en flexibiliteit bieden, een verbeterde aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt, actief arbeidsmarktbeleid gericht op arbeidsparticipatie en moderne en adequate sociale zekerheidsstelsels die de meest kwetsbaren ondersteunen en arbeidsparticipatie stimuleren. De belastingdruk op arbeid moet worden verminderd, met name aan de onderkant van de arbeidsmarkt en in landen met een relatief laag concurrentievermogen.

Inzet Nederland

Nederland onderschrijft de drie prioriteiten die de Commissie in haar AGS stelt: investeringen, structurele hervormingen en verantwoord begrotingsbeleid. Nederland is het ook eens met de Commissie dat de situatie op arbeidsmarkt en sociaal terrein vraagt om continue beleidsinspanningen en aanhoudende hervormingen om de economische groei verder aan te jagen en baancreatie te ondersteunen. Ook de eurozone aanbeveling op werkgelegenheid en sociaal terrein kan Nederland ondersteunen. Overtuigende beleidsmaatregelen zijn nodig om inclusieve groei te bevorderen, banen te creëren en armoede te verminderen.

Uw kamer ontvangt voor het einde van deze maand nog een aparte brief waarin uitgebreider in wordt gegaan op de visie van het kabinet ten aanzien van het volledige Europees Semester pakket van de Europese Commissie.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Het standpunt van de andere lidstaten ten aanzien van het Europees Semester pakket is nog niet bekend.

Er is geen rol voor het EP.

Agendapunt: Sociale Pijler

Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer

Gedachtewisseling, EU-extranetnummer document n.t.b.

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

De Europese Commissie heeft op 8 maart jl. een mededeling uitgebracht over de oprichting van een Europese pijler van sociale rechten. De mededeling vormt de start van een breed consultatieproces over dit onderwerp. Het consultatieproces loopt tot 31 december 2016. Op basis van de consultatie zal de Commissie begin 2017 met een voorstel voor de sociale pijler komen. Het kabinet heeft in juni de Nederlandse reactie op de consultatie aan de Europese Commissie toegestuurd, u heeft hiervan 30 mei jl. een afschrift ontvangen.

Het discussiestuk voor deze beleidsdiscussie is nog niet door het voorzitterschap verspreid, maar Nederland zal in lijn met de reactie op eerdergenoemde consultatie intervenieren.

Inzet Nederland

Het kabinet staat positief tegenover het initiatief; goed functionerende arbeidsmarkten en sociale zekerheidsstelsels zijn van cruciaal belang om de uitdagingen op sociaal terrein het hoofd te bieden en inclusieve groei te realiseren. Hierbij is het wel van belang dat rekening wordt gehouden met de verschillen tussen lidstaten en het feit dat sociaal beleid in de eerste plaats een verantwoordelijkheid is van de lidstaten zelf. Ook is het van belang dat de pijler toegevoegde waarde heeft ten opzichte van reeds bestaande instrumenten zoals die in het kader van het Europees Semester en de Open Methode van Coördinatie. Lidstaten die belangrijke hervormingen op arbeidsmarkt en sociaal zekerheidsterrein hebben doorgevoerd, zijn beter uit de crisis gekomen dan lidstaten waarin dit onvoldoende het geval was. Dit toont het belang aan van implementatie van landenspecifieke aanbevelingen die lidstaten in het kader van het Europees Semester ontvangen. Aangezien effectief arbeidsmarkt- en sociaal beleid van belang is voor alle EU lidstaten, vindt het kabinet het bovendien van groot belang dat de sociale pijler open blijft staan voor alle 28 lidstaten.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Het voorstel voor oprichting van een Europese pijler van sociale rechten is door alle lidstaten positief ontvangen. Lidstaten zijn het er over eens dat de versterking van de sociale dimensie van de EU nodig is maar er zijn nog grote verschillen voor wat betreft de wijze waarop dit zou moeten gebeuren.

Het Europees Parlement schrijft zelf een rapport over de sociale pijler dat als input voor de consultatie gaat dienen.

Agendapunt: Raadsconclusies over de implementatie van de Jeugdgarantie en het Jongerenwerkgelegenheidinitiatief

Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer

Goedkeuring, EU-extranetnummer document n.t.b.

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

Naar aanleiding van de mededeling «Drie jaar jongerengarantie en jongerenwerkgelegenheidsinitiatief» van de Europese Commissie waar de stand van zaken van deze instrumenten wordt weergegeven heeft het Slowaakse voorzitterschap concept-Raadsconclusies opgesteld. De Raad neemt in deze Raadsconclusies kennis van deze medeling en stelt dat ondanks de inspanningen van de lidstaten in de afgelopen 3 jaar en de tengevolge daarvan ingezette daling van de jeugdwerkloosheid in Europa, deze nog steeds hoog is. Daarom roept de Raad de Lidstaten op om door te gaan en een tandje bij te zetten voor met name de NEET jongeren – jongeren die niet in onderwijs zijn en geen training volgen – die het hardst hulp nodig hebben. De lidstaten zouden vooral in moeten zetten op de NEET jongeren die niet geregistreerd staan bij publieke arbeidsvoorzieningendiensten en die moeilijkheden hebben om de arbeidsmarkt te betreden. Daarnaast roept de Raad de Europese Commissie en de lidstaten op de implementatie van zowel de jeugdgarantie als het jeugdwerkgelegenheidsinitiatief te verbeteren en de voortgang te monitoren.

Inzet Nederland

Nederland kan instemmen met de Raadsconclusies.

Nederland is van mening dat het probleem van jeugdwerkloosheid in meerdere EU lidstaten zodanig is dat Europese inzet om de bestrijding hiervan tot prioriteit te verheffen gerechtvaardigd is. De aanbeveling voor een jeugdgarantie vraagt de lidstaten ervoor te zorgen dat alle jongeren tot de leeftijd van 25 jaar binnen vier maanden nadat zij het formele onderwijs hebben verlaten of werkloos zijn geworden, een goede baan, voortgezet onderwijs, een plaats in het leerlingstelsel of een stage krijgen aangeboden.

Nederland heeft het doel dat de jeugdgarantie nastreeft, gesteund. Nederland ziet de jeugdgarantie als inspanningsverplichting die ervoor zorgt dat lidstaten maatregelen nemen om de jeugdwerkloosheid te bestrijden. Nederland heeft daarbij benadrukt dat arbeidsmarktbeleid en de vormgeving van het stelsel van sociale zekerheid vooral nationale aangelegenheden zijn. Lidstaten moeten daarbij de volledige vrijheid houden om de jeugdgarantie met nationaal beleid invulling te geven. Nederland handelt al grosso modo in lijn met de gedachte achterde jeugdgarantieomdat het Nederlandse jeugdwerkloosheidsbeleid er al op gericht is om jongeren te laten participeren hetzij in een opleiding, stage, leerwerkplek of baan, en veel van de concreet voorgestelde maatregelen in de jeugdgarantie al onderdeel van het Nederlandse beleid zijn.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Er is geen rol voor het EP voorzien.

Agendapunt: Raadsconclusies over het bevorderen van de integratie van Roma

Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer

Goedkeuring, EU-extranetnummer 12825/2/16 REV 2

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

Slowakije heeft aangegeven veel problemen te ervaren met de integratie van haar Roma bevolking en heeft daarom ingezet op het thema Roma-integratie tijdens haar voorzitterschap. Naar aanleiding van twee documenten (1. Rapport van de Europese Rekenkamer over EU beleidsinitiatieven en financiële steun voor integratie van Roma; 2. Overzicht van de Europese Commissie met best practices t.a.v. Roma integratie) is het Slowaakse voorzitterschap gekomen tot Raadsconclusies over het bevorderen van de integratie van Roma en soortgelijke bevolkingsgroepen. In de Raadsconclusies worden lidstaten opgeroepen om middels de nationale Roma integratie strategieën de integratie van Roma in hun landen te versnellen op diverse terreinen, zoals arbeidsmarkt en onderwijs. Hierbij wordt gefocust op het betrekken van alle (lokale) stakeholders en onderwerpen als emancipatie, de economische positie en de huisvesting van Roma.

Inzet Nederland

Nederland kan instemmen met de Raadsconclusies welke in lijn zijn met het Nederlandse beleid.

Nederland kan zich vinden in de lijn van het Slowaakse voorzitterschap dat verder dient te worden ingezet op een gezamenlijk Europese inzet ten behoeve van Roma integratie. Zowel nationaal als internationaal heeft Nederland zich de afgelopen jaren sterk ingezet voor een betere participatie van Roma en Sinti in Nederland.

Het kabinet heeft – zoals opgetekend in Tweede Kamer brief d.d. 26 juni 2009 – drie uitgangspunten in het beleid ten aanzien van Roma en Sinti in Nederland, namelijk:

  • 1. de Romagemeenten zijn zélf verantwoordelijk voor de aanpak van de problemen van de lokale Roma-bevolking. Het is dus geen verantwoordelijkheid van het rijk.

  • 2. de Romagemeenten dienen binnen het kader van het generieke beleid de mogelijkheden te benutten die dat beleid hen biedt om zo de door hen gesignaleerde problemen met een deel van de lokale Romagemeenschappen aan te pakken;

  • 3. de Romagemeenten moeten in overleg gaan met de lokale Roma-gemeenschap om het draagvlak van hun beleid te vergroten en zodoende ook de effectiviteit te vergroten.

Internationaal zet Nederland zich verder in op samenwerking en kennisuitwisseling: Nederland heeft de afgelopen jaren deelgenomen aan het de Roma werkgroep van de Raad van Europa (CAHROM) en het EU National Roma Contact Point netwerk; de afgelopen jaren is hierbij specifiek aandacht gevraagd voor de onderwijspositie van Roma kinderen, en de aanpak van uitbuiting van minderjarige Roma, zoals huwelijksdwang en inzet van minderjarigen in criminaliteit. Nederland blijft aandacht vragen voor deze thema’s.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Alle EU-lidstaten hebben zich constructief opgesteld bij het opstellen van deze Raadsconclusies, naar verwachting zullen de Raadsconclusies worden aangenomen.

Er is geen rol voor het EP voorzien.

Agendapunt: Raadsconclusies over vrouwen en armoede (EIGE-rapport)

Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer

Goedkeuring, EU-extranetnummer document 12511/1/16 REV 1

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

Sinds de conferentie in Beijing in 1995 poogt het Beijing Platform for Action in VN-verband de positie van vrouwen wereldwijd te verbeteren middels 12 essentiële aandachtsgebieden.

De Europese Unie evalueert sinds 1999 – op verzoek van de Europese Raad – de wijze waarop deze 12 essentiële aandachtsgebieden zijn geïmplementeerd in het nationale beleid van lidstaten. Het EU voorzitterschap richt zich steeds op één van de indicatoren van deze twaalf thema’s binnen het EU beleid gericht op gendergelijkheid. Tijdens het Slowaakse Voorzitterschap richt de aandacht zich op vrouwen en armoede.

In het uitgebreide rapport wordt ingegaan op het complexe probleem van armoede onder vrouwen in de Europese Unie. Alle lidstaten worden daarbij vergeleken, er wordt een reeks potentiële oorzaken voor het hogere risico op armoede onder vrouwen dan onder mannen aangewezen en er worden aanbevelingen gedaan om armoede onder vrouwen te verminderen.

In de nu besproken raadsconclusies nemen de lidstaten kennis van het rapport en worden alle lidstaten opgeroepen meer te doen om de vele facetten van dit probleem aan te pakken.

Inzet Nederland

Nederland kan instemmen met de concept raadsconclusies.

Nederland is tevreden over het rapport omdat armoede op individueel niveau in kaart gebracht wordt in plaats van enkel op huishoudniveau. In vergelijking met andere Europese lidstaten scoort Nederland goed: qua werkeloosheid en het risico op armoede onder vrouwen behoort Nederland tot de vijf best presterende landen. Verschillende aspecten aan ons stelsel worden in het rapport impliciet en expliciet geprezen: AOW en sociale vangnet, arbeidsparticipatie van vrouwen en inkomensgelijkheid. Het Nederlandse standpunt met betrekking tot armoede onder vrouwen is dat (verbetering van de) arbeidsparticipatie en de verhoging van het aantal uren dat vrouwen werken de primaire maatregelen zijn ter voorkoming van armoede. Het sociale vangnet moet dan ook gericht zijn op de verhoging van de arbeidsparticipatie van vrouwen.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Raadsconclusies kunnen op brede steun van lidstaten rekenen. Er zijn geen fundamentele meningsverschillen over de in te zetten instrumenten.

Er is geen rol voor het EP voorzien.

Agendapunt: Diversen

Aard van de bespreking

Diverse informatiepunten

Voorstel en toelichting

De Raad zal de informatie van de Commissie aanhoren over het nog te verwachten voorstel voor een Youth Initiative. Daarnaast zal het Slowaakse voorzitterschap informatie verschaffen over de voortgang van het omnibus voorstel voor EGF, EASI en FEAD en de voortgang ten aanzien van de nieuwe Vaardighedenagenda. Ook zal het Slowaakse voorzitterschap terugblikken op de door haar georganiseerde conferenties.


X Noot
1

Kamerstuk 34 439, nr. 3, van 14 april 2016

Naar boven