21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Nr. 377 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juli 2015

Op 16 en 17 juli aanstaande vindt de Informele Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, in Luxemburg plaats.

Deze Informele Raad onder Luxemburgs voorzitterschap staat in het teken van meerdere onderwerpen. Er zullen vier plenaire sessies plaatsvinden. Voor alle sessies zal het Luxemburgs voorzitterschap nog discussiepapers opstellen.

De eerste plenaire sessie gaat over het versterken van de sociale dimensie. In de tweede plenaire sessie zal gesproken worden over de Jeugdgarantie en het creëren van jeugdwerkgelegenheid. Tijdens de derde sessie staat samenwerking in de strijd tegen jeugdwerkloosheid in de Maghreb landen centraal. De Ministers van Werkgelegenheid van Algerije, Marokko en Tunesië zullen ook aan deze sessie deelnemen. De laatste plenaire sessie wordt gewijd aan gelijke kansen voor mannen en vrouwen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Geannoteerde agenda Informele Raad voor Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, 16–17 juli 2015

Deze Informele Raad onder Luxemburgs voorzitterschap staat in het teken van meerdere onderwerpen. Er zal er een brede discussie gevoerd worden over de sociale dimensie van de EU, jeugdwerkloosheid en gelijke kansen voor mannen en vrouwen. Er zullen vier plenaire sessies plaatsvinden. Voor alle sessies zal het Luxemburgs voorzitterschap nog discussiepapers opstellen.

De eerste plenaire sessie gaat over het versterken van de sociale dimensie. In de tweede plenaire sessie zal gesproken worden over de Jeugdgarantie en het creëren van jeugdwerkgelegenheid. Tijdens de derde sessie staat samenwerking in de strijd tegen jeugdwerkloosheid centraal. De Ministers van Werkgelegenheid van Algerije, Marokko en Tunesië zullen ook aan deze sessie deelnemen. De laatste plenaire sessie wordt gewijd aan gelijke kansen voor mannen en vrouwen.

Plenaire sessie I: Versterken van «social governance»

De crisis heeft aangetoond dat de economieën van de 28 lidstaten van de EU sterk met elkaar verweven zijn. Kwetsbaarheden in één land kunnen ook de andere landen raken. Na de Europese Raad van december 2013, waar onder meer besloten is tot het opzetten van een scorebord met sociale en werkgelegenheidsindicatoren, heeft de discussie over het versterken van de sociale dimensie van de EMU min of meer stil gelegen. Het thema vond zijn weerslag wel in de voortdurende aandacht voor het bestrijden van de werkloosheid, met name jeugdwerkloosheid, het tegengaan van de sociale gevolgen van de crisis, waaronder de stijging van de armoede in Europa, en het debat over het versterken van de sociale dialoog.

Het Luxemburgse voorzitterschap wil het debat over versterking van de sociale dimensie weer tot een prioriteit te maken. Nederland zal tijdens de sessie aangeven dat de Europese sociale dimensie de volgende elementen zou moeten bevatten:

  • het moderniseren van nationale sociale zekerheidsstelsels en het (mede hierdoor) verbeteren van de kwaliteit en financiële houdbaarheid van sociaal beleid in lidstaten. Door een effectiever en activerender werkgelegenheids- en sociaal zekerheidsbeleid kan een duurzame economische groei en versterking van de concurrentiekracht van de EU bereikt worden.

  • het adresseren van de negatieve sociale gevolgen van de economische crisis. In de eerste plaats omdat het aanpakken van onaanvaardbare armoede en hoge werkloosheid vanuit het oogpunt van sociale rechtvaardigheid wenselijk is, maar ook om sociale stabiliteit en draagvlak voor de EU te bevorderen.

  • het voorkomen van negatieve sociale gevolgen van de werking van de interne markt, met name waar het gaat om vrij werknemersverkeer binnen de EU.

Ook een verdere integratie van arbeidsmarkten kan de schokbestendigheid van Europese economieën versterken. Grensoverschrijdende mobiliteit van werknemers is binnen de EU één van de vier fundamentele vrijheden van de EU. Het kabinet is van mening dat dit veel voordelen met zich mee brengt; voordelen voor de betrokken werknemers, maar ook voor de Nederlandse economie en samenleving. Een belangrijke voorwaarde hiervoor is wel dat de negatieve effecten van EU-arbeidsmobiliteit aangepakt worden, waarbij het uitgangspunt is: «gelijk loon voor gelijk werk, op dezelfde plek».

Plenaire sessie II: Jeugdgarantie en baancreatie

Hoewel Nederland relatief weinig jeugdwerkloosheid heeft, is dit in veel andere lidstaten niet het geval. De totale groep in Europa in de leeftijdscategorie 15–24 jaar die werkloos was en geen opleiding of training volgde bestond in maart 2015 uit 7,1 miljoen jongeren. De voortgang van de Jeugdgarantie loopt niet gelijk in alle lidstaten. In veel lidstaten zijn er moeilijkheden met het bereiken van jongeren die ver van de arbeidsmarkt staan en/of een handicap hebben.

De Commissie heeft via het ESF en de Youth Employment Initiative 12,7 miljard euro voor deze aanpak beschikbaar gesteld. Om de aanpak van jeugdwerkloosheid te bevorderen wordt er daarnaast in de landenspecifieke aanbevelingen en de Werkgelegenheidsbeleidrichtsnoeren van de Commissie aandacht aan dit onderwerp besteed.

Tijdens de sessie zal Nederland het belang van een goede aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt inbrengen. Daarnaast vindt Nederland het aanpakken van voortijdig schoolverlaten en het beschikbaar maken van voldoende stageplaatsen en leerwerkplekken van belang.

Nederland zal voorts aangeven dat de omstandigheden in de lidstaten uiteenlopend zijn en dat arbeidsmarktbeleid en de vormgeving van het stelsel van sociale zekerheid vooral een nationale aangelegenheid zijn. Nederland zal daarnaast inbrengen dat structurele hervormingen op de arbeidsmarkt onontbeerlijk zijn, vooral in landen die kampen met een hoge (jeugd)werkloosheid. Het creëren van een breed draagvlak voor dergelijke hervormingen, bijv. door de betrokkenheid van sociale partners, is daarbij evenzeer van belang.

Plenaire sessie III: Samenwerking in de strijd tegen jeugdwerkloosheid (gezamenlijk met de Maghreb landen Algerije, Marokko en Tunesië)

De samenwerking tussen de EU en de Maghreb landen vindt plaats binnen het kader van het Europees Nabuurschapsbeleid (ENB). Het ENB is gericht op politieke en economische integratie tussen de EU lidstaten en de partnerlanden. Het verslechterende economisch klimaat als gevolg van de politieke en sociaaleconomische gebeurtenissen in de regio hebben geleid tot terugloop van economische activiteiten en investeringen. Dit heeft in het bijzonder onder jongeren tot hoge werkloosheid geleid. In de gehele regio is sprake van gebrek aan economische competitiviteit en integratie.

Op economisch terrein werken de EU en de Maghreb landen samen op verschillende deelterreinen, waarbij bestrijding van jeugdwerkloosheid steeds meer aandacht krijgt. In de periode 2014–2017 worden vanuit het ENB-instrument diverse projecten gefinancierd. In Algerije betreft het de diversificatie van de economie en arbeidsmarkthervormingen, zoals betere aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt gedurende 2014. In Marokko wordt het bevorderen van werkgelegenheid en duurzame en inclusieve groei gestimuleerd. Ten slotte wordt herontwikkeling van gebieden met lage inkomens in Tunesië gestimuleerd.

De bestrijding van jeugdwerkloosheid in de Maghreb regio heeft voor Nederland een hoge prioriteit binnen het nabuurschapsbeleid. Nederland acht het van belang dat de landen in de regio economische hervormingen doorvoeren, buitenlandse investeringen aantrekken en het mkb versterken, met daarbij een extra inzet op jongeren.

Nederland zal in de sessie aangeven dat macro-economisch beleid en steun vanuit de EU meer hand in hand moet gaan met steun aan (lokaal) mkb in desbetreffende land. Op deze manier zou de EU helpen ook op de lange termijn de sociaaleconomische problematiek in de Maghreb regio succesvol(ler) aan te pakken. Daarmee wordt ook een veiligheidsrisico ondervangen: het gebrek aan (economisch) perspectief met name onder jongeren is immers één van de oorzaken van radicalisering.

Plenaire sessie IV: Een veranderende arbeidsmarkt: uitdagingen voor mannen en vrouwen

De gevolgen van de economische crisis zorgen voor uitdagingen op de arbeidsmarkt. Het voorzitterschap ziet gelijke kansen als het fundament voor een inclusieve arbeidsmarkt en stelt daarom dat arbeidsparticipatie van vrouwen verbeterd zou moeten worden. Dit is ook van belang in het licht van de Europa 2020 doelstelling (realiseren van 75% werkgelegenheid voor de mannen en vrouwen in de EU in 2020). De sessie zal naar verwachting gewijd worden aan de aankomende gender strategie van Commissie en de diverse dossiers die spelen op het terrein van gelijkheid.

Nederland zal aangeven dat de arbeidsparticipatie van vrouwen in Nederland behoort tot één van de hoogste in Europa (71,9 procent versus 62,3 procent in de EU-28). Vrouwen zijn dus volop actief op de arbeidsmarkt en er zijn geen substantiële belemmeringen die de toegang tot werk voor vrouwen blokkeren.

Hier staat tegenover dat, omdat het merendeel van de Nederlandse vrouwen parttime werkt, een deel van het potentiële Nederlandse arbeidsaanbod onbenut blijft en slechts 52 procent van de Nederlandse vrouwen economisch zelfstandig is. Tegelijkertijd blijkt uit dat vrouwen voor het overgrote deel content zijn met hun arbeidsduur en daarmee samenhangende «werk/privé balans».

Daarbij is ook van belang dat – in tegenstelling tot in sommige andere Europese landen – deeltijdwerk in Nederland over het algemeen relatief even hoog beloond wordt en vergelijkbare secundaire arbeidsvoorwaarden kent als voltijd werk. De Gelijke Kansen Strategie bevat het werkprogramma van de Europese Commissie op het terrein van gendergelijkheid voor de periode 2010–2015. De Commissie overweegt om de huidige Gelijke Kansen Strategie te laten opgaan in een brede 2015–2020 strategie voor anti-discriminatie en gelijkheid waarin naast vrouwen dan ook Roma, gehandicapten en LHBT-ers worden opgenomen. Nederland wacht de uitwerking van deze strategie af.

Naar boven