21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Nr. 337 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 mei 2014

Hierbij ontvangt u het verslag van de Informele Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, van 29–30 april 2014.

Nederland heeft tijdens de Raad deelgenomen aan de workshop over arbeidsmarkthervormingen in het licht van mogelijk economisch herstel. De plenaire sessie over kwaliteitsbanen en het voorkomen van zwartwerk stond vooral in het teken van het Commissievoorstel voor een platform ter bestrijding van zwartwerk en schijnzelfstandigheid.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Verslag Informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, Athene – 29 en 30 april 2014

De vergadering begon met een terugkoppeling door de Griekse Voorzitter van de gesprekken die hadden plaatsgevonden met de sociale partners, voorafgaand aan de Raad. Met hen was gesproken over werkgelegenheid. De sociale partners waarschuwden voor de groeiende verschillen tussen de lidstaten. Structurele hervormingen waren de sleutel om die te verkleinen, maar deze kosten veel tijd. Belastingverlaging op arbeid was een kernthema. Voor de groei van werkgelegenheid verwachtte men veel van de zorg, groene technologie en communicatie. Werkgevers vonden dat de structurele hervormingen te traag gingen en dat contractvormen versoepeld moesten worden. De werknemers wezen erop dat de lonen achterbleven bij de productiviteitsstijging en dat de nieuwe banen in veel gevallen weinig zekerheid boden.

Vervolgens waren er twee parallelle workshops over de sociale en arbeidsmarktgerelateerde dimensie van de Europa 2020-strategie. Nederland nam hierbij deel aan de werkgroep over arbeidsmarkthervormingen, onder de titel «Arbeidsmarkthervormingen met het oog op een banenrijk herstel.»

Workshop Arbeidsmarkthervormingen

De voorzitter van het EU-werkgelegenheidscomité (EMCO) gaf een toelichting op het «ECMO labour market report», waaruit blijkt dat lidstaten structurele hervormingen uitvoeren op een grotere schaal dan voorheen. Vooruitgang wordt geboekt bij ontslagstelsels, loonvorming, scholing en pensioenhervorming. Minder voortgang is er bij de participatie van vrouwen, verlaging van de belasting op arbeid en activerend beleid.

Europees Commissaris van werkgelegenheid en sociaal beleid, dhr Andor, merkte op dat, indien de lidstaten doorgaan met structurele hervormingen, de werkgelegenheid sneller kan gaan groeien als de economie aantrekt.

In de discussie lichtten de lidstaten hun beleid toe. Verschillende sprekers benadrukten het belang van een minimumloon en vonden dat de loonontwikkeling niet achterop mocht raken bij de productiviteitsontwikkeling. Veel lidstaten spraken over het voorkomen en aanpakken van langdurige werkloosheid, bijvoorbeeld door snel in te grijpen bij dreigend ontslag, door werkzoekenden te categoriseren en passende hulp aan te bieden of door hen speciale contractvormen aan te bieden die herintreding vergemakkelijken. Enkele lidstaten vroegen ook aandacht voor de kwaliteit van de aangeboden banen.

Nederland vermeldde de aanpassing van ontslagrecht en werkloosheidsuitkeringen uit de Wet werk en zekerheid, de Participatiewet en de cofinanciering van sectorplannen. Tevens benadrukte Nederland dat het tempo van hervormingen in de EU-lidstaten niet mag terugvallen nu we de eerste tekenen van economisch herstel zien.

Plenaire sessie: «Naar kwaliteitsbanen: maatregelen om zwartwerk te voorkomen»

Onderwerp van deze sessie was het voorstel van de Europese Commissie tot inrichting van een Europees platform voor het voorkomen en tegengaan van zwartwerk. De Griekse voorzitter gaf aan dit voorstel met prioriteit te willen behandelen. Hij vertelde over de aanpak die zijn ministerie in Griekenland had toegepast, waarbij door het opleggen van enkele hoge sancties in korte tijd ongeveer 64.000 banen «gewit» waren.

Commissaris Andor zei dat wat de CIE betreft het platform gedragen moet worden door de arbeidsinspecties, de socialezekerheids- en belastingautoriteiten. De deelname van andere autoriteiten zoals immigratiediensten en douane is eerder facultatief en afhankelijk van de nationale situatie.

Veel lidstaten maakten melding van de nationale acties tegen zwartwerk. Zo ontwikkelt België een systeem van elektronische aanwezigheidsregistratie in de bouw. Finland werkt aan uitbreiding ketenaansprakelijkheid in de bouw. Slowakije werkt ook met niet-financiële sancties zoals uitsluiting van publieke aanbesteding.

In de tafelronde bleken een groot aantal lidstaten, waaronder Nederland, positief over het voorstel.

Er waren ook lidstaten met bedenkingen. Deze waren bijvoorbeeld gelegen in het feit dat een aparte structuur wordt ingesteld die zich bezighoudt met controles en inspecties. Deze lidstaten vinden dat goede bilaterale grensoverschrijdende samenwerking daarvoor voldoende is en dat het platform zich louter zou moeten richten op de uitwisseling van goede praktijken. Daarbij wezen deze lidstaten er ook op dat het platform niet bestaande of in ontwikkeling zijnde structuren zou moeten doorkruisen, zoals het Interne Markt Informatie-systeem (IMI) en het systeem voor elektronische uitwisseling van gegevens betreffende de sociale zekerheid (EESSI), alsmede de samenwerking in het kader van de handhavingsrichtlijn. Enkele lidstaten waarschuwden voor voorschrijvendheid en «one size fits all» oplossingen.

Nederland gaf aan een warm voorstander te zijn van het voorstel en gaf kort aan wat er in dit verband op nationaal en bilateraal vlak wordt ondernomen. Nederland stelde verder dat het platform een belangrijke rol dient te gaan spelen in de strijd tegen uitbuiting en schijnconstructies en moet leiden intensievere samenwerking, bijvoorbeeld in de vorm van gezamenlijke inspecties.

Naar boven