21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Nr. 332 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 maart 2014

Hierbij ontvangt u het verslag van de Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, van 10 maart 2014.

De Raad stond grotendeels in het teken van het Europees Semester en de Europa2020-strategie. Over beide onderwerpen heeft een debatronde plaatsgevonden. Daarnaast is een principe-akkoord gesloten over de Tripartiete Sociale Top en is een aanbeveling aangenomen over een kwaliteitskader voor stages.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Verslag Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid d.d. 10 maart 2014

De Raad stond grotendeels in het teken van het Europees Semester en de Europa2020-strategie. Over beide onderwerpen heeft een debatronde plaatsgevonden. Daarnaast is een aanbeveling aangenomen over een kwaliteitskader voor stages en is een principe-akkoord gesloten over de Tripartiete Sociale Top.

Europees semester 2014: bijdrage voor de bijeenkomst van de Europese Raad op 20 en 21 maart 2014

Doel van het debat was het geven van input aan de Europese Raad van 20 en 21 maart 2014. De Commissie trapte het debat af. Commissaris Andor stelde dat het herstel van de economie zich ongelijk voltrekt in Europa en dat lidstaten actie moeten ondernemen. Armoede moet worden bestreden, arbeidsbemiddelingsdiensten dienen beter te werken en onderwijs- en beroepsopleidingsystemen kunnen een verbeterslag maken. Daarnaast moeten lidstaten volgens de Commissaris de implementatie van landenspecifieke aanbevelingen waarborgen en waar mogelijk Europese fondsen hierbij benutten.

Voorts riep Andor de lidstaten op om (1) meer inspanningen te verrichten om de veerkracht en dynamiek van de arbeidsmarkt te verbeteren; (2) arbeid minder te belasten; (3) zich te richten op de groeisectoren ICT, zorg en groene economie als banenmotor en (4) de jeugdgarantie snel te implementeren.

Tot slot sprak de Commissaris zijn lof uit voor het sociaal scoreboard dat is opgenomen in het gezamenlijk werkgelegenheidsverslag.

In het debat bleken de lidstaten redelijk eensgezind over de volgende punten:

  • De aansluiting tussen onderwijs en de behoeften van de arbeidsmarkt moet verbeterd worden;

  • Jeugdwerkloosheid is een groot probleem dat moet worden bestreden, maar ook de positie van langdurig werklozen, ouderen, gehandicapten, vrouwen en migranten mag niet uit het oog worden verloren.

Noemenswaardige punten uit het debat waren verder:

  • Een substantieel deel van de lidstaten benadrukte dat de sociale dimensie meer aandacht moet krijgen. Eén lidstaat pleitte in dit verband voor een minimumloon op Europees niveau. Andere lidstaten gingen hier niet op in, al benadrukten verschillende lidstaten wel het belang van nationale minimumlonen.

  • Een aantal lidstaten gaf aan dat werken aantrekkelijk moet worden gemaakt, onder meer in financiële zin door de loonkosten omlaag te brengen.

  • Ook het belang van activerend arbeidsmarktbeleid werd door meerdere lidstaten onderkend, net als de noodzaak om te investeren in menselijk kapitaal.

  • Enkele lidstaten maakten melding van structurele maatregelen die zij namen om hun arbeidsmarkt te hervormen.

  • Meerdere lidstaten onderstreepten de mogelijkheid voor arbeidsbemiddelings-organisaties om een grotere rol spelen. Dit zou onder meer kunnen door meer samen te werken op Europees niveau en met sociale partners.

  • Enkele lidstaten riepen op om Europa te herindustrialiseren, teneinde de economie weer op de rit te krijgen.

Nederland heeft in zijn interventie aangegeven dat het nationale beleid voor de bestrijding van werkloosheid bestaat uit structurele hervormingen en stimuleringsmaatregelen. Zo verwees Nederland naar de ontslaghervorming, de verkorting van de WW en de Participatiewet. Daarnaast noemde Minister Asscher de sectorplannen, die ook een opleidingselement bevatten. Nederland benadrukte dat de beroepsbevolking duurzaam inzetbaar dient te blijven; ook ouderen hebben een belangrijke rol te vervullen. Ook onderstreepte Nederland het belang van de rol van sociale partners bij de hervormingen en maatregelen.

Europa2020-strategie: stand van zaken

Voordat de gedachtewisseling hierover van start ging, presenteerde de Commissie diens mededeling «Stand van zaken met betrekking tot de Europa2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei», die op 5 maart 2014 is gepubliceerd. In deze mededeling beschrijft de Commissie dat de Europa2020-strategie in de afgelopen jaren gemengde resultaten heeft gehad. De concrete doelen van de Europa 2020 strategie hebben bijgedragen aan een gefocuste inzet van Europese middelen, door deze zo veel mogelijk te richten op het bevorderen van slimme, duurzame en inclusieve economische groei.

Daarnaast hebben deze doelen en de bijbehorende kerninitiatieven lidstaten en de Commissie geholpen om maatregelen te treffen met het oog op het versterken van het langetermijn groeivermogen van de EU. Wel moet worden vastgesteld dat de sociale en werkgelegenheidsdoelstellingen van de Europa2020-strategie niet worden behaald. In de Mededeling wordt een breed consultatieproces aangekondigd met alle betrokken stakeholders. Na de raadpleging zal de Commissie verdere voorstellen voor de strategie doen in het voorjaar van 2015. Vooruitlopend daarop pleitte de Commissaris voor verankering van het werkgelegenheidsbeleid in de Europa2020-strategie en het Semester. De richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid zouden zo moeten worden herzien dat ze bijdragen aan een versterking van het economisch bestuur van de EU.

De belangrijkste punten uit het debat waren de volgende:

  • Bepaalde lidstaten stelden dat de jeugdwerkloosheid horizontaal moet worden meegenomen in het Semester, c.q. in de Employment Guidelines.

  • Een enkele lidstaat liet zich positief uit over ex ante coördinatie van beleidsvoornemens.

  • Meerdere lidstaten stelden zich op het standpunt dat de doelen van de strategie niet moeten worden aangepast, maar dat lidstaten nu over moeten gaan tot hervormingen.

  • Sommige lidstaten vroegen aandacht voor het belang van een zorgvuldig proces op politiek en praktisch niveau. Daarmee werd vooral gedoeld op de multilaterale beoordeling van de ontwerp-landenspecifieke aanbevelingen, waarvoor in het Semester 2014 weinig tijd beschikbaar zal zijn (tien dagen).

Nederland gaf tijdens zijn interventie aan dat de strategie niet volledig hoeft te worden herzien en dat de vastgestelde doelstellingen nog steeds moeten worden nagestreefd. Arbeidsmarkt en sociale zekerheid moeten door de lidstaten structureel worden hervormd om mensen weer bij de samenleving te betrekken en vooral aan het werk te krijgen. Voorts heeft Nederland andere lidstaten opgeroepen niet weg te kijken van de noodzaak van structurele hervormingen in eigen land.

Voorstel voor een aanbeveling van de Raad inzake een kwaliteitskader voor stages

De Raad heeft de aanbeveling inzake een kwaliteitskader voor stages aangenomen. Eén lidstaat kon niet instemmen met de raadsaanbeveling, omdat deze in zijn ogen een te voorschrijvend karakter heeft. Het Voorzitterschap en de Commissie benadrukten de noodzaak voor een kwaliteitskader voor stages, gezien de hoge jeugdwerkloosheid. De Commissie gaf daarbij aan te betreuren dat de Raad de ontwerptekst van de Commissie sterk had afgezwakt, maar te zullen monitoren hoe de lidstaten het kwaliteitskader gaan toepassen.

Voorstel voor een besluit van de Raad tot instelling van een tripartiete sociale top voor groei en werkgelegenheid

De Raad heeft een principe-akkoord gesloten over aanpassing van het besluit betreffende de instelling van een tripartiete sociale top voor groei en werkgelegenheid. Zodra een drietal lidstaten hun nationale parlementaire voorbehouden kunnen opheffen en hun nationale processen hebben doorlopen kan de goedkeuring schriftelijk worden afgehandeld.

Naar boven