21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Nr. 325 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 november 2013

Op 9 december aanstaande vindt de Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, in Brussel plaats. Ter voorbereiding van de Raad vindt een Algemeen Overleg plaats op 4 december.

De belangrijkste onderwerpen van deze Raad zijn de handhavingsrichtlijn en de recent gepubliceerde documenten in het kader van het komende Europees semester: «Annual Growth Survey, Joint Employment Report» en «Alert Mechanism Report». Hopelijk zullen de EU-lidstaten erin slagen om een algemene oriëntatie vast te stellen over de handhavingsrichtlijn. De lidstaten zullen tijdens de Raad van gedachten wisselen over de genoemde documenten in het kader van het Europees Semester.

Voorts zal de Commissie haar mededeling presenteren inzake het vrij verkeer van EU-burgers en hun gezinsleden. Deze is op 25 november jongstleden gepubliceerd. Ik zal dit agendapunt benutten om aandacht te vragen voor negatieve bijeffecten van het vrij verkeer van werknemers.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Geannoteerde Agenda Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid (WSBVC) 9 december 2013

Agendapunt: Richtlijnvoorstel betreffende het verbeteren van de genderbalans van raden van commissarissen van beursgenoteerde ondernemingen

Aard van de bespreking:

Voortgangsrapport

Voorstel en toelichting

Het doel van de richtlijn is dat beursvennootschappen zich inspannen om te bereiken dat van de leden van raden van commissarissen tenminste 40% vrouw, dan wel tenminste 40% man is.

Lidstaten dienen ervoor te zorgen dat bedrijven voldoen aan de in het richtlijnvoorstel gestelde eisen voor de benoemingsprocedures voor raden van commissarissen. Ook dient een objectieve toetsing plaats te vinden van kandidaten aan de criteria van de functie, waarbij geldt dat bij gelijke geschiktheid de voorrang wordt gegeven aan de kandidaat van het ondervertegenwoordigde geslacht. Wanneer bedrijven niet aan deze eisen voldoen, moeten ze sancties opgelegd krijgen, bijvoorbeeld d.m.v. bestuurlijke boetes.

Nederlandse opstelling:

Nederland kan de voortgangsrapportage aanhoren.

Nederland onderschrijft het belang om een sterkere positie van vrouwen in de top van bedrijven te bevorderen, maar vindt niet dat hier op Europees niveau maatregelen voor moeten worden genomen. Nederland heeft om die reden eerder een negatieve subsidiariteitsbeoordeling van het voorstel gegeven. Overigens staat meerdere lidstaten kritisch tegenover het voorstel.

Agendapunt: Richtlijnvoorstel betreffende de uitvoering van het principe van gelijke behandeling tussen personen ongeacht religie of geloof, handicap, leeftijd en seksuele voorkeur

Aard van de bespreking:

Voortgangsrapport

Voorstel en toelichting

Op 2 juli 2008 heeft de Europese Commissie een voorstel gepubliceerd voor gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of levensovertuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid. Deze conceptrichtlijn is van toepassing buiten de arbeid. Het voorstel schept een kader voor het verbod van discriminatie op de hierboven genoemde gronden. Het vormt een aanvulling op het bestaande communautaire rechtskader dat discriminatie op grond van godsdienst of levensovertuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid verbiedt in arbeid, beroep en beroepsopleiding.

Voortgangsrapport Litouwen

Het Litouws voorzitterschap heeft de bespreking over deze richtlijn voortgezet. De redactievoorstellen van het Voorzitterschap beogen de reikwijdte van de richtlijn op de onderdelen toegang tot onderwijs en sociale bescherming te verduidelijken. Deze voorstellen worden gesteund en gezien als een stap in de goede richting.

Nederlandse opstelling

Nederland kan de presentatie van het voortgangsrapport aanhoren. Nederland heeft een positieve grondhouding ten aanzien van dit richtlijnvoorstel, maar is bezorgd over de wijze waarop de doelstellingen volgens het oorspronkelijke Commissie voorstel gerealiseerd zouden moeten worden. De Nederlandse inzet is gericht op het verder verduidelijken van de tekst, zodat gepreciseerd wordt wat er wel en niet onder de richtlijn valt en te komen tot dusdanige aanpassingen dat de financiële gevolgen sterk gemitigeerd worden.

De verwachting is dat het richtlijnvoorstel onder het komende voorzitterschap van Griekenland niet actief zal worden opgepakt. Een politiek akkoord wordt daarom voorlopig niet verwacht.

In het werkprogramma van de Commissie voor 2014 staat dat ze een «Accessibility Act» zal presenteren. Deze Act zal nader ingaan op handicap in relatie tot goederen en diensten. Hiermee zal de Act deels overlappen met de richtlijn gelijke behandeling.

Agendapunt: Richtlijnvoorstel betreffende de handhaving van Richtlijn 96/71 EG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten

Aard van de bespreking:

Mogelijke algemene oriëntatie (besluitvorming)

Voorstel en toelichting

De zogenoemde handhavingsrichtlijn beoogt de uitvoering en naleving van de bepalingen uit de detacheringsrichtlijn te verbeteren. Belangrijk voor Nederland is dat de richtlijn het mogelijk zal maken dat bestuurlijke boetes, bijvoorbeeld voor onderbetaling, in een andere EU-lidstaat worden geïnd. Ook zal de richtlijn explicieter maken welke controlemaatregelen een lidstaat kan nemen om de detachering van werknemers in goede banen te leiden. Verder worden de bestaande mogelijkheden voor informatie-uitwisseling tussen de lidstaten bevestigd en gedetailleerder ingevuld. De mogelijkheid om een ander land te verzoeken om een inspectie te doen wordt bijvoorbeeld expliciet benoemd.

De richtlijn benoemt voorts elementen waaraan lidstaten kunnen toetsen of ze te maken hebben met een postbusonderneming en benoemt elementen om te toetsen of een arbeidskracht een gedetacheerde werknemer is in de zin van de richtlijn of niet. Tot slot verplicht de richtlijn om de arbeidsvoorwaarden bekend te maken waaraan buitenlandse detacherende bedrijven moeten voldoen en biedt de richtlijn de mogelijkheid voor sociale partners om zelf, via de overheid, informatie op te vragen bij andere lidstaten. Door deze mogelijkheid kunnen cao-partijen cao-ontduiking bij grensoverschrijdende dienstverrichting beter aanpakken.

Na ruim anderhalf jaar onderhandelen heeft het huidige voorzitterschap op de afgelopen Raad WSBVC getracht een algemene oriëntatie over het richtlijnvoorstel vast te stellen. Dit is niet gelukt, omdat over twee controversiële punten nog onvoldoende overeenstemming was. Dit betreft de bepalingen over de nationale controlemaatregelen en over ketenaansprakelijkheid.

Het is nog onduidelijk of het gaat lukken om op de aanstaande Raad wel een algemene oriëntatie vast te kunnen stellen.

Nederlandse opstelling

Nederland is in algemene zin positief over de conceptrichtlijn, omdat de handhaving van gelijke arbeidsvoorwaarden bij grensoverschrijdende arbeid in Nederland een hoge prioriteit heeft. Het is immers onaanvaardbaar dat buitenlandse werknemers die het recht hebben om in Nederland te werken, worden uitgebuit. Zij hebben recht op goede arbeidsvoorwaarden, conform de kern van de Nederlandse cao’s. Voorts moet voorkomen worden dat op Europees niveau concurrentie op arbeidsvoorwaarden plaatsvindt, ook als het gaat om het detacheren van werknemers. Dit is van belang voor een stabiele werking van de interne markt.

Nederland is positief over bepalingen over boete-inning, verplichte bekendmaking van cao-informatie voor bedrijven en scherpere afspraken over grensoverschrijdende samenwerking tussen inspectiediensten en private handhavende instanties. Deze bepalingen uit het Commissievoorstel zijn in de onderhandelingen grotendeels overeind gebleven. Nederland heeft zich ingezet om bepaling over ketenaansprakelijkheid in de ontwerprichtlijn te behouden. Er bestaat echter veel weerstand om de lidstaten te verplichten om een vorm van ketenaansprakelijkheid in te voeren waardoor het de vraag is of dit haalbaar is.

De bepaling over nationale controlemaatregelen regelt welke controleverplichtingen aan buitenlandse dienstverrichters mogen worden opgelegd door de lidstaat waar gewerkt wordt. De discussie spitst zich daarbij toe op de vraag in hoeverre deze controlemaatregelen limitatief moeten worden vastgelegd in de richtlijn. Nederland is met een groot aantal lidstaten van mening dat de lijst moet kunnen worden uitgebreid met nieuwe controlemaatregelen indien daar in de toekomst, wegens veranderende omstandigheden, behoefte aan blijkt te zijn.

Agendapunt: Voorstel voor een besluit over versterkte samenwerking tussen publieke diensten van arbeidsbemiddeling

Aard van de bespreking:

Mogelijke algemene oriëntatie (besluitvorming)

Voorstel en toelichting

Dit voorstel heeft tot doel de samenwerking te versterken tussen de openbare diensten voor arbeidsvoorziening (PES) van de lidstaten. PES zijn verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van actief arbeidsmarktbeleid en het verlenen van diensten voor arbeidsvoorziening in het openbaar belang. De slagvaardigheid van PES is een essentieel onderdeel van succesvol werkgelegenheidsbeleid.

Met dit voorstel wordt een Europees netwerk van de nationale arbeidsvoorzieningsdiensten opgericht dat een platform biedt voor het vergelijken van prestaties op Europees niveau, het identificeren van «good practices» en het stimuleren van «mutual learning». Hiermee wordt versterking van de capaciteiten en effectiviteit van de PES voorzien.

Nederlandse opstelling

De onderhandelingen over het voorstel lopen nog. In algemene zin is Nederland voorstander van een verbeterde samenwerking tussen de verschillende arbeidsvoorzieningsdiensten. Het systeem van wederzijds leren en het uitwisselen van best practices kan goed benut worden om het werkgelegenheidsbeleid te stimuleren.

Agendapunt: Herfstpakket 2014: Jaarlijkse Groei-analyse (AGS), Gezamenlijk Werkgelegenheidspakket, Macro-economische onevenwichtighedenprocedure en «alert mechanism report»

Aard van de bespreking:

Annual Growth Survey (AGS), draft Joint Employment Report, MEOP en Alert Mechanism Report

  • (a) Scoreboard van arbeidsmarkt- en sociale indicatoren;

  • (b) Employment Performance Monitor and Benchmarking;

  • (c) Ex ante coördinatie van grote hervormingen.

Voorstel en toelichting

Ad (a)

Op woensdag 13 november jl. publiceerde de Europese Commissie haar analyse van prioriteiten voor groeiversterking in de Europese Unie voor 2013 (Annual Growth Survey) en haar analyse van mogelijke macro-economische onevenwichtigheden in de EU (Alert Mechanism Report). Onderdeel van de AGS is een werkgelegenheidstudie (draft Joint Employment Report) met als nieuw onderdeel een scorebord met arbeidsmarkt- en sociale indicatoren (het «sociale scorebord»).

Daarin zijn de volgende vijf indicatoren opgenomen:

  • (i) Werkloosheid;

  • (ii) Jeugdwerkgelegenheid;

  • (iii) Beschikbaar inkomen per huishouden;

  • (iv) Risico op armoede; en

  • (v) Ongelijkheid.

Het gaat hier om gebruik van data die reeds worden verwerkt in de «Employment Performance Monitor» en de «Social Protection Performance Monitor». De Commissie stelt dus geen nieuwe rapportageverplichtingen voor lidstaten voor. Het beeld dat uit dit scorebord naar voren komt, fungeert als input voor de beleidsoriënterende debatten die binnen de Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid worden gevoerd, en kan gebruikt worden voor de analyses in het kader van de MEOP (Macro-economische onevenwichtighedenprocedure).

De Raad wordt gevraagd het scorebord goed te keuren.

Ad (b)

Het Werkgelegenheidscomité brengt de «Employment Performance Monitor» twee keer per jaar uit. Zij baseert zich hierbij op een analyse van statistieken over verscheidene aspecten van de arbeidsmarkt in de lidstaten. De «Employment Performance Monitor» is in het kader van het Europees Semester van belang, omdat het als input dient voor de jaarlijkse aanbevelingen richting lidstaten. Waar (potentiële) zwakheden in een arbeidsmarkt worden blootgelegd met behulp van een statistische analyse, dienen lidstaten te worden aangespoord noodzakelijke hervormingen door te voeren.

Een relatief nieuw element in de «Employment Performance Monitor» (EPM), sinds 2012, zijn de zogenaamde benchmarks. Dit zijn vergelijkende tabellen waarin het functioneren van lidstaten per arbeidsmarktdeelonderwerp onderling wordt vergeleken. De benchmark wordt gevormd door de vijf best presterende lidstaten per deelonderwerp. Op deze manier wordt inzichtelijk gemaakt op welke terreinen een lidstaat achterloopt ten opzichte van de Europese voorhoede.

De voorliggende EPM is puur een statistische update ten opzichte van de laatste versie van voor de zomer. De arbeidsmarktuitdagingen of specifiek goede uitkomsten per lidstaat zijn onveranderd gebleven. Deze worden opnieuw geformuleerd in het voorjaar, als opmaat naar de landenspecifieke beoordelingen. Omdat deze EPM geen nieuwe appreciaties of kwalitatieve informatie bevat, wordt geen discussie over dit document verwacht.

De Raad wordt gevraagd het rapport van het werkgelegenheidscomité (EMCO) te onderschrijven.

Ad (c)

Het SPC heeft eerder dit jaar een verklaring opgesteld waarin werd aangegeven dat in SPC ex ante coördinatie van grote hervormingen op sociaal terrein zouden kunnen plaatsvinden. De voorzitter van het SPC heeft in SPC een voorstel gedaan om een concept Code of Conduct m.b.t. ex-ante coördinatie aan te nemen, waarin de procedure wordt vastgelegd voor deze ex ante coördinatie.

De voorzitter van het SPC zal in de Raad verslag doen van de onderhandelingen over deze Code of Conduct.

Nederlandse opstelling

Ad (a)

NL verwelkomt de opname van dit scorebord als onderdeel van de werkgelegenheidsstudie (Joint Employment Report) en kan ook instemmen met de keuze van de indicatoren. Met dit nieuwe instrument kan het inzicht bij politieke en ambtelijke beleidsmakers in de sociale situatie van lidstaten worden vergroot en het kan een goede bijdrage leveren aan de afstemming en uitwisseling van «best practices» binnen het Werkgelegenheidscomité (EMCO) en het Sociale Beschermingscomité (SPC). Dit scorebord kan ook worden meegenomen in de landenspecifieke besprekingen tijdens het Europees Semester, met het oogmerk de sociale dimensie van de Economische en Monetaire Unie te versterken.

Ad (b)

Nederland presteert nog steeds relatief goed, gelet op met name de Europese ontwikkelingen op het gebied van werkloosheid en arbeidsmarktparticipatie. De cijfers gaan tot en met 2012, dus de stijging van de werkloosheid is nog niet volledig zichtbaar. In 2013 is de werkloosheid in Nederland sneller gestegen.

Net als in voorgaande jaren, zal Nederland zich er tijdens het komende Europees Semester voor inzetten dat de minder goed presterende lidstaten worden aangesproken op de belangrijkste geconstateerde uitdagingen.

Ad (c)

Nederland is in het algemeen positief over het idee van ex ante coördinatie, ook op sociaal terrein. De crisis heeft aangetoond dat het beleid in een lidstaat vergaande gevolgen kan hebben voor de Eurozone als geheel. Ex ante coördinatie van hervormingen kan het mogelijk maken om in een vroeg stadium best practices aan te dragen. Daarnaast kunnen in een vroegtijdig stadium aanbevelingen gegeven worden om voorgenomen hervormingen aan te passen wanneer deze een negatief effect kunnen hebben op de stabiliteit van de Eurozone. De ex ante coördinatie van hervormingen kan de economische prestaties van lidstaten zodoende verbeteren en daarmee een duidelijke meerwaarde hebben.

Agendapunt: Jeugdwerkgelegenheid

Aard van de bespreking:

  • Presentatie door de Commissie van het kwaliteitskader stages

  • Update door Commissie van stand van zaken jeugdwerkloosheid

Voorstel en toelichting

De Commissie beoogt op 4 december een mededeling inzake een kwaliteitskader voor stages te publiceren. Op de Raad wordt deze gepresenteerd. Deze mededeling is in navolging van de mededeling van 10 december 2012, die onderdeel uitmaakte van het jeugdwerkgelegenheidspakket. Met die mededeling consulteerde de Commissie de sociale partners op EU-niveau over het idee om een kwaliteitskader voor stages («traineeships») te ontwikkelen, om jongeren de kans te geven om in veilige omstandigheden nuttige werkervaring op te doen.

Nederlandse opstelling

Zoals het kabinet begin dit jaar in het BNC-fiche over het jeugdwerkgelegenheidspakket aangaf, is het kabinet van mening dat de oplossing voor verbetering van de mogelijkheden voor jongeren om stages te volgen een nationale of zelfs lokale aangelegenheid is en beter op dat niveau aangepakt kan worden. Om die reden twijfelt het kabinet aan de noodzaak voor een Europese regeling.

Wel deelt het kabinet de mening van de Commissie dat stages een belangrijke rol vervullen in het bijdragen aan een soepele transitie van het onderwijs naar de arbeidsmarkt. Het kabinet is ook van mening dat er een duidelijke behoefte bestaat aan hoogwaardige stages.

Nederland zal de presentatie van het Commissievoorstel aanhoren en het kabinet zal de Kamer na publicatie van de mededeling via de gebruikelijke weg informeren.

Agendapunt: Aanbeveling van de Raad betreffende effectieve maatregelen voor integratie van Roma in de lidstaten

Aard van de bespreking:

Aanname van de aanbeveling

Voorstel en toelichting

De aanbeveling beoogt de lidstaten te stimuleren de uitvoering van de in 2011 overeengekomen nationale strategieën of sets van beleidsmaatregelen voortvarend ter hand te nemen.

De aanbeveling roept lidstaten op om gerichte maatregelen te nemen om gelijke behandeling van Roma te waarborgen en te zorgen voor gelijke toegang tot onderwijs, werk, gezondheidszorg en huisvesting. Verder stelt de aanbeveling dat lidstaten voldoende financiële middelen zouden moeten vrijmaken voor uitvoering van hun strategieën.

Op een aantal horizontale gebieden zouden de lidstaten eveneens actie moeten ondernemen. Het gaat dan om zaken als, het bevorderen van de «empowerment» van Roma, het betrekken van de lokale autoriteiten, het monitoren van de effectiviteit van de nationale strategieën, het samenwerken met andere lidstaten en het effectief bestrijden van discriminatie, armoede en sociale uitsluiting.

Nederlandse opstelling

Nederland kan, net als de andere lidstaten, instemmen met de tekst van de aanbeveling. Deze aanbeveling kan bijdragen aan meer aandacht voor de ernstige achterstelling van Roma in verscheidene lidstaten.

De tekst van de aanbeveling houdt rekening met lidstaten, zoals Nederland, die geen doelgroepenbeleid kennen. Nederland is voorts ingenomen met de aandacht in de aanbeveling voor bescherming van kinderen en vrouwen en de nadruk op samenwerking tussen de lidstaten bij situaties met een grensoverschrijdende dimensie. Dit sluit ook aan bij het Nederlandse initiatief om een EU-werkgroep op te richten, bestaande uit de Europese Commissie en een aantal EU-lidstaten, om meer aandacht te schenken aan de uitbuiting van Roma-kinderen. Deze werkgroep is kort geleden van start gegaan.

Agendapunt: Raadsconclusies over «De effectiviteit van institutionele mechanismen voor het bevorderen van de seksegelijkheid»

Aard van de bespreking:

Aanname van Raadsconclusies

Voorstel en toelichting

Institutionele mechanismen voor de verbetering van de positie van de vrouw is één van de twaalf thema’s van het Beijing Platform for Action dat in VN-verband de positie van vrouwen wereldwijd poogt te verbeteren. Sinds 1999 evalueert de Europese Unie de follow-up op deze 12 thema’s. Ieder EU voorzitterschap richt zich op één daarvan.

Tijdens het Litouws voorzitterschap richt deze follow-up zich op het gebied van institutionele mechanismen voor de verbetering van de positie van de vrouw. Hierbij kan gedacht worden aan mechanismen zoals een College voor de rechten van de mens heeft die onder meer gaat over gelijke behandeling.

De Raadsconclusies roepen lidstaten op om doeltreffende maatregelen te nemen om gendergelijkheid te realiseren, onder andere door te zorgen voor een doeltreffende en efficiënte werking van institutionele regelingen. De doeltreffendheid van institutionele regelingen moet gemonitord blijven aan de hand van de in de conclusies genoemde indicatoren. Ook worden lidstaten opgeroepen om deze indicatoren verder te ontwikkelen en te verbeteren.

Nederlandse opstelling:

Nederland kan, net als de andere EU-lidstaten, instemmen met de tekst van de Raadsconclusies.

Nederland kan zich goed vinden in de opgestelde raadsconclusies n.a.v. het EIGE rapport over institutionele mechanismen voor de verbetering van de positie van de vrouw. Het is belangrijk dat de voortgang wordt gemonitord. Nederland waardeert het werk van EIGE hierin.

Agendapunt: Gewijzigd voorstel voor een richtlijn betreffende minimumvereisten voor de vergroting van de mobiliteit van werknemers door verbetering van de verwerving en het behoud van aanvullende pensioenrechten

Aard van de bespreking:

(naar verwachting) Politiek akkoord

Voorstel en toelichting

Het betreft hier de al in 2005 gepubliceerde ontwerprichtlijn, die beoogt de mobiliteit van werknemers binnen Europa te bevorderen door hun aanvullende pensioenrechten beter te garanderen. Dit geschiedt door het opstellen van regelgeving over twee zaken: wanneer migrerende werknemers in een pensioenregeling moeten worden opgenomen en hoe omgegaan dient te worden met hun opgebouwde pensioenrechten na vertrek.

Aanvankelijk bevatte het voorstel ook regels over waardeoverdracht (portabiliteit) van opgebouwde pensioenrechten, waar Nederland zich altijd sterk tegen verzet heeft, omdat dit grote risico’s inhield voor het Nederlandse pensioenstelsel. Dit onderdeel is in 2007 komen te vervallen, mede naar aanleiding van het Nederlandse verzet tegen portabiliteit. Het voorstel is destijds vastgelopen, maar is begin dit jaar opnieuw in onderhandeling gebracht.

Afgelopen juni hebben de lidstaten tijdens de Raad WSBVC in meerderheid overeenstemming bereikt over een compromis, waarbij het voorstel alleen betrekking heeft op werknemers die grensoverschrijdend actief zijn. De richtlijn heeft geen betrekking meer op binnenlands mobiele werknemers, maar lidstaten worden wel opgeroepen om voor beide dezelfde regels te laten gelden.

Dit voorstel is voorgelegd aan het Europees Parlement, dat het – met enkele beperkte amenderingen waar Nederland mee kan instemmen – heeft aangenomen.

Nederlandse opstelling

Nederland kan, net als het merendeel van de lidstaten, instemmen met het richtlijnvoorstel.

Inhoudelijk voldoet Nederland al aan de voorgestelde regels voor de verwerving en het behoud van aanvullende pensioenrechten. Positief is dat er geen waardeoverdracht in het voorstel zit (waar Nederland vroeger ernstige problemen mee had). De uiteindelijke richtlijn kan worden beschouwd als een eerste stap op weg naar betere pensioenvoorzieningen voor migrerende werknemers.

Agendapunt: Diversen

Aard van de bespreking:

  • Presentatie door de Commissie van twee voorstellen: een nog uit te brengen mededeling inzake «vrij verkeer» en een recent uitgebracht voorstel over zeevarenden.

  • Het Litouwse Voorzitterschap zal de Raad informeren over lopende zaken.

Voorstel en toelichting

De Commissie heeft op 25 november jl. een mededeling gepresenteerd inzake het vrij verkeer van EU-burgers en hun gezinsleden. De Mededeling is opgesteld naar aanleiding van zorgen die door sommige lidstaten zijn geuit over misbruik en fraude van mobiele EU-burgers in verband met het recht op verblijf en beroep op sociale voorzieningen in een gastland. De mededeling constateert dat het vrij verkeer in het algemeen voordelen brengt en dat het principe van het vrij verkeer voor de lidstaten niet ter discussie staat. Tegelijkertijd is er het besef dat – onder invloed van de economische crisis – in sommige lidstaten de zorgen over de gevolgen van het vrij verkeer voor de nationale sociale systemen en voor druk op de lokale dienstverlening zijn gegroeid. De Commissie stelt in de Mededeling een vijftal concrete acties voor, die de lidstaten en hun lokale overheden kunnen ondersteunen bij het toepassen van de bestaande EU-regelgeving op het gebied van vrij verkeer van personen en werknemers.

Het voorstel betreffende zeevarenden heeft als doel om vijf richtlijnen op het terrein van arbeidsrecht ook voor deze categorie werknemers te laten gelden. Tot nu toe waren zeevarenden van de werkingssfeer van deze richtlijnen uitgesloten of konden zonder nadrukkelijke rechtvaardiging worden uitgesloten.

Nederlandse opstelling:

Nederland zal de presentatie door de Commissie en het Voorzitterschap aanhoren. Het agendapunt biedt een aanknopingspunt om het belangrijke thema «negatieve effecten van het vrij werknemersverkeer» Europees aan de orde te stellen.

Over het voorstel betreffende zeevarenden zal de Kamer, zoals gebruikelijk, door middel van een BNC-fiche worden geïnformeerd.

Naar boven