21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Nr. 322 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 oktober 2013

Hierbij ontvangt u het verslag van de Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, van 15 oktober 2013.

Een groot deel van de Raad was gewijd aan de poging om een akkoord te bereiken op de handhavingsrichtlijn. Daarnaast is gesproken over jeugdwerkloosheid en de sociale dimensie van de EMU. Ook is kort stil gestaan bij het afgelopen Europees Semester en zijn Raadsconclusies aangenomen over het Europees Globaliseringsfonds 2006–2013.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Verslag Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid 15 oktober 2013 te Luxemburg

Een groot deel van de Raad was gewijd aan de poging om tot een akkoord te komen op de handhavingsrichtlijn. Daarnaast is gesproken over jeugdwerkloosheid en de sociale dimensie van de EMU. Ook is kort stil gestaan bij het afgelopen Europees Semester.

De Raadsconclusies over het rapport van de Europese Rekenkamer over het Europees Globaliseringsfonds 2006–2013 zijn zonder opmerkingen van lidstaten aangenomen.

Handhavingsrichtlijn

Het is niet gelukt om overeenstemming te bereiken op de zogenoemde handhavingsrichtlijn (richtlijn betreffende de handhaving van Richtlijn 96/71/EG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten diensten). Het onderwerp is in drie rondes besproken, maar uiteindelijk moest het Voorzitterschap concluderen dat een algemene oriëntatie1 nog niet haalbaar was. De lidstaten zijn elkaar enigszins genaderd op de bepaling over nationale controlemaatregelen. Op het artikel over ketenaansprakelijkheid is weinig voortgang geboekt. Nederland en een aantal andere lidstaten hebben aangegeven dat een uiteindelijk compromis ook een sterk artikel over ketenaansprakelijkheid zou moeten bevatten. Een andere groep lidstaten was echter juist van mening dat een bepaling over ketenaansprakelijkheid niet verder mocht gaan dan invoering op basis van vrijwilligheid. Het Voorzitterschap sloot af met de mededeling dat de lidstaten nog geïnformeerd zouden worden over de vervolgstappen.

Jeugdwerkgelegenheid

De lidstaten kregen de kans om hun meest recente initiatieven op het vlak van jeugdwerkgelegenheid te delen. Veel maatregelen zijn de revue gepasseerd, waaronder loonsubsidies voor bedrijven, intensieve benutting van ESF-gelden, verhogen van de leerplichtige leeftijd en het invoeren van een duaal leerstelsel. Nederland heeft melding gemaakt van de laatste begrotingsafspraken van 11 oktober 2013. Frankrijk riep alle lidstaten op om deel te nemen aan de conferentie die in november 2013 zal plaatsvinden in Parijs over jeugdwerkloosheid.

Het debat over jeugdwerkgelegenheid gaf weer aan dat er een brede consensus bestaat dat actie moet worden ondernomen om jeugdwerkloosheid te bestrijden. De Commissie riep lidstaten, die geld zullen ontvangen uit het «Youth Employment Initiative», op aan het einde van 2013 hun implementatieplan aan te leveren aan de Commissie. Andere lidstaten worden uitgenodigd hetzelfde te doen, maar dan in 2014. De Raad nam tevens een Raadsverklaring aan voor een Europese alliantie voor werkervaringsplaatsen.

De sociale dimensie van de Economische en Monetaire Unie (EMU)

Het debat werd voorafgegaan door een presentatie van Commissaris Andor van de mededeling van de Commissie: «Het versterken van de sociale dimensie van de EMU». Opvallend daarbij was de uitspraak van Commissaris Andor over de lange termijn ideeën op het gebied van automatische stabilisatoren. Daarover zei hij dat deze ideeën zich op, en over, de randen van het EU-Verdrag bevinden.

In het debat gingen lidstaten nauwelijks in op deze lange termijn ideeën. Met name is gesproken over het voorgestelde sociale scorebord en de sociale hulpindicatoren binnen de macro-economische onevenwichtighedenprocedure (MEOP). De meeste lidstaten, waaronder ook Nederland, stelden het sociaal scorebord een nuttig en noodzakelijk instrument te vinden. Meerdere lidstaten hebben daar echter ook bij gezegd dat de introductie van een dergelijk scorebord niet automatisch tot nieuwe procedures zou mogen leiden en vooral niet tot extra landenspecifieke aanbevelingen. Een aantal lidstaten (voornamelijk niet-EMU-lidstaten) was van mening dat een dergelijk scorebord een vrijwillig karakter zou moeten hebben.

Met betrekking tot de sociale hulpindicatoren binnen de macro-economische onevenwichtighedenprocedure (MEOP), wordt het idee breed gedragen dat binnen de MEOP een betere analyse gemaakt zou kunnen worden van de sociale aspecten. Veel lidstaten gaven echter aan bedenkingen te hebben, bijvoorbeeld over de keuze van de sociale hulpindicatoren. Nederland gaf aan hier op zich mee te kunnen leven, maar benadrukte, net als meerdere lidstaten, dat de sociale hulpindicatoren niet in de weg mogen komen te staan van noodzakelijke structurele macro-economische hervormingen.

Het belang van de rol van de sociale partners werd door alle lidstaten onderstreept. Meermaals werd ook aangegeven dat de sociale dialoog op nationaal niveau nog verder kan worden verbeterd. Nederland en enkele andere lidstaten gaven specifiek aan dat de sociale partners op nationaal niveau een grotere invloed zouden moeten krijgen in het kader van het Europees Semester.

Nederland sprak verder steun uit voor de grotere aandacht voor de sociale dimensie van de EMU, hoewel de verbetering van sociaal beleid in de ogen van Nederland een nationale verantwoordelijkheid blijft. Tot slot werd benadrukt dat de sociale dimensie wat Nederland betreft ook zou moeten gaan over arbeidsmobiliteit en de negatieve sociale gevolgen daarvan. In een eerdere interventie over de handhavingsrichtlijn had Nederland al aangegeven over deze negatieve gevolgen in de Raad WSB van december 2013 graag verder te spreken.

Evaluatie van het Europees Semester 2013 voor wat betreft sociaal en werkgelegenheidsbeleid

Het werkgelegenheidcomité (EMCO) en het sociale beschermingscomité (SPC) oordeelden positief over het Europees Semester 2013. Wel gaven zij allebei aan dat er nog verbeteringen mogelijk zijn in het proces. In dat licht noemden zij transparantie vanuit de Europese Commissie en het geven van voldoende tijd tussen de publicatie van de aanbevelingen door de Europese Commissie en de vaststelling van de aanbevelingen. Een groot aantal lidstaten, waaronder Nederland, kon deze verbeterpunten onderschrijven.


X Noot
1

Een algemene oriëntatie is de vaststelling van een voorlopig standpunt van de Raad voordat het Europees Parlement zich officieel over het wetgevingsvoorstel buigt.

Naar boven