21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Nr. 307 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 maart 2013

Hierbij ontvangt u het verslag van de Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, van 28 februari 2013.

Het grootste deel van de Raad stond in het teken van het aannemen van de raadsaanbeveling voor een jeugdgarantie. Er is verder gesproken over het Europees Semester. Tijdens een werkontbijt voor alleen ministers is gesproken over de sociale dimensie van de EMU.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Verslag Raad WSBVC 28-02-2013

Deze eerste Raad onder Iers voorzitterschap werd voorgezeten door minister Burton (minister voor sociale bescherming) en minister Bruton (minister voor banen, ondernemen en innovatie). Aanwezig waren vertegenwoordigers van de lidstaten en Commissaris Andor (werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie). Tevens waren de voorzitters van het Werkgelegenheidscomité en het Sociaal Beschermingscomité present.

Jongerengarantie

Zonder enige wijziging van de voorgestelde tekst is de raadsaanbeveling voor een jeugdgarantie aangenomen.

Het Ierse voorzitterschap benadrukte het belang van de jeugdgarantie, ook in het licht van drie doelstellingen van de EU2020-garantie. Sociale partners moeten worden betrokken en «training on the job» is van belang om resultaten te behalen. Het feit dat in het MFK geld is vrijgemaakt voor dit initiatief, is een zeer belangrijk signaal.

Alle lidstaten toonden zich voorstander van de jeugdgarantie, en vinden dat een krachtig signaal moet worden afgegeven, dat aan de jeugdwerkloosheid iets moet worden gedaan. Naast alle positieve geluiden over de jeugdgarantie werd er ook door verschillende lidstaten nadruk gelegd op de noodzaak om rekening te houden met nationale omstandigheden en eigen verantwoordelijkheid van jongeren.

Eén lidstaat onthield zich uiteindelijk van stemming in verband met een parlementair studievoorbehoud en een andere lidstaat ging onder voorbehoud van aanbeveling 1 akkoord met de garantie.

Nederland heeft aangegeven dat de oplopende jeugdwerkloosheid de hele EU aangaat. Lidstaten onderling, overheden, sociale partners, onderwijsinstellingen en jongeren moeten samen de schouders eronder zetten. Nederland onderschrijft de doelstellingen, waarbij flexibiliteit cruciaal is, zodat lidstaten zelf maatregelen kunnen nemen om de jeugdwerkloosheid aan te pakken. Daarnaast benadrukte Minister Asscher het belang van eigen verantwoordelijkheid van jongeren.

Presentatie Social Investment Package

Commissaris Andor heeft het Social Investment Package gepresenteerd, dat een week eerder door de Commissie is aangenomen. Commissaris Andor hoopt dat dit pakket in juni zal worden aangenomen in de Raad WSBVC.

Hij gaf aan dat het Social Investment Package moet bijdragen aan de EU2020-strategie. Bijna 120 miljoen mensen in de EU lopen het risico om in armoede of sociale uitsluiting te raken. Het aantal daklozen en de verschillen tussen de lidstaten nemen toe. Mensen dienen beter op maatschappelijke veranderingen te worden voorbereid, ook op de arbeidsmarkt, om hen beter te wapenen tegen sociale problemen.

Investeren in sociaal beleid is volgens de Commissie één van de belangrijkste zaken die lidstaten kunnen doen ter stabilisering van hun economieën. Er wordt voorgesteld om ondermeer 1) middelen voor sociaal beleid doelgerichter uit te gegeven, 2) vrouwen, migranten, Roma en ouderen op een betere manier te betrekken bij de arbeidsmarkt en 3) meer met sociaal beleid te kijken naar de behoeften van mensen op verschillende momenten en fasen in hun leven.

Het Ierse voorzitterschap laat zich zeer positief uit over het Social Investment Package en geeft aan dat een derde van de uitgaven toekomt aan sociale bescherming. Met een dergelijk groot budget kunnen regeringen de economische en sociale doelstellingen realiseren en zorgen voor meer concurrentievermogen, groei en sociale gelijkheid.

Europees Semester

De Employment Guidelines, het Joint Employment Report, de Annual Growth Survey en de bijgevoegde conclusies zijn allen aangenomen. Ten behoeve van het beleidsdebat over het Europees Semester zijn de vragen van het voorzitterschap en de interventies zeer uiteenlopend. Veel lidstaten uiten steun voor het Semester en vinden dat via deze weg van elkaar geleerd kan worden.

Vrijwel alle landen benadrukken dat de participatie van vrouwen verbeterd moet worden. Over de manieren waarop dat moet gebeuren, daarover lopen de ideeën nog uiteen. Enkele lidstaten benadrukken bijvoorbeeld dat het zwangerschapsverlof 52 weken respectievelijk drie jaar moet duren. Ook werd benadrukt dat de arbeidsparticipatie van vrouwen in de context van vergrijzing verbeterd moet worden. Verschillende lidstaten benoemen ook gendergelijkheid als element om participatie van vrouwen te verbeteren. Met betrekking tot pensioenen geven verschillende lidstaten aan hun pensioenleeftijd te hebben verhoogd. Sommige lidstaten geven aan voorstander te zijn van kapitalisatiesystemen.

Diversen

Het voorzitterschap bevestigde dat 14 maart 2013 een tripartiete sociale top zal plaatsvinden.

Verder deed de voorzitter van EMCO verslag van de bijeenkomst met sociale partners over loonontwikkeling. Het is duidelijk dat sociale partners onderschrijven dat loononderhandelingen een exclusieve bevoegdheid van sociale partners zijn. Niettemin zal men in EMCO-verband aan het einde van dit semester op dit onderwerp ingaan.

Hierna hebben de voorzitters EMCO en SPC de inhoud van hun werkprogramma toegelicht.

Daarnaast is nog gesproken over de beperkingen voor het vrij verkeer van werknemers uit Bulgarije en Roemenië. De Commissie roept alle lidstaten op om de beperkingen op te heffen. Bulgarije en Roemenië gaven aan dat zij dit van harte toejuichen, en zijn bereid om met lidstaten samen te werken, om misbruik van sociale zekerheid tegen te gaan. De Commissie en twee andere lidstaten grepen dit agendapunt ook nog aan om kritiek te uitten op de arbeidsmarktbeperkingen die Zwitserland oplegt aan acht lidstaten.

Aansluitend gaf het voorzitterschap de stand van zaken weer met betrekking tot de wetgevende dossiers, te weten elektromagnetische velden, PSCI, Fonds voor de minstbedeelden, Europees Fonds voor de Globalisering, de detacheringsrichtlijn en de arbeidstijdenrichtlijn.

Commissaris Andor gaf aan dat het op dit moment niet haalbaar is om de onderhandelingen tussen sociale partners opnieuw te starten. Vanwege de autonomie van de sociale partners kon de Commissaris niet op de inhoud van de onderhandelingen in gaan.

Werkontbijt over sociale dimensie van de EMU met Herman van Rompuy

Algemeen werd door Ministers onderschreven dat de voortdurende zeer zorgelijke economische situatie, die zich vertaalt in oplopende werkloosheid met dramatische uitwassen voor bijvoorbeeld jongeren, vereist dat de sociale dimensie van EMU nader ingevuld wordt. Daarbij is een cruciale rol weggelegd voor de sociale dialoog. De rol van sociale partners bij EMU behoeft volgens Ministers versterking waarbij een lidstaat expliciet opmerkte dat bij ex-ante evaluatie van hervormingen de bevoegdheden van sociale partners niet doorkruist mogen worden evenals een andere lidstaat welke verwees naar de autonomie van de sociale partners m.b.t. loonvorming.

Bestaande coördinatie instrumenten versus nieuwe instrumenten/initiatieven: een meerderheid van de Ministers waaronder ook Nederland leek de mening toegedaan dat de invulling van de sociale dimensie van EMU dient te gebeuren binnen de bestaande kaders van coördinatie- en controleafspraken zoals neergelegd in het Verdrag (artikel 148). Een andere groep landen liet in meer of minder expliciete bewoordingen weten verder te willen gaan. Hierbij werden echter geen concrete manieren waarop aangegeven. Ook is niet besproken of op dit moment al bevoegdheid in het Verdrag bestaat voor mogelijke verdergaande initiatieven. Commissaris Andor benadrukte dat de coördinatiemechanismen van artikelen 148 en 149 VWEU optimaal benut moesten worden, en dat een scoreboard van indicatoren moest worden ontwikkeld. De vraag of bepaalde onderdelen van nationaal sociaal beleid een volle ex ante evaluatie zouden moeten ondergaan werd wisselend beantwoord waarbij aantal lidstaten terughoudend waren, ook over eventueel sluiten van contracten. Teneur was dat deze geen beleidsterreinen konden betreffen die onderdeel waren van de nationale bevoegdheden.

Ministers besteedden in hun interventies aandacht aan het belang van een grotere rol voor de EPSCO Raad bij de EMU en ook nauwere samenwerking met de ECOFIN Raad werd door aantal bepleit.

Frankrijk en Duitsland presenteerderden een gezamenlijk paper. Hierin stelden ze dat elke lidstaat op nationaal niveau een vloer zou kunnen vaststellen met als doel om alle Europese werknemers een fair loon te garanderen. De manier waarop de vloer wordt vastgesteld is weer te bepalen door de lidstaten (sociale partners of wetgeving). Sommige lidstaten wezen dit idee af of benadrukten dat loonvorming bij uitstek een nationale bevoegdheid is. Anderen lieten zich kritisch uit over een «Europees minimum loon» daarmee in het midden latend of de meer nationale aanpak van DUI-FRA wel acceptabel zou kunnen zijn. Een enkele lidstaat sprak expliciet steun uit voor de idee.

In antwoord op de vraag van Van Rompuy om concrete succesvolle beleidsaanpakken te noemen refereerden sommige Ministers aan zaken zoals het optimaal ondersteunen van ondernemerschap, het Erasmus programma, de mobiliteitspartnerschappen en het «your first job» initiatief.

Namens Nederland benadrukte Minister Asscher het belang van effectieve hervormingen zodat problemen in het ene land niet overslaan naar een ander. Binnen de bestaande coördinatie- en benchmarkingstructuren en door middel van instrumenten als de landspecifieke aanbevelingen dient de kwaliteit van nationaal sociaal beleid verbeterd te worden. Verder is een optimale benutting van Europese fondsen en in het bijzonder het Europees Sociaal Fonds essentieel. Minister Asscher bepleitte ook dat de EU pal moet staan voor eerlijke lonen – gelijk loon voor gelijk werk op dezelfde locatie. Ook de negatieve sociale gevolgen van arbeidsmigratie dienen in het kader van de sociale dimensie van EMU aandacht te krijgen. Juist om het vrij verkeer als fundamentele waarde te beschermen dient krachtig te worden opgetreden tegen negatieve uitwassen als arbeidsuitbuiting, onderbetaling, schijnconstructies etc.

Lidstaten hebben tot eind maart de mogelijkheid om schriftelijke opmerkingen in te dienen. Voorzitterschap zal vervolgens op basis van de ontbijtdiscussie en de schriftelijke bijdragen een brief aan Van Rompuy sturen in het kader van de EMU roadmap. Deze brief zou in de eerste helft van april moeten worden verstuurd en zal ter informatie naar de lidstaten toegaan.

Naar boven