21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Nr. 278 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 24 april 2012

In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond er bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 13 april 2012 inzake de geannoteerde agenda van de informele EU bijeenkomst van ministers van volksgezondheid van 23–24 april te Denemarken (Kamerstuk 21 501-31, nr. 274).

De op 20 april 2012 toegezonden vragen zijn met de door de minister bij brief van 24 april 2012 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Smeets

Adjunct-griffier van de commissie, Sjerp

Aanleiding

In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond er bij de D66-fractie behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport naar aanleiding van de geannoteerde agenda inzake de informele EU gezondheidsraad 23–24 april 2012 te Horsens (Denemarken) die ik uw Kamer per brief van 13 april 2012 heb toegezonden. Hierbij stuur ik u de antwoorden op deze vragen en opmerkingen.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Inbreng D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de informele EU bijeenkomst van ministers van volksgezondheid van 23–24 april 2012 te Horsens (Denemarken). Zij wijzen de minister graag op enkele belangrijke overwegingen.

Genoemde leden zijn het eens met het Deense voorzitterschap dat het versterken van de Europese gezondheidstechnologiesector voordelen biedt voor Europese patiënten, burgers en economieën. Deze leden ondersteunen het voornemen van de minister om het belang van eHealth te benadrukken tijdens de bijeenkomst, omdat een innovatieve inzet van internet leidt tot transparantie over diagnose, behandelmethoden en kosten. Zij zouden graag van de minister horen welke visie zij heeft op de toekomst van eHealth in Europa, gezien het feit dat deze agenda vooralsnog weinig resultaat heeft opgeleverd. Is de minister van mening dat er wellicht te weinig slagkracht op EU-niveau aanwezig is om deze agenda te realiseren en zo ja, wat gaat de minister hieraan doen? Zo nee, waar plaatst zij dan de oorzaak van het trage verloop van het eHealth programma en welke stappen wil zij dan ondernemen? Ook wijzen genoemde leden graag op andere mogelijkheden om de Europese gezondsheidstechnologiesector te versterken, zoals een investeringsprogramma in biobanken, nanotechnologie en stamcelonderzoek. Is de minister bereid dit tijdens de bijeenkomst ter sprake te brengen?

De leden van de D66-fractie zijn blij dat er tijdens de bijeenkomst gesproken zal worden over het mondig(er) maken van patiënten. Patiëntenorganisaties dragen hieraan bij, omdat zij bijdragen aan zelfbewustzijn en autonomie van patiënten. In dit kader hechten deze leden er ook aan om het belang te benadrukken van keuzevrijheid, keuze-informatie en transparantie in de zorg. Wel vragen zij hoe het voornemen van de minister om het belang van patiëntenorganisaties te benadrukken tijdens de EU bijeenkomst zich verhoudt tot het feit dat deze minister bezuinigt op patiëntenorganisaties. Gezien het feit dat de zorg in toenemende mate een Europese markt wordt, zouden deze leden ook graag van de minister horen hoe zij de organisatiekracht van patiënten op grensoverschrijdend, Europees niveau willen bevorderen.

De leden van de D66-fractie ondersteunen het voornemen van de minister om actief in overleg te treden met Eurocommissaris Dalli waar het gaat om de verbeteringen van de richtlijnen rond medische hulpmiddelen. Zij zouden graag zien dat tijdens het lunchgesprek ook gesproken wordt over de inachtneming van privacyregels bij het instellen van een nationaal of Europees register voor medische hulpmiddelen. Ook zouden zij graag zien dat er aandacht wordt besteed aan de verschillen in werkwijze tussen de Amerikaanse en Europese inspectiediensten.

Reactie van de minister

Reactie op de inbreng van de D66-fractie

De leden zouden graag van de regering horen welke visie zij hebben op de toekomst van eHealth in Europa, gezien het feit dat deze agenda vooralsnog weinig resultaat heeft opgeleverd.

De Digitale Agenda beschrijft dat de doelstellingen van Europa ten aanzien van eHealth met name gaan over toegang tot medische informatie en zorg op afstand, ook over grenzen heen. Ik ondersteun deze speerpunten uit de agenda en de voorwaarden die nodig zijn om de doelstellingen te bereiken. Deze voorwaarden betreffen met name afspraken over standaarden en interoperabiliteit om de uitwisseling van informatie op een goede en veilige manier mogelijk te maken. Er zijn verschillende gremia actief waar de EU-lidstaten met elkaar werken aan het maken van afspraken. Naast deze speerpunten vind ik het belangrijk dat er ook op internationaal vlak samenwerking is tussen bedrijfsleven, wetenschap en overheden bij de ontwikkeling van eHealth toepassingen.

De leden van de D66-fractie vragen verder of de regering van mening is dat er wellicht te weinig slagkracht op EU-niveau aanwezig is om deze agenda te realiseren en zo ja, wat de regering hieraan wil doen? Zo nee, waar de regering dan de oorzaak van het trage verloop van het eHealth programma plaatst en welke stappen wil zij dan ondernemen?

De Digitale Agenda is in 2010 gestart en beschrijft de stappen die gezet moeten worden richting 2020 op onder andere het terrein van ICT en zorg. Verschillende doelstellingen in de agenda ten aanzien van elektronische toegang tot medische informatie door de patiënt en zorg op afstand zijn gericht op 2015 en 2020. Zoals gezegd zijn er verschillende gremia waarin de lidstaten samenwerken om deze doelstellingen te realiseren. Aangezien de Digitale Agenda net begint vind ik het nog te vroeg om te spreken van een traag verloop van de agenda.

Ook wijzen de leden de regering op andere mogelijkheden om de Europese gezondheidstechnologiesector te versterken, zoals een investeringsprogramma in biobanken, nanotechnologie en stamcelonderzoek en stellen de vraag of de regering bereid is dit tijdens de bijeenkomst ter sprake te brengen.

In het nieuwe Europese kaderprogramma voor onderzoek en innovatie «Horizon 2020» zullen de in de vraag genoemde onderwerpen een plaats hebben of kunnen krijgen. Het inhoudelijk overleg tussen de Lidstaten en de Europese Commissie over de precieze invulling van het programma is nog niet van start gegaan. Dit overleg start in de tweede helft van dit jaar. De minister van EL&I en de Staatssecretaris van OCW coördineren de Nederlandse inbreng voor Horizon 2020. Ik zal de genoemde onderwerpen meenemen in mijn inbreng voor het inhoudelijke overleg over de invulling van het kaderprogramma Horizon 2020. Daarnaast zal de Gezondheidsraad voor het einde van dit jaar met een advies komen over de Nederlandse inbreng voor wat betreft het «Health» onderdeel in Horizon 2020.

Tevens vroegen de leden van de D66-fractie zich af hoe het voornemen van de regering om het belang van patiëntenorganisaties te benadrukken tijdens de EU bijeenkomst zich verhoudt tot het feit dat deze regering bezuinigt op patiëntenorganisaties.

Dit kabinet hecht belang aan cliëntenorganisaties in de zorg en draagt dit ook uit. In deze tijd van krapte blijft er structureel 23 miljoen euro per jaar beschikbaar voor deze organisaties. Ondanks dat dit minder geld is dan zij eerder ontvingen, wordt de positie van cliëntenorganisaties juist versterkt. De subsidiemiddelen worden doeltreffender en doelmatiger ingezet door krachtenbundeling te stimuleren en door taakgerichte ondersteuning van cliëntenorganisaties door PGOsupport. Ik verwijs u kortheidshalve naar mijn brief «bundel je kracht: samen sterk» van 25 mei 2011 (Kamerstuk 29 214 nr. 59). Daarnaast krijgen cliëntenorganisaties meer invloed bij de ontwikkeling van professionele standaarden. Hiervoor verwijs ik u naar de voortgangsbrief over het kwaliteitsinstituut (Kamerstuk 32 620 nr. 59).

Gezien het feit dat de zorg in toenemende mate een Europese markt wordt, zouden de leden van de D66-fractie ook graag van de regering horen hoe zij de organisatiekracht van patiënten op grensoverschrijdend, Europees niveau willen bevorderen.

Dit kabinet vindt dat verantwoordelijkheden daar moeten worden opgepakt waar zij horen en dat verschillende overheidslagen geen dingen dubbel moeten doen. De Nederlandse patiëntenbeweging wordt door subsidie in staat gesteld zichzelf te organiseren. Patiëntenorganisaties kunnen daarbij zelf bepalen of en hoe zij in Europees verband samenwerken.

Tenslotte zouden de leden van de D66-fractie graag zien dat tijdens het lunchgesprek ook gesproken wordt over de inachtneming van privacyregels bij het instellen van een nationaal of Europees register voor medische hulpmiddelen. Daarnaast zouden zij ook graag zien dat er aandacht wordt besteed aan de verschillen in werkwijze tussen de Amerikaanse en Europese inspectiediensten.

Ten behoeve van het agendapunt medische hulpmiddelen heeft het Deens voorzitterschap inmiddels een non-paper opgesteld. Dit non-paper gaat in op crisismanagement bij medische hulpmiddelen en de rol van het Health Security Committee hierin. Het actieplan van eurocommissaris Dalli en de herziening van de regelgeving staan niet centraal tijdens dit agendapunt.

Voor wat betreft de inachtneming van de privacyregels heb ik tijdens het AO PIP implantaten van 12 april jl. aan het lid Dijkstra toegezegd dat de ingestelde werkgroep voor het register ook de privacyaspecten zal opnemen in haar onderzoek. Uw Kamer zal ik in de zomer over de eerste bevindingen van de werkgroep informeren. In mijn reactie op het actieplan aan Eurocommissaris Dalli heb ik aangeboden de bevindingen van de werkgroep in Europa te delen.

Naar boven