21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Nr. 256 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 september 2011

Op 3 oktober a.s. vindt de Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid in Luxemburg plaats. Ter voorbereiding van deze Raad zal een AO plaatsvinden op 28 september a.s.

Bijgaand treft u de geannoteerde agenda aan.

Tijdens de Raad zal een debat worden gevoerd over de rol van het Europees Sociaal Fonds in de implementatie van de Europa 2020-strategie. Ook staan twee sets Raadsconclusies, over vrijwilligerswerk en demografie, ter aanname op de agenda. De Raad eindigt met een lunchdebat, waarvoor het Poolse Voorzitterschap als thema heeft gekozen: Het Europa van migratie en mobiliteit: toekomstige uitdagingen en mogelijkheden.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. G. J. Kamp

Geannoteerde agenda

Raad voor Werkgelegenheid en Sociaal Beleid d.d. 3 oktober 2011

Agendapunt: Europees Sociaal Fonds in de implementatie van de Europa 2020-strategie

Aard van de bespreking

Debat.

Voorstel en toelichting

Het voorzitterschap heeft een debat geagendeerd over hoe het Europees Sociaal Fonds (ESF) kan bijdragen aan de doelstellingen van Europa2020 en hoe de effectiviteit van het ESF vergroot kan worden. Het debat moet een politieke boodschap opleveren van de ministers van de Raad WSBVC voor de onderhandelingen over de nieuwe structuurfondsenverordeningen in het kader van het nieuwe Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 (MFK). De voorstellen komen naar verwachting begin oktober uit.

Nederlandse opstelling

De Nederlandse inbreng in het debat zal gebaseerd zijn op de kabinetsreactie op de consultatie naar aanleiding van de conclusies van het 5e cohesieverslag van 4 februari 2011. De Nederlandse positie voor de structuurfondsen hangt nauw samen met de inzet voor het MFK. Nederland pleit voor structuurfondsen en cohesiefondsen gericht op de minst welvarende regio’s in de minst welvarende lidstaten. Dat betekent geen structuurfondsen voor de rijke regio’s en lidstaten. Deze benadering moet ertoe leiden dat het aandeel van de structuurfondsen in de EU-begroting substantieel daalt. De inrichting van het cohesiebeleid behoudt de volle aandacht aangezien Nederland het verkleinen van welvaartsverschillen tussen lidstaten en de verantwoorde besteding van alle EU-gelden van groot belang acht.

EU2020

Nederland steunt het streven van de Commissie om de structuurfondsen te laten aansluiten op de doelstellingen van Europa2020. Het ESF kan vooral bijdragen aan de doelstellingen en de vlaggenschipinitiatieven op het terrein van participatie en sociale inclusie. Dit is vergelijkbaar met de huidige verordening. Nederland is van mening dat er ruimte moet blijven voor specifieke nationale, regionale en lokale prioriteiten. In Nederland geldt dit vooral voor het Europees Fonds voor Ruimtelijke Ontwikkeling (EFRO) met vier regionale programma’s.

Effectieve uitvoering

Onder de huidige verordening is de uitvoering van de fondsen sterk gericht op rechtmatigheid en verantwoording van kosten. De Commissie streeft naar een grotere effectiviteit. Hiervoor stelt de Commissie een aanvullende structuur voor. Een belangrijk onderdeel hiervan is een partnershipcontract. Deze moet de prioriteiten bevatten waaraan de lidstaat structuurfondsen wil besteden. De prioriteiten komen voort uit de nationale doelstellingen uit de Nationale Hervormingsprogramma’s (NHP). De geboekte voortgang op deze doelstellingen is echter voorwaardelijk voor het toewijzen van meer of minder structuurfondsen aan lidstaten (conditionaliteiten). Nederland heeft bezwaren tegen deze voorstellen. Ten eerste vanwege de subsidiariteit. De Commissie en de lidstaten gaan afspraken maken over nationaal beleid (o.a werkgelegenheid). Ten tweede brengen deze extra administratieve lasten met zich mee. Tot slot zijn deze voorstellen disproportioneel voor lidstaten die relatief weinig structuurfondsen krijgen omdat daar de prioriteiten uit het NHP vooral met nationaal geld worden gefinancierd.

Agendapunt: Voorbereiding van de Tripartiete Sociale Top

Aard van de bespreking

Informatie van het Voorzitterschap

Voorstel en toelichting

Het voorzitterschap zal de Raad informeren over de voorbereidingen voor de Tripartiete Sociale Top, die op 16 oktober bijeenkomt. Dit is aan de vooravond van de Europese Raad van 17 en 18 oktober.

De Top bestaat uit het voorzitterschap van de Raad en de twee opeenvolgende voorzitterschappen, de Commissie en de sociale partners, vertegenwoordigd op Europees niveau. Deze Tripartiete Sociale Top komt minstens één keer per jaar bijeen, meestal op de dag voorafgaande aan de Europese Raad.

De agenda wordt bepaald door het voorzitterschap, de Commissie en de sociale partners.

Dit keer zal de Top in het teken staan van de vraag hoe de sociale dialoog beter kan worden ingezet om economisch herstel en structurele aanpassingen te ondersteunen. Ter voorbereiding van deze Top bespreekt het voorzitterschap zijn ideeën in de Raad. Het voorzitterschap informeert de Europese Raad over de besprekingen in de Tripartiete Top.

Nederlandse opstelling

Nederland zal de informatie van het Voorzitterschap aanhoren.

Agendapunt: Raadsconclusies vrijwilligerswerk

Aard van de bespreking

Aanneming van raadsconclusies.

Voorstel en toelichting

De raadsconclusies geven aan dat vrijwilligerswerk kan bijdragen aan werkgelegenheid en de uitvoering van sociaal beleid en tot het halen van de Europa 2020-doelstellingen en de daarbij horende vlaggenschepen. Het is niet de bedoeling dat vrijwilligerswerk in de plaats van betaald werk, werkervaring en formele opleiding komt.

De raadsconclusies roepen de lidstaten en de Commissie op om vrijwilligerswerk te betrekken bij de implementatie van de Europa 2020-doelstellingen. Ook roepen ze op om de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld te ondersteunen (op alle niveaus), door o.a. financiële ondersteuning, ontwikkelen van de infrastructuur en bevordering van e-volunteering.

De raadsconclusies bevatten onder meer een oproep aan de Commissie om:

  • te overwegen om de ontwikkeling van vrijwilligerswerk onderdeel van toekomstige EU programma’s op het gebied van o.a. sociaal beleid te laten zijn;

  • de mogelijkheden te onderzoeken of vrijwilligerswerk een rol kan spelen bij met EU-geld gefinancierde projecten;

  • het systeem van indicatoren op het gebied van vrijwilligerswerk te analyseren.

Nederlandse opstelling

Nederland kan instemmen met de raadsconclusies. Nederland vindt vrijwilligerswerk belangrijk. Het is uiteraard niet de bedoeling dat vrijwilligerswerk in de plaats van betaald werk, werkervaring en formele opleiding komt. Nederland is geen voorstander van initiatieven van de Commissie die hiertegen in gaan. Op Europees niveau kan het belang van vrijwilligerswerk slechts gepromoot worden. Het is uiteindelijk aan de lidstaten zelf om vrijwilligerswerk beleidsmatig op te pakken.

Agendapunt: Raadsconclusies demografie

Aard van de bespreking

Aanneming van raadsconclusies.

Voorstel en toelichting

De raadsconclusies schetsen mogelijke initiatieven en acties die de Europese Commissie en de lidstaten gezamenlijk en separaat kunnen nemen om de gevolgen van demografische veranderingen tegen te gaan. Door vergrijzing en ontgroening komt er meer druk op de overheidsfinanciën, in het bijzonder de houdbaarheid van de sociale zekerheid. Daarom is het zaak de arbeidsparticipatie te verhogen en duurzame inzetbaarheid te bevorderen. Om de arbeidsparticipatie van mannen en vrouwen te bevorderen is nodig dat nagegaan wordt hoe arbeid en gezinsleven beter te combineren zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om het verbeteren van faciliteiten zoals kinderopvang, maar ook over flexibel werken.

De raadsconclusies bevatten oproepen tot onderzoek, samenwerking tussen de verschillende gremia die zich met demografie bezighouden en het uitwisselen van good practices en informatie om dit probleem zo efficiënt mogelijk aan te pakken.

In het verlengde van deze raadsconclusies legt het voorzitterschap dit najaar nog nieuwe raadsconclusies voor aan de lidstaten.Deze gaan over de kansen die vergrijzing biedt voor de arbeidsmarkt en voor sociale dienstverlening in lokale gemeenschappen.

Nederlandse opstelling

Nederland stemt in met deze raadsconclusies. De conclusies zijn in lijn met Nederlands beleid op dit gebied. De raadsconclusies zijn onder meer gericht op het verzamelen en uitwisselen van informatie tussen Commissie, lidstaten en verschillende relevante comités ten aanzien van de combinatie van arbeid en zorg in brede zin. De tekst van de raadsconclusies is vrij terughoudend hetgeen Nederland verheugt omdat Nederland geen voorstander is van vergaande initiatieven op dit terrein op Europees niveau. Als het gaat om het bestrijden van de gevolgen van demografische veranderingen is de Nederlandse opvatting dat de focus in Europa moet liggen op de maatregelen die de arbeidsparticipatie van mannen en vrouwen vergroten door het stimuleren van duurzame inzetbaarheid, het verhogen van de pensioenleeftijd en het bevorderen van de combinatie van arbeid en zorg.

Lunchthema: Het Europa van migratie en mobiliteit: toekomstige uitdagingen en mogelijkheden

Aard van de bespreking

Debat.

Voorstel en toelichting

Tijdens de lunch zullen ministers spreken over uitdagingen en mogelijkheden van migratie en mobiliteit. De invalshoek van dit debat hangt af van de vragen die het voorzitterschap hiertoe zal formuleren. Deze zijn ten tijde van het opstellen van deze agenda nog niet bekend.

Nederlandse opstelling

De brief inzake het vrij verkeer werknemers uit EU-lidstaten (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 29 407, nr. 118) zal de basis vormen voor de Nederlandse inbreng. Nederland zal bevestigen dat migratie en mobiliteit zijn verbonden met fundamentele uitgangspunten van de Europese Unie en dat het principe van vrij verkeer van werknemers voor Nederland niet ter discussie staat. Arbeidsmigratie maakt het mogelijk om tot een betere allocatie van arbeidskrachten binnen de EU te komen. Voorwaarde is natuurlijk wel dat het arbeidsaanbod van elders ook kwalitatief goed aansluit op de specifieke behoefte in een gastland. Dit vergroot de kans dat arbeidsmigranten daadwerkelijk werk vinden in het gastland en dit ook behouden. Een ander aspect is dat arbeidsmigratie niet mag leiden tot continuering van werkloosheid en non-activiteit van burgers van dit gastland. Er moet voor worden gezorgd dat EU-werknemers niet de dupe worden van malafide praktijken van uitzendbureaus die niet de juiste arbeidsvoorwaarden toekennen en huisjesmelkers die voor hoge prijzen slechte woonruimte bieden. Tegelijkertijd moet voorkomen worden  dat migranten die besluiten hier voor langere tijd te blijven, niet integreren en in de marge van de samenleving terecht komen. Dit leidt tot overlast en een beroep op sociale voorzieningen – zoals uitkeringen en opvang – die niet voor hen bedoeld zijn. We zullen nationaal en Europees onder ogen moeten zien hoe we omgaan met de schaduwzijden van arbeidsmobiliteit binnen de EU. Vooral ook om het draagvlak voor het vrij werknemersverkeer bij onze burgers te kunnen behouden.

Naar boven