21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Nr. 254 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 augustus 2011

Hierbij ontvangt u het verslag van de Informele Raad van 7 en 8 juli te Sopot (Polen).

Op deze door het Poolse voorzitterschap georganiseerde Raad vonden twee plenaire sessies plaats en konden de lidstaten daarnaast deelnemen aan één workshop, geleid door een minister van het trio-voorzitterschap Polen- Denemarken- Cyprus. De plenaire sessies hadden als onderwerp «private en publieke bemiddeling bij proactief werkgelegenheidsbeleid» en «solidariteit tussen generaties».

De parallelle workshops gingen over de combinatie van arbeid en zorg en flexibele vormen van werk (Polen), hervormingen van pensioenen (Denemarken) en solidariteit tussen generaties met het oog op de demografische ontwikkelingen (Cyprus). Nederland nam deel aan de workshop over pensioenhervormingen.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. G. J. Kamp

Informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal beleid van 7 en 8 juli 2011 te Sopot (Polen)

De vergadering werd voorgezeten door de Poolse minister van Werkgelegenheid, mevrouw Fedak. De Europese Commissie werd vertegenwoordigd door Commissaris Andor. De voorzitters van het Sociaal beschermingscomité (SPC) en Werkgelegenheidscomité (EMCO) waren eveneens aanwezig.

De informele bijeenkomst van ministers stond in het teken van «Reactie op de demografische uitdaging». Het onderwerp werd besproken aan de hand van twee door het voorzitterschap aangedragen thema’s die plenair werden besproken: private en publieke arbeidsbemiddeling bij proactief werkgelegenheidsbeleid en solidariteit tussen generaties. Daarnaast werd een drietal workshops georganiseerd, elk geleid door een minister van het trio-voorzitterschap Polen- Denemarken- Cyprus. Nederland nam deel aan de Deense workshop over de verhoging van de pensioenleeftijd.

Private en publieke arbeidsbemiddeling bij proactief werkgelegenheidsbeleid

Het Poolse voorzitterschap had het onderwerp geagendeerd om ervaringen uit te wisselen over de effectiviteit en efficiëntie van maatregelen voor re-integratie. Gelet op de dalende budgetten in de diverse lidstaten zijn alternatieve oplossingen met lage kosten en maximale effecten gewenst.

Commissaris Andor zag de Europese initiatieven New Skills for Jobs en de herziening van Eures als bijdragen en legde in zijn interventie eveneens de link met het Meerjarig Financieel kader (MFF).

Een aantal lidstaten was door het Poolse voorzitterschap uitgenodigd een interventie te houden, waarop de andere lidstaten kort konden reageren. Het VK gaf aan dat werkloosheidsbestrijding een structurele taak is en dat er verschillende typen werklozen zijn. De diensten moeten zich niet alleen richten op de makkelijk bemiddelbare gevallen, maar ook op de mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt. Zweden meldde dat de private diensten vaak betere resultaten behalen bij het coachen van werklozen dan de publieke diensten. Duitsland signaleerde dat bij kortingen op de budgetten voldoende aandacht moet worden besteed aan kwalificatie en training.

Nederland lichtte toe hoe de re-integratie is opgezet en dat de uitdaging erin ligt om met minder financiële middelen meer mensen uit te laten stromen naar betaald werk. Tevens werd het belang benadrukt van verhogen van de arbeidsparticipatie met het oog op de toekomst.

Solidariteit tussen generaties

Ook bij deze sessie was een aantal lidstaten door het voorzitterschap uitgenodigd een inleiding te verzorgen, gevolgd door kortere reacties van andere lidstaten. Minister Fedak van Polen leidde de discussie in met de bekende gevolgen van de demografische ontwikkelingen zoals: kleinere arbeidspopulatie ten opzichte van het aantal gepensioneerden, een toenemende druk op de sociale zekerheidsstelsels en hogere uitgaven voor pensioenen en gezondheidszorg. Het voorzitterschap gaf aan dat over dit onderwerp twee sets Raadsconclusies zullen worden aangenomen.

Commissaris Andor waarschuwde dat de vergrijzing niet een fenomeen van de verre toekomst is. Hij acht het van groot belang dat zoveel mogelijk mensen actief zijn op de arbeidsmarkt en dat ook jongeren een makkelijke toegang tot de arbeidsmarkt moeten hebben. Systemen van vervroegde uittreding zouden moeten worden afgeschaft, kinderopvang moet goedkoper en er moet een betere inzet en integratie zijn van onbenutte migrantengroepen, alsmede meer flexibele werkvormen zouden moeten worden toegepast.

De lidstaten die een inleiding verzorgen waren het allen eens over het feit dat het demografische vraagstuk een grote uitdaging is voor de nationale begrotingen en voor de pensioenen. De solidariteit tussen generaties moet in stand blijven om te voorkomen dat jongeren volledig afhaken omdat zij met de huidige ontwikkelingen riskeren de rekening te moeten betalen. Tevens moeten oudere werknemers aan het werk worden gehouden en moeten vrouwen in toenemende mate actief worden op de arbeidsmarkt, een verbetering van kinderopvangmogelijkheden is derhalve noodzakelijk.

De voorzitter van SPC wees op het belang van de intergenerationele solidariteit en op het belang van pensioenhervormingen.

Tijdens de discussie intervenieerden een aantal lidstaten, waaronder Nederland. Nederland lichtte voorgenomen maatregelen toe om zoveel mogelijk mensen deel te laten nemen aan de arbeidsmarkt door flexibel werken en combinatie van arbeid en zorg. Andere lidstaten wezen op het belang van flexibeler inrichten van de arbeidsmarkt en vroegen aandacht voor nieuwe gezinsstructuren waardoor sociale systemen aanpassing behoeven.

Workshop Verhogen van de pensioenleeftijd

Onder leiding van de Deense minister kon van gedachten worden gewisseld over de verschillende hervormingen in de lidstaten. De Deense minister gaf aan dat hervormingen niet makkelijk waren door te voeren, gelet op de ideeën die leven onder de bevolking of omdat het politiek niet altijd mogelijk is. Naast Nederland namen nog 11 lidstaten deel aan deze workshop. Uit de meeste interventies bleek dat er belangrijke hervormingen worden doorgevoerd of op stapel staan. De pensioenleeftijd wordt stapsgewijs verhoogd en in veel gevallen gekoppeld aan de levensverwachting. Ook worden VUT-regelingen uitgefaseerd. In de meeste lidstaten zijn de sociale partners actief betrokken bij de hervormingen.

In sommige lidstaten is de wettelijke pensioenleeftijd in het geheel afgeschaft en wordt langer doorwerken financieel beloond. Tevens wordt gestreefd naar het gezond en fit houden van oudere werknemers en wordt aandacht besteed aan de preventie tegen arbeidsongeschiktheid. In lidstaten waar nog geen sprake is van verhoging van de pensioenleeftijd (omdat de arbeidsparticipatie na 60 jaar zeer laag is), worden stimuleringsmaatregelen getroffen om oudere werknemers langer te laten doorwerken.

Naar boven