nr. 204
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 maart 2010
Ten behoeve van het geplande thematisch algemeen overleg van 1 april
as. heeft u mij verzocht om voortgangsverslag over het richtlijnvoorstel gelijke
behandeling buiten arbeid.
Op 11 december jl. heb ik uw Kamer een uitgebreid voortgangsverslag
gestuurd over de richtlijn gelijke behandeling buiten arbeid (kamerstuk 21501–31,
nr 192). Hierin wordt aangegeven waarover, onder Zweeds voorzitterschap, is
gesproken en welke de nog openstaande punten zijn.
Het thema gelijke behandeling heeft voor de voorzitterschapstroika Spanje,
België en Hongarije prioriteit. Onder het Spaans voorzitterschap hebben
inmiddels enkele raadswerkgroepen plaatsgevonden. Nederland heeft de lidstaten
tijdens de eerste raadswerkgroep geïnformeerd over het kabinetsstandpunt.
Tijdens de raadswerkgroepen is verder de reikwijdte van de richtlijn,
handicap, toegankelijkheid en onevenredige belasting aan de orde gekomen.
Het is echter nog te vroeg om u concrete resultaten te melden. De discussie
hierover is nog gaande.
De onderhandelingen gaan langzaam vooruit, waardoor een politiek akkoord
voorlopig nog niet in zicht is. Het voorstel staat geagendeerd voor de Raad
Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 7 juni a.s.. Naar verwachting zal
het voorzitterschap een voortgangsrapportage presenteren.
Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december
jl. is de besluitvormingsprocedure ten aanzien van deze richtlijn gewijzigd.
De Raad van Ministers zal nog steeds met eenparigheid van stemmen over de
richtlijn gelijke behandeling beslissen. Het Europees Parlement, echter, heeft
in plaats van adviesrecht nu goedkeuringsrecht.
De inzet van het kabinet is actief bij te dragen aan de spoedige totstandkoming
van een effectieve richtlijn. Daarbij moet wel in ogenschouw genomen worden
dat het kabinet niet tot een eindoordeel kan komen voordat bekend is wat de
concrete implicaties kunnen zijn en waartoe het gehouden zal zijn.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. P. H. Donner