21 501-31
Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

nr. 193
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 december 2009

1. Hierbij zend ik u – mede namens de minister van VWS – in bijlage 1 de antwoorden op de vragen van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brieven van 8 juni 2009, 22 juni 2009 en 29 juni 2009 met betrekking tot onder meer de Europese Verordening (EG) nr. 883/2004 van de minister van Sociale Zaken en werkgelegenheid (Kamerstukken 21 501-31, nrs. 176, 182 en 183). Bij de beantwoording op m.n. vraag 14 voldoe ik aan de toezegging op 22 juni 2009 (kamerstuk 21 501-31, nr. 182) om de Tweede Kamer opnieuw te informeren na het gesprek met Transport en Logistiek Nederland en nadat er meer informatie is ingewonnen over mogelijke problemen in de ons omringende landen.

2. In bijlage 2 (zie bijlage) treft u aan de reactie van Nederland op het Leyman-arrest. In het Algemeen Overleg van 18 maart 2009 (kamerstuk 26 834, nr. 22) met de vaste commissies voor Financiën, voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport en voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid is het rapport van de Commissie grensarbeiders II aan de orde gesteld. Aanbeveling 7 van dat rapport gaat over het zgn. WIA-gat in relatie tot Duitsland. Het kabinet heeft tijdens dat AO aangegeven de uitspraak Leyman af te willen wachten. Nu het Europees Hof van Justitie uitspraak heeft gedaan in de zaak Leyman, wil het kabinet de Kamer hierbij informeren over de consequenties van die uitspraak.

3. In het mondelinge vragenuurtje van 29 september 2009 (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2009–2010, nr. 7, blz. 390–392) over het intrekken van de uitkering bij dragen van een boerka heeft de Minister voor WWI, mede namens de bewindspersonen van SZW, de toezegging gedaan de Tweede Kamer te informeren over het aantal vrouwen met een boerka dat een beroep doet op de WWB in Amsterdam. In bijgaande bijlage 3 (zie bijlage) informeer ik u, mede namens de minister voor WWI en de Staatssecretaris van SZW, over de uitvoering van deze toezegging.

4. In bijlage 4 (zie bijlage) treft u het overzicht aan van de export van uitkeringen en toeslagen (aantallen en bedragen) dat ik u tijdens het Algemeen Overleg op 11 november jl. over arbeidsmobiliteit en sociale zekerheid heb toegezegd.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

BIJLAGE 2

Uitspraak HvJ EG in de zaak Leyman

Het Europese Hof van Justitie heeft op 1 oktober 2009 uitspraak gedaan in de zaak Leyman (C-2/08). Deze zaak gaat over een Belgische werknemer die van België naar Luxemburg migreert en daar, al na 2 jaar, blijvend arbeidsongeschikt wordt. Zij krijgt direct een (lage) Luxemburgse invaliditeitsuitkering, gebaseerd op de in Luxemburg vervulde tijdvakken van verzekering. De Belgische pro-rata uitkering gaat echter pas een jaar later in. Dit probleem ontstaat door verschillen in de socialezekerheidswetgeving. De Belgische wetgeving maakt niet op basis van de toestand van de werknemer onderscheid tussen tijdelijke arbeidsongeschiktheid (ziekte) en definitieve arbeidsongeschiktheid (invaliditeit). Wie na een jaar nog arbeidsongeschikt is, krijgt in plaats van de zogenaamde primaire ongeschiktheidsuitkering een invaliditeitsuitkering. De Luxemburgse wetgeving geeft bij blijvende arbeidsongeschiktheid echter meteen recht op een invaliditeitsuitkering.

In Nederland kan een invaliditeitsuitkering (WIA) pas toegekend worden na 2 jaar arbeidsongeschiktheid. Daarvoor bestaat recht op loondoorbetaling door de werkgever of, als de werknemer uitzendkracht is of een WW-uitkering geniet of als de werkgever failliet is, recht op een Ziektewet-uitkering. Wanneer meteen duidelijk is dat sprake is van blijvende volledige arbeidsongeschiktheid, kan een kortere wachtperiode worden aangevraagd. Een vergelijkbaar coördinatieprobleem had zich dus ook voor kunnen doen, indien Leyman niet eerst in België, maar in Nederland had gewerkt. In de situatie dat de werknemer gedeeltelijk of tijdelijk volledig arbeidsongeschikt is, kan de verkorte wachttijd namelijk geen toepassing vinden.

Verordening 1408/71 laat het hanteren van een wachttijd voor een invaliditeitsuitkering op zich wel toe. Het Hof is echter van mening dat het toepassen van zo’n wachttijd in gevallen waarin dit betekent dat een (migrerende) werknemer bijdragen heeft betaald aan de sociale zekerheid zonder dat die recht geven op uitkering, in strijd is met artikel 39 EG. Migrerende werknemers worden daardoor benadeeld ten opzichte van werknemers die geen gebruik hebben gemaakt van het recht op vrij verkeer.

De overwegingen van het Hof zijn echter niet rechtstreeks op de situatie in Nederland toepasbaar, omdat de situatie met betrekking tot de premiebetaling afwijkt van die in België. De kern van de uitspraak is dat er in de zaak die aan de orde was, sprake was van benadeling van werknemers, nu deze wel premie hadden betaald, mede voor een uitkering gedurende de wachttijd, terwijl er gedurende de wachttijd geen uitkering tegenover stond. Dit is anders in de Nederlandse situatie, aangezien Nederland aparte regelingen heeft voor kortdurende en langer durende arbeidsongeschiktheid. Bovendien wordt voor de privaatrechtelijke aanspraak op loondoorbetaling geen premie wordt geheven, terwijl de Ziektewet alleen een werkgeverspremie kent. Het Hof heeft zich in het onderhavige arrest niet uitgesproken over een situatie, waarin de werknemer weliswaar gedurende de wachttijd geen uitkering krijgt, maar daarvoor ook geen premie heeft betaald. Op basis van de huidige stand van de rechtspraak is er juridisch gezien dan ook geen aanleiding om de Nederlandse wetgeving of de toepassing daarvan te wijzigen.

BIJLAGE 3

Tekst ter uitvoering van toezegging d.d. 29 september over aantal vrouwen in Amsterdam met boerka en uitkering.

Ik wil hierbij, mede namens de minister voor Wonen, Wijken en Integratie en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van de gelegenheid gebruik maken uw Kamer te informeren over het aantal vrouwen met een boerka dat een beroep doet op de Wet werk en bijstand (WWB) in Amsterdam. De minister voor Wonen, Wijken en Integratie heeft dit mede namens de bewindspersonen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid toegezegd bij het mondelinge vragenuurtje d.d. 29 september 2009. De gemeente Amsterdam is om nadere informatie gevraagd. Het dragen van een boerka wordt niet geregistreerd. Het wordt door de betrokkenen zeer sporadisch waargenomen. Het gaat hooguit om een enkel geval. Ik beschouw de toezegging hiermee als afgedaan.

BIJLAGE 4

Tabel 1. Overzicht van uitkeringen en toeslagen (aantallen en bedragen)

UitkeringExporteerbaar binnen EUExporteerbaar o.b.v. bilateraal verdragAantal NLBedrag (x € 1 mln)Aantallen exportBedrag (x € 1 mln)Peiljaar
ANWJaJa105 0001 2008 350702008
ANW-tegemoetkomingJaJa105 000198 35022008
AOWJaJa2,5 mln25 600265 0009002008
AOW-partnertoeslagJaJa240 0002 95037 5002102008
AOW-tegemoetkomingJaJa2,5 mln1 100265 000452008
WGAJaJa16 000100175< 1 mln12006
IVAJaJa3 6003080< 1 mln22006
WAOJaJa630 0007 99019 0002242006
WAZJaJa48 0004541 10092006
ZWJaJa413 0001 1703 300132006
ToeslagenwetNeeIndien bilateraal verdrag niet is aangepast74 0003301 80082006
Kindgebonden budget (J&G)JaJa2 mln9506 20042009
AKW (J&G)JaJa3,5 mln3 35045 700452009
TOGJaJa60 00060200< 1 mln32008

Bedragen en aantallen zijn afgerond

1  800 000 euro

2  246 000 euro

3 3170 000 euro

Naar boven