21 501-30
Raad voor Concurrentievermogen

nr. 61
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 november 2004

Mede namens de Minister voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap doe ik u hierbij de geannoteerde agenda van de Raad voor Concurrentievermogen van 25 en 26 november aanstaande toekomen.

Raad voor Concurrentievermogen 25/26–11

De Raad zal onder andere een eerste discussie wijden aan het rapport-Kok (Midterm Review Lissabon-agenda) en spreken over het «competitiveness package» van de Commissie; dit vormt de aftrap voor de bijdrage van de Raad voor Concurrentievermogen aan de Voorjaarstop 2005. Daarnaast zullen belangrijke elementen uit het wetgevend pakket inzake chemische stoffen (REACH) en de Richtlijn diensten besproken worden. Verder zal de Raad trachten een akkoord te bereiken over de Richtlijn grensoverschrijdende fusies en een verordening die het toezicht op de handel in drugsprecursoren regelt. Ook zal de Raad conclusies aannemen over de toekomst van het Europees onderzoeks- en technologiebeleid, ITER en vereenvoudiging van bestaande Europese regelgeving. Tenslotte zal de Raad spreken over Ruimtevaartbeleid; dit ter voorbereiding op de gezamenlijke bijeenkomst op ministerieel niveau van EU–ESA (European Space Agency). Deze Joint Space Council(JSC) zal in aansluiting op de Raad voor Concurrentievermogen plaatsvinden.

EU/ESA Joint Space Council (JSC)

Deze eerste gezamenlijke EU/ESA vergadering is een uitvloeisel van de in 2003 door de EU en ESA getekende samenwerkingsovereenkomst. Doel van de JSC is om een start te maken met de definitie van een Europees Ruimteprogramma (ESP). Voorgesteld wordt dat de verdere uitwerking in 2005 zal plaatsvinden (met name de inhoud van en budgetten voor het ESP). De ESA zal op basis van het uiteindelijke ESP specifieke programma's definiëren.

Richtlijn octrooieerbaarheid in computers geïmplementeerde uitvindingen

Het is niet waarschijnlijk dat tijdens deze Raad het politieke akkoord over het gemeenschappelijke standpunt van de Raad in eerste lezing over de Richtlijn inzake octrooieerbaarheid van in computers geïmplementeerde uitvindingen, zoals bereikt tijdens de Raad voor Concurrentievermogen van 17/18 mei jl., formeel zal worden aangenomen. Verwachting van de betrokken diensten van de Raad is dat, gezien de laatste formele handelingen die hiervoor nodig zijn (zoals beschikbaarheid van vertalingen in alle talen van de Unie en behandeling door de juridisch-linguïstisch experts) en redelijke studietermijnen voor de lidstaten in acht nemend, het document eerst begin december gereed zal zijn voor formele aanname. Zodra gereed zal het dossier direct geagendeerd worden in de eerstvolgende Raad, welke dus waarschijnlijk een ander formatie zal zijn dan de Raad voor Concurrentievermogen. Zoals u bekend zal Nederland hierbij een unilaterale verklaring afleggen, in lijn met de wens van uw Kamer (Motie van het lid Van Dam c.s., Kamerstuk 21 501-30, nr. 52). Na formele aanname in de Raad zal het richtlijnvoorstel voor tweede lezing naar het Europees Parlement gaan.

Verordening verkoopbevorderende activiteiten («sales promotion»)

Zoals in het verslag van de Raad voor Concurrentievermogen van 24 september jl. (Kamerstuk 21 501-30, nr. 60) gemeld, bleek het destijds niet mogelijk een akkoord te bereiken over het compromisvoorstel voor een verordening verkoopbevorderende activiteiten. Het voorstel is derhalve naar Coreper terugverwezen voor verdere behandeling. Op moment van schrijven is nog niet te zeggen of tijdens de komende Raad een politiek akkoord alsnog haalbaar is; het voorzitterschap is druk doende de mogelijkheden op een compromis te onderzoeken. Mocht het onderwerp alsnog aan de Raadsagenda worden toegevoegd, dan zal de Kamer hierover separaat en tijdig worden geïnformeerd.

Tenslotte, afgelopen week (7–9 november) heeft in het kader van het Nederlands voorzitterschap een Europese conferentie over Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen («competing for a sustainable future») plaatsgevonden in Maastricht. Tijdens de conferentie is met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, overheden, het maatschappelijk middenveld, NGO's en kennisinstellingen gesproken over een breed scala aan MVO-onderwerpen, waaronder transparantie, ketenverantwoordelijkheid, biodiversiteit, arbeidsnormen en het belang van een stakeholderdialoog. Ik heb de conferentie als zeer inspirerend ervaren en zal u op korte termijn een verslag doen toekomen.

In verband met de tijdelijke afwezigheid van de Minister van Economische Zaken,

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

C. E. G. van Gennip

Agenda en besluitvorming van de Raad voor Concurrentievermogen van 25/26 november

Agenda OnderwerpBesluitvorming
Economische situatie en concurrentievermogenInformatie van het Voorzitterschap
Lissabon-agenda: rapport High Level Groep KokBeleidsdebat
Betere regelgeving: Vereenvoudiging wetgevingRaadsconclusies
Richtlijn DienstenBeleidsdebat
Wetgevend pakket chemische stoffen (REACH)Beleidsdebat
Richtlijn grensoverschrijdende fusiesGemeenschappelijke aanpak
Mededeling textiel- en kledingsectorRaadsconclusies
Verordening handel in drugsprecursorenPolitiek akkoord
ITERGedachtewisseling/Raadsconclusies
Toekomst Europees onderzoeks- en technologiebeleidOriënterend debat/Raadsconclusies
RuimtevaartbeleidVoorbereiding EU/ESA Joint Space Council

Economische situatie en concurrentievermogen

Informatie van het Voorzitterschap

De Raad zal de actuele economische situatie in Europa (zoals hieronder beschreven) bespreken, mede naar aanleiding van het door de Europese Commissie te presenteren «Competitiveness package». Ter inleiding van de formele vergadering van de Raad zal het Voorzitterschap in dit kader een samenvatting geven van de uitkomsten van het informele diner voor ministers met een brede verantwoordelijkheid voor concurrentievermogen op 24 november 2004.

Economische situatie in de Europese Unie

Volgens de Autumn Economic Forecast van de Europese Commissie heeft de economische activiteit in het eurogebied en de EU in 2004 aan kracht gewonnen, in navolging van de omslag in de groeiprestatie sinds de 2e helft van 2003. De Commissie verwacht dat de economie van de EU in 2004 zal groeien met 2,5%; beduidend minder dan het wereldgemiddelde (5%). Binnen de EU blijven de groeiprestaties van Portugal, Italië (1,3% in 2004) en Nederland (1,4%) duidelijk achter.

In de meeste EU-landen leidt de export nog altijd het herstel, de binnenlandse vraag verbetert maar mondjesmaat. Wel wordt verder herstel van de binnenlandse vraag voorzien vanwege het lage niveau van de reële rente en de verbeterende winstmarges bij bedrijven. Consumenten zouden ook moeten kunnen profiteren van de veerkracht in de werkgelegenheid en de reële loongroei over de recente conjunctuurcyclus. In 2005 zal naar verwachting de economische groei in de EU stabiliseren op 2,3%. De externe impuls van de wereldhandelsgroei zal in 2005 iets afnemen t.o.v. 2004, de binnenlandse vraag zal het stokje overnemen als voornaamste bron van economische groei.

Onzekerheden rond dit economisch beeld hangen voornamelijk samen met de olieprijs, die door de sterke groei van de wereldeconomie en de krapte en onzekerheid ten aanzien van de olieproductie naar recordhoogtes is opgestuwd. Hierdoor wordt de groei van de wereldeconomie dit jaar al negatief beïnvloed, hetgeen ook in 2005 mogelijk is.

Competitiveness package

In de discussie over de economische situatie zal ook het jaarlijkse «Competitiveness package» van de Europese Commissie, bestaande uit het Competitiveness Report 2004, Innovation Scoreboard 2004 en Enterprise Scoreboard 2004, worden betrokken. Op moment van schrijven zijn de definitieve versies van deze drie rapporten nog niet beschikbaar.

Het Competitiveness Report geeft inzicht in ontwikkelingen die van invloed zijn op de concurrentiepositie van de industrie. Dit jaar zal er onder meer speciale aandacht in het rapport zijn voor de opkomst van de Chinese economie, de rol van de publieke sector op productiviteitsgroei en de concurrentiepositie van de Europese automobielindustrie.

Het Innovation Scoreboard geeft inzicht in de innovatie prestaties van de EU lidstaten, ook in vergelijking tot derde landen zoals de VS en Japan. Het Enterprise Scoreboard biedt een overzicht van de voortgang die in de lidstaten wordt geboekt ter bevordering van het ondernemingsklimaat.

Lissabon-agenda: rapport High Level Groep Kok

Beleidsdebat

De Europese Voorjaarsraad van 25/26 maart 2004 heeft ter voorbereiding van de tussentijdse evaluatie van de Lissabonstrategie een High Level Group (HLG) onder leiding van oud-premier Wim Kok de opdracht gegeven om aanbevelingen te doen die de uitvoering van het Lissabonstrategie kunnen bespoedigen. De bevindingen van deze HLG zijn vervat in het rapport «Facing the Challenge». Een presentatie en eerste bespreking van het rapport-Kok heeft plaatsgevonden in de Europese Raad van 5 november jl. De Europese Raad heeft met tevredenheid kennis genomen van het rapport-Kok. De Europese Raad heeft de Commissie verzocht om voor eind januari 2005 met voorstellen te komen voor de tussentijdse evaluatie van de Lissabonstrategie.

De Raad voor Concurrentievermogen zal een eerste discussie wijden aan de meest relevante bevindingen uit het rapport Kok. De tussentijdse evaluatie zelf zal plaatsvinden op de Europese Voorjaarstop in 2005 onder Luxemburgs voorzitterschap. De Raad voor Concurrentievermogen zal, zoals gebruikelijk, een inbreng leveren voor de Voorjaarstop. Het Nederlands standpunt met betrekking tot de Voorjaarstop, omvattende de tussentijdse evaluatie, zal begin 2005 worden vastgesteld.

Betere regelgeving: vereenvoudiging wetgeving

Raadsconclusies

De Raad zal conclusies aannemen over het onderwerp kwaliteit van regelgeving, met name over het initiatief van het Ierse en Nederlandse voorzitterschap om als Raad een lijst op te stellen van 10 tot 15 Europese regels die met voorrang vereenvoudigd zouden moeten worden. Deze «shortlist» wordt samengesteld uit de totaal 330 suggesties die de lidstaten hebben aangeleverd en zal worden aangeboden aan de Commissie. De inzet van het simplificatie-initiatief is gericht op een daadwerkelijke vermindering van de regeldruk en de administratieve lasten, daar waar de Commissie tot nu toe vooral veel aandacht besteedde aan codificatie (het herschikken van bestaande regels, zonder dat de regeldruk daardoor vermindert).

De Europese Raad van 5 november jl. heeft het belang van deze vereenvoudigingsexercitie benadrukt en tevens aangegeven met name mogelijkheden voor vereenvoudiging te zien in de regelgeving op het terrein van transport, milieu en statistiek.

De definitieve lijst die in de Raad voor Concurrentievermogen zal worden bepaald, zal worden doorgeleid aan de Europese Commissie met het verzoek deze suggesties te betrekken bij haar lopende programma ter vereenvoudiging van de regelgeving.

Dit initiatief is van groot belang voor het invullen van de ambitie om de kwaliteit van de Europese regelgeving te verbeteren, en vormt een belangrijke bijdrage aan het verminderen van de administratieve lasten die van Europese origine zijn. Het past daarom uitstekend in de prioriteit die het kabinet legt bij de vermindering van de regeldruk voor bedrijfsleven en consumenten.

Richtlijn Diensten

Beleidsdebat

De Raad zal van gedachte wisselen over de dienstenrichtlijn (COM(2004)2 definitief, BNC-fiche 22 112, nr. 321, fiche 6). Dit is de eerste keer dat de dienstenrichtlijn wordt besproken in de Raad.

De kaderrichtlijn diensten heeft ten doel de bestaande belemmeringen op de interne markt voor diensten op structurele en efficiënte wijze weg te nemen. Deze doelstelling vloeit voort uit de Lissabondoelstelling. Hiertoe stelt de dienstenrichtlijn regels ten aanzien van:

• Vrije vestiging, met onder andere regels voor vergunningen;

• Vrij verkeer van diensten, met onder andere het land van oorsprongbeginsel, uitzonderingen en rechten van afnemers van diensten;

• Kwaliteit van diensten; en

• Controle, met onder andere wederzijdse bijstand tussen de lidstaten.

Het debat in de Raad zal met name gaan over drie hoofdelementen:

i. het land van oorsprong beginsel;

ii. administratieve vereenvoudiging;

iii. administratieve samenwerking tussen de lidstaten.

Om de discussie richting te geven, bereidt het Voorzitterschap een discussienotitie voor over de genoemde hoofdelementen. Daarnaast zal het voorzitterschap verduidelijkingen op onderdelen van de richtlijn presenteren die de afgelopen maanden in de raadswerkgroepen zijn besproken.

Het Nederlandse standpunt over de dienstenrichtlijn is u op 20 september jl. separaat toegegaan (Kamerstuk 21 501–30, nr. 59).

Wetgevend pakket chemische stoffen (REACH)

Beleidsdebat

Het wetgevend pakket inzake chemische stoffen (REACH:Registration, Evaluation, Authorisation of Chemicals) dient ter regulering van de aanwending van chemische stoffen binnen de Europese Unie. Het uitgangspunt van het voorstel is dat voortaan niet overheden, maar bedrijven verantwoordelijk zijn voor het leveren van informatie om de toelaatbaarheid van stoffen te kunnen beoordelen.

De doelstellingen van het wetgevingspakket zijn:

• Bescherming van mens en milieu;

• Handhaving en verbetering van de concurrentiepositie en het innovatievermogen van het Europese bedrijfsleven;

• Meer eenheid in de bestaande EU-regelgeving voor chemische stoffen;

• Meer duidelijkheid over en transparantie in de eigenschappen en risico's van de stoffen;

• Bevordering van alternatieve testen van stoffen zonder gebruikmaking van proefdieren;

• Conformiteit aan internationale verplichtingen van de EU, met name WTO-verplichtingen.

De Raad zal aan de hand van een document van het Nederlandse voorzitterschap een beleidsdebat voeren over het voorstel. Van de Raad zullen richtinggevende uitspraken worden gevraagd betreffende:

I. de wijze waarop de registratie van chemische stoffen dient te worden opgezet;

II. wijze waarop informatie over stoffen gedeeld kan worden;

III. welke informatieverplichtingen aan het bedrijfsleven kunnen worden opgelegd.

Verder zal de Raad worden geïnformeerd over de resultaten van de «REACH Impact Assessment Workshop» die van 25–27 oktober jl. in Scheveningen heeft plaatsgevonden. Deze resultaten zullen ook worden gepresenteerd in de Milieuraad van 20 december a.s..

De formele voorzitterschapconclusies over de uitkomsten van de Workshop zijn ter informatie als bijlage bij deze brief gevoegd.

Ad I: Registratie van chemische stoffen

Voor wat betreft het onderdeel «registratie van stoffen» hebben het VK en Hongarije een voorstel voorgelegd aan de Raad, getiteld «One Substance, One Registration». Doel van dit voorstel is het vermijden van onnodige kosten voor bedrijven en het waarborgen van eenduidige en betrouwbare registratiedossiers.

Dit wordt gerealiseerd door het tegengaan van duplicatie van testvereisten en dus van – in geval van dierproeven – kostbare onderzoeken. Het voorstel is om bedrijven te verplichten om alle gegevens van testen, benodigd voor de registratie van stoffen, met elkaar te delen. Dit voorstel gaat verder dan het voorstel van de Commissie waarin het verplicht delen van testgegevens beperkt blijft tot alleen testgegevens van dierproeven. Overigens moedigt de Commissie de bedrijven aan om op vrijwillige basis ook de testgegevens van niet-dierproeven met elkaar te delen.

Nederland is op hoofdlijnen voorstander van het Brits/Hongaarse voorstel. De resultaten van de workshop naar de impact van REACH hebben Nederland gesterkt in haar overtuiging dat gezamenlijkheid bij het indienen van registraties zoveel als mogelijk uitgangspunt moet zijn. Maar Nederland realiseert zich dat het verplicht delen van alle testgegevens uit het voorstel een potentiële inbreuk op de eigendomsrechten van ondernemingen betekent. Er vindt nog een juridische discussie plaats over de vraag in hoeverre de bescherming van mens en milieu, vanuit de eigen verantwoordelijkheid van de bedrijven, een «hoger doel» is waarvoor het legitiem is om inbreuk te plegen op de eigendomsrechten van ondernemingen.

Ad II: Delen van informatie

Tijdens deze Raad zal ook de vraag worden behandeld of er een wettelijke regeling moet worden getroffen voor gevallen waarin bedrijven geen vrijwillige overeenstemming kunnen verkrijgen over de onderlinge compensatie voor gedeelde informatie («terugvalvoorziening»). Daarbij wordt uitgegaan van het feit dat richtlijnen ontwikkeld zullen worden om eerlijke en transparante kostendeling tussen bedrijven te bevorderen. De Commissie heeft aangegeven dat een dergelijke «terugvalvoorziening» nodig is om bedrijven te beschermen tegen negatieve gevolgen van het niet kunnen bereiken van overeenstemming over de compensatie voor gedeelde informatie, aangezien richtlijnen niet voorzien in een rechtens afdwingbaar instrument. Gelet hierop en ter bevordering van rechtszekerheid voor bedrijven steunt Nederland de opname in de richtlijn van een «terugvalvoorziening» voor wat betreft kostendeling.

Ad III: Informatieverplichting

In het huidige Commissievoorstel wordt m.b.t. stoffen die in kleine hoeveelheden (1–10 ton) op de markt worden gebracht en van zogenaamde intermediaire stoffen (die in het productieproces worden omgezet in andere stoffen) minder informatie gevraagd. Dit is gedaan om te voorkomen dat producenten – hetgeen met name MKB-bedrijven betreft – van deze zogenaamde laagvolume stoffen worden geconfronteerd met relatief hoge kosten die voortkomen uit de huidige beschikbare methodes voor het verkrijgen van additionele informatie. De Commissie heeft een evaluatiemoment voorgesteld om zes jaar na de inwerkingtreding van de verordening te bezien of voor deze categorieën van stoffen uiteindelijk toch extra informatie van de bedrijven benodigd zal zijn.

De vraag die aan de Raad wordt voorgelegd is of deze aanpak de juiste is, of dat ook voor laagvolume stoffen de normale informatieverplichting zou moeten gelden. Bepaalde lidstaten vrezen dat zonder deze additionele gegevens te weinig informatie beschikbaar is om de risico's van deze stoffen goed te kunnen beoordelen.

Nederland steunt op dit punt het Commissievoorstel en is geen voorstander van het uitbreiden van het verplichte informatiepakket van de laagvolume stoffen.

REACH Impact Assessment Workshop

Er zijn sinds de presentatie van het REACH-voorstel reeds vele analyses gemaakt van de mogelijke gevolgen voor de samenleving (gezondheid en milieu) en voor het bedrijfsleven (directe en indirecte kosten en baten; gevolgen voor de concurrentiepositie; gevolgen voor innovatievermogen). De recente workshop van het voorzitterschap had tot doel meer inzicht te krijgen in de positieve en negatieve consequenties van implementatie van REACH en mogelijkheden te inventariseren om de negatieve gevolgen te mitigeren.

Tijdens de workshop zijn Impact Assessments uit diverse landen besproken. Daaruit blijkt het EU-bedrijfsleven (zowel chemische bedrijven als verwerkers van chemische stoffen) met hoge extra directe kosten te maken krijgen. De uitdaging is er in gelegen om deze kosten zo veel mogelijk te beperken onder handhaving van het hoge ambitieniveau van REACH ten aanzien van gezondheid en milieu en de baten die daarbij horen. Dat is van groot belang voor de concurrentiepositie van het MKB. Dit kan bijvoorbeeld gerealiseerd worden door het gebruik van alternatieve testmethoden. Door de directe kosten die voortvloeien uit REACH-vereisten terug te dringen, zullen ook indirecte gevolgen (bijvoorbeeld het mogelijkerwijs van de markt nemen van stoffen vanwege kostenoverwegingen) navenant minder hoog uitvallen. Dit is van groot belang om aantasting van het concurrentie- en innovatievermogen van het betrokken EU-bedrijfsleven te beperken.

De Workshop heeft een aantal nuttige conclusies en aanbevelingen en mogelijke instrumenten voor kostenbeperking opgeleverd, die door de Raad zouden kunnen worden onderschreven.

Richtlijn grensoverschrijdende fusies van kapitaalvennootschappen

Gemeenschappelijke aanpak

Het Nederlandse voorzitterschap streeft naar een akkoord over de Richtlijn grensoverschrijdende fusies (COM(2003) 703 def., BNC-fiche 22 112, nr. 306, fiche 11). De eerste lezing van het Europees Parlement moet nog plaatsvinden, vandaar dat er sprake is van een voorstel voor een zogenaamde «gemeenschappelijke aanpak».

De richtlijn heeft als doel om juridische fusie van kapitaalvennootschappen uit verschillende lidstaten mogelijk te maken. In de huidige situatie is er sprake van juridische belemmeringen voor de fusie van vennootschappen die in verschillende lidstaten zijn opgericht. De richtlijn regelt de procedure voor een grensoverschrijdende fusie en de rechtsgevolgen van een dergelijke fusie. Ook wordt een regeling opgenomen in verband met de medezeggenschap van werknemers van bij de fusie betrokken vennootschappen. Als de grensoverschrijdende fusie mogelijk wordt, kunnen de kosten in verband met de samenwerking van bedrijven uit verschillende lidstaten dalen.

Het Nederlandse voorzitterschap heeft een nieuwe compromistekst voorbereid. In deze compromistekst is de definitie van het begrip «kapitaalvennootschap» verhelderd en is verduidelijkt dat op grensoverschrijdende fusies, voor zover aspecten niet zijn geregeld in de richtlijn, nationale bepalingen inzake fusie van kapitaalvennootschappen van toepassing zijn. Uitgangspunt is dat kapitaalvennootschappen die naar nationaal recht met elkaar kunnen fuseren, ook grensoverschrijdend met hetzelfde type kapitaalvennootschap moeten kunnen fuseren. In de compromistekst is verder de reikwijdte van de richtlijn verduidelijkt. Voor Nederland is de Richtlijn van toepassing op naamloze en besloten vennootschappen, met uitzondering van beleggingsmaatschappijen met veranderlijk kapitaal.

Met betrekking tot de medezeggenschap van werknemers heeft het voorzitterschap in het voorliggende compromisvoorstel een link gelegd met de bestaande regelgeving inzake aanvulling op het Europese statuut met betrekking tot de rol van de werknemers. Uitgangspunt van het voorstel is dat nationale medezeggenschap voorrang heeft, maar dat onder bepaalde omstandigheid het Europees statuut prevaleert. Ook wordt het statuut in voorliggende compromisvoorstel op onderdelen verduidelijkt.

Nederland acht de totstandkoming van een richtlijn voor grensoverschrijdende fusies van groot belang. Het bedrijfsleven heeft daaraan een grote behoefte. De richtlijn zal de rechtszekerheid omtrent grensoverschrijdende fusies bevorderen. Nederland vindt het positief dat het richtlijnvoorstel aansluit bij de Europese regelgeving betreffende nationale fusies en de Europese vennootschap.

Nederland steunt met betrekking tot de medezeggenschap van de werknemers het evenwicht dat in het compromisvoorstel wordt gezocht tussen enerzijds de belangen van werknemers om hun bestaande medezeggenschapsrechten niet te verliezen door een grensoverschrijdende fusie en anderzijds de bruikbaarheid van de grensoverschrijdende fusie als instrument voor het bedrijfsleven.

Nederland kan instemmen met het voorliggende compromisvoorstel.

Mededeling textiel- en kledingsector

Raadsconclusies

Door een samenloop van conjuncturele en structurele factoren gaat het slecht in de Europese textiel- en kledingindustrie. Productie en werkgelegenheid nemen al een aantal jaren af, in 2003 zelfs met 4,4% (productie) en 7,1% (werkgelegenheid). Naast de algemene economische omstandigheden, waaronder de sterk geapprecieerde euro-wisselkoers, zijn het met name de toenemende importen uit China (in belangrijke mate als gevolg van de uitfasering van de importquota voor textiel en kleding die per 1 januari 2005 afgrond zal zijn) die de problemen veroorzaken.

De Europese Commissie heeft een High Level Group (HLG) ingesteld, bestaande uit diverse stakeholders, die in juni 2004 aanbevelingen heeft geformuleerd voor een pakket initiatieven dat vanaf begin 2005 in gang dient te worden gezet. De recente Mededeling vormt de reactie van de Europese Commissie op de aanbevelingen van deze HLG.

Van de HLG aanbevelingen neemt de Commissie een groot aantal punten over en verbindt daar actiepunten aan. De meeste hebben betrekking op stimulering van onderzoek en innovatie, op verbetering van arbeidsaanbod door training en scholing en op handelspolitiek. De Commissie wijst sectorale steunmaatregelen af, maar roept lidstaten op best practices te volgen die maatwerk leveren binnen de kaders van horizontale steun. Daarnaast wijst zij op de mogelijkheid dat regio's of sectoren in aanmerking kunnen komen voor Structuurfondsmiddelen indien sprake is van een onvoorziene crisis als gevolg van economische en sociale herstructurering, of als gevolg van handelsliberalisering. Ook wil de Commissie de textielen kledingindustrie betrekken in de verschillende initiatieven om het MKB een betere toegang te geven tot risicokapitaal en EU onderzoeksprogramma's.

De Raad zal conclusies aannemen over de aanpak van de Commissie en bijbehorende actiepunten.

Nederland is tevreden over de inhoud van de mededeling van de Commissie over de textiel- en kledingindustrie. De Commissie is niet in de verleiding gekomen om met defensieve maatregelen de zwakke positie van deze industrie te willen verbeteren, maar streeft naar structurele vernieuwing van de sector gericht op het benutten van kansen op (hoogwaardige) nichemarkten binnen en buiten de EU. Daarmee sluit de Commissie in algemene zin aan bij het Nederlands industriebeleid en bij eerdere conclusies van de Raad voor Concurrentievermogen over invulling van het Europees industriebeleid. Nederland kan derhalve instemmen met de conclusies.

Verordening handel in drugsprecursoren

Politiek akkoord

De Raad streeft naar een politiek akkoord over de Verordening houdende voorschriften voor de controle op de handel in bepaalde stoffen die worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen (drugsprecursoren) (BNC-fiche 22 112, nr. 340, fiche 16).

De verordening heeft tot doel het huidige systeem van toezicht op de legale internationale handel in drugsprecursoren verder uit te breiden. Dit systeem moet ervoor zorgen dat deze stoffen, die ook legale industriële toepassingen kennen, niet in handen komen van personen die zich bezighouden met de illegale productie van verdovende middelen en psychotrope stoffen (zoals bijvoorbeeld XTC).

De Commissie heeft de nu tien jaar oude bestaande regelgeving geëvalueerd en geconcludeerd dat deze aangepast moet worden. In kader van het EU-Actieplan inzake Drugs voor 2000–2004 heeft de Commissie in samenwerking met de lidstaten een beoordeling van het EG-controlesysteem ten aanzien van de handel in drugsprecursoren georganiseerd. Uit deze beoordeling bleek de noodzaak het toezicht uit te breiden. Het gaat daarbij met name om in de EU gevestigde deelnemers aan het handelsverkeer, die zich bezighouden met de facilitatie van het handelsverkeer tussen derde landen. Volgens de Commissie is een sterkere communautaire aanpak nodig voor het verlenen van vergunningen en de controlevoorschriften inzake opschortende douaneregelingen. Voorts moeten de procedures en eisen voor de uitvoer worden uitgebreid en de controles worden geconcentreerd op de meest gevoelige zendingen met als voornaamste criterium de gevoeligheid van de precursor en het derde land van de handelspartner.

Nederland hecht veel waarde aan een efficiënte en effectieve bestrijding van de illegale handel in en productie van drugs. Het Nederlandse voorzitterschap heeft recent een nieuwe compromistekst voorbereid, waarin tegemoet gekomen is aan enerzijds de wens het toezichtsysteem te verbeteren en anderzijds de oorspronkelijk voorgestelde administratieve lastenverzwaring voor het legale bedrijfsleven zoveel mogelijk te beperken. Dit laatste is onder meer gedaan door deze extra administratieve lasten te beperken tot bepaalde precursoren en niet voor alle categorieën te laten gelden. Tevens is ervoor gezorgd dat de nieuwe compromistekst aansluit bij de basisdoelstellingen van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen (Verdrag van Wenen, 1988).

Nederland kan instemmen met het voorliggende voorzitterschapcompromis.

ITER

Gedachtewisseling/politiek besluit

ITER (International Thermonuclear Experimental Reactor) is een internationaal project voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van energie uit kernfusie. Tijdens de Raad zal er een gedachtewisseling plaatsvinden op grond van een nog uit te brengen Mededeling van de Europese Commissie over de Europese positie in de onderhandelingen inzake de vestigingsplaats van ITER, en het daarmee gepaard gaande inzicht in de totale financiële randvoorwaarden. Tevens zal deze Mededeling mogelijke aanbevelingen met betrekking tot de wijziging van het onderhandelingsmandaat van de Europese Commissie bevatten, die rekening houden met de laatste ontwikkelingen in de internationale onderhandelingen van de komende weken.

De internationale onderhandelingen over de vestigingsplaats van de ITER-reactor bevinden zich op dit moment in een beslissend stadium. In de Raad voor Concurrentievermogen van 24 september jl. werd de Commissie verzocht, op basis van vestiging in Cadarache (Frankrijk) en een zo breed mogelijke internationale basis, een roadmap voor het laatste stadium van de onderhandelingen te formuleren, inclusief de financiële gevolgen daarvan. Hierna zijn de onderhandelingen hervat met de vijf andere ITER-partners (Verenigde Staten, Japan, China, Rusland, Zuid-Korea).

Binnen de zes deelnemende partners zijn er twee kandidaten voor de vestigingsplaats, de EU en Japan. De andere vier partijen zijn verdeeld in hun steun aan een van de twee kandidaten. VS en Zuid-Korea steunen vestiging in Japan, Rusland en China steunen vestiging in Frankrijk.

Nederland stelt zich op het standpunt dat een zo breed mogelijk internationaal karakter van ITER als ook de steun voor de Europese kandidaat Cadarache overeind moet blijven. Nederland houdt tevens vast dat de bouw van ITER niet tot hogere kosten voor het gemeenschapsbudget mag leiden dan tot nog toe is voorzien. Met het oog op afronding van de internationale onderhandelingen door de Europese Commissie eind 2004 zal een wijziging van het huidige onderhandelingsmandaat van de Commissie noodzakelijk zijn waarin de financiële randvoorwaarden voor het ITER project duidelijk worden aangegeven. Nederland kijkt dan ook met veel belangstelling uit naar de inhoud van de Mededeling van de Europese Commissie.

Toekomst Europees onderzoeks- en technologiebeleid

Oriënterend debat/Raadsconclusies

De Raad zal van gedachten wisselen en conclusies aannemen ten aanzien van de mededeling over de toekomst van het Europese beleid voor onderzoek en technologie (COM(2004) 353, BNC-fiche 22 112, nr. 340, fiche 1).

De mededeling is een strategisch document over wetenschap en technologie waarin de Commissie haar standpunt geeft ten aanzien van de realisering van de Europese onderzoekruimte in het kader van de Lissabon-agenda. De Commissie acht daarvoor een verdubbeling van de onderzoeksinspanningen van de EU noodzakelijk, waarbij de nationale inspanningen op peil zouden moeten blijven.

De Commissie stelt voor te concentreren op zes hoofddoelstellingen. Deze zijn:

• Creëren van Europese kernen van excellentie via ondersteuning van samenwerkingsprojecten

• Lanceren van Europese technologische initiatieven

• Stimuleren van de creativiteit van het fundamenteel onderzoek door de concurrentie tussen teams op Europees niveau

• Europa aantrekkelijker maken voor de beste onderzoekers

• Ontwikkelen van onderzoeksinfrastructuren van Europees belang

• Versterken van de coördinatie van de nationale onderzoeksprogramma's.

Verder stelt de Commissie voor de Europese inspanningen in de toekomst te concentreren op sleutelthema's van Europees belang, waaronder veiligheid en de ruimtevaart.

Tijdens de Raad voor Concurrentievermogen van 24 september jl. is de Mededeling reeds verwelkomd en zijn meer procedurele Raadsconclusies aangenomen. Daarop voortbordurend heeft er in de afgelopen weken een meer inhoudelijke discussie over de verschillende onderdelen van de Mededeling plaatsgevonden. Inmiddels zijn ook de meeste nationale consultatieprocessen afgesloten. Dit open debat was door de Commissie uitgeschreven na het uitbrengen van de Mededeling.

In deze Raad streeft het Nederlands voorzitterschap naar meer substantiële, richtinggevende conclusies die politieke input kunnen vormen voor het voorstel voor het Zevende Kaderprogramma (KP7) dat in de eerste helft van 2005 zal worden uitgebracht door de Commissie. Het gaat daarbij met name om een nadere uitwerking van de zes hoofddoelstellingen en het stellen van randvoorwaarden daaraan. Zo moeten de administratieve lasten bij het indienen van onderzoeksprojecten omlaag, wordt een aantal voorwaarden gesteld aan het concept van Technologie Platforms en aan een mechanisme (European Research Council) dat de financiering van fundamenteel onderzoek kan beheren. Ook wordt er ingegaan op plannen om de Marie Curie-beurzen te stroomlijnen.

Verder wordt ingezet op een Europese aanpak ten aanzien van onderzoeksinfrastructuren en het beter op elkaar laten aansluiten van nationale onderzoeksprogramma's. Tot slot wordt aandacht besteed aan verbetering van de deelname van het MKB, aansluiting tussen het kaderprogramma en intergouvernementele programma's zoals Eureka, de relatie met ruimtevaartbeleid en veiligheidsgerelateerd onderzoek en de samenwerking met landen buiten de EU.

Ruimtevaartbeleid

Voorbereiding Joint EU/ESA Space Council

De Raad zal formeel haar positie bepalen ten behoeve van de eerste vergadering van de gezamenlijke EU/ESA «Joint Space Council» (JSC), waartoe besloten is in het kader van de door EU en ESA (European Space Agency) getekende raamwerkovereenkomst. De JSC, die aansluitend aan de EU-Raad voor Concurrentievermogen zal plaatsvinden, omvat een gezamenlijke agenda van de EU en de ESA. De resultaten zullen ter plekke in beide organisaties geformaliseerd worden.

In deze eerste JSC wordt gestreefd naar overeenstemming over de uitgangspunten, planning en procedures voor een gezamenlijk European Space Programme (ESP). Verdere uitwerking (met name de inhoud en budgetten van het ESP) zal in 2005 plaatsvinden. De ESA zal op basis van het uiteindelijke ESP verdere ruimteprogramma's definiëren. De EU zal het ESP gebruiken om aan de EU competentie voor ruimtevaart invulling te geven, o.a. in de discussie over de nieuwe Financiële Perspectieven en het volgende Kaderprogramma.

De Nederlandse inzet voor de JSC zal binnen de kaders van de Kabinetsreactie op het Witboek Ruimtevaart passen (Kamerstuk 24 446/21, 501–30, nr. 21). Nederland staat positief tegenover de voorgestelde ontwikkeling van een Europees Ruimtevaartprogramma. Daarbij benadrukt Nederland het belang van een prioriteitstelling binnen het programma, met het oog op de beperkte financiële ruimte. Overschrijding van het budget dient te worden voorkomen.

Naar boven